A. TITEL

Verdrag betreffende de privileges en immuniteiten van het Internationaal Strafhof;

New York, 9 september 2002

B. TEKST

De Engelse en de Franse tekst van het Verdrag zijn geplaatst in Trb. 2003, 170.

Behalve voor de aldaar genoemde is het Verdrag nog ondertekend voor de volgende staten:

Belize26 september 2003
Colombia18 december 2003
Griekenland25 september 2003
Paraguay11 februari 2004
Sierra Leone26 september 2003
Slovenië25 september 2003
Slowakije19 december 2003
Tanzania27 januari 2004
Zweden19 februari 2004

C. VERTALING

Verdrag betreffende de privileges en immuniteiten van het Internationaal Strafhof

De Staten die Partij zijn bij dit Verdrag,

Overwegende dat het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, aangenomen op 17 juli 1998 door de Diplomatieke Conferentie van Gevolmachtigden van de Verenigde Naties, het Internationaal Strafhof heeft opgericht met de bevoegdheid zijn rechtsmacht uit te oefenen over personen met betrekking tot de ernstigste misdrijven die de internationale gemeenschap met zorg vervullen;

Overwegende dat artikel 4 van het Statuut van Rome bepaalt dat het Internationaal Strafhof internationale rechtspersoonlijkheid bezit alsmede de handelingsbevoegdheid die benodigd is voor de uitoefening van zijn functies en de verwezenlijking van zijn doelstellingen;

Overwegende dat artikel 48 van het Statuut van Rome bepaalt dat het Internationaal Strafhof op het grondgebied van elke Staat die Partij is bij het Statuut van Rome de voorrechten en immuniteiten geniet die benodigd zijn voor de vervulling van zijn taken;

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:

  • a. „Het Statuut", het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof, aangenomen op 17 juli 1998 door de Diplomatieke Conferentie van Gevolmachtigden van de Verenigde Naties inzake de oprichting van een Internationaal Strafhof;

  • b. „Het Hof", het bij het Statuut opgerichte Internationaal Strafhof;

  • c. „Staten die Partij zijn", Staten die Partij zijn bij dit Verdrag;

  • d. „Vertegenwoordigers van de Staten die Partij zijn", alle gedelegeerden, substituut-gedelegeerden, adviseurs, technisch deskundigen en secretarissen van delegaties;

  • e. „Vergadering", de Vergadering van Staten die Partij zijn bij het Statuut;

  • f. „Rechters", de rechters van het Hof;

  • g. „Het Presidium", het orgaan bestaande uit de President en de Eerste en Tweede Vice-President van het Hof;

  • h. „Aanklager", de door de Vergadering in overeenstemming met artikel 42, vierde lid, van het Statuut gekozen Aanklager;

  • i. „Substituut-Aanklagers", de door de Vergadering in overeenstemming met artikel 42, vierde lid, van het Statuut gekozen Substituut-Aanklagers;

  • j. „Griffier", de door het Hof in overeenstemming met artikel 43, vierde lid, van het Statuut gekozen Griffier;

  • k. „Substituut-Griffier", de door het Hof in overeenstemming met artikel 43, vierde lid, van het Statuut gekozen Substituut-Griffier;

  • l. „Raadslieden", de raadslieden voor de verdediging en de advocaten van slachtoffers;

  • m. „Secretaris-Generaal", de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties;

  • n. „Vertegenwoordigers van intergouvernementele organisaties", de hoofden van intergouvernementele organisaties, met inbegrip van de functionarissen die namens hen optreden;

  • o. „Verdrag van Wenen", het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van 18 april 1961;

  • p. „Reglement van proces- en bewijsvoering", het in overeenstemming met artikel 51 van het Statuut aangenomen Reglement van proces- en bewijsvoering.

Artikel 2 Juridische status en rechtspersoonlijkheid van het Hof

Het Hof bezit internationale rechtspersoonlijkheid en bezit de handelingsbevoegdheid die benodigd is voor de uitoefening van zijn functies en de vervulling van zijn taken. Het Hof heeft met name de bevoegdheid overeenkomsten te sluiten, roerende en onroerende zaken te verwerven en te vervreemden en in rechte op te treden.

Artikel 3 Algemene bepalingen inzake voorrechten en immuniteiten van het Hof

Het Hof geniet op het grondgebied van elke Staat die Partij is de voorrechten en immuniteiten die noodzakelijk zijn voor de vervulling van zijn taken.

Artikel 4 Onschendbaarheid van het terrein van het Hof

Het terrein van het Hof is onschendbaar.

Artikel 5 Vlag, embleem en onderscheidingstekens

Het Hof is bevoegd zijn vlag, embleem en onderscheidingstekens te tonen op zijn terrein en op voertuigen en andere vervoermiddelen die voor officiële doeleinden worden gebruikt.

Artikel 6 Immuniteit van het Hof, van zijn eigendommen, fondsen en bezittingen

1. Het Hof en zijn eigendommen, fondsen en bezittingen, ongeacht waar deze zich bevinden of wie deze onder zich heeft, zijn vrijgesteld van elke vorm van rechtsvervolging, behoudens voorzover het Hof in een bijzonder geval uitdrukkelijk van zijn immuniteit afstand heeft gedaan, evenwel met dien verstande dat afstand van immuniteit zich nooit uitstrekt tot executiemaatregelen.

2. De eigendommen, fondsen en bezittingen van het Hof, ongeacht waar deze zich bevinden of wie deze onder zich heeft, zijn vrijgesteld van onderzoek, beslaglegging, vordering, confiscatie, onteigening en iedere andere vorm van ingrijpen, ongeacht of het optreden van uitvoerende, administratieve, rechterlijke of wetgevende aard is.

3. Voorzover nodig voor de uitoefening van de functies van het Hof zijn de eigendommen, fondsen en bezittingen van het Hof, ongeacht waar deze zich bevinden of wie deze onder zich heeft, vrijgesteld van beperkingen, voorschriften, controles en moratoria van welke aard dan ook.

Artikel 7 Onschendbaarheid van archieven en documenten

De archieven van het Hof, en alle papieren en documenten in welke vorm dan ook, alsmede naar of van het Hof gezonden materiaal, in het bezit van of toebehorend aan het Hof, ongeacht waar deze zich bevinden of wie deze onder zich heeft, zijn onschendbaar. De beëindiging of afwezigheid van deze onschendbaarheid doet geen afbreuk aan de beschermende maatregelen waartoe het Hof kan bevelen ingevolge het Statuut en het Reglement van proces- en bewijsvoering ten aanzien van aan het Hof beschikbaar gestelde of door het Hof gebruikte materialen en documenten.

Artikel 8 Vrijstelling van belastingen, douaneheffingen en invoer- of uitvoerbeperkingen

1. Het Hof, zijn bezittingen, inkomsten en andere eigendommen en zijn activiteiten en transacties zijn vrijgesteld van alle directe belastingen, met inbegrip van, onder andere, inkomstenbelasting, vermogensbelasting en vennootschapsbelasting, alsmede directe belastingen geheven door lokale en provinciale autoriteiten. Het Hof zal zich evenwel niet beroepen op vrijstelling van belastingen die in feite niets anders zijn dan retributies voor algemene overheidsdiensten die worden geleverd tegen een vast bedrag overeenkomstig het aantal geleverde diensten en die nauwkeurig kunnen worden geïdentificeerd, omschreven en gespecificeerd.

2. Het Hof wordt vrijgesteld van alle douanerechten en belastingen over de importomzet en van alle verboden en beperkingen inzake de invoer en uitvoer met betrekking tot de door het Hof voor officieel gebruik ingevoerde of uitgevoerde artikelen en met betrekking tot zijn publicaties.

3. Goederen die onder een dergelijke vrijstelling worden ingevoerd of gekocht, worden niet verkocht of op andere wijze vervreemd op het grondgebied van een Staat die Partij is, behoudens onder de voorwaarden overeengekomen met de bevoegde autoriteiten van die Staat die Partij is.

Artikel 9 Terugbetaling van rechten en/of belastingen

1. Het Hof eist in het algemeen geen vrijstelling van rechten en/of belastingen die zijn inbegrepen in de prijs van roerende en onroerende zaken en belastingen betaald voor geleverde diensten. Niettemin treffen de Staten die Partij zijn, wanneer het Hof voor officieel gebruik aanzienlijke aankopen van eigendommen en goederen of diensten doet waarover identificeerbare rechten of belastingen worden geheven of kunnen worden geheven, passende administratieve regelingen voor de vrijstelling van dergelijke heffingen of de terugbetaling van de betaalde rechten en/of belastingen.

2. Goederen die onder een dergelijke vrijstelling worden gekocht of waarvoor een terugbetaling is ontvangen, mogen niet worden verkocht of op andere wijze worden vervreemd, tenzij zulks plaatsvindt in overeenstemming met de voorwaarden bepaald door de Staat die Partij is en die vrijstelling of terugbetaling verleent. Er wordt geen vrijstelling of terugbetaling verleend ten aanzien van retributies voor algemene overheidsdiensten.

Artikel 10 Fondsen en vrijstelling van wisselbeperkingen

1. Zonder bij de uitvoering van zijn activiteiten te worden onderworpen aan financiële controles, regelingen of financiële moratoria van enigerlei aard,

  • a. mag het Hof fondsen, alle soorten valuta's of goud bezitten en rekeningen in elke valuta aanhouden;

  • b. is het Hof vrij zijn fondsen, goud of valuta's te verplaatsen van het ene land naar het andere of binnen een land en valuta's in zijn bezit om te wisselen in welke andere valuta ook;

  • c. mag het Hof obligaties en andere waardepapieren ontvangen, bezitten, verhandelen, overbrengen, converteren of ten aanzien hiervan andere transacties uitvoeren;

  • d. geniet het Hof een behandeling die niet minder gunstig is dan die welke door een betrokken Staat die Partij is wordt toegekend aan enige intergouvernementele organisatie of diplomatieke missie ten aanzien van wisselkoersen voor hun financiële transacties.

2. Bij de uitoefening van zijn rechten ingevolge het eerste lid houdt het Hof rekening met eventuele bezwaren van een Staat die Partij is, voorzover het van mening is hieraan gevolg te kunnen geven zonder zijn eigen belangen te schaden.

Artikel 11 Faciliteiten met betrekking tot communicatie

1. Ten behoeve van zijn officiële communicatie en correspondentie geniet het Hof op het grondgebied van elke Staat die Partij is een behandeling die niet minder gunstig is dan die welke door de betrokken Staat die Partij is wordt toegekend aan een intergouvernementele organisatie of diplomatieke missie terzake van prioriteiten, tarieven en belastingen die van toepassing zijn op post en uiteenlopende vormen van communicatie en correspondentie.

2. De officiële communicatie en correspondentie van het Hof wordt niet gecensureerd.

3. Het Hof is bevoegd alle geschikte communicatiemiddelen te gebruiken, met inbegrip van elektronische communicatiemiddelen, en heeft het recht ten behoeve van zijn officiële communicatie en correspondentie codes of versleutelde gegevens te gebruiken. De officiële communicatie en correspondentie van het Hof is onschendbaar.

4. Het Hof heeft het recht correspondentie en andere materialen of berichten te verzenden en te ontvangen per koerier of in verzegelde tassen, ten aanzien waarvan dezelfde voorrechten, immuniteiten en faciliteiten gelden als voor diplomatieke koeriers en tassen.

5. Het Hof heeft het recht radioapparatuur en andere telecommunicatieapparatuur te gebruiken op de frequenties die aan het Hof zijn toegewezen door de Staten die Partij zijn in overeenstemming met hun nationale procedures. De Staten die Partij zijn streven ernaar de door het Hof aangevraagde frequenties zoveel mogelijk toe te wijzen.

Artikel 12 Uitoefening van de functies van het Hof buiten de zetel

Indien het Hof het ingevolge artikel 3, derde lid, van het Statuut, wenselijk acht elders zitting te houden dan op de zetel te Den Haag in Nederland, kan het Hof met de betrokken Staat een regeling treffen terzake van de verschaffing van de nodige faciliteiten voor de uitoefening van zijn functies.

Artikel 13 Vertegenwoordigers van Staten die bijeenkomsten van de Vergadering en haar hulporganen bijwonen en vertegenwoordigers van intergouvernementele organisaties

1. Vertegenwoordigers van Staten die Partij zijn bij het Statuut, die bijeenkomsten van de Vergadering en haar hulporganen bijwonen, vertegenwoordigers van andere Staten die de bijeenkomsten van de Vergadering en de hulporganen als waarnemers mogen bijwonen overeenkomstig artikel 112, eerste lid, van het Statuut, en vertegenwoordigers van Staten en van intergouvernementele organisaties die zijn uitgenodigd voor bijeenkomsten van de Vergadering en haar hulporganen, genieten de volgende voorrechten en immuniteiten bij de uitoefening van hun officiële functies en gedurende hun reis naar en van de plaats van bijeenkomst:

  • a. Immuniteit van arrestatie en detentie;

  • b. Immuniteit van enigerlei rechtsvervolging met betrekking tot door hen gesproken of geschreven woorden en alle door hen in hun officiële hoedanigheid verrichte handelingen; deze immuniteit blijft ook gelden wanneer de betrokkenen niet langer hun functie van vertegenwoordiger uitoefenen;

  • c. Onschendbaarheid van alle papieren en documenten in welke vorm dan ook;

  • d. Het recht om gebruik te maken van codes of versleutelde gegevens, papieren en documenten of correspondentie per koerier of in verzegelde tassen te ontvangen en elektronische berichten te ontvangen en te verzenden;

  • e. Vrijstelling van inreisbeperkingen, vreemdelingenregistratie en militaire dienstplicht in de door hen bezochte Staat die Partij is of door welke zij reizen bij de uitoefening van hun functies;

  • f. Dezelfde voorrechten met betrekking tot valuta- en wisselfaciliteiten als die welke worden toegekend aan vertegenwoordigers van buitenlandse regeringen op tijdelijke officiële zendingen;

  • g. Dezelfde immuniteiten en faciliteiten met betrekking tot hun persoonlijke bagage als die welke overeenkomstig het Verdrag van Wenen aan diplomatieke ambtenaren worden toegekend;

  • h. Dezelfde bescherming en repatriëringsfaciliteiten als die welke overeenkomstig het Verdrag van Wenen bij internationale crises gelden voor diplomatieke ambtenaren;

  • i. Andere voorrechten, immuniteiten en faciliteiten die niet onverenigbaar zijn met de voorgaande door diplomatieke ambtenaren genoten voorrechten, immuniteiten en faciliteiten, behalve dat zij niet het recht hebben op ontheffing van douanerechten op ingevoerde goederen (anders dan die welke onderdeel uitmaken van hun persoonlijke bagage) of van accijnzen of belastingen bij aanschaf.

2. Voor zover het vaststellen van enige vorm van belasting wordt gebaseerd op het ingezetenschap worden periodes, gedurende welke de in het eerste lid bedoelde vertegenwoordigers die de bijeenkomsten van de Vergadering en haar hulporganen bijwonen voor de uitoefening van hun taken aanwezig zijn in een Staat die Partij is, niet aangemerkt als periodes van ingezetenschap.

3. De bepalingen van het eerste en tweede lid van dit artikel zijn niet van toepassing tussen een vertegenwoordiger en de autoriteiten van de Staat die Partij is waarvan hij of zij een onderdaan is, of van de Staat die Partij is of intergouvernementele organisatie van welke hij of zij een vertegenwoordiger is of is geweest.

Artikel 14 Vertegenwoordigers van Staten die deelnemen aan de procedures van het Hof

Vertegenwoordigers van Staten die deelnemen aan de procedures van het Hof genieten, tijdens de uitoefening van hun officiële functies, en gedurende hun reis naar en van de plaats waar de procedures plaatsvinden, de in artikel 13 bedoelde voorrechten en immuniteiten.

Artikel 15 Rechters, Aanklager, Substituut-Aanklagers en Griffier

1. De rechters, de Aanklager, de Substituut-Aanklagers en de Griffier genieten bij de uitoefening van of met betrekking tot de werkzaamheden van het Hof dezelfde voorrechten en immuniteiten als aan hoofden van diplomatieke zendingen worden verleend, en zij blijven na afloop van hun ambtstermijn immuniteit genieten ten aanzien van elke juridische procedure met betrekking tot het door hen in hun officiële hoedanigheid gesproken of geschreven woord en door hen in hun officiële hoedanigheid verrichte handelingen.

2. De rechters, de Aanklager, de Substituut-Aanklagers en de Griffier, alsmede de gezinsleden die deel uitmaken van hun huishouding, genieten alle faciliteiten voor het verlaten van het land waar zij zich bevinden en voor de binnenkomst in en het vertrek uit het land waar het Hof zitting houdt. Op hun reizen in verband met de uitoefening van hun functies genieten de rechters, de Aanklager, de Substituut-Aanklagers en de Griffier in alle Staten die Partij zijn en door welke zij moeten reizen, alle voorrechten, immuniteiten en faciliteiten die door Staten die Partij zijn in vergelijkbare omstandigheden worden verleend aan diplomatieke ambtenaren ingevolge het Verdrag van Wenen.

3. Indien een rechter, de Aanklager, een Substituut-Aanklager of de Griffier, met het doel zichzelf voor het Hof beschikbaar te houden, verblijft in een andere Staat die Partij is dan van welke hij of zij een onderdaan of permanent ingezetene is, worden hem of haar, alsmede de gezinsleden die deel uitmaken van zijn of haar huishouding, gedurende het verblijf diplomatieke voorrechten, immuniteiten en faciliteiten toegekend.

4. Aan de rechters, de Aanklager, de Substituut-Aanklagers en de Griffier, alsmede aan de gezinsleden die deel uitmaken van hun huishouding, worden dezelfde repatriëringsfaciliteiten toegekend als die welke overeenkomstig het Verdrag van Wenen bij internationale crises gelden voor diplomatieke ambtenaren.

5. Het eerste tot en met vierde lid van dit artikel blijven van toepassing op rechters van het Hof na het verstrijken van hun ambtstermijn indien zij overeenkomstig artikel 36, tiende lid, van het Statuut, hun functies blijven vervullen.

6. De salarissen, emolumenten en vergoedingen die door het Hof worden betaald aan de rechters, de Aanklager, de Substituut-Aanklagers en de Griffier zijn vrijgesteld van belasting. Voor zover het vaststellen van enige vorm van belasting wordt gebaseerd op het ingezetenschap worden periodes, gedurende welke de rechters, de Aanklager, de Substituut-Aanklagers en de Griffier voor de uitoefening van hun functie aanwezig zijn in een Staat die Partij is, ten behoeve van de belastingheffing niet aangemerkt als periodes van ingezetenschap. De Staten die Partij zijn kunnen met deze salarissen, emolumenten en vergoedingen rekening houden bij de vaststelling van de belasting die wordt geheven over inkomsten uit andere bronnen.

7. De Staten die Partij zijn, zijn niet verplicht uitkeringen of annuïteiten betaald aan voormalige rechters, Aanklagers en Griffiers alsmede aan de hun ten laste komende personen vrij te stellen van inkomstenbelasting.

Artikel 16 Substituut-Griffier, personeel van het Parket van de Aanklager en personeel van de Griffie

1. De Substituut-Griffier, het personeel van het Parket van de Aanklager en het personeel van de Griffie genieten de voorrechten, immuniteiten en faciliteiten die nodig zijn voor de onafhankelijke uitoefening van hun functies. Zij genieten:

  • a. Immuniteit van arrestatie en detentie en van inbeslagname van hun persoonlijke bagage;

  • b. Immuniteit van enigerlei rechtsvervolging met betrekking tot het door hen gesproken of geschreven woord en alle door hen in hun officiële hoedanigheid verrichte handelingen; deze immuniteit blijft ook gelden na beëindiging van hun dienstverband bij het Hof;

  • c. Onschendbaarheid van alle officiële papieren en documenten in welke vorm dan ook en van officiële materialen;

  • d. Vrijstelling van belasting op de salarissen, emolumenten en vergoedingen die door het Hof aan hen worden betaald. De Staten die Partij zijn kunnen met deze salarissen, emolumenten en vergoedingen rekening houden bij de vaststelling van de belasting die wordt geheven over inkomsten uit andere bronnen;

  • e. Vrijstelling van enige nationale dienstplicht;

  • f. Tezamen met de gezinsleden die deel uitmaken van hun huishouding, vrijstelling van inreisbeperkingen en vreemdelingenregistratie;

  • g. Vrijstelling van inspectie van persoonlijke bagage, tenzij gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de bagage artikelen bevat waarvan de invoer of uitvoer bij wet verboden is of waarop de quarantainevoorschriften van de desbetreffende Staat die Partij is van toepassing zijn; in een dergelijk geval wordt een inspectie uitgevoerd in aanwezigheid van de betrokken functionaris;

  • h. Dezelfde voorrechten met betrekking tot valuta- en wisselfaciliteiten als die welke in de betrokken Staat die Partij is worden toegekend aan functionarissen van diplomatieke zendingen met vergelijkbare rang;

  • i. Tezamen met de gezinsleden die deel uitmaken van hun huishouding, dezelfde repatriëringsfaciliteiten als die welke overeenkomstig het Verdrag van Wenen bij internationale crises gelden voor diplomatieke ambtenaren;

  • j. Het recht om vrij van rechten en belastingen, behoudens betalingen voor verleende diensten, hun meubels en bezittingen in te voeren wanneer zij voor de eerste maal hun functie in de betrokken Staat die Partij is aanvaarden, en om deze meubels en bezittingen vrij van rechten en belastingen weer uit te voeren naar het land waar zij hun vaste woonplaats hebben.

2. De Staten die Partij zijn, zijn niet verplicht uitkeringen of annuïteiten betaald aan voormalige Substituut-Griffiers, aan leden van het personeel van het Parket van de Aanklager, aan leden van het personeel van de Griffie en aan de hun ten laste komende personen vrij te stellen van inkomstenbelasting.

Artikel 17 Lokaal geworven personeel ten aanzien van wie in dit Verdrag niets anders is geregeld

Aan door het Hof lokaal geworven personeel ten aanzien van wie in dit Verdrag niets anders is geregeld, wordt immuniteit van rechtsvervolging toegekend met betrekking tot door hen gesproken of geschreven woorden en alle door hen in hun officiële hoedanigheid voor het Hof verrichte handelingen. Deze immuniteit blijft gelden na beëindiging van hun dienstverband bij het Hof voor activiteiten die worden verricht namens het Hof. Gedurende hun dienstverband worden aan hen tevens de faciliteiten toegekend die benodigd zijn voor de onafhankelijke uitoefening van hun functies voor het Hof.

Artikel 18 Raadslieden en personen die de verdediging bijstaan

1. Raadslieden genieten de volgende voorrechten, immuniteiten en faciliteiten voor zover nodig voor de onafhankelijke uitoefening van hun functies, met inbegrip van de tijd besteed aan reizen in verband met uitoefening van hun functies, mits het in het tweede lid van dit artikel bedoelde certificaat wordt overgelegd:

  • a. Immuniteit van arrestatie en detentie en van inbeslagname van hun persoonlijke bagage;

  • b. Immuniteit van enigerlei rechtsvervolging met betrekking tot alle in hun officiële hoedanigheid gesproken of geschreven woorden en verrichte handelingen; deze immuniteit blijft ook gelden na beëindiging van de uitoefening van hun functies;

  • c. Onschendbaarheid van papieren en documenten in welke vorm dan ook en van materiaal dat betrekking heeft op de uitoefening van hun functies;

  • d. Ten behoeve van communicatie uit hoofde van hun functie als raadslieden, het recht om papieren en documenten in welke vorm dan ook te ontvangen en te verzenden;

  • e. Vrijstelling van inreisbeperkingen en vreemdelingenregistratie;

  • f. Vrijstelling van inspectie van persoonlijke bagage, tenzij gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de bagage artikelen bevat waarvan de invoer of uitvoer bij wet verboden is of waarop de quarantainevoorschriften van de desbetreffende Staat die Partij is van toepassing zijn; in een dergelijk geval wordt een inspectie uitgevoerd in aanwezigheid van de betrokken raadsman;

  • g. Dezelfde voorrechten met betrekking tot valuta- en wisselfaciliteiten als die welke worden toegekend aan vertegenwoordigers van buitenlandse regeringen op tijdelijke officiële zendingen;

  • h. Dezelfde repatriëringsfaciliteiten als die welke overeenkomstig het Verdrag van Wenen bij internationale crises gelden voor diplomatieke ambtenaren.

2. Wanneer raadslieden zijn benoemd overeenkomstig het Statuut, het Reglement van proces- en bewijsvoering en het Huishoudelijk reglement van het Hof, wordt aan de raadslieden een door de Griffier ondertekend certificaat uitgereikt voor het tijdvak benodigd voor de uitoefening van hun functies. Indien de volmacht of het mandaat wordt beëindigd voor het verstrijken van de geldigheidsduur van het certificaat, wordt het certificaat ingetrokken.

3. Voor zover de vaststelling van enige vorm van belasting wordt gebaseerd op het ingezetenschap worden periodes, gedurende welke raadslieden in een Staat die Partij is aanwezig zijn ter vervulling van hun functies, niet aangemerkt als periodes van ingezetenschap.

4. De bepalingen van dit artikel zijn mutatis mutandis van toepassing op personen die de raadslieden bijstaan overeenkomstig Regel 22 van het Reglement van proces- en bewijsvoering.

Artikel 19 Getuigen

1. Getuigen genieten de volgende voorrechten, immuniteiten en faciliteiten voor zover benodigd voor hun verschijning voor het Hof ten behoeve van het afleggen van een getuigenverklaring, met inbegrip van de tijd besteed aan reizen in verband met hun verschijning, mits het in het tweede lid van dit artikel bedoelde document wordt overgelegd:

  • a. Immuniteit van arrestatie en detentie;

  • b. Onverminderd het hierna onder d gestelde, immuniteit van inbeslagname van hun persoonlijke bagage, tenzij gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de bagage artikelen bevat waarvan de invoer of uitvoer bij wet verboden is of waarop de quarantainevoorschriften van de desbetreffende Staat die Partij is van toepassing zijn;

  • c. Immuniteit van enigerlei rechtsvervolging met betrekking tot alle door hen gedurende hun getuigenis gesproken of geschreven woorden en verrichte handelingen; deze immuniteit blijft ook gelden na hun verschijning en getuigenis voor het Hof;

  • d. Onschendbaarheid van papieren en documenten in welke vorm dan ook en van materiaal met betrekking tot hun getuigenis;

  • e. Ten behoeve van communicatie met het Hof en de raadslieden in verband met hun getuigenis, het recht om papieren en documenten in welke vorm dan ook te ontvangen en te verzenden;

  • f. Vrijstelling van inreisbeperkingen en vreemdelingenregistratie wanneer zij reizen ten behoeve van hun getuigenis;

  • g. Dezelfde repatriëringsfaciliteiten als die welke overeenkomstig het Verdrag van Wenen bij internationale crises gelden voor diplomatieke ambtenaren.

2. Aan getuigen die de in het eerste lid van dit artikel bedoelde voorrechten, immuniteiten en faciliteiten genieten, wordt door het Hof een document uitgereikt waaruit blijkt dat hun verschijning door het Hof vereist is en waarin het tijdsbestek wordt vermeld gedurende welk de verschijning nodig is.

Artikel 20 Slachtoffers

1. Slachtoffers die deelnemen aan de procedure overeenkomstig de Regels 89 tot en met 91 van het Reglement van proces- en bewijsvoering genieten de volgende voorrechten, immuniteiten en faciliteiten voor zover benodigd voor hun verschijning voor het Hof, met inbegrip van de tijd besteed aan reizen in verband met hun verschijning, mits het in het tweede lid van dit artikel bedoelde document wordt overgelegd:

  • a. Immuniteit van arrestatie en detentie;

  • b. Immuniteit van inbeslagname van hun persoonlijke bagage, tenzij gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de bagage artikelen bevat waarvan de invoer of uitvoer bij wet verboden is of waarop de quarantainevoorschriften van de desbetreffende Staat die Partij is van toepassing zijn;

  • c. Immuniteit van enigerlei rechtsvervolging met betrekking tot alle door hen tijdens hun verschijning voor het Hof gesproken of geschreven woorden en verrichte handelingen; deze immuniteit blijft ook gelden na hun verschijning voor het Hof;

  • d. Vrijstelling van inreisbeperkingen en vreemdelingenregistratie wanneer zij ten behoeve van hun verschijning naar en van het Hof reizen.

2. Aan slachtoffers die deelnemen aan de procedure overeenkomstig de Regels 89 tot en met 91 van het Reglement van proces- en bewijsvoering en de in het eerste lid van dit artikel bedoelde voorrechten, immuniteiten en faciliteiten genieten, wordt door het Hof een document uitgereikt waaruit hun deelname aan de procedures van het Hof blijkt en waarin het tijdsbestek van die deelname wordt vermeld.

Artikel 21 Deskundigen

1. Aan deskundigen die functies voor het Hof vervullen, worden de volgende voorrechten, immuniteiten en faciliteiten toegekend voor zover benodigd voor de onafhankelijke uitoefening van hun functies, met inbegrip van de tijd besteed aan reizen in verband met hun functies, mits het in het tweede lid van dit artikel bedoelde document wordt overgelegd:

  • a. Immuniteit van arrestatie en detentie en van inbeslagname van hun persoonlijke bagage;

  • b. Immuniteit van enigerlei rechtsvervolging met betrekking tot alle door hen tijdens de vervulling van hun functies voor het Hof gesproken of geschreven woorden en verrichte handelingen; deze immuniteit blijft ook gelden na de beëindiging van hun functies;

  • c. Onschendbaarheid van papieren en documenten in welke vorm dan ook en van materiaal dat betrekking heeft op de uitoefening van hun functies voor het Hof;

  • d. Het recht om, ten behoeve van communicatie met het Hof, papieren en documenten in welke vorm dan ook, alsmede materiaal dat betrekking heeft op hun functies voor het Hof, per koerier of in verzegelde tassen te ontvangen en te verzenden;

  • e. Vrijstelling van inspectie van persoonlijke bagage, tenzij gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de bagage artikelen bevat waarvan de invoer of uitvoer bij wet verboden is of waarop de quarantainevoorschriften van de desbetreffende Staat die Partij is van toepassing zijn; in een dergelijk geval wordt een inspectie uitgevoerd in aanwezigheid van de betrokken deskundige;

  • f. Dezelfde voorrechten met betrekking tot valuta- en wisselfaciliteiten als die welke worden toegekend aan vertegenwoordigers van buitenlandse regeringen op tijdelijke officiële zendingen;

  • g. Dezelfde repatriëringsfaciliteiten als die welke overeenkomstig het Verdrag van Wenen bij internationale crises gelden voor diplomatieke ambtenaren;

  • h. Vrijstelling van inreisbeperkingen en vreemdelingenregistratie, met betrekking tot hun functies zoals nader aangeduid in het in het tweede lid van dit artikel bedoelde document.

2. Aan deskundigen die de in het eerste lid van dit artikel bedoelde voorrechten, immuniteiten en faciliteiten genieten, wordt door het Hof een certificaat uitgereikt waaruit blijkt dat zij functies voor het Hof vervullen en waarin het tijdsbestek wordt vermeld gedurende welk hun functies duren.

Artikel 22 Overige personen wier aanwezigheid op de zetel van het Hof vereist is

1. Aan de overige personen wier aanwezigheid op de zetel van Hof vereist is worden, voor zover nodig voor hun aanwezigheid op de zetel van het Hof, met inbegrip van de tijd besteed aan reizen in verband met hun aanwezigheid, de in artikel 20, eerste lid, onder a tot en met d van dit Verdrag bedoelde voorrechten, immuniteiten en faciliteiten toegekend, mits het in het tweede lid van dit artikel bedoelde document wordt overgelegd.

2. Aan de overige personen wier aanwezigheid op de zetel van het Hof vereist is, wordt door het Hof een document uitgereikt waaruit blijkt dat hun aanwezigheid op de zetel van het Hof vereist is en waarin het tijdsbestek wordt vermeld gedurende welk deze aanwezigheid nodig is.

Artikel 23 Onderdanen en permanent ingezetenen

Op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, kan elke Staat verklaren dat:

  • a. Onverminderd artikel 15, zesde lid, en artikel 16, eerste lid, onder d, genieten de in de artikelen 15,16, 18,19 en 21 bedoelde personen op het grondgebied van de Staat die Partij is en waarvan zij onderdaan of permanent ingezetene zijn, uitsluitend de volgende voorrechten en immuniteiten, voor zover noodzakelijk voor de onafhankelijke uitoefening van hun functies of hun verschijning of getuigenis voor het Hof:

    • i. Immuniteit van arrestatie en detentie;

    • ii. Immuniteit van enigerlei rechtsvervolging met betrekking tot alle door hen bij de vervulling van hun functies voor het Hof of tijdens hun verschijning of getuigenis gesproken of geschreven woorden en verrichte handelingen; deze immuniteit blijft ook gelden wanneer hun functies voor het Hof of hun verschijning of getuigenis voor het Hof zijn beëindigd;

    • iii. Onschendbaarheid van papieren en documenten in welke vorm dan ook en materiaal dat betrekking heeft op de uitoefening van hun functies voor het Hof of hun verschijning of getuigenis voor het Hof;

    • iv. Het recht om ten behoeve van communicatie met het Hof en ten aanzien van een in artikel 19 bedoelde persoon, met hun raadslieden in verband met hun getuigenis, in welke vorm dan ook papieren te ontvangen en te verzenden.

  • b. Een in de artikelen 20 en 22 bedoelde persoon geniet, op het grondgebied van de Staat die Partij is waarvan hij onderdaan of permanent ingezetene is, uitsluitend de volgende voorrechten en immuniteiten voor zover benodigd voor zijn verschijning voor het Hof:

    • i. Immuniteit van arrestatie en detentie;

    • ii. Immuniteit van enigerlei rechtsvervolging met betrekking tot alle door hen bij hun verschijning voor het Hof gesproken of geschreven woorden en verrichte handelingen; deze immuniteit blijft ook gelden na hun verschijning voor het Hof.

Artikel 24 Samenwerking met de autoriteiten van de Staten die Partij zijn

1. Het Hof werkt te allen tijde samen met de bevoegde autoriteiten van de Staten die Partij zijn teneinde de handhaving van hun wetten te vergemakkelijken en gevallen van misbruik in verband met de in dit Verdrag bedoelde voorrechten, immuniteiten en faciliteiten te voorkomen.

2. Onverminderd hun voorrechten en immuniteiten is het de plicht van alle personen die uit hoofde van dit Verdrag voorrechten en immuniteiten genieten de wet- en regelgeving na te leven van de Staat die Partij is en op wiens grondgebied zij zich mogelijk bevinden voor bezigheden die met het Hof verband houden of door wiens grondgebied zij mogelijk reizen voor deze bezigheden. Zij zijn tevens gehouden zich niet te mengen in de interne aangelegenheden van die Staat.

Artikel 25 Afstand van de in de artikelen 13 en 14 bedoelde voorrechten en immuniteiten

De in de artikelen 13 en 14 van dit Verdrag bedoelde voorrechten en immuniteiten worden niet aan de vertegenwoordigers van Staten en intergouvernementele organisaties toegekend voor het persoonlijk gewin van de betrokkenen zelf, maar teneinde de onafhankelijke uitoefening van hun functies in verband met de werkzaamheden van de Vergadering, de hulporganen en het Hof te waarborgen. Dientengevolge hebben de Staten die Partij zijn niet alleen het recht afstand te doen van de voorrechten en immuniteiten van hun vertegenwoordigers, maar zijn zij hiertoe verplicht in de gevallen waarin deze voorrechten en immuniteiten, naar het oordeel van die Staten, de rechtsgang zouden belemmeren en waarin hiervan afstand kan worden gedaan zonder afbreuk te doen aan het doel waarvoor zij zijn toegekend. Aan Staten die geen partij zijn bij dit Verdrag en aan intergouvernementele organisaties worden de in de artikelen 13 en 14 van dit Verdrag bedoelde voorrechten en immuniteiten verleend, mits zij dezelfde verplichting met betrekking tot de afstand hiervan op zich nemen.

Artikel 26 Afstand van de in de artikelen 15 tot en met 22 bedoelde voorrechten en immuniteiten

1. De in de artikelen 15 tot en met 22 van dit Verdrag bedoelde voorrechten en immuniteiten worden verleend in het belang van een goede rechtsbedeling en niet voor het persoonlijk gewin van de betrokkenen zelf. Van deze voorrechten en immuniteiten kan in overeenstemming met artikel 48, vijfde lid, van het Statuut en met het bepaalde in dit artikel afstand worden gedaan en er is een verplichting zulks te doen in elk bijzonder geval waarin deze voorrechten en immuniteiten de rechtsgang zouden belemmeren en hiervan afstand kan worden gedaan zonder afbreuk te doen aan het doel waarvoor zij zijn toegekend.

2. Van de voorrechten en immuniteiten kan afstand worden gedaan:

  • a. In het geval van een rechter of de Aanklager, bij absolute meerderheid van de rechters;

  • b. In het geval van de Griffier, door het Presidium;

  • c. In het geval van de Substituut-Aanklagers en het personeel van het Parket van de Aanklager, door de Aanklager;

  • d. In het geval van de Substituut-Griffier en het personeel van de Griffie, door de Griffier;

  • e. In geval van het in artikel 17 bedoelde personeel, door het hoofd van het orgaan van het Hof dat dit personeel in dienst neemt;

  • f. In het geval van raadslieden en personen die de verdediging bijstaan, door het Presidium;

  • g. In het geval van getuigen en slachtoffers, door het Presidium;

  • h. In het geval van deskundigen, door het hoofd van het orgaan van het Hof dat de deskundigen benoemt;

  • i. In het geval van overige personen wier aanwezigheid op de zetel van het Hof vereist is, door het Presidium.

Artikel 27 Sociale zekerheid

Vanaf de datum waarop het Hof een sociale-zekerheidsregeling instelt, worden de in de artikelen 15, 16 en 17 bedoelde personen, ten aanzien van de voor het Hof verrichte diensten, vrijgesteld van alle verplichte bijdragen aan nationale sociale-zekerheidsregelingen.

Artikel 28 Kennisgeving

De Griffier deelt met regelmatige tussenpozen aan alle Staten die Partij zijn de functie en naam mede van de rechters, de Aanklager, de Substituut-Aanklagers, de Griffier, de Substituut-Griffier, het personeel van het Parket van de Aanklager, het personeel van de Griffie en van de raadslieden op wie de bepalingen van dit Verdrag van toepassing zijn. De Griffier informeert tevens alle Staten die Partij zijn inzake elke wijziging van de status van deze personen.

Artikel 29 Laissez-passer

De Staten die Partij zijn erkennen en accepteren het laissez-passer van de Verenigde Naties of de door het Hof aan de rechters, de Aanklager, de Substituut-Aanklagers, de Griffier, de Substituut-Griffier, het personeel van het Parket van de Aanklager en het personeel van de Griffie afgegeven reisdocumenten als geldige reisdocumenten.

Artikel 30 Visa

Aanvragen voor eventueel benodigde visa of vergunningen voor binnenkomst of vertrek van alle personen die houder zijn van een laissez-passer van de Verenigde Naties of van een door het Hof afgegeven reisdocument, alsmede van de in de artikelen 18 tot en met 22 van dit Verdrag bedoelde personen die een door het Hof afgegeven certificaat bezitten waarin wordt bevestigd dat zij reizen ten behoeve van de werkzaamheden van het Hof, worden door de Staten die Partij zijn zo snel mogelijk behandeld en de visa worden kosteloos verstrekt.

Artikel 31 Beslechting van geschillen met derde partijen

Het Hof stelt, onder voorbehoud van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Vergadering uit hoofde van het Statuut, bepalingen vast ten behoeve van een passende wijze van beslechting van:

  • a. Geschillen die voortvloeien uit contracten en andere geschillen van privaatrechtelijke aard waarbij het Hof partij is;

  • b. Geschillen waarbij in dit Verdrag bedoelde personen betrokken zijn die uit hoofde van hun officiële positie of functie in verband met het Hof immuniteiten genieten, indien van deze immuniteiten geen afstand is gedaan.

Artikel 32 Beslechting van geschillen betreffende de interpretatie of toepassing van dit Verdrag

1. Alle geschillen die voortvloeien uit de interpretatie of toepassing van dit Verdrag tussen twee of meer Staten die Partij zijn of tussen het Hof en een Staat die Partij is, worden beslecht door middel van overleg, onderhandeling of een andere overeengekomen wijze van beslechting.

2. Indien het geschil niet in overeenstemming met het eerste lid van dit artikel binnen drie maanden na een schriftelijk verzoek daartoe door een van de partijen bij het geschil is beslecht, wordt het geschil, op verzoek van een van beide partijen, overeenkomstig de in het derde tot en met het zesde lid van dit artikel vervatte procedure, voorgelegd aan een scheidsgerecht.

3. Het scheidsgerecht wordt gevormd door drie leden: elke partij bij het geschil benoemt één lid, en de derde, die de voorzitter is van het scheidsgerecht, wordt benoemd door de twee andere leden. Indien een van de partijen nalaat een lid van het scheidsgerecht te benoemen binnen twee maanden na de benoeming van een lid door de andere partij, kan die andere partij de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken deze benoeming te verrichten. Indien de eerste twee leden er niet in slagen binnen twee maanden na hun benoeming overeenstemming te bereiken over de benoeming van de voorzitter van het scheidsgerecht, kan elk van beide partijen de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de voorzitter te kiezen.

4. Tenzij de partijen bij het geschil anderszins overeenkomen, stelt het scheidsgerecht zijn eigen procedure vast en worden de kosten zoals begroot door het scheidsgerecht door de partijen gedragen.

5. Het scheidsgerecht, dat beslist met een meerderheid van stemmen, doet uitspraak over het geschil op basis van de bepalingen van dit Verdrag en de toepasselijke regels van het internationale recht. De uitspraak van het scheidsgerecht is onherroepelijk en bindend voor de partijen bij het geschil.

6. De uitspraak van het scheidsgerecht wordt medegedeeld aan de partijen bij het geschil, aan de Griffier en aan de Secretaris-Generaal.

Artikel 33 Toepasselijkheid van dit Verdrag

Dit Verdrag laat de desbetreffende regels van het internationale recht onverlet, met inbegrip van het internationale humanitaire recht.

Artikel 34 Ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding

1. Dit Verdrag staat open voor ondertekening door alle Staten van 10 september 2002 tot en met 30 juni 2004 op het Hoofdkwartier van de Verenigde Naties te New York.

2. Dit Verdrag dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd door de ondertekenende Staten. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal.

3. Dit Verdrag blijft open voor toetreding door alle Staten. De akten van toetreding worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal.

Artikel 35 Inwerkingtreding

1. Dit Verdrag treedt in werking op de dertigste dag volgend op de datum van nederlegging bij de Secretaris-Generaal van de tiende akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.

2. Ten aanzien van elke Staat die dit Verdrag bekrachtigt, aanvaardt, goedkeurt of daartoe toetreedt na de nederlegging van de tiende akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, treedt het Verdrag in werking op de dertigste dag volgend op de nederlegging bij de Secretaris-Generaal van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.

Artikel 36 Wijzigingen

1. Elke Staat kan, door middel van een schriftelijke mededeling gericht aan het Secretariaat van de Vergadering, voorstellen doen tot wijziging van dit Verdrag. Het Secretariaat verzendt deze mededeling aan alle Staten die Partij zijn en aan het Bureau van de Vergadering met het verzoek aan de Staten die Partij zijn het Secretariaat ervan in kennis te stellen of zij voorstander zijn van een Herzieningsconferentie van de Staten die Partij zijn teneinde het voorstel te bespreken.

2. Indien, binnen drie maanden na de datum van verzending door het Secretariaat van de Vergadering, een meerderheid van de Staten die Partij zijn het Secretariaat ervan in kennis stelt dat zij voorstander is van een Herzieningsconferentie, brengt het Secretariaat het Bureau van de Vergadering op de hoogte met het oog op het bijeenroepen van een dergelijke conferentie bij de volgende gewone of speciale zitting van de Vergadering.

3. Voor de aanneming van een wijziging waarover geen consensus kan worden bereikt, is een tweederde meerderheid vereist van de Staten die Partij zijn die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen, mits een meerderheid van de Staten die Partij zijn aanwezig is.

4. Het Bureau van de Vergadering stelt de Secretaris-Generaal onmiddellijk in kennis van elke wijziging die bij een Herzieningsconferentie door de Staten die Partij zijn is aangenomen. De Secretaris-Generaal zendt elke bij een Herzieningsconferentie aangenomen wijziging aan alle Staten die Partij zijn en ondertekenende Staten.

5. Een wijziging wordt ten aanzien van de Staten die Partij zijn die de wijziging hebben bekrachtigd of aanvaard van kracht zestig dagen nadat tweederde van de Staten die op de datum van aanneming van de wijziging Partij waren, akten van bekrachtiging of aanvaarding bij de Secretaris-Generaal hebben nedergelegd.

6. Ten aanzien van elke Staat die Partij is die een wijziging na de nederlegging van het vereiste aantal akten van bekrachtiging of aanvaarding, bekrachtigt of aanvaardt, wordt de wijziging van kracht op de zestigste dag volgend op de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging of aanvaarding.

7. Een Staat die Partij wordt bij dit Verdrag na de vankrachtwording van een wijziging in overeenstemming met het vijfde lid wordt, wanneer deze Staat geen andere intentie tot uitdrukking brengt:

  • a. geacht Partij bij dit Verdrag te zijn zoals gewijzigd; en

  • b. geacht Partij te zijn bij het ongewijzigde Verdrag met betrekking tot elke Staat die Partij is die niet door de wijziging gebonden is.

Artikel 37 Opzegging

1. Een Staat die Partij is kan dit Verdrag opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving gericht aan de Secretaris-Generaal. De opzegging wordt een jaar na de datum van ontvangst van de kennisgeving van kracht, tenzij de kennisgeving een latere datum vermeldt.

2. Een Staat die Partij is wordt niet vanwege zijn opzegging ontslagen van de in dit Verdrag vervatte verplichtingen welke los van dit Verdrag ingevolge het internationale recht op hem zouden rusten.

Artikel 38 Depositaris

De Secretaris-Generaal is de depositaris van dit Verdrag.

Artikel 39 Authentieke teksten

Het origineel van dit Verdrag, waarvan de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt nedergelegd bij de Secretaris-Generaal.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

D. PARLEMENT

Zie Trb. 2003, 170.

E. BEKRACHTIGING

Zie Trb. 2003, 170.

Behalve de aldaar genoemde hebben nog de volgende staten in overeenstemming met artikel 34, tweede lid, van het Verdrag een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties nedergelegd:

Frankrijk17 februari 2004
IJsland 1 december 2003
Namibië29 januari 2004
Oostenrijk117 december 2003

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2003, 170.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 2003, 170.

Uitgegeven de drieëntwintigste maart 2004

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. BOT


XNoot
1

Onder de volgende verklaring:

``In accordance with Article 23 of the Agreement, the Republic of Austria declares that persons referred to in this article who are Austrian nationals or permanent residents of Austria shall, in the territory of the Republic of Austria, enjoy only the privileges and immunities referred to in this article.".

Naar boven