A. TITEL

Besluit van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 10 november 2004 betreffende de voorrechten en immuniteiten die aan het Europees Defensieagentschap en zijn personeel worden verleend;

Brussel, 10 november 2004

B. TEKST1

Besluit van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 10/11/2004 betreffende de voorrechten en immuniteiten die aan het Europees Defensieagentschap en zijn personeel worden verleend

De vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen,

Overwegende hetgeen volgt:

1. Op 12 juli 2004 heeft de Raad Gemeenschappelijk optreden 2004/551/GBVB betreffende de oprichting van het Europees Defensieagentschap1 („het agentschap") vastgesteld.

2. Opdat het agentschap zijn werkzaamheden kan aanvatten, moeten aan dit agentschap van de Europese Unie en zijn personeel uitsluitend in het belang van het agentschap en van de Europese Unie de daartoe vereiste voorrechten, immuniteiten en faciliteiten worden verleend,

Besluiten:

Artikel 1 Immuniteit van rechtsvervolging en vrijstelling van huiszoeking, beslaglegging, vordering, verbeurdverklaring of iedere andere vorm van dwangmaatregel

De lokalen en gebouwen van het agentschap zijn onschendbaar. Zij zijn vrijgesteld van huiszoeking, vordering, verbeurdverklaring of onteigening. De eigendommen en bezittingen van het agentschap kunnen niet worden getroffen door enige dwangmaatregel van bestuurlijke of gerechtelijke aard.

Artikel 2 Onschendbaarheid van archieven

De archieven van het agentschap zijn onschendbaar.

Artikel 3 Vrijstelling van belastingen en rechten

1. Het agentschap, zijn bezittingen, inkomsten en andere eigendommen zijn vrijgesteld van alle directe belastingen.

2. Telkens wanneer hun dit mogelijk is, treffen de regeringen van de lidstaten passende maatregelen tot kwijtschelding of teruggave van het bedrag der indirecte belastingen en van belastingen op de verkoop, welke een deel vormen van de prijs van onroerende of roerende goederen en van diensten, wanneer het agentschap voor officieel gebruik ter vervulling van zijn opdracht, functies en taken, belangrijke aankopen doet van goederen in de prijs waarvan zodanige belastingen begrepen zijn. De toepassing van deze bepalingen mag evenwel niet tot gevolg hebben dat de mededinging binnen de Gemeenschap wordt vervalst.

3. Goederen die overeenkomstig lid 2 met vrijstelling van directe belastingen of van belastingen op de verkoop zijn verworven, mogen niet worden verkocht of anderszins overgedragen, tenzij in overeenstemming met de voorwaarden die zijn overeengekomen met de lidstaat die de vrijstelling heeft verleend.

4. Geen enkele vrijstelling wordt verleend van belastingen en rechten die niet anders zijn dan eenvoudige vergoedingen voor diensten van openbaar nut.

Artikel 4 Overdracht van defensiegoederen voor officieel gebruik door het agentschap

In verband met de overdracht tussen lidstaten van defensiegoederen bestemd voor officieel gebruik door het agentschap ter vervulling van zijn opdracht, functies en taken:

– is het agentschap vrijgesteld van door de lidstaten opgelegde betalingen en aflossingen, met uitzondering van administratiekosten:

– streven de lidstaten ernaar dergelijke overdrachten zoveel mogelijk en in overeenstemming met hun wetten en regelingen te vergemakkelijken, onverminderd hun uit het internationale recht voortvloeiende verplichtingen.

Artikel 5 Faciliteiten en immuniteiten met betrekking tot berichtenverkeer

De lidstaten staan het agentschap toe om vrijelijk en zonder het vereiste van toestemming op hun grondgebieden te communiceren voor alle officiële doeleinden, en zij beschermen dit recht. Het agentschap is gerechtigd codes te gebruiken en zijn officiële correspondentie en andere officiële berichten te verzenden en te ontvangen per koerier of in verzegelde tassen, waarvoor dezelfde voorrechten en immuniteiten gelden als voor diplomatieke koeriers en tassen.

Artikel 6 Binnenkomst, verblijf en vertrek

Indien nodig vergemakkelijken de lidstaten de binnenkomst, het verblijf en het vertrek voor dienstdoeleinden van de in artikel 7 bedoelde personen. Dit laat de mogelijkheid onverlet om te verlangen dat bewijs wordt geleverd waaruit blijkt dat de personen die zich op de in dit artikel bedoelde behandeling beroepen, onder de in artikel 7 genoemde categorieën vallen.

Artikel 7 Voorrechten en immuniteiten van de personeelsleden van het agentschap

1. Personeelsleden die door het agentschap op grond van een overeenkomst zijn aangeworven, genieten ongeacht hun nationaliteit op het grondgebied van elk der lidstaten de volgende immuniteiten:

  • a. vrijstelling van iedere vorm van rechtsvervolging voor hetgeen zij in de uitoefening van hun officiële taken hebben gezegd, geschreven of gedaan; zij blijven daarvan vrijgesteld wanneer zij niet langer personeelslid zijn;

  • b. al hun officiële papieren, documenten en ander officieel materiaal zijn onschendbaar;

  • c. vrijstelling van immigratiebeperkingen en vreemdelingenregistratie tezamen met hun echtgenoten en de te hunnen laste komende verwanten.

2. Op grond van een overeenkomst aangeworven personeelsleden van het agentschap waarvan de salarissen en vergoedingen onderworpen zijn aan een belasting ten bate van het agentschap als bepaald in artikel 9, zijn vrijgesteld van inkomstenbelasting op de door het agentschap betaalde salarissen en vergoedingen. Deze salarissen en vergoedingen mogen evenwel in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de belasting op inkomsten uit andere bronnen. Dit lid is niet van toepassing op uitkeringen bij vertrek en andere uitkeringen of vergoedingen aan voormalige op grond van een overeenkomst door het agentschap aangeworven personeelsleden en te hunnen laste komende personen.

Artikel 8 Uitzonderingen op immuniteiten

De immuniteit die aan de in artikel 7 genoemde personen wordt verleend, strekt zich niet uit tot civiele vorderingen van derden wegens schade, lichamelijk letsel of overlijden ten gevolge van verkeersongelukken die door deze personen zijn veroorzaakt.

Artikel 9 Belastingen

1. Onder de voorwaarden en volgens de procedures welke zijn neergelegd in het statuut van het personeel van het agentschap, worden de op grond van een overeenkomst voor ten minste een jaar aangeworven personeelsleden ten bate van het agentschap onderworpen aan een belasting op de door het agentschap betaalde salarissen en vergoedingen.

2. De namen en adressen van de in dit artikel bedoelde op grond van een overeenkomst aangeworven personeelsleden van het agentschap en die van andere op contractbasis werkzame personeelsleden worden elk jaar aan de lidstaten meegedeeld. Het agentschap verstrekt aan elk personeelslid jaarlijks een bewijs met vermelding van het bruto- en nettobedrag van elke door dit agentschap in het betrokken jaar betaalde bezoldiging, met inbegrip van de sommen en de aard van de betalingen en de bedragen van de inhoudingen bij de bron.

3. Dit artikel is niet van toepassing op uitkeringen bij vertrek en andere uitkeringen of vergoedingen betaald aan voormalige op grond van een overeenkomst door het agentschap aangeworven personeelsleden en te hunnen laste komende personen.

Artikel 10 Bescherming van personeel

Indien de directeur van het agentschap daar om verzoekt, nemen de lidstaten alle nodige maatregelen om de veiligheid en bescherming te waarborgen van de in dit besluit bedoelde personen wier veiligheid gevaar loopt als gevolg van ten behoeve van het agentschap verrichte werkzaamheden.

Artikel 11 Opheffing van immuniteiten

1. De bij dit besluit verleende voorrechten en immuniteiten worden in het belang van het agentschap en de Europese Unie en niet tot persoonlijk voordeel van de betrokkenen zelf verleend. Het is de plicht van het agentschap en alle personen die deze voorrechten en immuniteiten genieten, in alle andere opzichten de wetten en voorschriften van de lidstaten na te leven.

2. Op verzoek van een bevoegde autoriteit of van een justitieel orgaan in een lidstaat is de directeur, en in het geval van door de lidstaten bij het agentschap gedetacheerde nationale deskundigen ook de bevoegde autoriteit van die lidstaat, gehouden de immuniteit van het agentschap, zijn directeur en andere personeelsleden overeenkomstig artikel 7 op te heffen in de gevallen waarin deze de rechtsgang zou belemmeren en opgeheven kan worden zonder dat de belangen van het agentschap worden geschaad.

Indien een geschil ontstaat met betrekking tot een dergelijke opheffing en overleg met de bevoegde autoriteit of het bevoegde justitieel orgaan niet tot een voor beide partijen bevredigende oplossing leidt, wordt de kwestie geregeld overeenkomstig artikel 12.

3. Wanneer de immuniteit van het agentschap is opgeheven, vinden alle door de justitiële autoriteiten van de lidstaten bevolen huiszoekingen en beslagleggingen plaats in aanwezigheid van de directeur van het agentschap of een door hem gemachtigd persoon overeenkomstig de geheimhoudingsregels.

4. Het agentschap werkt te allen tijde met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten samen met het oog op een vlotte rechtsbedeling en zet stappen om te voorkomen dat de bij dit besluit verleende voorrechten en immuniteiten worden misbruikt.

5. Wanneer een bevoegde autoriteit of een justitieel orgaan in een lidstaat van mening is dat er sprake is van misbruik van een bij dit besluit verleend voorrecht of verleende immuniteit en derhalve het agentschap om opheffing van de immuniteit verzoekt, plegen het agentschap en de bevoegde autoriteit of het justitieel orgaan overleg om vast stellen of bedoeld misbruik heeft plaatsgevonden. Het opheffingsbesluit wordt genomen overeenkomstig lid 2. Indien dat overleg niet tot een voor beide partijen bevredigend resultaat leidt, wordt de kwestie overeenkomstig de in artikel 12 vastgestelde procedure geregeld.

Artikel 12 Regeling van geschillen

Geschillen betreffende een weigering om de immuniteit op te heffen of betreffende een misbruik van immuniteit voor het agentschap of voor een persoon die uit hoofde van zijn officiële functie immuniteit geniet als omschreven in artikel 7, lid 1, worden met het oog op een regeling door de Raad besproken.

Artikel 13 Regeling voor bij het agentschap gedetacheerde nationale deskundigen

Het bepaalde in artikel 6, artikel 7, lid 1, artikel 8, artikel 11 en artikel 12 geldt ook voor nationale deskundigen die bij het agentschap zijn gedetacheerd overeenkomstig artikel 11, lid 3, punt 2, van het gemeenschappelijk optreden tot oprichting van het agentschap.

Artikel 14 Samenwerking met autoriteiten van de lidstaten

Met het oog op de toepassing van dit besluit werkt het agentschap samen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

Artikel 15 Evaluatie

Binnen twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit of, indien dit eerder is, bij de inwerkingtreding van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, evalueren de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, de bepalingen van dit besluit en, zo nodig, wijzigen zij deze of nemen zij een besluit over het verstrijken ervan.

Artikel 16 Territoriale toepassing

1. Dit besluit is enkel van toepassing in het moederland van de lidstaten.

2. Elke lidstaat kan de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie ervan in kennis stellen dat dit besluit ook van toepassing is op andere grondgebieden waar de betrokken lidstaat verantwoordelijk is voor de internationale betrekkingen.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Op de eerste dag van de tweede maand nadat tien lidstaten alsook de lidstaat waar het agentschap zijn zetel heeft het secretariaat-generaal van de Raad ervan in kennis hebben gesteld dat de voor de toepassing van dit besluit vereiste procedures in hun nationale rechtssystemen zijn voltooid, treedt dit besluit in werking voor de lidstaten die een dergelijke kennisgeving hebben gedaan. Onverminderd het nationale recht vindt dit besluit in deze lidstaten toepassing vanaf de datum van aanneming.

Voor elke andere lidstaat treedt dit besluit in werking op de eerste dag van de tweede maand na kennisgeving aan het secretariaat-generaal van de Raad dat de voor de toepassing ervan vereiste procedures in zijn nationaal rechtssysteem zijn voltooid.

Artikel 18 Bekendmaking

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

GEDAAN te Brussel, de tiende november tweeduizendvier.


D. PARLEMENT

Het Besluit behoeft ingevolge artikel 7, onderdeel a, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen niet de goedkeuring van de Staten-Generaal.

E. PARTIJGEGEVENS

PartijOndertekeningRatificatieType1)InwerkingOpzeggingBuitenwerking
België10-11-04     
Cyprus10-11-04     
Denemarken10-11-04     
Duitsland10-11-04     
Estland10-11-04     
Finland10-11-04     
Frankrijk10-11-04     
Griekenland10-11-04     
Hongarije10-11-04     
Ierland10-11-04     
Italië10-11-04     
Letland10-11-04     
Litouwen10-11-04     
Luxemburg10-11-04     
Malta10-11-04     
Nederlanden (het Koninkrijk der)10-11-04     
Oostenrijk10-11-04     
Polen10-11-04     
Portugal10-11-04     
Slovenië10-11-04     
Slowakije10-11-04     
Spanje10-11-04     
Tsjechië10-11-04     
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland10-11-04     
Zweden10-11-04     

1) DO=Definitieve ondertekening, R=Ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Besluit zullen ingevolge haar artikel 17 in werking treden op de eerste dag van de tweede maand nadat tien lidstaten alsook de lidstaat waar het agentschap zijn zetel heeft het secretariaat-generaal van de Raad ervan in kennis hebben gesteld dat de voor de toepassing van dit besluit vereiste procedures in hun nationale rechtssystemen zijn voltooid, met dien verstande dat het in die lidstaten toepassing vindt vanaf 10 november 2004.

J. VERWIJZINGEN

Titel:Verdrag betreffende de Europese Unie; Maastricht, 7 februari 1992
Tekst:Trb. 1992, 74 (Nederlands)
Laatste Trb. :Trb. 2004, 122

Voor wijzigingen van bovengenoemd Verdrag van 7 februari 1992 zie rubriek J van Trb. 2004, 119.

Uitgegeven de drieëntwintigste december 2004

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. BOT


XNoot
1

De Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Sloveense, de Spaanse, de Slowaakse, de Tsjechische en de Zweedse tekst zijn niet afgedrukt.

XNoot
1

PB L 245 van 17.7.2004, blz. 17.

Naar boven