A. TITEL

Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zambia;

Lusaka, 30 april 2003

B. TEKST

De Engelse tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 2003, 92.

C. VERTALING

Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Zambia

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van de Republiek Zambia

(hun Staten hierna te noemen „de Verdragsluitende Partijen"),

Geleid door de wens hun van oudsher bestaande vriendschapsbanden te versterken en de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren, met name wat betreft investeringen door onderdanen van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij,

In het besef dat overeenstemming over de aan dergelijke investeringen toe te kennen behandeling het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie tussen, alsmede de economische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen zal stimuleren, en dat een eerlijke en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit Verdrag:

  • a. wordt onder de term „investeringen" verstaan: alle soorten vermogensbestanddelen en in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

    • i. roerende en onroerende zaken en alle andere zakelijke rechten met betrekking tot alle soorten vermogensbestanddelen;

    • ii. rechten ontleend aan aandelen, obligaties en andere soorten belangen in ondernemingen en joint ventures;

    • iii. aanspraken op geld, op andere vermogensbestanddelen of op iedere prestatie die economische waarde heeft;

    • iv. rechten op het gebied van de intellectuele eigendom, technische werkwijzen, goodwill en knowhow;

    • v. rechten verleend krachtens het publiekrecht of bij overeenkomst, met inbegrip van rechten tot het opsporen, exploreren, ontginnen en winnen van natuurlijke rijkdommen.

  • b. omvat de term „onderdanen" met betrekking tot elk van de Verdragsluitende Partijen:

    • i. natuurlijke personen die de nationaliteit van die Verdragsluitende Partij hebben;

    • ii. rechtspersonen die zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende Partij;

    • iii. rechtspersonen die onder al dan niet rechtstreeks toezicht staan van natuurlijke personen zoals omschreven onder i. of van rechtspersonen zoals omschreven onder ii.;

  • c. wordt onder de term „grondgebied" verstaan:

    • i. wat betreft de Republiek Zambia:

      het grondgebied waarbinnen de Republiek Zambia soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent in overeenstemming met het internationale recht;

    • ii. wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden:

      het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden en alle aan de territoriale zee grenzende gebieden die, krachtens het in het Koninkrijk der Nederlanden geldende recht en overeenkomstig het internationale recht, tot de exclusieve economische zone of het continentaal plat van het Koninkrijk der Nederlanden behoren, en waarin het Koninkrijk der Nederlanden rechtsmacht of soevereine rechten uitoefent.

Artikel 2 Bevordering van investeringen

Elke Verdragsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften, de economische samenwerking door middel van de bescherming op haar grondgebied van investeringen van onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij. Met inachtneming van het recht van elke Verdragsluitende Partij de door haar wetten of voorschriften verleende bevoegdheden uit te oefenen, laat elke Verdragsluitende Partij dergelijke investeringen toe.

Artikel 3 Bescherming van investeringen

1. Elke Verdragsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling van de investeringen van onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij en belemmert niet, door onredelijke of discriminatoire maatregelen, de werking, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door die onderdanen. Elke Verdragsluitende Partij kent aan die investeringen volledige fysieke zekerheid en bescherming toe.

2. In het bijzonder kent elke Verdragsluitende Partij aan die investeringen een behandeling toe die in ieder geval niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan investeringen van haar eigen onderdanen of aan investeringen van onderdanen van een derde staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken onderdaan.

3. Elke Verdragsluitende Partij komt alle verplichtingen na die zij kan zijn aangegaan met betrekking tot investeringen van onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij.

4. Indien naast dit Verdrag de wettelijke bepalingen van een van beide Verdragsluitende Partijen of verplichtingen krachtens internationaal recht die thans tussen de Verdragsluitende Partijen bestaan of op een later tijdstip onderling worden aangegaan, een algemene of bijzondere regeling bevatten op grond waarvan investeringen door onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij aanspraak kunnen maken op een behandeling die gunstiger is dan in dit Verdrag is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in zoverre zij gunstiger is, voorrang boven dit Verdrag.

Artikel 4 Uitzondering

Indien een Verdragsluitende Partij onderdanen van een derde staat bijzondere voordelen heeft toegekend uit hoofde van overeenkomsten tot oprichting van douane-unies, economische unies, monetaire unies of soortgelijke instellingen, dan wel op grond van interim-overeenkomsten die tot dergelijke unies of instellingen leiden, is die Verdragsluitende Partij niet verplicht deze voordelen toe te kennen aan onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij, zoals vermeld in artikel 3, tweede lid.

Artikel 5 Belastingen en andere fiscale aangelegenheden

Met betrekking tot belastingen, heffingen, lasten en fiscale verminderingen en vrijstellingen van belasting kent iedere Verdragsluitende Partij aan onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij die zich op haar grondgebied met economische activiteiten bezighouden, een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan haar eigen onderdanen of aan die van een derde staat die zich in dezelfde omstandigheden bevinden, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken onderdanen. Hierbij wordt evenwel geen rekening gehouden met bijzondere fiscale voordelen door die Partij toegekend:

  • a. krachtens een verdrag ter vermijding van dubbele belasting; of

  • b. uit hoofde van haar deelneming aan een douane-unie, economische unie of soortgelijke instelling; of

  • c. op basis van wederkerigheid met een derde staat.

Artikel 6 Overmakingen

De Verdragsluitende Partijen waarborgen dat betalingen die verband houden met een investering kunnen worden overgemaakt. De overmakingen geschieden in een vrij inwisselbare valuta, zonder beperking of vertraging. Deze overmakingen omvatten in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

  • a. winsten, interesten, dividenden en andere lopende inkomsten;

  • b. gelden nodig

    • i. voor het verwerven van grondstoffen of hulpmaterialen, halffabrikaten of eindproducten,

      of

    • ii. om kapitaalgoederen te vervangen teneinde de continuïteit van een investering te waarborgen;

  • c. bijkomende gelden nodig voor de ontwikkeling van een investering;

  • d. gelden voor de terugbetaling van leningen;

  • e. royalty's of honoraria;

  • f. verdiensten van natuurlijke personen;

  • g. de opbrengst van de verkoop of liquidatie van de investering;

  • h. betalingen die voortvloeien uit artikel 7 en artikel 8.

Artikel 7 Onteigening

Geen van de Verdragsluitende Partijen neemt maatregelen waardoor direct of indirect aan onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij hun investeringen worden ontnomen, tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de maatregelen worden genomen in het algemeen belang en met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang;

  • b. de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met enige verbintenis die de Verdragsluitende Partij die deze maatregelen neemt, kan zijn aangegaan;

  • c. de maatregelen gaan vergezeld van een billijke schadeloosstelling. Deze schadeloosstelling dient overeen te komen met de werkelijke waarde van de getroffen investeringen, dient rente te omvatten tegen een gewone commerciële rentevoet tot de datum van betaling en dient, wil zij doeltreffend zijn voor de gerechtigden, zonder vertraging te worden betaald en te kunnen worden overgemaakt naar het door de betrokken gerechtigden aangewezen land en in de valuta van het land waarvan de gerechtigden onderdaan zijn of in een door de gerechtigden aanvaarde vrij inwisselbare valuta.

Artikel 8 Schadeloosstelling voor verliezen

Aan onderdanen van de ene Verdragsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand, opstand, oproer of ongeregeldheden, wordt door de laatstbedoelde Verdragsluitende Partij wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, geen minder gunstige behandeling toegekend dan die welke die Verdragsluitende Partij toekent aan haar eigen onderdanen of aan onderdanen van een derde staat die zich in dezelfde omstandigheden bevinden, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken onderdanen.

Artikel 9 Subrogatie

Indien de investeringen van een onderdaan van de ene Verdragsluitende Partij verzekerd zijn tegen niet-commerciële risico's of anderszins aanleiding geven tot de betaling van schadevergoeding ter zake van die investeringen krachtens een bij wet, voorschrift of overheidscontract ingesteld stelsel, wordt de subrogatie van de verzekeraar of de herverzekeraar of de door de ene Verdragsluitende Partij aangewezen instantie in de rechten van de bedoelde onderdaan, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering of krachtens een andere gegeven schadeloosstelling, door de andere Verdragsluitende Partij erkend.

Artikel 10 Beslechting van investeringsgeschillen tussen een Verdragsluitende Partij en een onderdaan van de andere Verdragsluitende Partij

1. Geschillen tussen een onderdaan van een van de Verdragsluitende Partijen en de andere Verdragsluitende Partij betreffende een investering van die onderdaan, die niet in der minne zijn geschikt, worden door de investeerder schriftelijk, met inbegrip van gedetailleerde informatie, ter kennis gebracht van de gastheerpartij van de investering, en zullen indien mogelijk in der minne worden geschikt.

2. Indien een geschil niet binnen een periode van zes maanden na de datum van de in het eerste lid genoemde kennisgeving in der minne kan worden beslecht, kan het geschil worden voorgelegd aan de bevoegde rechter van de Verdragsluitende Partij.

3. Het geschil kan tevens worden voorgelegd voor internationale geschillenbeslechting. Wanneer het geschil wordt voorgelegd voor internationale geschillenbeslechting, kan de onderdaan kiezen of hij het geschil voorlegt aan:

  • a. het Internationale Centrum voor de Beslechting van Investeringsgeschillen (met betrekking tot bepalingen, indien van toepassing, van het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen staten en onderdanen van andere staten, dat op 18 maart 1965 te Washington werd opengesteld voor ondertekening); of

  • b. een scheidsgerecht ad hoc krachtens het arbitragereglement van de Commissie voor Internationaal Handelsrecht van de Verenigde Naties.

4. Een rechtspersoon die onderdaan is van de ene Verdragsluitende Partij en die, voordat een dergelijk geschil ontstaat, onder toezicht staat van onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij, wordt in overeenstemming met artikel 25, tweede lid, letter b, van het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen voor de toepassing van dat Verdrag behandeld als een onderdaan van de andere Verdragsluitende Partij.

5. De scheidsrechterlijke uitspraken zijn definitief en bindend voor de partijen bij het geschil en worden ten uitvoer gelegd in overeenstemming met de nationale wetgeving.

6. Elke Verdragsluitende Partij stemt er bij dezen mee in investeringsgeschillen ter beslechting voor te leggen aan de in het voorgaande derde lid, onder letter a en b genoemde alternatieve instanties voor geschillenregeling.

Artikel 11 Geschillen tussen de Verdragsluitende Partijen

1. Enig geschil tussen de Verdragsluitende Partijen inzake de uitlegging of toepassing van het Verdrag wordt, indien mogelijk, langs diplomatieke weg beslecht.

2. Indien een geschil niet aldus kan worden beslecht binnen zes maanden, wordt het op verzoek van een van de Verdragsluitende Partijen voorgelegd aan een scheidsgerecht.

3. Een dergelijk scheidsgerecht wordt per geval als volgt samengesteld: binnen twee maanden na de ontvangst van een verzoek om arbitrage benoemt elke Verdragsluitende Partij een lid van het scheidsgerecht. Deze twee leden kiezen vervolgens een onderdaan van een derde staat als voorzitter van het scheidsgerecht. De voorzitter wordt binnen twee (2) maanden na de datum van de benoeming van de twee overige leden benoemd.

4. Indien de noodzakelijke benoemingen niet zijn verricht binnen de termijnen genoemd in het derde lid van dit artikel, kan elk van de Verdragsluitende Partijen, indien een andere regeling ontbreekt, de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de President van het Internationale Gerechtshof onderdaan is van een van beide Verdragsluitende Partijen of anderszins verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, wordt de Vice-President verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President onderdaan is van een van de Partijen of eveneens verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, wordt het lid van het Internationale Gerechtshof dat de hoogste anciënniteit heeft en geen onderdaan is van een van de Verdragsluitende Partijen, verzocht de benoemingen te verrichten.

5. Het scheidsgerecht doet uitspraak op basis van eerbiediging van het recht. Alvorens uitspraak te doen, kan het scheidsgerecht in elk stadium van het geding een minnelijke schikking van het geschil aan de partijen voorstellen. De voorgaande bepalingen doen geen afbreuk aan regeling van het geschil ex aequo et bono, indien de Partijen dit overeenkomen.

6. Het scheidsgerecht neemt zijn beslissing bij meerderheid van stemmen. Deze beslissing is bindend voor beide Verdragsluitende Partijen. Elke Verdragsluitende Partij draagt de kosten van haar eigen lid van het scheidsgerecht, alsmede die van haar vertegenwoordiging tijdens de arbitrageprocedure; de kosten van de voorzitter en de overige kosten worden gelijkelijk gedragen door de Verdragsluitende Partijen. Het scheidsgerecht kan bij zijn beslissing evenwel bepalen dat een van de twee Verdragsluitende Partijen een groter deel van de kosten draagt en deze beslissing is bindend voor beide Verdragsluitende Partijen. Het scheidsgerecht stelt zijn eigen procedureregels vast.

Artikel 12 Reikwijdte van het Verdrag

De bepalingen van dit Verdrag zijn, vanaf de datum waarop het in werking treedt, ook van toepassing op investeringen die voor die datum zijn gedaan. Dit Verdrag is echter niet van toepassing op eerdere geschillen of aanspraken die in verband staand met investeringen die gedaan zijn vóór zijn inwerkingtreding

Artikel 13 Overleg

Elk van de Verdragsluitende Partijen kan aan de andere Partij voorstellen overleg te plegen over een aangelegenheid betreffende de uitlegging of toepassing van het Verdrag. De andere Partij neemt dit voorstel in welwillende overweging en biedt passende gelegenheid voor dergelijk overleg.

Artikel 14 Territoriale toepassing

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag van toepassing op het deel van het Koninkrijk in Europa, op de Nederlandse Antillen en op Aruba, tenzij anders is bepaald in de in artikel 15, eerste lid, bedoelde mededeling.

Artikel 15 Inwerkingtreding, werkingsduur en beëindiging

1. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan hun grondwettelijk vereiste procedures is voldaan, en blijft van kracht gedurende een tijdvak van vijftien (15) jaar.

2. Tenzij ten minste zes maanden voor de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Verdragsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt dit Verdrag telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien (10) jaar, waarbij elke Verdragsluitende Partij zich het recht voorbehoudt het Verdrag te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden voor de datum van het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid.

3. Ten aanzien van investeringen die zijn gedaan voor de datum van beëindiging van dit Verdrag, blijven de voorgaande artikelen van kracht gedurende een tijdvak van vijftien (15) jaar vanaf die datum.

4. De voorwaarden van dit Verdrag kunnen met wederzijdse goedkeuring van beide Verdragsluitende Partijen worden gewijzigd en dergelijke wijzigingen geschieden door middel van een diplomatieke notawisseling tussen de Verdragsluitende Partijen, zodra zij aan hun grondwettelijke verplichtingen hebben voldaan.

5. Met inachtneming van de in het tweede lid van dit artikel genoemde termijn is het Koninkrijk der Nederlanden gerechtigd de toepassing van dit Verdrag ten aanzien van elk van de delen van het Koninkrijk afzonderlijk te beëindigen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in twee originele exemplaren te Lusaka, op 30 april 2003, in de Engelse taal.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

P. SCHÖNHERR

Voor de Regering van de Republiek Zambia

M. P. DIPAK PATEL

Protocol

Protocol bij het Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen de Regering van de Republiek Zambia en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden.

Bij de ondertekening van het Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen de Regering van Republiek Zambia en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, hebben de ondertekenende vertegenwoordigers overeenstemming bereikt over de volgende bepaling, die een integrerend deel uitmaakt van het Verdrag:

Ad artikel 3, tweede lid

De Republiek Zambia kan haar onderdanen in het kader van haar ontwikkelingsbeleid, speciale stimulansen toekennen teneinde de oprichting van kleine en middelgrote bedrijven te bevorderen, op voorwaarde dat deze stimulansen de investeringen van onderdanen van het Koninkrijk der Nederlanden niet wezenlijk aantasten. Ten aanzien hiervan kent de Republiek Zambia aan de onderdanen van het Koninkrijk der Nederlanden een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan de onderdanen van een derde staat.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN in twee originele exemplaren te Lusaka, op 30 april 2003, in de Engelse taal.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

P. SCHÖNHERR

Voor de Regering van de Republiek Zambia

M. P. DIPAK PATEL


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2003, 92.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2003, 92.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 2003, 92.

Uitgegeven de dertigste augustus 2004

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. BOT

Naar boven