A. TITEL

Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noordatlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, met betrekking tot de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten; (met Protocol van ondertekening)

Bonn, 3 augustus 1959

B. TEKST

De tekst van Overeenkomst en Protocol is geplaatst in Trb. 1960, 37.


Op 14 april en 13 juli 2004 werden te Berlijn tussen de Nederlandse regering en de Duitse Bondsregering nota's gewisseld, houdende een verdrag ter (verdere) uitvoering van artikel 71, vierde lid, van de onderhavige Overeenkomst. De tekst van de nota's luidt als volgt:

Nr. I

AMBASSADE VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

Berlijn, 14 april 2004

BLN-PA-2004-040

De Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden heeft de eer het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland het volgende mede te delen.

Teneinde voor de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde Nederlandse strijdkrachten de welzijnszorg en daarmee de handhaving van het moreel van de krijgsmacht te bevorderen, geeft de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland in overweging om een administratieve overeenkomst, als bedoeld in het vierde lid van artikel 71 van de Aanvullende Overeenkomst bij het NAVO-Statusverdrag te sluiten, welke als volgt zal luiden:

1. Aan de Nederlandse organisaties Stichting Algemene Militaire Tehuizen (SAMT), Stroe, en de Koninklijke Nederlandse Militaire Bond „Pro Rege", Utrecht, die zich de behartiging van levensbeschouwelijke, maatschappelijke en sociale belangen van de leden van de Nederlandse krijgsmacht en haar civiele dienst alsmede de gezinsleden ten doel hebben gesteld, wordt dezelfde behandeling toegekend als wordt toegekend aan de organisaties vermeld in het derde lid van de op artikel 71 van de Aanvullende Overeenkomst bij het NAVO-Statusverdrag betrekking hebbende afdeling van het Protocol van Ondertekening bij de Aanvullende Overeenkomst.

2. Voornoemde organisaties zijn vereist ter voldoening aan de militaire behoeften van de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde Nederlandse strijdkrachten. Zij oefenen hun werkzaamheden uit volgens de richtlijnen van de Nederlandse krijgsmacht en staan onder het toezicht van genoemde krijgsmacht.

3. De toegekende voorrechten en vrijstellingen zijn van toepassing op de exploitatie van militaire tehuizen ten behoeve van de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde leden van de Nederlandse krijgsmacht, haar civiele dienst alsmede de gezinsleden. Voornoemde voorrechten en vrijstellingen worden verleend voor de volgende functies: a. huiskamerfunctie; b. geleide vrijetijdsbesteding; c. ontmoetingsplaats; d. restauratieve functie; en e. nader tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland overeen te komen functies, die voortvloeien uit een grotere rol die aan de militaire tehuizen bij de uitvoering van personeelszorgtaken wordt toegekend. De uitsluitend in dienst van deze organisaties staande werknemers worden, onverlet het bepaalde in het zesde lid van artikel 71 van de Aanvullende Overeenkomst bij het NAVO-Statusverdrag, als leden van de civiele dienst en de gezinsleden van deze werknemers als gezinsleden van de civiele dienst beschouwd en behandeld.

4. Voornoemde organisaties worden, ter zake van de regeling van schadevorderingen zoals bedoeld in het zevende lid van artikel 41 van de Aanvullende Overeenkomst bij het NAVO-Statusverdrag, niet beschouwd als integrerende onderdelen van de Nederlandse krijgsmacht en als zodanig handelend, en zijn in dit opzicht niet onttrokken aan de Duitse rechtsmacht. Voertuigen, welke ten behoeve van deze organisaties worden gebruikt, worden als dienstvoertuigen beschouwd in de zin van het tweede lid, onderdeel c, van artikel XI en het vierde lid van artikel XIII van het NAVO-Statusverdrag.

5. De Ambassade zal aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken opgave doen van de plaatsen in de Bondsrepubliek Duitsland waar de hoofdvestiging en de nevenvestigingen van voornoemde organisaties worden ingericht, alsmede van de personalia van de in deze instellingen tewerkgestelde personen en eventuele latere wijzigingen hierop.

6. Het vierde lid van artikel 71 van de Aanvullende Overeenkomst bij het NAVO-Statusverdrag is ingevolge het derde lid, onderdeel a, van het Protocol bij de Aanvullende Overeenkomst inzake de stationering van Duitse strijdkrachten in Nederland (Bergen, 6 oktober 1997) van toepassing op vergelijkbare Duitse organisaties in Nederland. Op grond hiervan wordt aan deze organisaties alsmede aan de in dienst van deze organisaties staande werknemers en hun gezinsleden een vergelijkbare status toegekend als die, welke op basis van deze administratieve overeenkomst wordt toegekend aan Nederlandse organisaties in Duitsland en de in dienst van deze organisaties staande werknemers en hun gezinsleden.

7. De administratieve overeenkomst van 14 september 1965 met betrekking tot de Centrale van Katholieke Militaire Tehuizen en de Koninklijke Nederlandse Militaire Bond „Pro Rege" en de administratieve overeenkomst van 14 maart 1968 met betrekking tot de Stichting Militaire Tehuizen van het Humanistisch Thuisfront treden op de dag van inwerkingtreding van deze administratieve overeenkomst buiten werking.

Indien de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland zich met het in nummer 1–7 vervatte voorstel van de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden kan verenigen, zullen deze nota en het bevestigende antwoord daarop van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een administratieve overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland vormen, als bedoeld in het vierde lid van artikel 71 van de Aanvullende Overeenkomst bij het NAVO-Statusverdrag, die op de dag na ontvangst door deze Ambassade van de antwoordnota van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in werking treedt en waarvan de Nederlandse en Duitse tekst gelijkelijk authentiek zijn.

De Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden maakt van deze gelegenheid gebruik om het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland opnieuw haar bijzondere hoogachting te betuigen.

Aan het

Ministerie van Buitenlandse Zaken

van de Bondsrepubliek Duitsland

te Berlijn


Nr. II

BONDSMINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Berlijn, 13 juli 2004

Ref.: 503-554.60 NLD

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland heeft de eer de ontvangst te bevestigen van de nota van 14 april 2004 nr. BLN-PA-2004-040 van de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden, die luidt als volgt:

(Zoals in Nr. I)

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de eer namens de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland zijn instemming te bevestigen met het voorstel van de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden. De nota van de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden van 14 april 2004 nr. BLN-PA-2004-040 en deze antwoordnota vormen derhalve een administratieve overeenkomst tussen de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, als bedoeld in het vierde lid van artikel 71 van de Aanvullende Overeenkomst bij het NAVO-Statusverdrag, die op de dag na ontvangst door de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden van deze antwoordnota in werking treedt en waarvan de Nederlandse en Duitse tekst gelijkelijk authentiek zijn.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland maakt van deze gelegenheid gebruik om de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden opnieuw haar bijzondere hoogachting te betuigen.

Aan

de Ambassade van

het Koninkrijk der Nederlanden

te Berlijn


Nr. I

BOTSCHAFT DES KÖNIGREICHS DER NIEDERLANDE

Berlin, den 14. April 2004

BLN-PA-2004-040

Die Botschaft des Königreichs der Niederlande beehrt sich, dem Auswärtigen Amt Folgendes mitzuteilen.

Zur Förderung der Truppenbetreuung der in der Bundesrepublik Deutschland stationierten niederländischen Truppen und damit der Wahrung der Moral der Truppe unterbreitet die Regierung des Königreichs der Niederlande der Regierung der Bundesrepublik Deutschland den Vorschlag, ein Verwaltungsabkommen nach Artikel 71 Absatz 4 des Zusatzabkommens zum NATO-Truppenstatut zu schließen, das folgenden Wortlaut haben soll:

1. Den niederländischen Organisationen „Stichting Algemene Militaire Tehuizen (SAMT)", Stroe, und „Koninklijke Nederlandse Militaire Bond Pro Rege", Utrecht, die sich die Wahrung der weltanschaulichen, gesellschaftlichen und sozialen Interessen der Mitglieder der niederländischen Truppe und ihres zivilen Gefolges sowie der Angehörigen zum Ziel gesetzt haben, wird dieselbe Behandlung gewährt wie den Organisationen, die in Absatz 3 des sich auf Artikel 71 des Zusatzabkommens zum NATO-Truppenstatut beziehenden Abschnittes des Unterzeichnungsprotokolls zum Zusatzabkommen aufgeführt sind.

2. Die vorgenannten Organisationen sind für die Befriedigung der militärischen Bedürfnisse der in der Bundesrepublik Deutschland stationierten niederländischen Truppen erforderlich. Sie arbeiten nach den Richtlinien der niederländischen Truppe und unterstehen deren Dienstaufsicht.

3. Die gewährten Vergünstigungen und Befreiungen gelten für den Betrieb von Soldatenheimen für die in der Bundesrepublik Deutschland stationierten Mitglieder der niederländischen Truppe, ihr ziviles Gefolge und ihre Angehörigen. Die vorgenannten Vergünstigungen und Befreiungen werden für folgende Funktionen gewährt: a. Wohnzimmerfunktion, b. betreute Freizeitgestaltung, c. Begegnungsstätte, d. Kantinefunktion und e. zwischen dem Königreich der Niederlande und der Bundesrepublik Deutschland noch näher zu vereinbarende Funktionen, die sich aus der größeren Rolle ergeben, die den Soldatenheimen bei der Ausübung der Personalfürsorgeaufgaben zuerkannt wird. Die ausschließlich im Dienst dieser Organisationen stehenen Personen sind, unbeschadet des Artikels 71 Absatz 6 des Zusatzabkommens zum NATO-Truppenstatut, wie Mitglieder des zivilen Gefolges, die Angehörigen dieser Personen sind wie Angehörige von Mitgliedern des zivilen Gefolges anzusehen und zu behandeln.

4. Die vorgenannten Organisationen werden in Bezug auf die Regelung von Schadenersatzforderungen im Sinne von Artikel 41 Absatz 7 des Zusatzabkommens zum NATO-Truppenstatut nicht als integrierende Bestandteile der niederländischen Truppe und als entsprechend handelnd angesehen und unterliegen in dieser Hinsicht der deutschen Gerichtsbarkeit. Fahrzeuge, die zugunsten dieser Organisationen benutzt werden, werden als Dienstfahrzeuge im Sinne von Artikel XI Absatz 2c und Artikel XIII Absatz 4 des NATO-Truppenstatuts angesehen.

5. Die Botschaft wird dem Auswärtigen Amt die Orte in der Bundesrepublik Deutschland, in denen die Hauptniederlassung und die Zweigstellen der vorgenannten Organisationen eingerichtet werden, sowie die Personalien der bei diesen Einrichtungen angestellten Personen und ggfs. spätere Veränderungen mitteilen.

6. Artikel 71 Absatz 4 des Zusatzabkommens zum NATO-Truppenstatut ist kraft Absatz 3a des Protokolls zum Zusatzabkommen bezüglich der Stationierung deutscher Truppen in den Niederlanden (Bergen, 6 Oktober 1997) auf vergleichbare deutsche Organisationen in den Niederlanden anwendbar. Aufgrund dessen wird diesen Organisationen sowie den bei diesen Organisationen angestellten Personen und ihren Angehörigen ein vergleichbarer Status gewährt, der kraft dieses Verwaltungsabkommens niederländischen Organisationen in Deutschland und den bei diesen Organisationen angestellten Personen und ihren Angehörigen gewährt wird.

7. Das Verwaltungsabkommen vom 14. September 1965 bezüglich der Organisationen »Centrale van Katholieke Militaire Tehuizen« und »Koninklijke Nederlandse Militaire Bond Pro Rege« und das Verwaltungsabkommen vom 14. März 1968 bezüglich der Organisation »Stichting Militaire Tehuizen van het Humanistisch Thuisfront« treten am Tag des Inkrafttretens dieses Verwaltungsabkommens außer Kraft.

Falls sich die Regierung der Bundesrepublik Deutschland mit den in den Nr 1–7 enthaltenen Vorschlägen der Regierung des Königreichs der Niederlande einverstanden erklärt, werden diese Verbalnote und die das Einverständnis bestätigende Antwortnote des Auswärtigen Amtes ein Verwaltungsabkommen zwischen der Regierung des Königreichs der Niederlande und der Regierung der Bundesrepublik Deutschland im Sinne von Artikel 71 Absatz 4 des Zusatzabkommens zum NATO-Truppenstatut bilden, das am Tage nach dem Eingang der Antwortnote des Auswärtigen Amtes bei dieser Botschaft in Kraft tritt und deren niederländischer und deutscher Wortlaut gleichermaßen verbindlich ist.

Die Botschaft des Königreichs der Niederlande benutzt diesen Anlass, das Auswärtige Amt erneut ihrer ausgezeichneten Hochachtung zu versichern.

An das

Auswärtige Amt

der Bundesrepublik Deutschland

Berlin


Nr. II

AUSWÄRTIGES AMT

Berlin, den 13. Juli 2004

Gz.: 503-554.60 NLD

Das Auswärtige Amt der Bundesrepublik Deutschland beehrt sich, den Empfang der Verbalnote der Königlich Niederländischen Botschaft vom 14. April 2004 Nr. BLN-PA-2004-040 zu bestätigen, die folgenden Wortlaut hat

(Zoals in Nr. I)

Das Auswärtige Amt beehrt sich, der Botschaft des Königreichs der Niederlande mitzuteilen, daß sich die Regierung der Bundesrepublik Deutschland mit dem Vorschlag der Regierung des Königreichs der Niederlande einverstanden erklärt. Demgemäß bilden die Verbalnote der Botschaft des Königreichs der Niederlande vom 14. April 2004 Nr. BLN-PA-2004-040 und diese Antwortnote ein Verwaltungsabkommen im Sinne des Artikels 71 Absatz 4 des Zusatzabkommens zum NATO Truppenstatut zwischen der Regierung der Bundesrepublik Deutschland und der Regierung des Königreichs der Niederlande, das am Tage nach dem Eingang dieser Antwortnote bei der Botschaft des Königreichs der Niederlande in Kraft tritt und deren deutscher und niederländischer Wortlaut gleichermaßen verbindlich ist.

Das Auswärtige Amt benutzt diesen Anlaß, die Botschaft des Königreichs der Niederlande erneut seiner ausgezeichneten Hochachtung zu versichern.

An

die Königlich Niederländische Botschaft

Berlin


C. VERTALING

Zie Trb. 1961, 119.

D. PARLEMENT

Zie Trb. 1963, 99.

Het in de nota's van 14 april en 13 juli 2004 vervatte uitvoeringsverdrag behoeft ingevolge artikel 7, onderdeel b, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen niet de goedkeuring van de Staten-Generaal.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1963, 99.

De bepalingen van het in de nota's van 14 april en 13 juli 2004 vervatte uitvoeringsverdrag zijn ingevolge de één na laatste alinea van de beide nota's in werking getreden op 13 juli 2004.

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt het uitvoeringsverdrag alleen voor Nederland.

De bepalingen van het in nota's vervatte verdrag van 14 september 1965 (zie rubriek J van Trb. 1965, 216) en dat van 14 maart 1968 (zie rubriek J van Trb. 1968, 105) zijn ingevolge punt 7 van de nota's van 14 april en 13 juli 2004 juncto de inwerkingtreding van het in deze nota's vervatte verdrag op 13 juli 2004 op diezelfde datum buiten werking getreden.

J. VERWIJZINGEN

Zie voor verwijzingen en andere verdragsgegevens Trb. 1960, 37, Trb. 1961, 119, Trb. 1963, 99, Trb. 1965, 216, Trb. 1968, 105, Trb. 1977, 42 en Trb. 1990, 167.

Verbanden

Titel:Noord-Atlantisch Verdrag; Washington, 4 april 1949
Laatste Trb. :Trb. 2004, 154
Titel:Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten; Londen, 19 juni 1951
Laatste Trb. :Trb. 2001, 28
Titel:Briefwisseling tussen de Nederlandse, de Belgische, de Canadese, de Franse, de Amerikaanse en de Britse Regering, enerzijds, en de Duitse Bondsregering, anderzijds, houdende verlenging van het Navostatus verdrag van 1951; Bonn, 25 september 1990
Laatste Trb. :Trb. 1991, 157
Titel:Administratieve Overeenkomst ter uitvoering van artikel 60 van de Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantische Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, met betrekking tot de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten; Bonn, 3 augustus 1959
Laatste Trb. :Trb. 1998, 126
Overige verwijzingen
Titel:Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag van 19 juni 1951 tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten met betrekking tot de in het Koninkrijk der Nederlanden gestationeerde Duitse strijdkrachten; Bergen, 6 oktober 1997
Tekst:Trb. 1998, 124 (Nederlands en Duits)
Laatste Trb. :Trb. 2000, 79
Titel:Verdrag inzake de internationale burgerlijke luchtvaart; Chicago, 7 december 1944
Laatste Trb. :Trb. 1999, 108
Titel:Verdrag betreffende de status van vluchtelingen; Genève, 28 juli 1951
Laatste Trb. :Trb. 1995, 136
Titel:Verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering; 's-Gravenhage, 1 maart 1954
Laatste Trb. :Trb. 1994, 88
Titel:Overeenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de Franse Republiek en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de aanwezigheid van buitenlandse strijdkrachten in de Bondsrepubliek Duitsland; Parijs, 23 oktober 1954
Laatste Trb. :Trb. 1990, 165

In overeenstemming met artikel 19, tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen heeft de Minister van Buitenlandse Zaken bepaald dat het Verdrag zal zijn bekendgemaakt in Nederland op de dag na de datum van uitgifte van dit Tractatenblad.

Uitgegeven de veertiende oktober 2004

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. BOT

Naar boven