A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de aansluiting tussen de Nederlandse autosnelweg A 74 en de Duitse autosnelweg A 61;

Bonn, 13 april 2005

B. TEKST

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de aansluiting tussen de Nederlandse autosnelweg A 74 en de Duitse autosnelweg A 61

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Bondsrepubliek Duitsland

Geleid door de wens het wegverkeer tussen de beide Staten alsmede het doorgaand verkeer over hun grondgebieden te vereenvoudigen en het trans-Europese wegennet te completeren,

Verlangend de goede onderlinge betrekkingen als nabuurlanden te bevorderen,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Onderwerp van het Verdrag

1. De autosnelweg A 61 op het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland en de autosnelweg A 74 op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden worden op de gemeenschappelijke landsgrens in de omgeving van Venlo op elkaar aangesloten.

2. De Verdragsluitende Staten voltooien de aansluiting in 2007 met inachtneming van hun nationale wettelijke procedure (planologische kernbeslissing, tracébesluit). De Bondsrepubliek Duitsland en het Koninkrijk der Nederlanden realiseren vóór die tijd tevens de aansluitingswegen op Duits en Nederlands grondgebied.

Artikel 2 Tracering

1. Het tracé verloopt op Nederlands grondgebied ten zuidwesten van Venlo (plateauvariant). De aansluiting tussen de Duitse autosnelweg A 61 en de Nederlandse autosnelweg A 74 geschiedt ter hoogte van kilometer 0,000/1,822. Bepalend voor de definitieve tracering en voor de bouw van de Duitse autosnelweg A 61 en de Nederlandse autosnelweg A 74 zijn de wettelijke procedures als gevolgd door de aan Duitse en Nederlandse zijde respectievelijk bevoegde autoriteiten.

2. Een overzicht met het dwarsprofiel in het grensgebied maakt deel uit van dit Verdrag. De aanpassing van het normale dwarsprofiel in het grensgebied geschiedt aan Nederlandse zijde. Nadere bijzonderheden komen de aan Duitse en Nederlandse zijde respectievelijk bevoegde autoriteiten belast met de uitvoering van de bouwwerkzaamheden gezamenlijk overeen.

Artikel 3 Planning, uitvoering, exploitatie en onderhoud

Elke Verdragsluitende Staat voert de op zijn grondgebied noodzakelijke planningswerkzaamheden en de bouw op zijn grondgebied uit; een en ander geldt tevens voor exploitatie en onderhoud.

Artikel 4 Kosten en betalingen

1. Tenzij dit Verdrag iets anders bepaalt, draagt elke Verdragsluitende Staat de kosten voor planning, bouw, exploitatie en onderhoud in verband met die voorzieningen die op zijn grondgebied ten behoeve van de aansluiting tussen de autosnelwegen worden getroffen.

2. Ten behoeve van de aansluiting van de autosnelwegen dient de huidige A61 te worden omgelegd. Als vergoeding voor de extra kosten die hieruit voor de Bondsrepubliek Duitsland voortvloeien, betaalt het Koninkrijk der Nederlanden aan de Bondsrepubliek Duitsland een eenmalig vast bedrag van EUR 5.000.000,– (zegge: vijf miljoen euro)..

3. Het vaste bedrag als bedoeld in het tweede lid, tweede zin, wordt in twee termijnen van elk EUR 2.500.000,– (zegge: tweeëneenhalf miljoen euro) voldaan. De eerste termijn is na aanvang van de bouw in de Bondsrepubliek Duitsland op 15 januari 2006 verschuldigd, de tweede termijn op de dag volgend op de openstelling van de aansluiting tussen de autosnelwegen voor het verkeer. Enig recht van retentie is uitgesloten. De Bondsrepubliek Duitsland stelt het Koninkrijk der Nederlanden tijdig in kennis van de aanvang van de bouw.

Artikel 5 Geschillenbeslechting

1. Elk geschil over de uitlegging en toepassing van dit Verdrag wordt op verzoek van een van de Verdragsluitende Staten ter beslechting voorgelegd aan een scheidsgerecht.

2. Het scheidsgerecht wordt per geval in het leven geroepen doordat iedere Verdragsluitende Staat een lid benoemt en beide leden tezamen overeenstemming bereiken over een onderdaan van een derde Staat als voorzitter die door de Regeringen van de Verdragsluitende Staten wordt benoemd. De leden dienen binnen twee maanden en de voorzitter dient binnen drie maanden benoemd te worden, nadat de ene Verdragsluitende Staat de andere heeft medegedeeld dat hij het geschil wenst voor te leggen aan een scheidsgerecht.

3. Indien de in het tweede lid genoemde termijnen niet in acht worden genomen, kan bij gebrek aan een andere wijze van overeenstemming elke Verdragsluitende Staat de President van het Internationaal Gerechtshof te Den Haag verzoeken de nodige benoemingen te verrichten. Indien de President onderdaan van een van de Verdragsluitende Staten is of indien hij om andere redenen verhinderd is, verricht zijn vervanger de benoemingen. Indien ook de vervanger onderdaan van een van beide Verdragsluitende Staten is of eveneens verhinderd is, verricht diens vervanger de benoemingen.

4. Het scheidsgerecht beslist met meerderheid van stemmen op grond van bestaande verdragen en het volkenrecht. Zijn beslissingen zijn bindend en dienen door de Verdragsluitende Staten geëerbiedigd te worden. Elke Verdragsluitende Staat draagt de kosten van de door hem benoemde scheidsman alsmede van zijn vertegenwoordiging in de procedure voor het scheidsgerecht; de kosten van de voorzitter alsmede de overige kosten worden door de Verdragsluitende Staten gelijkelijk gedragen. Voor het overige stelt het scheidsgerecht zijn eigen procedureregels vast.

Artikel 6 Geldigheidsduur, wijzigingen van het Verdrag

1. Dit Verdrag wordt voor onbepaalde duur gesloten. Het kan slechts in onderling overleg tussen de Verdragsluitende Staten gewijzigd, aangevuld of buiten werking gesteld worden.

2. Wijzigingen en aanvullingen van het overzicht overeenkomstig artikel 2, tweede lid, geschieden bij notawisseling.

Artikel 7 Inwerkingtreding

1. Dit Verdrag dient bekrachtigd te worden; de akten van bekrachtiging worden zo spoedig mogelijk in Den Haag uitgewisseld.

2. Dit Verdrag treedt op de eerste dag van de tweede maand na uitwisseling van de akten van bekrachtiging in werking.

GEDAAN te Bonn, de dertiende april 2005, in tweevoud, in de Nederlandse en Duitse taal, zijnde de twee teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

K. M. H. PEIJS

Voor de Bondsrepubliek Duitsland

DR. PETER AMMON

DR. MANFRED STOLPE

Vertrag zwischen dem Königreich der Niederlande und der Bundesrepublik Deutschland über den Zusammenschluss der Niederländischen Autobahn A 74 und der Deutschen Autobahn A 61

Das Königreich der Niederlande

und

die Bundesrepublik Deutschland –

von der Absicht geleitet, den Straßenverkehr zwischen den beiden Staaten sowie den Durchgangsverkehr durch ihre Hoheitsgebiete zu erleichtern und um das transeuropäische Straßennetz zu vervollständigen,

in dem Wunsch, die guten nachbarschaftlichen Verbindungen zu fördern –

sind wie folgt übereingekommen:

Artikel 1 Gegenstand des Vertrages

1. Die Autobahn A 61 auf dem Hoheitsgebiet der Bundesrepublik Deutschland und die Autobahn A 74 auf dem Hoheitsgebiet des Königreichs der Niederlande werden an der gemeinsamen Staatsgrenze im Raum Venlo zusammengeschlossen.

2. Die Vertragsstaaten stellen den Zusammenschluss im Jahr 2007 fertig unter Berücksichtigung des jeweiligen nationalen Rechtsverfahrens (Planfeststellungsverfahrens, Linienbestimmungsbeschluss). Die Bundesrepublik Deutschland und das Königreich der Niederlande stellen bis zu diesem Zeitpunkt auch die Anschlussstrecken auf deutschem und niederländischem Hoheitsgebiet her.

Artikel 2 Trassenführung

1. Die Trasse wird auf niederländischem Hoheitsgebiet südwestlich von Venlo liegen (Plateau-Variante). Der Zusammenschluss der deutschen Autobahn A 61 und der niederländischen Autobahn A 74 soll bei Kilometer 0,000/ 1,822 erfolgen. Für die endgültige Linienführung und den Bau der deutschen Autobahn A 61 und der niederländischen Autobahn A 74 sind die von den jeweils zuständigen deutschen und niederländischen Behörden durchgeführten Rechtsverfahren maßgeblich.

2. Ein Übersichtsplan mit Darstellung des Querschnitts im Grenzbereich ist Bestandteil dieses Vertrages. Die Anpassung des Regelquerschnitts im Grenzbereich erfolgt auf niederländischer Seite. Weitere Einzelheiten stimmen die jeweils zuständigen deutschen und niederländischen Behörden, die für die Durchführung der Baumaßnahme verantwortlich sind, miteinander ab.

Artikel 3 Planung, Bauausführung, Betrieb und Erhaltung

Jeder Vertragsstaat führt die auf seinem Hoheitsgebiet erforderlichen Planungen und den Bau auf seinem Hoheitsgebiet durch; dies gilt auch für den Betrieb und die Erhaltung.

Artikel 4 Kosten und Zahlungen

1. Sofern in diesem Vertrag nichts anderes bestimmt ist, trägt jeder Vertragsstaat die Kosten für Planung, Bau, Betrieb und Erhaltung derjenigen Maßnahmen, die auf seinem Hoheitsgebiet zum Zwecke des Autobahnzusammenschlusses errichtet werden.

2. Der Zusammenschluss der Autobahnen erfordert eine Verlegung der bestehenden Autobahn A 61. Zur Abgeltung der dadurch der Bundesrepublik Deutschland entstehenden Mehrkosten zahlt das Königreich der Niederlande der Bundesrepublik Deutschland eine einmalige Pauschale in Höhe von 5.000.000,– EUR (in Worten: fünf Millionen Euro).

3. Die Pauschale nach Absatz 2 Satz 2 wird in zwei Raten von jeweils 2.500.000,– EUR (in Worten: zwei Millionen fünfhunderttausend Euro) gezahlt. Die erste Rate wird nach Baubeginn in der Bundesrepublik Deutschland am 15. Januar 2006 fällig, die zweite Rate am Tag, der auf die Verkehrsfreigabe des Autobahnzusammenschlusses folgt. Zurückbehaltungsrechte sind ausgeschlossen. Die Bundesrepublik Deutschland unterrichtet das Königreich der Niederlande rechtzeitig über den Baubeginn.

Artikel 5 Streitbeilegung

1. Jede Streitigkeit über die Auslegung und die Anwendung dieses Vertrages wird auf Verlangen eines Vertragsstaates einer Schiedskommission zur Schlichtung vorgelegt.

2. Das Schiedsgericht wird von Fall zu Fall gebildet, indem jeder Vertragsstaat ein Mitglied bestellt und beide Mitglieder sich auf den Angehörigen eines Dritten Staates als Obmann einigen, der von den Regierungen der Vertragsstaaten bestellt wird. Die Mitglieder sind innerhalb von zwei Monaten, der Obmann innerhalb von drei Monaten zu bestellen, nachdem der eine Vertragsstaat dem anderen mitgeteilt hat, dass er Meinungsverschiedenheiten einem Schiedsgericht unterbreiten will.

3. Werden die in Absatz 2 genannten Fristen nicht eingehalten, so kann in Ermangelung einer anderen Vereinbarung jeder Vertragsstaat den Präsidenten des Internationalen Gerichtshofes in Den Haag bitten, die erforderlichen Ernennungen vorzunehmen. Besitzt der Präsident die Staatsangehörigkeit einer der Vertragsstaaten oder ist er aus einem anderen Grund verhindert, so nimmt dessen Vertreter die Ernennungen vor. Besitzt auch der Vertreter die Staatsangehörigkeit eines der beiden Vertragsstaaten oder ist auch er verhindert, so nimmt sein Vertreter die Ernennungen vor.

4. Das Schiedsgericht entscheidet mit Stimmenmehrheit aufgrund bestehender Verträge und des Völkerrechts. Seine Entscheidungen sind bindend und von den Vertragsstaaten zu befolgen. Jeder Vertragsstaat trägt die Kosten des von ihm bestellten Schiedsrichters sowie seiner Vertretung in dem Verfahren vor dem Schiedsgericht; die Kosten des Obmannes sowie die sonstigen Kosten werden von den Vertragsstaaten zu gleichen Teilen getragen. Im Übrigen regelt das Schiedsgericht das Verfahren selbst.

Artikel 6 Geltungsdauer, Vertragsänderungen

1. Dieser Vertrag wird auf unbestimmte Zeit geschlossen. Er kann nur im gegenseitigen Einvernehmen zwischen den Vertragsstaaten geändert, ergänzt oder aufgehoben werden.

2. Änderungen und Ergänzungen des Übersichtsplans nach Artikel 2 Abs. 2 werden im Wege eines diplomatischen Notenwechsels durchgeführt.

Artikel 7 Inkrafttreten

1. Dieser Vertrag bedarf der Ratifikation; die Ratifikationsurkunden werden so bald wie möglich in Den Haag ausgetauscht.

2. Dieser Vertrag tritt am ersten Tag des zweiten Monats nach Austausch der Ratifikationsurkunden in Kraft.

GESCHEHEN zu Bonn, am dreizehnten April 2005, in zwei Urschriften, jede in niederländischer und deutscher Sprache, wobei jeder Wortlaut gleichermaßen verbindlich ist.

Für das Königreich der Niederlande

K. M. H. PEIJS

Für die Bundesrepublik Deutschland

DR. PETER AMMON

DR. MANFRED STOLPE

D. PARLEMENT

Het Verdrag behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Verdrag kan worden gebonden.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Verdrag zullen ingevolge artikel 7, tweede lid, in werking treden op de eerste dag van de tweede maand na uitwisseling van de akten van bekrachtiging.

J. VERWIJZINGEN

Titel:Statuut van het Internationaal Gerechtshof; San Francisco, 26 juni 1945
Tekst:Trb. 1971, 55 (Engels en Frans, herzien)Trb. 1987, 114 (vertaling, herzien)
Laatste Trb. :Trb. 1997, 106
trb-2005-166-1.gif

Uitgegeven de achtste juni 2005

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. BOT

Naar boven