A. TITEL

Protocol inzake strategische milieubeoordeling bij het Verdrag inzake milieu-effectrapportage in grensoverschrijdend verband; (met Bijlagen)

Kiev, 21 mei 2003

B. TEKST

De Engelse en de Franse tekst van het Protocol, met Bijlagen, zijn geplaatst in Trb. 2003, 154.

C. VERTALING

Protocol inzake strategische milieubeoordeling bij het Verdrag inzake milieu-effectrapportage in grensoverschrijdend verband

De Partijen bij dit Protocol,

Erkennend het belang van het integreren van milieuoverwegingen, met inbegrip van gezondheidsoverwegingen, in de opstelling en aanneming van plannen en programma's, en, voor zover passend, beleid en wetgeving,

Zich verbindend tot het bevorderen van duurzame ontwikkeling en zich daarom baserend op de conclusies van de Conferentie van de Verenigde Naties inzake milieu en ontwikkeling (Rio de Janeiro, Brazilië, 1992), en met name de beginselen 4 en 10 van de Verklaring van Rio inzake milieu en ontwikkeling en Agenda 21, alsook het resultaat van de derde Ministeriële Conferentie inzake milieu en gezondheid (Londen, 1999) en de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling (Johannesburg, Zuid-Afrika, 2002),

Indachtig het Verdrag inzake milieu-effectrapportage in grensoverschrijdend verband, gedaan te Espoo, Finland, op 25 februari 1991, en Besluit II/9 van de Partijen daarbij in Sofia op 26 en 27 februari 2001, waarin besloten is een juridisch bindend protocol inzake strategische milieubeoordeling op te stellen,

Erkennend dat strategische milieubeoordeling een belangrijke rol moet spelen bij de opstelling en aanneming van plannen, programma's, en, voor zover passend, beleid en wetgeving, en dat de bredere toepassing van de beginselen van milieueffectrapportage op plannen, programma's, beleid en wetgeving de systematische analyse van de aanzienlijke milieugevolgen ervan verder zal versterken,

Erkennend het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, gedaan te Aarhus, Denemarken, op 25 juni 1998, en gelet op de relevante paragrafen van de Verklaring van Lucca, aangenomen tijdens de eerste vergadering van de Partijen erbij,

Zich daarom bewust van het belang van het voorzien in inspraak van het publiek bij strategische milieubeoordeling,

Erkennend de voordelen voor de gezondheid en het welzijn van huidige en toekomstige generaties die zullen volgen indien de noodzaak om de gezondheid van mensen te beschermen en te verbeteren in aanmerking wordt genomen als een integrerend onderdeel van strategische milieubeoordeling, en de werkzaamheden erkennend die in dat verband door de Wereldgezondheidsorganisatie worden geleid,

Indachtig de noodzaak en het belang van het versterken van de internationale samenwerking bij rapportage betreffende de grensoverschrijdende milieueffecten, met inbegrip van gezondheidsgevolgen, van voorgestelde plannen en programma's, en, voor zover passend, beleid en wetgeving,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Doelstelling

De doelstelling van dit Protocol is te voorzien in een hoge mate van bescherming van het milieu, met inbegrip van de gezondheid, door:

  • a. te verzekeren dat milieuoverwegingen, met inbegrip van gezondheidsoverwegingen, nauwgezet in aanmerking worden genomen bij de ontwikkeling van plannen en programma's;

  • b. bij te dragen tot het in overweging nemen van aangelegenheden op het gebied van milieu, met inbegrip van gezondheid, bij de voorbereiding van beleid en wetgeving;

  • c. duidelijke, transparante en effectieve procedures voor strategische milieubeoordeling in te stellen;

  • d. te voorzien in inspraak van het publiek bij strategische milieubeoordeling; en

  • e. op deze wijze aangelegenheden op het gebied van milieu, met inbegrip van gezondheid, te integreren in maatregelen en instrumenten die bedoeld zijn om duurzame ontwikkeling te bevorderen.

Artikel 2 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit Protocol wordt verstaan onder:

1. „Verdrag": het Verdrag inzake milieu-effectrapportage in grensoverschrijdend verband;

2. „Partij": een Verdragsluitende Partij bij dit Protocol, tenzij uit de tekst anderszins blijkt;

3. „Partij van herkomst": een Partij of Partijen bij dit Protocol onder wier rechtsmacht de voorbereiding van een plan of programma wordt voorgenomen;

4. „Benadeelde Partij": een Partij of Partijen bij dit Protocol die waarschijnlijk geraakt wordt dan wel worden door de grensoverschrijdende milieugevolgen, met inbegrip van gezondheidsgevolgen, van een plan of programma;

5. „Plannen en programma's": plannen en programma's en wijzigingen ervan die:

  • a. door wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen zijn voorgeschreven; en

  • b. opgesteld en/of aangenomen worden door een instantie of door een instantie opgesteld worden voor aanneming, via een formele procedure, door een parlement of een regering;

6. „Strategische milieubeoordeling": de evaluatie van de waarschijnlijke milieugevolgen, met inbegrip van gezondheidsgevolgen, met inbegrip van de bepaling van de reikwijdte van een milieurapport en de opstelling ervan, de uitvoering van inspraak en raadpleging van het publiek, en het in aanmerking nemen van het milieurapport en de resultaten van de inspraak en raadpleging van het publiek in een plan of programma;

7. „Milieugevolg, met inbegrip van gezondheidsgevolg": elk gevolg op het milieu, inclusief de menselijke gezondheid, flora, fauna, biodiversiteit, bodem, klimaat, lucht, water, landschap, natuurgebieden, materiële goederen, cultureel erfgoed en de interactie tussen deze factoren;

8. „het publiek": een of meer natuurlijke of rechtspersonen, en overeenkomstig de nationale wetgeving of praktijk, verenigingen, organisaties of groepen ervan.

Artikel 3 Algemene bepalingen

1. Elke Partij neemt de noodzakelijke wet- en regelgevende en andere passende maatregelen om de bepalingen van dit Protocol binnen een duidelijk, transparant kader uit te voeren.

2. Elke Partij streeft ernaar te verzekeren dat overheidsfunctionarissen en -instanties het publiek bijstaan en begeleiden bij aangelegenheden waarin dit Protocol voorziet.

3. Elke Partij voorziet in passende erkenning van en steun aan verenigingen, organisaties of groepen die milieubescherming, met inbegrip van gezondheidsbescherming, bevorderen in het kader van dit Protocol.

4. De bepalingen van dit Protocol laten onverlet het recht van een Partij aanvullende maatregelen te handhaven of in te stellen inzake aangelegenheden waarin dit Protocol voorziet.

5. Elke Partij bevordert de doelstellingen van dit Protocol in relevante internationale besluitvormingsprocessen en binnen het kader van relevante internationale organisaties.

6. Elke Partij verzekert dat personen die hun rechten uitoefenen overeenkomstig de bepalingen van dit Protocol niet worden gestraft, vervolgd of op enige wijze worden gehinderd wegens hun betrokkenheid. Deze bepaling laat onverlet de bevoegdheden van de nationale rechter om in gerechtelijke procedures redelijke kosten toe te wijzen.

7. Binnen het toepassingsgebied van de relevante bepalingen van dit Protocol kan het publiek zijn rechten uitoefenen zonder discriminatie op grond van staatsburgerschap, nationaliteit of woonplaats en, in het geval van een rechtspersoon, zonder discriminatie op grond van de plaats van de statutaire zetel of een feitelijk middelpunt van zijn activiteiten.

Artikel 4 Toepassingsgebied betreffende plannen en programma's

1. Elke Partij verzekert dat een strategische milieubeoordeling wordt uitgevoerd voor de plannen en programma's bedoeld in het tweede, derde en vierde lid die waarschijnlijk aanzienlijke milieugevolgen, met inbegrip van gezondheidsgevolgen, hebben.

2. Een strategische milieubeoordeling wordt uitgevoerd voor plannen en programma's die worden opgesteld voor landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie met inbegrip van mijnbouw, vervoer, regionale ontwikkeling, afvalbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme, ruimtelijke ordening of landinrichting, en die het kader vormen voor de toekenning van vergunningen in de toekomst voor in bijlage I bedoelde projecten en elk ander in bijlage II bedoeld project waarvoor krachtens de nationale wetgeving een milieubeoordeling vereist is.

3. Voor niet onder het tweede lid vallende plannen en programma's die het kader vormen voor de toekenning van vergunningen in de toekomst voor projecten, wordt een strategische milieubeoordeling uitgevoerd voor zover een Partij daartoe besluit overeenkomstig artikel 5, eerste lid.

4. Voor in het tweede lid bedoelde plannen en programma's die het gebruik bepalen van kleine gebieden op lokaal niveau en voor kleine wijzigingen van in het tweede lid bedoelde plannen en programma's wordt enkel een strategische milieubeoordeling uitgevoerd voor zover een Partij daartoe besluit overeenkomstig artikel 5, eerste lid.

5. De volgende plannen en programma's vallen niet onder dit Protocol:

  • a. plannen en programma's die uitsluitend voor nationale defensiedoeleinden of civiele noodsituaties bedoeld zijn;

  • b. financiële of begrotingsplannen en -programma's.

Artikel 5 Screening

1. Elke Partij bepaalt of de plannen en programma's bedoeld in artikel 4, derde en vierde lid, waarschijnlijk aanzienlijke milieugevolgen, met inbegrip van gezondheidsgevolgen, hebben door ofwel een onderzoek per geval ofwel het aanwijzen van de soorten plannen en programma's ofwel een combinatie van beide werkwijzen. Elke Partij zal hiertoe in alle gevallen rekening houden met de in bijlage III vastgestelde criteria.

2. Elke Partij verzekert dat de milieu- en gezondheidsinstanties bedoeld in artikel 9, eerste lid, worden geraadpleegd bij de toepassing van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde procedures.

3. Voor zover passend streeft elke Partij ernaar het betrokken publiek mogelijkheden tot inspraak te bieden inzake de screening van plannen en programma's krachtens dit artikel.

4. Elke Partij waarborgt de tijdige beschikbaarheid voor het publiek van de conclusies ingevolge het eerste lid, met inbegrip van de redenen om geen strategische milieubeoordeling te vereisen, hetzij door officiële berichtgeving, hetzij door middel van andere passende middelen, zoals elektronische media.

Artikel 6 Afbakening toepassingsgebied

1. Elke Partij stelt regelingen vast voor de vaststelling van de relevante informatie die in overeenstemming met artikel 7, tweede lid, moet worden opgenomen in het milieurapport.

2. Elke Partij verzekert dat de milieu- en gezondheidsinstanties bedoeld in artikel 9, eerste lid, worden geraadpleegd bij de vaststelling van de relevante informatie die moet worden opgenomen in het milieurapport.

3. Voor zover passend streeft elke Partij ernaar het betrokken publiek mogelijkheden tot inspraak te bieden bij de vaststelling van de relevante informatie die in het milieurapport moet worden opgenomen.

Artikel 7 Milieurapport

1. Elke Partij verzekert dat met betrekking tot plannen en programma's die onderworpen zijn aan een strategische milieubeoordeling, een milieurapport wordt opgesteld.

2. In het milieurapport worden, overeenkomstig de vaststelling krachtens artikel 6, de waarschijnlijke aanzienlijke milieugevolgen, met inbegrip van gezondheidsgevolgen, van de uitvoering van het plan of het programma en de redelijke alternatieven daarvan vastgesteld, beschreven en geëvalueerd. Het rapport bevat de in bijlage IV omschreven informatie die redelijkerwijs vereist kan zijn, rekening houdend met:

  • a. de huidige kennis en methoden van beoordeling;

  • b. de inhoud en detailleringsniveau van het plan of programma en de fase van het besluitvormingsproces waarin het zich bevindt;

  • c. de belangen van het publiek; en

  • d. de behoefte aan informatie van de besluitvormingsinstantie.

3. Elke Partij verzekert dat de milieurapporten van voldoende kwaliteit zijn om aan de vereisten van dit Protocol te voldoen.

Artikel 8 Inspraak van het publiek

1. Elke Partij verzekert dat het publiek zo vroeg mogelijk, tijdig en op effectieve wijze, wanneer alle opties nog mogelijk zijn, mogelijkheden tot inspraak krijgt bij de strategische milieubeoordeling inzake plannen en programma's.

2. Elke Partij verzekert, met gebruikmaking van elektronische media of andere passende middelen, de tijdige publieke beschikbaarheid van het ontwerp-plan of -programma en het milieurapport.

3. Elke Partij verzekert dat het betrokken publiek, met inbegrip van relevante niet-gouvernementele organisaties, wordt geïdentificeerd voor de toepassing van het eerste en vierde lid.

4. Elke Partij verzekert dat het in het derde lid bedoelde publiek de gelegenheid heeft binnen een redelijke termijn zijn zienswijze kenbaar te maken over het ontwerp-plan of -programma en het milieueffectrapport.

5. Elke Partij verzekert dat de gedetailleerde regelingen voor het informeren van het publiek en het raadplegen van het betrokken publiek worden vastgesteld en publiek beschikbaar gesteld. Hiertoe houdt elke Partij voor zover passend rekening met de in bijlage V opgesomde factoren.

Artikel 9 Overleg met milieu- en gezondheidsinstanties

1. Elke Partij wijst de te raadplegen instanties aan die vanwege hun specifieke verantwoordelijkheden op het gebied van milieu of gezondheid waarschijnlijk betrokken zijn bij de milieugevolgen, met inbegrip van gezondheidsgevolgen, van de uitvoering van het plan of programma.

2. Het ontwerp-plan of -programma en het milieurapport worden ter beschikking gesteld van de in het eerste lid bedoelde instanties.

3. Elke Partij verzekert dat de in het eerste lid bedoelde instanties zo vroeg mogelijk, tijdig en op doelmatige wijze, in de gelegenheid worden gesteld hun zienswijze kenbaar te maken over het ontwerp-plan of -programma en het milieurapport.

4. Elke Partij stelt de gedetailleerde regelingen vast voor het informeren en raadplegen van de in het eerste lid bedoelde milieu- en gezondheidsinstanties.

Artikel 10 Grensoverschrijdend overleg

1. Indien een Partij van herkomst van oordeel is dat de uitvoering van een plan of programma waarschijnlijk aanzienlijke grensoverschrijdende milieugevolgen, met inbegrip van gezondheidsgevolgen, zal hebben of indien een Partij die waarschijnlijk in aanzienlijke mate zal worden getroffen daarom verzoekt, doet de Partij van herkomst zo spoedig mogelijk vóór de aanneming van het plan of programma kennisgeving aan de mogelijk benadeelde Partij.

2. Deze kennisgeving omvat onder andere:

  • a. het ontwerp-plan of -programma en het milieurapport inclusief informatie over de mogelijke grensoverschrijdende milieugevolgen, met inbegrip van gezondheidsgevolgen, ervan; en

  • b. informatie betreffende de besluitvormingsprocedure, inclusief vermelding van een redelijke termijn voor het inzenden van commentaar.

3. De benadeelde Partij geeft binnen de in de kennisgeving gespecificeerde termijn aan de Partij van herkomst te kennen of zij overleg wenst te plegen vóór de aanneming van het plan of programma en, indien zij dit te kennen geeft, plegen de betrokken Partijen overleg over de waarschijnlijke grensoverschrijdende milieugevolgen, met inbegrip van gezondheidsgevolgen, van de uitvoering van het plan of programma en over de voorgenomen maatregelen om nadelige gevolgen te voorkomen, verminderen of af te zwakken.

4. Wanneer dergelijk overleg plaatsvindt, komen de betrokken Partijen gedetailleerde regelingen overeen om te verzekeren dat het betrokken publiek en de in artikel 9, eerste lid, bedoelde instanties in de benadeelde Partij worden geïnformeerd en de gelegenheid krijgen binnen een redelijke termijn hun zienswijze over het ontwerp-plan of -programma en het milieurapport kenbaar te maken.

Artikel 11 Besluit

1. Elke Partij verzekert dat, wanneer een plan of programma wordt aangenomen, naar behoren rekening wordt gehouden met:

  • a. de conclusies van het milieurapport;

  • b. de maatregelen om de in het milieurapport vastgestelde nadelige gevolgen te voorkomen, te verminderen of af te zwakken; en

  • c. het commentaar ontvangen in overeenstemming met artikelen 8 tot en met 10.

2. Elke Partij verzekert dat, wanneer een plan of programma wordt aangenomen, het publiek, de in artikel 9, eerste lid, bedoelde instanties, en de overeenkomstig artikel 10 geraadpleegde instanties worden geïnformeerd, en dat het plan of programma aan hen ter beschikking wordt gesteld samen met een verklaring waarin wordt samengevat op welke wijze de milieuoverwegingen, met inbegrip van gezondheidsoverwegingen, erin zijn geïntegreerd, op welke wijze het overeenkomstig de artikelen 8 tot en met 10 ontvangen commentaar in aanmerking is genomen en welke de redenen waren voor het aannemen ervan in het licht van de overwogen redelijke alternatieven.

Artikel 12 Monitoring

1. Elke Partij houdt toezicht op de aanzienlijke milieugevolgen, met inbegrip van gezondheidsgevolgen, van de uitvoering van de krachtens artikel 11 aangenomen plannen en programma's, om onder andere onvoorziene nadelige gevolgen in een vroeg stadium te kunnen vaststellen en passende herstelmaatregelen te kunnen nemen.

2. De resultaten van de uitgevoerde monitoring worden, in overeenstemming met de nationale wetgeving, ter beschikking gesteld van de instanties bedoeld in artikel 9, eerste lid, en van het publiek.

Artikel 13 Beleid en wetgeving

1. Elke Partij streeft ernaar te verzekeren dat aangelegenheden op het gebied van milieu, met inbegrip van gezondheid, voor zover passend worden overwogen en geïntegreerd in de voorbereiding van haar voorstellen inzake beleid en wetgeving die waarschijnlijk aanzienlijke gevolgen op het milieu, met inbegrip van gezondheid, hebben.

2. Bij de toepassing van het eerste lid houdt elke Partij rekening met de van toepassing zijnde beginselen en onderdelen van dit Protocol.

3. Elke Partij bepaalt in voorkomende gevallen de praktische regelingen voor de overweging en integratie van de aangelegenheden op het gebied van milieu, met inbegrip van gezondheid, in overeenstemming met het eerste lid, rekening houdend met de noodzaak de besluitvorming transparant te houden.

4. Elke Partij brengt aan de Vergadering van de Partijen bij het Verdrag fungerend als de Vergadering van de Partijen bij dit Protocol verslag uit over haar toepassing van dit artikel.

Artikel 14 De Vergadering van de Partijen bij het Verdrag fungerend als de Vergadering van de Partijen bij het Protocol

1. De Vergadering van de Partijen bij het Verdrag fungeert als de Vergadering van de Partijen bij dit Protocol. De eerste vergadering van de Partijen bij het Verdrag fungerend als Vergadering van de Partijen bij dit Protocol wordt bijeengeroepen uiterlijk één jaar na de datum van inwerkingtreding van dit Protocol, en samen met een vergadering van de Partijen bij het Verdrag, indien een vergadering van deze laatste gepland is binnen die periode. Daaropvolgende vergaderingen van de Partijen bij het Verdrag fungerend als Vergaderingen van de Partijen bij dit Protocol worden samen met Vergaderingen van de Partijen bij het Verdrag gehouden tenzij door de Vergadering van de Partijen bij het Verdrag fungerend als de Vergadering van de Partijen bij dit Protocol anders wordt beslist.

2. Partijen bij het Verdrag die geen Partij zijn bij dit Protocol kunnen als waarnemer deelnemen aan de zittingen van de Vergadering van de Partijen bij het Verdrag fungerend als de Vergadering van de Partijen bij dit Protocol.

Wanneer de Vergadering van de Partijen bij het Verdrag fungeert als de Vergadering van de Partijen bij dit Protocol, kunnen besluiten uit hoofde van dit Protocol enkel worden genomen door de Partijen bij dit Protocol.

3. Wanneer de Vergadering van de Partijen bij het Verdrag fungeert als de Vergadering van de Partijen bij dit Protocol, wordt een lid van het Bureau van de Vergadering van de Partijen dat een Partij bij het Verdrag vertegenwoordigt die op dat moment geen Partij bij dit Protocol is, vervangen door een ander door en uit de Partijen bij dit Protocol te kiezen lid.

4. De Vergadering van de Partijen bij het Verdrag fungerend als de Vergadering van de Partijen bij dit Protocol toetst regelmatig de uitvoering van dit Protocol en dient hiertoe:

  • a. beleid inzake en methodologische benaderingen van strategische milieubeoordeling te toetsen met het oog op het verder verbeteren van de krachtens dit Protocol vastgestelde procedures;

  • b. informatie uit te wisselen betreffende ervaring opgedaan met strategische milieubeoordeling en met de uitvoering van dit Protocol;

  • c. in voorkomende gevallen gebruik te maken van de diensten en medewerking van bevoegde instanties die over expertise beschikken betreffende het bereiken van de doelstellingen van dit Protocol;

  • d. de hulporganen in te stellen die zij noodzakelijk acht voor de toepassing van dit Protocol;

  • e. waar nodig voorstellen voor wijzigingen van dit Protocol in overweging te nemen en aan te nemen; en

  • f. aanvullende actie te overwegen en te nemen, met inbegrip van krachtens dit Protocol en het Verdrag gezamenlijk uit te voeren actie, die vereist kan zijn voor het bereiken van de doelstellingen van dit Protocol.

5. Het reglement van orde van de Vergadering van de Partijen bij het Verdrag is van overeenkomstige toepassing uit hoofde van dit Protocol, tenzij de Vergadering van de Partijen fungerend als de Vergadering van de Partijen bij dit Protocol bij consensus anders beslist.

6. Tijdens haar eerste vergadering neemt de Vergadering van de Partijen bij het Verdrag fungerend als de Vergadering van de Partijen bij dit Protocol de wijze van toepassing van de procedure voor toetsing van de naleving van het Verdrag op dit Protocol in overweging en neemt zij deze aan.

7. Elke Partij brengt, met tussenpozen die moeten worden vastgesteld door de Vergadering van de Partijen fungerend als de Vergadering van de Partijen bij dit Protocol, verslag uit aan de Vergadering van de Partijen fungerend als de Vergadering van de Partijen bij dit Protocol betreffende maatregelen die zij heeft genomen om het Protocol uit te voeren.

Artikel 15 Verhouding tot andere internationale verdragen

De relevante bepalingen van dit Protocol zijn van toepassing onverminderd het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband en het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij de besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van de Economische Commissie voor Europa van de VN (UNECE).

Artikel 16 Stemrecht

1. Behoudens het bepaalde in het tweede lid van dit artikel, heeft elke Partij bij dit Protocol één stem.

2. Regionale organisaties voor economische integratie beschikken ter zake van binnen hun bevoegdheid vallende aangelegenheden over een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal van hun lidstaten die Partij bij dit Protocol zijn. Deze organisaties oefenen hun stemrecht niet uit indien hun lidstaten hun stemrecht uitoefenen en vice versa.

Artikel 17 Secretariaat

Het bij artikel 13 van het Verdrag ingestelde secretariaat fungeert als secretariaat van dit Protocol en artikel 13, onderdeel a tot en met c, van het Verdrag inzake de functies van het secretariaat is van overeenkomstige toepassing op dit Protocol.

Artikel 18 Bijlagen

De bijlagen bij dit Protocol maken een integrerend deel daarvan uit.

Artikel 19 Wijzigingen van het Protocol

1. Elke Partij kan voorstellen doen tot wijziging van dit Protocol.

2. Behoudens het derde lid, is de in artikel 14, tweede tot en met vijfde lid, van het Verdrag neergelegde procedure inzake het voorstellen, aannemen en de inwerkingtreding van wijzigingen van het Verdrag van overeenkomstige toepassing op wijzigingen van dit Protocol.

3. Voor dit Protocol wordt de drievierde meerderheid van de Partijen die vereist is voor de inwerkingtreding van een wijziging ten aanzien van de Partijen die deze hebben bekrachtigd, goedgekeurd of aanvaard, berekend op basis van het aantal Partijen op het tijdstip van aanneming van de wijziging.

Artikel 20 Regeling van geschillen

De bepalingen van artikel 15 van het Verdrag inzake de regeling van geschillen zijn van overeenkomstige toepassing op dit Protocol.

Artikel 21 Ondertekening

Dit Protocol staat van 21 tot en met 23 mei 2003 te Kiev (Oekraïne) en daarna tot 31 december 2003 op het Hoofdkwartier van de Verenigde Naties te New York open voor ondertekening door de lidstaten van de Economische Commissie voor Europa alsmede door staten die een consultatieve status bij de Economische Commissie voor Europa hebben krachtens de paragrafen 8 en 11 van resolutie 36 (IV) van 28 maart 1947 van de Economische en Sociale Raad, en door regionale organisaties voor economische integratie opgericht door soevereine staten die lid zijn van de Economische Commissie voor Europa waaraan de lidstaten bevoegdheden hebben overgedragen ten aanzien van aangelegenheden die onder dit Protocol vallen, met inbegrip van de bevoegdheid ten aanzien van die aangelegenheden verdragen aan te gaan.

Artikel 22 Depositaris

De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties treedt op als Depositaris van dit Protocol.

Artikel 23 Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring en toetreding

1. Dit Protocol dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd door de in artikel 21 bedoelde ondertekenende staten en regionale organisaties voor economische integratie.

2. Dit Protocol staat vanaf 1 januari 2004 open voor toetreding door de in artikel 21 bedoelde staten en regionale organisaties voor economische integratie.

3. Elke andere, niet in het voorgaande tweede lid bedoelde staat die lid is van de Verenigde Naties kan tot het Protocol toetreden na goedkeuring door de Vergadering van de Partijen bij het Verdrag fungerend als de Vergadering van de Partijen bij het Protocol.

4. Elke regionale organisatie voor economische integratie als bedoeld in artikel 21 die Partij wordt bij dit Protocol zonder dat één van haar lidstaten Partij is, is gebonden aan alle verplichtingen krachtens dit Protocol. Indien één of meer lidstaten van een dergelijke organisatie Partij bij dit Protocol zijn, beslissen de organisatie en haar lidstaten over hun onderscheiden verantwoordelijkheden ten aanzien van de nakoming van hun verplichtingen krachtens dit Protocol. In dergelijke gevallen zijn de organisatie en haar lidstaten niet gerechtigd de uit het Protocol voortvloeiende rechten gelijktijdig uit te oefenen.

5. In hun akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding geven de in artikel 21 bedoelde regionale organisaties voor economische integratie de reikwijdte van hun bevoegdheid ter zake van de aangelegenheden die onder dit Protocol vallen aan. Deze organisaties doen de Depositaris tevens mededeling van iedere relevante verandering in de reikwijdte van hun bevoegdheden.

Artikel 24 Inwerkingtreding

1. Dit Protocol treedt in werking negentig dagen na de datum van nederlegging van de zestiende akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.

2. Voor de toepassing van het eerste lid van dit artikel wordt een door een als in artikel 21 bedoelde regionale organisatie voor economische integratie nedergelegde akte niet meegeteld naast akten die zijn nedergelegd door de lidstaten van deze organisatie.

3. Ten aanzien van elke in artikel 21 bedoelde staat of regionale organisatie voor economische integratie die dit Protocol bekrachtigt, aanvaardt of goedkeurt, danwel ertoe toetreedt na de nederlegging van de zestiende akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, treedt het Protocol in werking negentig dagen na de datum van nederlegging van de akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding door die staat of regionale organisatie voor economische integratie.

4. Dit Protocol is van toepassing op plannen, programma's, beleid en wetgeving ten aanzien waarvan de eerste formele voorbereidende handeling volgt op de datum van inwerkingtreding van dit Protocol. Indien een Partij onder wier rechtsmacht een plan, programma, beleid of wetgeving wordt voorgenomen, een Partij is waarop het derde lid van toepassing is, is dit Protocol van toepassing op plannen, programma's, beleid en wetgeving ten aanzien waarvan de eerste formele voorbereidende handeling volgt op de datum waarop dit Protocol in werking treedt voor die Partij.

Artikel 25 Opzegging

Elke Partij kan, te allen tijde na vier jaar vanaf de datum waarop dit Protocol ten aanzien van die Partij in werking is getreden, het Protocol opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de Depositaris. De opzegging wordt van kracht negentig dagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Depositaris. De opzegging doet geen afbreuk aan de toepassing van de artikelen 5 tot en met 9, 11 en 13 op een reeds begonnen strategische milieubeoordeling krachtens dit Protocol, of de toepassing van artikel 10 ten aanzien van een reeds gedane kennisgeving of een reeds gedaan verzoek, voordat een dergelijke opzegging van kracht wordt.

Artikel 26 Authentieke teksten

Het oorspronkelijke exemplaar van dit Protocol, waarvan de Engelse, de Franse en de Russische teksten gelijkelijk authentiek zijn, wordt nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN te Kiev (Oekraïne), de eenentwintigste mei tweeduizend en drie.


Bijlage I

Lijst van projecten zoals genoemd in artikel 4, tweede lid

1. Raffinaderijen van ruwe aardolie (met uitzondering van bedrijven die uitsluitend smeermiddelen uit ruwe olie vervaardigen), alsmede installaties voor de vergassing en vloeibaarmaking van ten minste 500 ton steenkool of bitumineuze schisten per dag.

2. Thermische energiecentrales en andere verbrandingsinstallaties met een warmtevermogen van ten minste 300 MW, alsmede kerncentrales en andere kernreactoren (met uitzondering van onderzoeksinstallaties voor de productie en verwerking van splijt- en kweekstoffen, met een constant vermogen van ten hoogste 1 thermische kW).

3. Installaties die uitsluitend bestemd zijn voor de productie of de verrijking van splijtstoffen, voor de opwerking van bestraalde splijtstoffen of voor de opslag, de verwijdering en de behandeling van radioactief afval.

4. Grootschalige hoogovenbedrijven voor de productie van ruwijzer, staal en niet-ijzerhoudende metalen.

5. Installaties voor de winning van asbest, alsmede voor de behandeling en de verwerking van asbest en asbesthoudende producten: voor producten van asbestcement, met een jaarproductie van meer dan 20.000 ton eindproducten; voor remvoeringen, met een jaarproductie van meer dan 50 ton eindproducten, alsmede - voor andere toepassingsmogelijkheden van asbest - met een verbruik van meer dan 200 ton per jaar.

6. Geïntegreerde chemische installaties.

7. Aanleg van autosnelwegen, autowegen1, spoorwegtrajecten voor spoorverkeer over lange afstand, alsmede van luchthavens1met een start en landingsbaan van ten minste 2100 meter.

8. Olie- en gaspijpleidingen met een grote diameter.

9. Zeehandelshavens alsmede waterwegen en havens voor de binnenvaart, bevaarbaar voor schepen van meer dan 1350 ton.

10. Afvalverwijderingsinstallaties voor verbranding, chemische omzetting of opslag in de grond van toxische en gevaarlijke afvalstoffen.

11. Grote dammen en waterreservoirs.

12. Werkzaamheden voor het onttrekken van grondwater aan de bodem in gevallen waarin het jaarlijks aan de bodem te onttrekken watervolume 10 miljoen m3 of meer bedraagt.

13. Pulp- en papierproductie van 200 luchtdroge ton of meer per dag.

14. Grootschalige mijnbouw, winning en verwerking ter plaatse van metallische ertsen of steenkool.

15. Offshore koolwaterstofproductie.

16. Grote installaties voor de opslag van aardolie en van petrochemische en chemische producten.

17. Ontbossing van grote gebieden.


Bijlage II

Andere in artikel 4, tweede lid, bedoelde projecten

1. Ruilverkavelingsprojecten.

2. Projecten voor het gebruik van niet in cultuur gebrachte gronden of semi-natuurlijke gebieden voor intensieve landbouw.

3. Waterbeheersingsprojecten voor landbouwdoeleinden, met inbegrip van irrigatie- en droogleggingsprojecten.

4. Intensieve veeteeltbedrijven (inclusief pluimvee).

5. Eerste bebossing of ontbossing met het oog op omschakeling naar een ander bodemgebruik.

6. Intensieve aquacultuur van vis.

7. Kerncentrales en andere kernreactoren1, met inbegrip van de ontmanteling of buitengebruikstelling van dergelijke centrales of reactoren (met uitzondering van onderzoekinstallaties voor de productie en verwerking van splijt- en kweekstoffen, met een constant vermogen van ten hoogste 1 thermische kilowatt), voor zover niet opgenomen in bijlage I.

8. Aanleg van bovengrondse elektrische leidingen met een spanning van 220 kilovolt of meer en een lengte van 15 kilometer of meer en andere projecten voor het transport van elektrische energie via bovengrondse leidingen.

9. Industriële installaties voor de productie van elektriciteit, stoom en warm water.

10. Industriële installaties voor het transport van gas, stoom en warm water.

11. Bovengrondse opslag van fossiele brandstoffen en aardgas.

12. Ondergrondse opslag van gasvormige brandstoffen.

13. Industrieel briketteren van steenkool en bruinkool.

14. Installaties voor de productie van hydro-elektrische energie.

15. Installaties voor de winning van windenergie voor de energieproductie (windturbineparken).

16. Installaties, voor zover niet opgenomen in bijlage I, ontworpen:

– voor de productie of de verrijking van splijtstoffen

– voor de verwerking van bestraalde splijtstoffen

– voor de definitieve verwijdering van bestraalde splijtstoffen

– uitsluitend voor de definitieve verwijdering van radioactief afval;

– uitsluitend voor de opslag (gepland voor meer dan tien jaar) van bestraalde splijtstoffen op een andere plaats dan het productieterrein, of

– voor de verwerking en opslag van radioactief afval.

17. Steengroeven, dagbouwmijnen en turfwinning, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

18. Ondergrondse mijnbouw, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

19. Winning van mineralen door afbaggering van de zee- of rivierbodem.

20. Diepboringen (met name geothermische boringen, boringen in verband met de opslag van kernafval, boringen voor watervoorziening), met uitzondering van boringen voor het onderzoek naar de stabiliteit van de grond.

21. Oppervlakte-installaties van bedrijven voor de winning van steenkool, aardolie, aardgas, ertsen en bitumineuze schisten.

22. Geïntegreerde hoogovenbedrijven voor de productie van ruwijzer en staal voor zover niet opgenomen in bijlage I.

23. Installaties voor de productie van ruwijzer of staal (primaire of secundaire smelting), met inbegrip van continugieten.

24. Installaties voor de verwerking van ferrometalen (warmwalsen, smeden met hamers, het aanbrengen van deklagen van gesmolten metaal).

25. Smelterijen van ferrometalen.

26. Installaties voor de winning van ruwe non-ferrometalen uit erts, concentraat of secundaire grondstoffen met metallurgische, chemische of elektrolytische procédés, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

27. Installaties voor het smelten, met inbegrip van het legeren, van non-ferrometalen, met uitzondering van edele metalen, inclusief terugwinningsproducten (affineren, vormgieten enz.), voor zover niet opgenomen in bijlage I.

28. Installaties voor oppervlaktebehandeling van metalen en plastic materiaal door middel van een elektrolytisch of chemisch procédé.

29. Automobielfabrieken en -assemblagebedrijven en fabrieken van automobielmotoren.

30. Scheepswerven.

31. Installaties voor de bouw en reparatie van luchtvaartuigen.

32. Spoorwegmaterieelfabrieken.

33. Uitstampen door middel van explosieven.

34. Installaties voor het roosten en sinteren van ertsen.

35. Cokesovenbedrijven (droge distillatie van steenkool).

36. Installaties voor de vervaardiging van cement.

37. Installaties voor de vervaardiging van glas, met inbegrip van glasvezels.

38. Installaties voor het smelten van minerale stoffen, met inbegrip van installaties voor de fabricage van mineraalvezels.

39. Fabricage van keramische producten door middel van bakken, met name dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein.

40. Installaties voor de productie van chemicaliën of behandeling van tussenproducten, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

41. Productie van bestrijdingsmiddelen en farmaceutische producten, verven en vernissen, elastomeren en peroxiden.

42. Opslaginstallaties voor aardolie, petrochemische of chemische producten, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

43. Vervaardiging van plantaardige en dierlijke oliën en vetten.

44. Conservenfabrieken voor dierlijke en plantaardige producten.

45. Zuivelfabrieken.

46. Bierbrouwerijen en mouterijen.

47. Suikerwaren- en siroopfabrieken.

48. Installaties voor het slachten van dieren.

49. Zetmeelfabrieken.

50. Vismeel- en visoliefabrieken.

51. Suikerfabrieken.

52. Industriële installaties voor de fabricage van pulp, papier en karton, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

53. Installaties voor de voorbehandeling of het verven van vezels of textiel.

54. Installaties voor het looien van huiden.

55. Installaties voor het produceren en bewerken van celstof.

56. Vervaardiging en behandeling van producten op basis van elastomeren.

57. Installaties voor de vervaardiging van kunstmatige minerale vezels.

58. Installaties voor de terugwinning of vernietiging van explosieve stoffen.

59. Installaties voor de productie van asbest en de fabricage van asbestproducten, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

60. Vilderijen.

61. Testbanken voor motoren, turbines of reactoren.

62. Permanente race- en testbanen voor gemotoriseerde voertuigen.

63. Pijpleidingen voor gas of olie, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

64. Pijpleidingen voor chemicaliën met een diameter van meer dan 800 mm en lengte van meer dan 40 km.

65. Aanleg van spoorwegen en faciliteiten voor de overlading tussen vervoerswijzen en van overladingsstations, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

66. Aanleg van tramlijnen, boven- en ondergrondse spoorwegen, zweefspoor en dergelijke bijzondere constructies, welke uitsluitend of overwegend voor personenvervoer zijn bestemd.

67. Aanleg van wegen inclusief verlegging en/of verbreding van bestaande wegen, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

68. Aanleg van havens en haveninstallaties, met inbegrip van visserijhavens, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

69. Aanleg van waterwegen en havens voor de binnenscheepvaart, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

70. Zeehandelshavens, met het land verbonden en buiten havens gelegen pieren voor lossen en laden, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

71. Werken inzake kanalisering en ter beperking van overstromingen (= floodrelief werken).

72. Bouw van luchthavens1 en vliegvelden, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

73. Afvalverwijderingsinstallaties (inclusief vuilstorting), voor zover niet opgenomen in bijlage I.

74. Installaties voor de verbranding of chemische behandeling van niet-gevaarlijk afval.

75. Opslag van schroot, met inbegrip van autowrakken.

76. Slibstortplaatsen.

77. Werken voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

78. Projecten voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden.

79. Rioolwaterzuiveringsinstallaties.

80. Stuwdammen en andere installaties voor het stuwen of het voor de lange termijn of permanent opslaan van water, voor zover niet opgenomen in bijlage I.

81. Kustwerken om erosie te bestrijden en maritieme werken die de kust kunnen wijzigen door de aanleg van onder meer dijken, pieren, havenhoofden, en andere kustverdedigingswerken.

82. Aanleg van aquaducten over lange afstand.

83. Skihellingen, skiliften, gondels en bijbehorende voorzieningen.

84. Jachthavens.

85. Vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen.

86. Permanente kampeer- en caravanterreinen.

87. Themaparken.

88. Industrieterreinontwikkeling.

89. Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen.

90. Landwinning uit zee.


Bijlage III

Criteria voor het bepalen van de waarschijnlijke aanzienlijke milieugevolgen, met inbegrip van gezondheidsgevolgen, bedoeld in artikel 5, eerste lid

1. De relevantie van het plan of programma voor de integratie van milieuoverwegingen, met inbegrip van gezondheidsoverwegingen, met name met het oog op de bevordering van duurzame ontwikkeling.

2. De mate waarin het plan of programma een kader vaststelt voor projecten en andere activiteiten, hetzij met betrekking tot ligging, aard, omvang en operationele voorwaarden hetzij door de toewijzing van hulpbronnen.

3. De mate waarin het plan of programma andere plannen en programma's, met inbegrip van die welke onderdeel zijn van een hiërarchisch geheel, beïnvloedt.

4. Milieuproblemen, met inbegrip van gezondheidsproblemen, die relevant zijn voor het plan of programma.

5. De aard van de milieugevolgen, met inbegrip van gezondheidsgevolgen, zoals waarschijnlijkheid, duur, frequentie, omkeerbaarheid, grootte en reikwijdte (zoals geografisch gebied of omvang van de bevolking die waarschijnlijk wordt getroffen).

6. De risico's voor het milieu, inclusief de gezondheid.

7. De grensoverschrijdende aard van de gevolgen.

8. De mate waarin het plan of programma waardevolle of kwetsbare gebieden zal treffen, inclusief landschappen met een erkende nationale of internationale beschermingsstatus.


Bijlage IV

Informatie bedoeld in artikel 7, tweede lid

1. De inhoud en de hoofddoelstellingen van het plan of programma en het verband met andere plannen of programma's.

2. De relevante aspecten van de huidige toestand van het milieu, met inbegrip van de gezondheid, en de waarschijnlijke ontwikkeling ervan mocht het plan of programma niet worden uitgevoerd.

3. De kenmerken van het milieu, met inbegrip van de gezondheid, in gebieden die waarschijnlijk in aanzienlijke mate worden getroffen.

4. De milieuproblemen, met inbegrip van gezondheidsproblemen, die relevant zijn voor het plan of programma.

5. De op internationaal, nationaal en andere niveaus vastgestelde milieudoelstellingen, met inbegrip van gezondheidsdoelstellingen, die relevant zijn voor het plan of programma, en de wijze waarop met deze doelstellingen en andere milieu-, inclusief gezondheidsoverwegingen rekening is gehouden bij de opstelling ervan.

6. De waarschijnlijke aanzienlijke milieugevolgen1, met inbegrip van gezondheidsgevolgen, zoals omschreven in artikel 2, zevende lid.

7. Maatregelen ter preventie, vermindering of afzwakking van nadelige gevolgen voor het milieu, inclusief de gezondheid, die kunnen voortvloeien uit de uitvoering van het plan of programma.

8. Een schets van de redenen voor de selectie van de behandelde alternatieven en een beschrijving van de wijze waarop de beoordeling is uitgevoerd, met inbegrip van de moeilijkheden die bij het verstrekken van de op te nemen informatie zijn ondervonden zoals technische tekortkomingen of gebrek aan kennis.

9. Voorgenomen maatregelen voor het monitoren van de milieugevolgen, met inbegrip van de gezondheidsgevolgen, van de uitvoering van het plan of programma.

10. De waarschijnlijke aanzienlijke grensoverschrijdende milieugevolgen, met inbegrip van gezondheidsgevolgen.

11. Een niet-technische samenvatting van de verstrekte informatie.


Bijlage V

Informatie bedoeld in artikel 8, vijfde lid

1. Het voorgestelde plan of programma en de aard ervan.

2. De instantie die verantwoordelijk is voor de aanneming ervan.

3. De beoogde procedure, met inbegrip van:

  • a. de aanvang van de procedure;

  • b. de mogelijkheden tot inspraak voor het publiek;

  • c. de tijd en plaats van de voorgenomen hoorzittingen;

  • d. de instantie waar relevante informatie verkrijgbaar is en waar relevante informatie is gedeponeerd om door het publiek te kunnen worden bestudeerd;

  • e. De instantie waaraan commentaar of vragen kunnen worden voorgelegd en de termijn voor de inzending van commentaar of vragen; en

  • f. Welke voor het voorgestelde plan of programma relevante milieuinformatie, met inbegrip van gezondheidsinformatie, beschikbaar is.

4. Of het plan of programma aan een grensoverschrijdende rapportageprocedure zal worden onderworpen.


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2003, 154.

E. PARTIJGEGEVENS

Bekrachtiging, aanvaarding en goedkeuring zijn voorzien in artikel 23, eerste lid, en toetreding in artikel 23, tweede lid.

PartijOndertekeningRatificatieType1)InwerkingOpzeggingBuitenwerking
Albanië21-05-03     
Armenië21-05-03     
België21-05-03     
Bosnië-Herzegovina21-05-03     
Bulgarije21-05-03     
Cyprus21-05-03     
Denemarken21-05-03     
Duitsland21-05-03     
EG (Europese Gemeenschap)21-05-03     
Estland21-05-03     
Finland21-05-03     
Frankrijk21-05-03     
Georgië21-05-03     
Griekenland21-05-03     
Hongarije21-05-03     
Ierland21-05-03     
Italië21-05-03     
Kroatië23-05-03     
Letland21-05-03     
Litouwen21-05-03     
Luxemburg21-05-03     
Macedonië, Voormalige Joegoslavische Republiek21-05-03     
Moldavië21-05-03     
Nederlanden, het Koninkrijk der21-05-03     
Noorwegen21-05-03     
Oekraïne21-05-03     
Oostenrijk21-05-03     
Polen21-05-03     
Portugal21-05-03     
Roemenië21-05-03     
Servië en Montenegro21-05-03     
Slovenië22-05-03     
Slowakije19-12-03     
Spanje21-05-03     
Tsjechië21-05-03     
Verenigd Koninkrijk, het21-05-03     
Zweden21-05-03     

1) DO=Definitieve ondertekening, R=Ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid

Verklaringen, voorbehouden en bezwaren

België, 21 mei 2003 (vertaling)

This signature engages also the Waloon region, the Flemish region, and the Brussels-Capital region.

Denemarken, 21 mei 2003

Both the Faroe Islands and Greenland are self-governing under Home Rule Acts, which implies inter alia that environmental affairs in general and the areas covered by the Protocol are governed by the right of self-determination.

Signing by Denmark of the Protocol, therefore, does not necessarily mean that Danish ratification will in due course include the Faroe Islands and Greenland.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2003, 154.

J. VERWIJZINGEN

Zie Trb. 2003, 154.

Titel:Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak
  in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden; Aarhus, 25 juni 1998
Laatste Trb. :Trb. 2005, 22
Titel:Handvest van de Verenigde Naties; San Francisco, 26 juni 1945
Laatste Trb. :Trb. 2004, 240

Uitgegeven de vijfentwintigste januari 2005

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. BOT


XNoot
1

Voor de toepassing van dit Protocol wordt verstaan onder:

– „autosnelweg": een weg die speciaal is ontworpen en aangelegd voor verkeer met motorvoertuigen, zonder uitwegen naar aanliggende percelen, en die: a. behalve op bepaalde plaatsen of tijdelijk is voorzien van gescheiden rijbanen voor beide verkeersrichtingen, welke rijbanen van elkaar gescheiden zijn hetzij door een strook die niet voor het verkeer bestemd is, hetzij, bij uitzondering, op andere wijze; b. geen andere weg, geen spoor- of tramweg of voetpad gelijkvloers kruist; en c. door speciale verkeerstekens als autosnelweg is aangeduid.

– „autoweg": een weg, bestemd voor verkeer met motorvoertuigen, alleen toegankelijk via knooppunten of door verkeerslichten geregelde kruispunten en waarop het in het bijzonder verboden is te stoppen en te parkeren op de rijbanen.

XNoot
1

Voor de toepassing van dit Protocol wordt verstaan onder, „luchthaven" een luchthaven die voldoet aan de omschrijving in het in 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (bijlage 14).

XNoot
1

Voor de toepassing van dit Protocol houden kerncentrales en andere kernreactoren op zulke installaties te zijn wanneer alle splijtstoffen en andere radioactief besmette elementen permanent van de plaats van de installatie zijn verwijderd.

XNoot
1

Voor de toepassing van dit Protocol wordt verstaan onder, „luchthaven" een luchthaven die voldoet aan de omschrijving in het in 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Bijlage 14).

XNoot
1

Hieronder zouden secundaire, cumulatieve, synergetische, kortetermijn-, middellangetermijn- en langetermijn-, permanente en tijdelijke, positieve en negatieve effecten moeten vallen.

Naar boven