A. TITEL

Verdrag inzake toestemming voor de doorreis van Joegoslavische staatsburgers zonder verblijfsrecht, met bijlagen;

Berlijn, 21 maart 2000

B. TEKST

De Duitse tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 2001, 140.

C. VERTALING

Zie Trb. 2001, 188.

D. PARLEMENT

Bij brieven van 29 november 2001 (Kamerstukken II 2001/2002, 28 134, nr. 1) is het Verdrag in overeenstemming met artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen en op de voet van artikel 10 van de Rijkswet overgelegd aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De toelichtende nota die de brieven vergezelde, is ondertekend door de Minister van Justite A. H. KORTHALS en de Minister van Buitenlandse Zaken J. J. VAN AARTSEN.

De goedkeuring door de Staten-Generaal is verleend op 30 december 2001.

E. BEKRACHTIGING

De volgende staten hebben in overeenstemming met artikel 7, derde lid, een kennisgeving aan de regering van Duitsland gedaan.

Albanië 6 juni 2001
Hongarije10 augustus 2000

F. TOETREDING

Zie Trb. 2001, 140. Voor Luxemburg is, na de toetredingsprocedure van artikel 8, tweede lid, het Verdrag ingevolge artikel 8, derde lid, op 11 augustus 2001 in werking getreden.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2001, 140.

Ingevolge artikel 7, tweede lid, is het Verdrag voor Duitsland, Italië, Oostenrijk en Zwitserland op 20 april 2000 in werking getreden.

Ingevolge artikel 7, vierde lid, wordt het Verdrag door Albanië, Bosnië-Herzegovina, Hongarije, Kroatië en Slovenië vanaf 20 april 2000 voorlopig toegepast.

Uitgegeven de achttiende augustus 2004

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. BOT

Naar boven