A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Costa Rica inzake de controle van socialezekerheidsuitkeringen;

San José, 1 december 2003

B. TEKST

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Costa Rica inzake de controle van socialezekerheidsuitkeringen

Het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Costa Rica, hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen;

Met de bedoeling om de betrekkingen op het terrein van de sociale zekerheid tussen de twee landen te verbeteren, en

Geleid door de wens de samenwerking tussen de twee Staten te regelen teneinde de controle van socialezekerheidsuitkeringen van het ene land in het andere land te waarborgen;

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:

  • a. „grondgebied", met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden, het grondgebied van het Koninkrijk in Europa; met betrekking tot Costa Rica het toepassingsgebied zoals omschreven in de artikelen 5 en 6 van de Politieke Grondwet van de Republiek Costa Rica, in beide gevallen in overeenstemming met het internationale recht;

  • b. „bevoegde autoriteit", met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van Nederland; met betrekking tot de Republiek Costa Rica, het Ministerie van Arbeid en Sociale Zekerheid;

  • c. „uitvoeringsorgaan", met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden, voor wat betreft de takken van sociale verzekeringen genoemd onder artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b en c: het „Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen", en voor wat betreft de onderdelen van sociale verzekeringen genoemd onder artikel 2, eerste lid, onderdelen d, e en f: de „Sociale verzekeringsbank", en voor wat betreft de wetgeving met betrekking tot sociale bijstand: de gemeentelijke autoriteiten of de instanties bevoegd om de functies uit te oefenen die thans door de genoemde organen worden uitgeoefend. Met betrekking tot de Republiek Costa Rica, de „Caja Costarricense del Seguro Social" (Sociale Zekerheidskas van Costa Rica) en de „Dirección Nacional de Pensiones del Ministerio de Trabajo y Seguridad Social" (Nationale Pensioendirectie van het Ministerie van Arbeid en Sociale Zekerheid), of elk lichaam bevoegd om de functies uit te oefenen die thans door genoemde organen worden uitgeoefend;

  • d. „autoriteit", iedere organisatie die betrokken is bij de uitvoering van dit Verdrag, met inbegrip van, onder andere, de bevolkingsregisters, belastingautoriteiten, registers van de burgerlijke stand, arbeidsbureaus, scholen en andere onderwijsinstellingen, handelsautoriteiten, politie en gevangeniswezen, immigratiekantoren en het nationale register;

  • e. „wetgeving", de wetgeving genoemd in artikel 2;

  • f. „uitkering", elke uitkering of elk pensioen in geld ingevolge de wetgeving;

  • g. „uitkeringsgerechtigde", iedere persoon die aanspraak maakt of recht heeft op een uitkering;

  • h. „gezinslid", een persoon die als zodanig wordt omschreven of erkend in de wetgeving;

  • i. „wonen", gewoonlijk wonen;

  • j. „verblijven", tijdelijk wonen.

2. De andere termen die in dit Verdrag worden gebruikt hebben de betekenis die daaraan wordt gegeven in de wetgeving van de Verdragsluitende Partijen.

Artikel 2 Materiële werkingssfeer

Dit Verdrag is van toepassing:

1. Met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden, op de Nederlandse wetgeving betreffende de sociale bijstand en de volgende takken van sociale verzekeringen:

  • a. uitkeringen in geval van ziekte en moederschap;

  • b. arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor werknemers;

  • c. arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor zelfstandigen;

  • d. ouderdomsuitkeringen;

  • e. nabestaandenuitkeringen;

  • f. kinderbijslagen.

2. Met betrekking tot de Republiek Costa Rica, op de wetgeving betreffende de volgende takken van sociale zekerheid:

  • a. uitkeringen in geval van ziekte en moederschap zoals geregeld in de Gezondheidsverzekering van de Socialezekerheidskas van Costa Rica;

  • b. arbeidsongeschiktheids-, ouderdoms- en overlijdensuitkeringen zoals vastgesteld door de Socialezekerheidskas van Costa Rica.

Artikel 3 Personele werkingssfeer

Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, is dit Verdrag van toepassing op iedere uitkeringsgerechtigde alsmede zijn gezinsleden voorzover zij wonen of verblijven op het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen.

Artikel 4 Export van uitkeringen

1. Het feit dat de uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin woont of verblijft op het grondgebied van een van de Verdragsluitende Partijen, vormt geen belemmering voor de uitbetaling van de uitkeringen binnen het kader van dit Verdrag.

2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op de wetgeving betreffende de sociale bijstand.

3. Het eerste lid laat onverlet Nederlandse wetgeving tot invoering van beperkingen ten aanzien van de betaling van kinderbijslagen met betrekking tot kinderen die wonen of verblijven buiten het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden, of tot uitsluiting van betaling daarvan.

Artikel 5 Identificatie

1. Om het recht op het verkrijgen van uitkeringen en de rechtmatigheid van de betalingen krachtens de Costaricaanse of de Nederlandse wetgeving te kunnen vaststellen, is een uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid verplicht zich te identificeren ten overstaan van het uitvoeringsorgaan op het grondgebied waarvan de betrokkene woont of verblijft, door een officieel identiteitsbewijs te tonen. Onder een officieel identiteitsbewijs wordt verstaan een paspoort of een ander geldig identiteitsbewijs afgegeven door de instantie op het grondgebied waarvan de betrokkene woont of verblijft.

2. Het betreffende uitvoeringsorgaan identificeert de uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid op grond van het identiteitsbewijs. Het betrokken uitvoeringsorgaan stelt het uitvoeringsorgaan van de andere Verdragsluitende Partij ervan in kennis dat de identiteit van de uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid is vastgesteld, door verzending van een gewaarmerkt afschrift van het identiteitsbewijs.

Artikel 6 Verificatie van aanvragen en betalingen

1. Voor de toepassing van dit artikel, betekent „informatie" informatie ter zake van, onder andere, identiteit, adres, gezinssituatie, arbeid, onderwijs, inkomsten, onroerende zaken, gezondheidstoestand, overlijden en vrijheidsontneming.

2. In verband met de aanvraag of de rechtmatigheid van de betaling van uitkeringen, controleert het uitvoeringsorgaan van een Verdragsluitende Partij, op verzoek van het uitvoeringsorgaan van de andere Verdragsluitende Partij, de informatie met betrekking tot de uitkeringsgerechtigde of zijn gezinsleden. Indien nodig wordt de juistheid van de informatie nagegaan bij de autoriteiten. Het uitvoeringsorgaan verstrekt een verklaring van de uitgevoerde verificatie, vergezeld van gewaarmerkte kopieën van de desbetreffende documenten, aan het uitvoeringsorgaan van de andere Verdragsluitende Partij.

3. Onverminderd hetgeen is bepaald in het tweede lid, informeert het uitvoeringsorgaan van een Verdragsluitende Partij, zonder voorafgaand verzoek en voor zover mogelijk, het uitvoeringsorgaan van de andere Verdragsluitende Partij over iedere wijziging in de informatie met betrekking tot de uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid.

4. De uitvoeringsorganen van de Verdragsluitende Partijen kunnen zich rechtstreeks tot elkaar wenden, evenals tot de uitkeringsgerechtigden, hun gezinsleden of hun vertegenwoordigers.

5. Onverminderd hetgeen is bepaald in het tweede lid, kunnen de diplomatieke of consulaire vertegenwoordigers en de uitvoeringsorganen van een Verdragsluitende Partij zich rechtstreeks tot de autoriteiten van de andere Verdragsluitende Partij, de uitkeringsgerechtigden of hun gezinsleden wenden teneinde het recht op uitkeringen of de rechtmatigheid van de betalingen aan de uitkeringsgerechtigden te controleren.

6. Bij de toepassing van dit Verdrag bieden de autoriteiten hun medewerking en handelen alsof het de toepassing van hun eigen wetgeving betreft. De administratieve bijstand door de autoriteiten is kosteloos. Niettemin kunnen de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen de vergoeding van bepaalde kosten overeenkomen.

Artikel 7 Verificatie van informatie in geval van ziekte en invaliditeit

1. Op verzoek van het uitvoeringsorgaan van een Verdragsluitende Partij wordt het medisch onderzoek van een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin die respectievelijk dat woont of verblijft op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, uitgevoerd door het uitvoeringsorgaan van de laatstgenoemde Verdragsluitende Partij.

2. Voor de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van de uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid, maken de uitvoeringsorganen van een Verdragsluitende Partij gebruik van de medische en administratieve gegevens die door het uitvoeringsorgaan van de andere Verdragsluitende Partij worden verstrekt. Niettemin kan het uitvoeringsorgaan van de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij de uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid verzoeken zich aan een medisch onderzoek te onderwerpen door een door het uitvoeringsorgaan gekozen arts, dan wel een medisch onderzoek te ondergaan op zijn grondgebied.

3. De uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid is verplicht gehoor te geven aan elke oproep om te verschijnen voor medisch onderzoek. Indien de uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid meent om medische redenen niet in staat te zijn zich te begeven naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, informeert hij onmiddellijk het uitvoeringsorgaan van die Verdragsluitende Partij. In dat geval is hij verplicht een medische verklaring te overleggen die is afgegeven door een arts die daartoe is aangewezen door het uitvoeringsorgaan op het grondgebied waarvan hij woont of verblijft. De verklaring bevat de medische redenen van de onmogelijkheid te reizen alsmede de te verwachten duur van deze onmogelijkheid.

4. De kosten van de in dit artikel bedoelde onderzoeken alsmede, in een voorkomend geval, de reis- en verblijfkosten zijn voor rekening van het uitvoeringsorgaan op verzoek waarvan het onderzoek is uitgevoerd.

Artikel 8 Erkenning van administratieve beslissingen

1. Elke administratieve beslissing inzake de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen of de inning van socialezekerheidspremies en administratieve sancties op grond van de toepasselijke wetgeving, die is genomen door een uitvoeringsorgaan van een Verdragsluitende Partij en waartegen geen rechtsmiddelen meer openstaan, wordt door de andere Verdragsluitende Partij erkend.

2. De administratieve beslissing waarnaar het eerste lid verwijst, wordt niet erkend indien de erkenning in strijd is met de openbare orde van de staat waar om erkenning wordt verzocht.

3. De administratieve beslissingen die voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn en die overeenkomstig het eerste en tweede lid zijn erkend, worden door de andere Verdragsluitende Partij ten uitvoer gelegd overeenkomstig de van kracht zijnde wettelijke bepalingen op het grondgebied van deze staat, die de tenuitvoerlegging van vergelijkbare administratieve beslissingen beheersen. De bevestiging dat een beslissing voor tenuitvoerlegging vatbaar is wordt vermeld op het gewaarmerkte afschrift van die beslissing. De bevestiging dat een beslissing ten uitvoer is gelegd wordt medegedeeld aan de andere Verdragsluitende Partij.

Artikel 9 Weigering om te betalen, opschorting en intrekking

Het uitvoeringsorgaan van een Verdragsluitende Partij kan een uitkering weigeren toe te kennen, of kan de betaling van een uitkering opschorten of intrekken, indien naar zijn oordeel:

  • a. de uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid verzuimt binnen een periode van drie maanden de onderzoeken te ondergaan dan wel de informatie te verstrekken, zoals vereist in artikel 5 en artikel 7, tweede en derde lid, van dit Verdrag, of

  • b. het uitvoeringsorgaan van de andere Verdragsluitende Partij verzuimt binnen een periode van drie maanden informatie te verstrekken of de gevraagde onderzoeken uit te voeren overeenkomstig artikel 5, artikel 6, tweede lid, en artikel 7, eerste lid, van dit Verdrag.

Artikel 10 Bescherming van gegevens

1. Wanneer voor de toepassing van dit Verdrag de bevoegde autoriteiten, de uitvoeringsorganen of de autoriteiten van een van de Verdragsluitende Partijen persoonsgegevens mededelen aan de bevoegde autoriteiten of de uitvoeringsorganen van de andere Verdragsluitende Partij, is deze mededeling onderworpen aan de wettelijke bepalingen inzake de bescherming van gegevens van de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt. De verdere verzending, alsmede de opslag, wijziging en vernietiging van gegevens is onderworpen aan de bepalingen van de wetgeving inzake de bescherming van gegevens van de ontvangende Verdragsluitende Partij.

2. Het gebruik van persoonsgegevens voor andere dan socialezekerheidsdoeleinden is onderworpen aan de goedkeuring van de belanghebbende of aan de waarborgen voorzien in de nationale wetgeving.

Artikel 11 Uitvoering van het Verdrag

De uitvoeringsorganen van beide Verdragsluitende Partijen kunnen, door middel van aanvullende akkoorden, maatregelen vaststellen voor de toepassing van dit Verdrag.

Artikel 12 Taal

1. Voor de toepassing van dit Verdrag kunnen de bevoegde autoriteiten, de uitvoeringsorganen en de autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen rechtstreeks met elkaar communiceren in de Engelse taal.

2. Geen enkel document wordt afgewezen omdat het is opgesteld in de officiële taal van een Verdragsluitende Partij.

Artikel 13 Geschillenbeslechting

De bevoegde autoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen dienen alle redelijke inspanningen te verrichten om gezamenlijke overeenstemming te bereiken over elk geschil inzake.

Artikel 14 Inwerkingtreding van dit Verdrag

1. De Verdragsluitende Partijen stellen elkaar schriftelijk en langs diplomatieke weg in kennis van de voltooiing van hun respectieve juridische of constitutionele procedures vereist voor de inwerkingtreding van dit Verdrag.

2. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum van de laatste kennisgeving. Artikel 4 van dit Verdrag treedt voor het Koninkrijk der Nederlanden in werking met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2003.

3. Het Koninkrijk der Nederlanden past artikel 4 voorlopig toe vanaf de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum van ondertekening van dit Verdrag, zonder dat dit een vergelijkbare verplichting voor de Republiek Costa Rica impliceert.

Artikel 15 Toepassing van het Verdrag

Met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden is dit Verdrag slechts van toepassing op het grondgebied van het Koninkrijk in Europa.

Artikel 16 Opzegging van het Verdrag

Elk van de Verdragsluitende Partijen kan dit Verdrag te allen tijde schriftelijk en langs diplomatieke weg opzeggen. In geval van opzegging blijft dit Verdrag van kracht tot het einde van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de andere Verdragsluitende Partij de opzegging heeft ontvangen.

TEN BLIJKE waarvan, de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag in tweevoud hebben ondertekend, in de Nederlandse en Spaanse taal, te San José, op de eerste december 2003.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) W.G.J.M. WESSELS

Voor de Republiek Costa Rica

(w.g.) R. TOVAR


Convenio entre el Reino de los Países Bajos y la República de Costa Rica sobre verificación de beneficios de Seguridad Social

El Reino de los Países Bajos y La República de Costa Rica, en adelante las Partes Contratantes:

Con la intención de mejorar las relaciones en el campo de la seguridad social entre los dos países, y;

Deseosos de regular la cooperación entre los dos Estados a fin de asegurar la verificación de los beneficios de seguridad social de un país en el otro;

Acuerdan lo siguiente:

Artículo 1 Definiciones

1. A los fines del presente Convenio:

  • a) «territorio» significa, en relación con el Reino de los Países Bajos, el territorio del Reino en Europa; con respecto a Costa Rica el ámbito de aplicación dispuesto en los artículos 5 y 6 de la Constitución Política de la República de Costa Rica, en ambos casos de conformidad con el Derecho Internacional;

  • b) «autoridad competente» significa, en relación con el Reino de los Países Bajos, el Ministro de Asuntos Sociales y Empleo de los Países Bajos; en relación con la República de Costa Rica el Ministerio de Trabajo y Seguridad Social;

  • c) «entidad gestora» significa, en relación con el Reino de los Países Bajos, respecto de los rubros de seguros sociales según el Artículo 2, inciso 1, bajo a, b y c, el «Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen» (Instituto de seguro social para los asalariados), respecto de los rubros de seguros sociales mencionados en el Artículo 2, inciso 1, bajo d, e y f: el «Sociale verzekeringbank» (Banco de Seguro Social) y respecto de la legislación relativa a la asistencia social: las autoridades municipales; o cualesquiera instituciones autorizadas para ejercer las funciones en este momento desempeñadas por las instituciones mencionadas. En relación con La República de Costa Rica, la Caja Costarricense del Seguro Social y la Dirección Nacional de Pensiones del Ministerio de Trabajo y Seguridad Social o cualquier institución autorizada a ejercer las funciones en este momento desempeñadas por las instituciones mencionadas;

  • d) «agencia» significa toda organización interviniente en la implementación del presente Convenio e incluye, entre otros, los registros de población, autoridades fiscales, registros civiles, agencias de empleo, escuelas y demás institutos educativos, autoridades comerciales, policiales y penitenciarias, oficinas de migración y el registro nacional;

  • e) «legislación» significa la legislación mencionada en el Artículo 2;

  • f) «beneficio» significa todo beneficio o pensión en efectivo en virtud de la legislación;

  • g) «beneficiario» significa una persona que solicita o tiene derecho a un beneficio;

  • h) «integrante de la familia» significa una persona definida, o reconocida como tal por la legislación;

  • i) «reside» significa residir habitualmente;

  • j) «permanece» significa residir temporalmente;

2. Los otros términos empleados en el presente Convenio tienen el significado que se les atribuye bajo la legislación en aplicación.

Artículo 2 Alcance material

El presente Convenio se aplicará:

1. Respecto del Reino de los Países Bajos, a la legislación de los Países Bajos relativa a la asistencia social y a los siguientes rubros de los seguros sociales:

  • a) Beneficios por enfermedad y maternidad;

  • b) Beneficios por incapacidad para empleados;

  • c) Beneficios por incapacidad para autónomos;

  • d) Beneficios para la tercera edad;

  • e) Beneficios para los sobrevivientes;

  • f) Beneficios para hijos.

2. Respecto de la República de Costa Rica, a la legislación relativa a los siguientes rubros de la seguridad social:

  • a) Beneficios de enfermedad y maternidad regulados por el Seguro de Salud de la Caja Costarricense del Seguro Social;

  • b) Beneficios de invalidez, vejez y muerte establecidos por la Caja Costarricense del Seguro Social.

Artículo 3 Alcance personal

A menos que el presente Convenio disponga lo contrario, éste se aplicará a todo beneficiario así como a los integrantes de su familia, en tanto residan o permanezcan en el territorio de las Partes Contratantes.

Artículo 4 Exportación de beneficios

1. La permanencia o residencia del beneficiario o integrantes de su familia en el territorio de cualquiera de las partes contratantes, no restringirá el pago de los beneficios, dentro de los lineamientos del presente Convenio.

2. Lo dispuesto en el inciso 1 no se aplicará a la legislación relativa a la asistencia social.

3. El inciso primero no afectará a la legislación holandesa que introduce limitaciones con respecto al pago de beneficios para hijos, en relación con hijos que viven o permanecen fuera del territorio del Reino de los Países Bajos, o que excluye el pago de los anteriores.

Artículo 5 Identificación

1. A fin de determinar el derecho a gozar de los beneficios y legitimidad de los pagos bajo la legislación costarricense o neerlandesa, un beneficiario o el integrante de su familia deberá identificarse ante la entidad gestora en cuyo territorio resida o permanezca esa persona, presentando una prueba oficial de identidad. Una prueba oficial de identidad incluye un pasaporte o cualquier otra prueba de identidad válida emitida por el organismo en cuyo territorio reside o permanece dicha persona.

2. La entidad gestora identificará al beneficiario o el integrante de su familia con base en esa identificación. La entidad gestora en cuestión deberá informar a la entidad gestora de la otra Parte Contratante que la identidad del beneficiario o el integrante de su familia ha sido verificada por medio del envío de una copia certificada del documento de identificación.

Artículo 6 Verificación de solicitudes y pagos

1. A los fines de este artículo, la «información» significa información concerniente a identidad, domicilio, familia, trabajo, educación, ingresos, bienes, estado de salud, fallecimiento y privación de libertad, entre otros.

2. En cuanto a la solicitud o legitimidad del pago de los beneficios, la entidad gestora de una Parte Contratante deberá, a pedido de la entidad gestora de la otra Parte Contratante, verificar la información acerca del beneficiario o los integrantes de su familia. De ser necesario, esta verificación debe realizarse con las agencias. La entidad gestora enviará una declaración de la verificación, junto con copias certificadas de los documentos pertinentes a la entidad gestora de la otra Parte Contratante.

3. Sin perjuicio del inciso 2, la entidad gestora de una Parte Contratante procurará, sin necesidad de solicitud previa y en la medida de lo posible, informar a la entidad gestora de la otra Parte Contratante acerca de cualquier cambio en la información relativa al beneficiario o el integrante de su familia.

4. Las entidades gestoras de las Partes Contratantes podrán contactarse entre sí, así como con los beneficiarios, los integrantes de su familia, o sus representantes, en forma directa.

5. Sin perjuicio del inciso 2, se les permitirá a los representantes diplomáticos o consulares y a las entidades gestoras de una Parte Contratante, contactarse con las agencias de la otra Parte Contratante, los beneficiarios o los integrantes de su familia, en forma directa, a fin de verificar el derecho a gozar de los beneficios y la legitimidad de los pagos a los beneficiarios.

6. A los fines de implementar el presente Convenio, las agencias brindarán su colaboración y actuarán como si se tratara de la ejecución de su propia legislación. La asistencia administrativa provista por las agencias será gratuita. No obstante, las autoridades competentes de las Partes Contratantes pueden acordar el reintegro de ciertos gastos.

Artículo 7 Verificación de información en caso de enfermedad e invalidez

1. A pedido de la entidad gestora de una Parte Contratante, el examen médico del beneficiario o de los integrantes de su familia que residan o permanezcan en el territorio de la otra Parte Contratante, será realizado por la entidad gestora de la última Parte.

2. A fin de determinar el grado de incapacidad laboral del beneficiario o un integrante de su familia, las entidades gestoras de cualquiera de las Partes Contratantes se valdrán de los informes médicos y los datos administrativos provistos por la entidad gestora de la otra Parte Contratante. No obstante, la entidad gestora de la primera Parte Contratante puede solicitar al beneficiario un examen médico por un médico elegido por aquélla o un examen médico en su territorio.

3. El beneficiario o el integrante de su familia deberá cumplir con todo requerimiento para presentarse al examen médico. Si el beneficiario o el integrante de su familia, por razones de salud, no está en condiciones de viajar al territorio de la otra Parte Contratante, deberá informar a la entidad gestora de esa Parte Contratante de inmediato. En ese caso, deberá presentar una declaración médica confeccionada por un médico nombrado a ese fin por la entidad gestora en cuyo territorio reside o permanece. Dicha declaración deberá incluir las razones médicas de su incapacidad para viajar así como la duración esperada de dicha incapacidad.

4. Los costos de los exámenes según el presente Artículo y, según sea el caso, los gastos de viaje y estadía, serán sufragados por la entidad gestora a cuyo pedido se efectúa el examen.

Artículo 8 Reconocimiento de decisiones administrativas

1. Toda decisión administrativa relativa a la recuperación de pagos indebidos o a la recaudación de cotizaciones a la seguridad social y a las sanciones administrativas conforme a la legislación aplicable, que se adopte por una entidad gestora de una Parte Contratante por la cual se hayan agotado todas las vías de recurso, será reconocida por la otra Parte Contratante.

2. La decisión administrativa a que se refiere el inciso 1 no será reconocida cuando el reconocimiento sea contrario al orden público en el Estado al que se pide el reconocimiento.

3. Las decisiones administrativas susceptibles de ejecución y reconocidas conforme a los incisos 1 y 2, serán ejecutadas por la otra Parte Contratante de acuerdo con las disposiciones legales vigentes en el territorio de ese Estado, que regulan la ejecución de decisiones administrativas similares. La confirmación de que una decisión es susceptible de ejecución se hará constar en la copia auténtica de esa decisión. La confirmación de que la decisión administrativa ha sido ejecutada será notificada a la otra Parte Contratante.

Artículo 9 Negación a pagar, suspensión, retiro

La entidad gestora de una Parte Contratante puede negarse a otorgar un beneficio, o puede suspender o retirar el pago de un beneficio, si a su juicio:

  • a) el beneficiario o el integrante de su familia no se somete a los exámenes o no suministra información según lo requiere el Artículo 5, y el Artículo 7, incisos 2 y 3, del presente Convenio dentro de un período de tres meses, o

  • b) si la entidad gestora de la otra Parte Contratante no suministra información alguna o no lleva a cabo los exámenes solicitados de conformidad con el Artículo 5, el Artículo 6, inciso 2, y el Artículo 7, inciso 1, del presente Convenio dentro de un período de tres meses.

Artículo 10 Protección de datos

1. Cuando por aplicación del presente Convenio las autoridades competentes, las entidades gestoras o las agencias de una Parte Contratante comuniquen datos personales a las autoridades competentes o a las entidades gestoras de la otra Parte Contratante, esa comunicación estará sometida a las disposiciones legales relativas a la protección de datos dictadas por la Parte Contratante que suministre los datos. Cualquier transmisión, así como almacenamiento, alteración o destrucción posterior de los datos estará sometida a las disposiciones de la legislación sobre protección de datos de la Parte Contratante receptora.

2. El uso de datos personales para fines distintos de los de la seguridad social, estará sujeto al consentimiento de la persona interesada o a las garantías previstas por la legislación nacional.

Artículo 11 Implementación del Convenio

Las entidades gestoras de ambas Partes Contratantes pueden establecer, por medio de convenios complementarios, medidas para la aplicación del presente Convenio.

Artículo 12 Lengua

1. Para la aplicación del presente Convenio, las autoridades competentes, las entidades gestoras y las agencias de las Partes Contratantes podrán comunicarse directamente entre sí en lengua inglesa.

2. Ningún documento será rechazado por el hecho de estar redactado en la lengua oficial de una Parte Contratante.

Artículo 13 Resolución de controversias

Las autoridades competentes de ambas Partes Contratantes deberán realizar todos los esfuerzos razonables para resolver, a través de un acuerdo mutuo, toda controversia que surja de la interpretación o aplicación del presente Convenio.

Artículo 14 Entrada en vigor del presente Convenio

1. Las Partes Contratantes deberán notificarse por escrito y por la vía diplomática acerca de la finalización de sus respectivos procedimientos legales o constitucionales, requeridos para la entrada en vigor del presente Convenio.

2. El presente Convenio entrará en vigor el primer día del segundo mes posterior a la fecha de la última notificación. El Artículo 4 de este Convenio entrará en vigor para el Reino de los Países Bajos con efecto retroactivo a partir del 1 de enero de 2003.

3. El Reino de los Países Bajos aplicará el Artículo 4 en forma provisional desde el primer día del segundo mes posterior a la fecha de la firma de este Convenio, sin que esto implique para la República de Costa Rica una obligación similar.

Artículo 15 Aplicación del Convenio

En relación con el Reino de los Países Bajos, el presente Convenio sólo se aplicará al territorio del Reino en Europa.

Artículo 16 Denuncia del Convenio

Cualquiera de las Partes Contratantes podrá denunciar el presente Convenio por escrito y por la vía diplomática en cualquier momento. En caso de denuncia, el presente Convenio permanecerá vigente hasta la finalización del año calendario siguiente al año en que la otra Parte Contratante recibió el aviso de denuncia.

EN FE DE LO CUAL, los abajo firmantes, gozando de la debida autorización, firman dos ejemplares del presente Convenio en idioma neerlandés y español, en San José, al 1 del mes de diciembre de 2003.

Por el Reino de los Países Bajos

(fdo.) W.G.J.M. WESSELS

Por la República de Costa Rica

(fdo.) R. TOVAR


D. PARLEMENT

Het Verdrag behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Verdrag kan worden gebonden.

De voorlopige toepassing van het Verdrag (zie rubriek G hieronder) is medegedeeld aan de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal bij brieven van 18 december 2003.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Verdrag zullen ingevolge artikel 14, eerste en tweede lid, in werking treden op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum van de laatste schriftelijke kennisgeving door de Verdragsluitende Partijen van voltooiing van hun respectieve juridische of constitutionele procedures vereist voor de inwerkingtreding van dit Verdrag, met dien verstande dat artikel 4 voor het Koninkrijk der Nederlanden met terugwerkende kracht per 1 januari 2003 in werking zal treden.

Artikel 4 van het Verdrag zal ingevolge artikel 14, derde lid, door het Koninkrijk der Nederlanden voorlopig worden toegepast vanaf 1 februari 2004.

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt het Verdrag ingevolge artikel 15 alleen voor Nederland.

In overeenstemming met artikel 19, tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen heeft de Minister van Buitenlandse Zaken bepaald dat het onderhavige Verdrag in Nederland zal zijn bekendgemaakt op de dag na die der uitgifte van dit Tractatenblad.

Uitgegeven de negenentwintigste januari 2004

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. BOT

Naar boven