A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Panama inzake de export en controle van socialeverzekeringsuitkeringen;

Panama, 15 april 2004

B. TEKST

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Panama inzake de export en controle van socialezekerheidsuitkeringen

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Republiek Panama

Hierna te noemen de „Verdragsluitende Partijen",

Met de bedoeling om betrekkingen aan te gaan op het terrein van de sociale zekerheid, en

Geleid door de wens de samenwerking tussen de beide staten te regelen teneinde de toepassing van de wetgeving in beide landen te waarborgen,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:

  • a. „grondgebied", met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden, het grondgebied van het Koninkrijk in Europa; met betrekking tot de Republiek Panama, het grondgebied zoals omschreven in de Politieke Grondwet van de Republiek;

  • b. „bevoegde autoriteit", met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van Nederland; met betrekking tot de Republiek Panama, de Minister van Buitenlandse Zaken;

  • c. „bevoegd orgaan", met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden voor wat betreft de takken van sociale verzekeringen genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b en c: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voor wat betreft de takken van sociale verzekeringen genoemd onder artikel 2, eerste lid, onderdelen d, e en f: de Sociale verzekeringsbank, en voor wat betreft de wetgeving met betrekking tot sociale bijstand: de gemeentelijke autoriteiten; met betrekking tot de Republiek Panama: de „Socialezekerheidskas" (Caja de Seguro Social) of elk lichaam bevoegd om de functies uit te oefenen die thans door eerdergenoemde organen worden uitgeoefend;

  • d. „autoriteiten", alle organisaties die betrokken zijn bij de uitvoering van dit Verdrag, met inbegrip van onder meer de instanties die belast zijn met de bevolkingsregisters, de registers van de burgerlijke stand, de registers van onroerende zaken, belasting, werkgelegenheid, onderwijs, handelszaken, politie, gevangeniswezen en immigratie;

  • e. „wetgeving", de in artikel 2 genoemde wetgeving;

  • f. „uitkering", elke prestatie of elk pensioen ingevolge de wetgeving;

  • g. „uitkeringsgerechtigde", iedere persoon die aanspraak maakt of recht heeft op een uitkering;

  • h. „gezinslid", een persoon die als zodanig wordt omschreven of erkend in de wetgeving;

  • i. „wonen", gewoonlijk wonen;

  • j. „verblijven", tijdelijk wonen.

2. De andere termen die in dit Verdrag worden gebruikt hebben de betekenis die daaraan wordt gegeven in de wetgeving van de Verdragsluitende Partijen.

Artikel 2 Materiële werkingssfeer

Dit Verdrag is van toepassing:

1. Met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden, op de Nederlandse wetgeving betreffende de sociale bijstand en de volgende takken van sociale verzekeringen:

  • a. uitkeringen in geval van ziekte en moederschap;

  • b. arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor werknemers;

  • c. arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor zelfstandigen;

  • d. ouderdomsuitkeringen;

  • e. nabestaandenuitkeringen;

  • f. kinderbijslagen.

2. Met betrekking tot de Republiek Panama, op de wetgeving betreffende de volgende takken van sociale zekerheid:

  • a. uitkeringen in geval van ziekte en moederschap;

  • b. arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor werknemers;

  • c. arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor zelfstandigen;

  • d. ouderdomsuitkeringen;

  • e. invaliditeitsuitkeringen;

  • f. nabestaandenuitkeringen;

  • g. kinderbijslagen.

Artikel 3 Personele werkingssfeer

Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, is dit Verdrag van toepassing op alle uitkeringsgerechtigden alsmede op hun gezinsleden voorzover zij wonen of verblijven op het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen.

Artikel 4 Export van uitkeringen

1. Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, is elke wetgeving die de betaling van een uitkering beperkt uitsluitend omdat een uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid woont of verblijft buiten het grondgebied van elk van de Verdragsluitende Partijen, niet van toepassing ten aanzien van uitkeringsgerechtigden of hun gezinsleden die wonen of verblijven op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.

2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op de wetgeving betreffende de sociale bijstand.

3. Het eerste lid laat onverlet Nederlandse wetgeving tot invoering van beperkingen ten aanzien van de betaling van kinderbijslagen met betrekking tot kinderen die wonen of verblijven buiten het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden, of tot uitsluiting van betaling daarvan.

Artikel 5 Identificatie

1. Om het recht op het verkrijgen van uitkeringen en de rechtmatigheid van de betalingen krachtens de Panamese of de Nederlandse wetgeving te kunnen vaststellen, is een uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid verplicht zich te identificeren ten overstaan van het bevoegde orgaan op het grondgebied waarvan de betrokkene woont of verblijft, door een officieel identiteitsbewijs te tonen. Onder een officieel identiteitsbewijs wordt verstaan een paspoort of een ander identiteitsbewijs afgegeven op het grondgebied waarop de betrokkene woont of verblijft.

2. Het betreffende bevoegde orgaan stelt het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij er van in kennis dat de identiteit van de uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid door overlegging van het identiteitsbewijs is vastgesteld, door verzending van een gewaarmerkt afschrift van dit identiteitsbewijs.

Artikel 6 Verificatie van aanvragen en betalingen

1. Voor de toepassing van dit artikel, dient de „informatie" te bestaan uit gegevens ter zake van identiteit, adres, gezinssituatie, arbeid, onderwijs, onroerende zaken, gezondheidstoestand, overlijden en detentie.

2. Ten behoeve van de verificatie van de rechtmatigheid van de aanvraag of de betaling van uitkeringen, controleert het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij, op verzoek van het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij, de informatie met betrekking tot de uitkeringsgerechtigde of zijn gezinsleden. Indien nodig wordt de informatie gecontroleerd bij de autoriteiten. Het bevoegde orgaan verstrekt een verklaring van de uitgevoerde verificatie, vergezeld van gewaarmerkte kopieën van de desbetreffende documenten, aan het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij.

3. Onverminderd hetgeen is bepaald in het tweede lid, informeert het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij, zonder voorafgaand verzoek en voor zover mogelijk, het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij over iedere wijziging in de informatie met betrekking tot de uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid.

4. De bevoegde organen van de Verdragsluitende Partijen kunnen zich rechtstreeks tot elkaar wenden, evenals tot de uitkeringsgerechtigden, hun gezinsleden of hun vertegenwoordigers.

5. Onverminderd hetgeen is bepaald in het tweede lid, kunnen de diplomatieke of consulaire vertegenwoordigers en de bevoegde organen van een Verdragsluitende Partij zich rechtstreeks tot de autoriteiten van de andere Verdragsluitende Partij, de uitkeringsgerechtigden of hun gezinsleden wenden teneinde het recht op uitkeringen of de rechtmatigheid van de betaling aan de uitkeringsgerechtigden te controleren.

6. Bij de toepassing van dit Verdrag verlenen de autoriteiten medewerking en handelen alsof het de toepassing van hun eigen wetgeving betreft. De administratieve bijstand door de autoriteiten is kosteloos. Niettemin kunnen de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen de vergoeding van bepaalde kosten overeenkomen.

Artikel 7 Medische onderzoeken

1. Op verzoek van het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij wordt het medisch onderzoek van een uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid die of dat woont of verblijft op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij uitgevoerd door het bevoegde orgaan van laatstgenoemde Verdragsluitende Partij.

2. Voor de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van de uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid, houden de bevoegde organen van een Verdragsluitende Partij rekening met de medische en administratieve gegevens die door het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij worden verstrekt. Niettemin kan het bevoegde orgaan van eerstgenoemde Verdragsluitende Partij de uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid verzoeken zich aan een medisch onderzoek te onderwerpen door een door het bevoegde orgaan gekozen arts, dan wel een medisch onderzoek te ondergaan op zijn grondgebied.

3. De uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid is verplicht gehoor te geven aan elke oproep te verschijnen voor een medisch onderzoek. Indien de uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid meent om gezondheidsredenen niet in staat te zijn zich te begeven naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, informeert hij onmiddellijk het bevoegde orgaan van die Verdragsluitende Partij. In dat geval is hij verplicht een medische verklaring te overleggen die is afgegeven door een arts die daartoe is aangewezen door het bevoegde orgaan op het grondgebied waarvan hij woont of verblijft. De verklaring bevat de medische reden van de onmogelijkheid tot reizen alsmede de te verwachten duur van de onmogelijkheid.

4. De kosten van de in dit artikel bedoelde onderzoeken alsmede, in een voorkomend geval, de reis- en verblijfkosten zijn voor rekening van het bevoegde orgaan op verzoek waarvan het onderzoek is uitgevoerd.

Artikel 8 Erkenning van beslissingen en uitspraken

1. Elke beslissing van een bevoegd orgaan van een Verdragsluitende Partij inzake de terugvordering van te veel betaalde uitkeringen, de inning van premies en administratieve boeten op grond van de wetgeving, en waartegen geen rechtsmiddelen meer openstaan, en elke definitieve rechterlijke beslissing uitgesproken in een proces in verband met de in dit lid genoemde aspecten, wordt door de andere Verdragsluitende Partij erkend.

2. Beslissingen waarnaar het eerste lid verwijst, worden niet erkend indien zij in strijd zijn met de openbare orde van de Verdragsluitende Partij die de beslissing ten uitvoer moet leggen.

3. De overeenkomstig het eerste en tweede lid erkende beslissingen, worden door de andere Verdragsluitende Partij ten uitvoer gelegd in overeenstemming met de wetgeving van deze Partij waarin de tenuitvoerlegging van vergelijkbare beslissingen worden geregeld. De bevestiging dat een beslissing voor tenuitvoerlegging vatbaar is, wordt vermeld op het gewaarmerkte afschrift van die beslissing. De bevestiging dat een beslissing ten uitvoer is gelegd, wordt medegedeeld aan de andere Verdragsluitende Partij.

Artikel 9 Terugvordering van teveel betaalde bedragen, administratieve boetes

Als een bevoegd orgaan een beslissing heeft genomen die voor tenuitvoerlegging vatbaar is overeenkomstig artikel 8, en de uitkeringsgerechtigde een uitkering ontvangt van het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij, kan eerstgenoemd bevoegd orgaan verzoeken de betreffende betaling te verrekenen met de bedragen waarop de uitkeringsgerechtigde recht heeft in laatstgenoemde Verdragsluitende Partij. Laatstgenoemd bevoegd orgaan houdt het betreffende bedrag in op de wijze, en binnen de grenzen, als bepaald in de wetgeving die wordt toegepast door dat bevoegde orgaan, en maakt het ingehouden bedrag over aan het bevoegde orgaan dat de vorderingen heeft.

Artikel 10 Weigering, opschorting en intrekking van uitkeringen

Het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij kan een uitkering weigeren, opschorten of intrekken, indien:

  • a. de uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid verzuimt binnen een periode van drie maanden vanaf desbetreffende mededeling de onderzoeken te ondergaan of informatie te verstrekken, zoals vereist in de artikelen 5 en 7, tweede en derde lid, van dit Verdrag, of

  • b. het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij verzuimt binnen een periode van drie maanden van ontvangst van het desbetreffende verzoek informatie te verstrekken of te voldoen aan hetgeen wordt bepaald in de artikelen 5, 6, tweede lid, en 7, eerste lid, van dit Verdrag.

Artikel 11 Bescherming van gegevens

1. Wanneer, ingevolge dit Verdrag, de bevoegde autoriteiten, de bevoegde organen of de autoriteiten van een van de Verdragsluitende Partijen persoonsgegevens mededelen aan een bevoegde autoriteit of bevoegd orgaan van de andere Verdragsluitende Partij, evenals aan een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging, is deze mededeling onderworpen aan de wetgeving inzake de bescherming van gegevens van de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt. De verdere verzending, alsmede de opslag, wijziging en vernietiging van gegevens is onderworpen aan de wetgeving inzake de bescherming van gegevens van de ontvangende Verdragsluitende Partij.

2. Het gebruik van persoonsgegevens voor andere dan socialezekerheidsdoeleinden is onderworpen aan de goedkeuring van de uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid, of in overeenstemming met andere waarborgen voorzien in de nationale wetgeving.

Artikel 12 Uitvoering van het Verdrag

De bevoegde organen van beide Verdragsluitende Partijen kunnen, door middel van aanvullende akkoorden, maatregelen vaststellen voor de uitvoering van dit Verdrag.

Artikel 13 Taal

1. Voor de toepassing van dit Verdrag kunnen de bevoegde autoriteiten, de bevoegde organen en de autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen rechtstreeks met elkaar communiceren in de Engelse taal.

2. Geen enkel document wordt afgewezen uitsluitend omdat het is opgesteld in de officiële taal van een van de Verdragsluitende Partijen.

Artikel 14 Geschillenbeslechting

De bevoegde autoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen zullen door middel van onderhandelingen de geschillen inzake de interpretatie of uitvoering van dit Verdrag oplossen.

Artikel 15 Inwerkingtreding en Unilaterale verklaring van het Koninkrijk der Nederlanden

1. De Verdragsluitende Partijen stellen elkaar schriftelijk in kennis van de voltooiing van hun respectieve juridische of constitutionele procedures vereist voor de inwerkingtreding van dit Verdrag.

2. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum van de laatste kennisgeving. Artikel 4 van dit Verdrag treedt voor het Koninkrijk der Nederlanden in werking met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2003.

3. Het Koninkrijk der Nederlanden past artikel 4 van dit Verdrag eenzijdig voorlopig toe vanaf de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum van ondertekening van dit Verdrag.

Artikel 16 Toepassing van het Verdrag in het Koninkrijk der Nederlanden

Met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden is dit Verdrag slechts van toepassing op het grondgebied van het Koninkrijk in Europa.

Artikel 17 Opzegging van het Verdrag

Dit Verdrag kan te allen tijde schriftelijk worden opgezegd door elk van de Verdragsluitende Partijen. In geval van opzegging, blijven de bepalingen van het Verdrag van kracht tot het einde van het kalenderjaar volgende op het jaar waarin de schriftelijke kennisgeving tot opzegging is ontvangen door de andere Verdragsluitende Partij.

TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend, in twee oorspronkelijke exemplaren, in de Nederlandse en Spaanse taal, te Panama, op de vijftiende april 2004.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

W. G. J. M. WESSELS

Voor de Republiek Panama

HARMADIO ARIAS CERJACK


Convenio entre el Reino de los Países Bajos y la República de Panamá sobre la exportación y el control de beneficios de seguridad social

El Reino de los Países Bajos

y

la República de Panamá

en adelante las Partes Contratantes,

con la intención de entablar relaciones en el campo de la seguridad social, y

deseosos de regular la cooperación entre los dos Estados a fin de garantizar la aplicación de su legislación en cada país,

acuerdan lo siguiente:

Artículo 1 Definiciones

1. Para los fines del presente Convenio:

  • a. «territorio» significa, con relación al Reino de los Países Bajos, el territorio del Reino en Europa; con relación a la República de Panamá, el territorio definido en la Constitución Política de la República.

  • b. «autoridad competente» significa, con relación al Reino de los Países Bajos, el Ministro de Asuntos Sociales y Empleo de los Países Bajos; con relación a la República de Panamá, el Ministro de Relaciones Exteriores.

  • c. «institución competente» significa con relación al Reino de los Países Bajos respecto de los rubros de los seguros sociales según el artículo 2, inciso 1, apartado a, b y c; el «Instituto de seguro social para los asalariados» (Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen) y respecto de los rubros de los seguros sociales mencionados en el artículo 2, inciso 1, apartado d, e y f: el «Banco de Seguro Social» (Sociale verzekeringsbank) y respecto de la legislación relativa a la asistencia social: las autoridades municipales; con relación a la República de Panamá: Caja de Seguro Social o cualquier entidad autorizada a desempeñar funciones actualmente ejercidas por dichas instituciones;

  • d. «entidades» significa todas las organizaciones que intervienen en la implementación del presente. Convenio e incluye, entre otras, las encargadas de los registros de población, registros civiles, registros de bienes inmuebles, asuntos fiscales, asuntos de empleo, asuntos educativos, asuntos comerciales, policía, servicios penitenciarios, y de migración.

  • e. «legislación» significa la legislación mencionada en el artículo 2;

  • f. «beneficio» significa toda prestación o pensión en efectivo en virtud de la legislación;

  • g. «beneficiario» significa una persona que solicita o tiene derecho a un beneficio;

  • h. «integrante de la familia» significa una persona definida, o reconocida como tal por la legislación;

  • i. «residir» significa residir habitualmente;

  • j. «permanecer» significa residir temporalmente.

2. Los otros términos empleados en el presente Convenio tienen el significado que se les atribuye bajo la legislación de las Partes Contratantes.

Artículo 2 Ambito de aplicación material

El presente Convenio se aplicará:

1. Respecto del Reino de los Países Bajos, a la legislación de los Países Bajos relativa a la asistencia social y a los siguientes rubros de los seguros sociales:

  • a. Beneficios de enfermedad y maternidad;

  • b. Beneficios de incapacidad para empleados;

  • c. Beneficios de incapacidad para independientes;

  • d. Beneficios para la tercera edad;

  • e. Beneficios para los sobrevivientes;

  • f. Beneficios familiares.

2. Respecto de la República de Panamá, a la legislación relativa a los siguientes rubros de la seguridad social:

  • a. Beneficios de enfermedad y maternidad;

  • b. Beneficios de incapacidad para empleados;

  • c. Beneficios de incapacidad para independientes;

  • d. Beneficios por vejez;

  • e. Beneficios por invalidez;

  • f. Beneficios para los sobrevivientes;

  • g. Beneficios familiares.

Artículo 3 Ambito de aplicación personal

A menos que el presente Convenio disponga lo contrario, éste se aplicará a todo beneficiario así como a los integrantes de su familia, en tanto residan o permanezcan en el territorio de las Partes Contratantes.

Artículo 4 Exportación de beneficios

1. A menos que el presente Convenio disponga lo contrario, toda legislación que restrinja el pago de un beneficio únicamente porque el beneficiario o el integrante de su familia resida o permanezca fuera del territorio de cualquiera de las Partes Contratantes, no será aplicable respecto de los beneficiarios o los integrantes de su familia que residan o permanezcan en el territorio de la otra Parte Contratante.

2. Lo dispuesto en el inciso 1 no se aplicará a la legislación relativa a la asistencia social.

3. El inciso primero no afectará a la legislación holandesa que introduce limitaciones con respecto al pago de beneficios para hijos, en relación con hijos que viven o permanecen fuera del territorio del Reino de los Países Bajos, o que excluye el pago de los anteriores.

Artículo 5 Identificación

1. A fin de determinar el derecho a la percepción de los beneficios y a la legitimidad de los pagos conforme la legislación panameña o neerlandesa, un beneficiario o el integrante de su familia deberá identificarse ante la institución competente en cuyo territorio resida o permanezca, presentando un documento oficial de identidad. Será considerado como documento oficial de identidad el pasaporte o cualquier otro documento de identidad emitido en el territorio que reside o permanece dicha persona.

2. La institución competente en cuestión deberá informar a la institución competente de la otra Parte Contratante que la identidad del beneficiario o el integrante de su familia ha sido verificada mediante la presentación del documento oficial de identidad, enviándose además una copia certificada de dicho documento.

Artículo 6 Verificación de solicitudes y pagos

1. Para los fines de este artículo, la «información» deberá incluir datos relativos a la identidad, domicilio, familia, trabajo, educación, bienes inmuebles, estado de salud, fallecimiento y detención.

2. En cuanto a la verificación de la legitimidad de la solicitud o del pago de los beneficios, la institución competente de una Parte Contratante deberá, a pedido de la institución competente de la otra Parte Contratante, verificar la información relacionada con el beneficiario o los integrantes de su familia. De ser necesario, esta verificación debe realizarse con las entidades. La institución competente enviará una declaración de la verificación practicada, acompañada de copias certificadas de los documentos pertinentes, a la institución competente de la otra Parte Contratante.

3. Sin perjuicio de lo establecido en el inciso 2, la institución competente de una Parte Contratante deberá, sin solicitud previa y en la medida de lo posible, informar a la institución competente de la otra Parte Contratante acerca de cualquier novedad que se produzca en la información relativa al beneficiario o al integrante de su familia.

4. Las instituciones competentes de las Partes Contratantes podrán comunicarse entre sí, y con los beneficiarios, los integrantes de su familia o sus representantes, en forma directa.

5. Sin perjuicio de lo establecido en el inciso 2, los representantes diplomáticos o consulares y las instituciones competentes de una Parte Contratante podrán dirigirse directamente a las entidades de la otra Parte Contratante, los beneficiarios o los integrantes de su familia, para verificar el derecho a la percepción de los beneficios y la legitimidad del pago a los beneficiarios.

6. Para los fines de la aplicación del presente Convenio, las entidades prestarán colaboración y actuarán como si se tratara de la implementación de su propia legislación. La asistencia administrativa provista por las entidades será gratuita. No obstante, las autoridades competentes de las Partes Contratantes podrán acordar el reintegro de ciertos gastos.

Artículo 7 Exámenes médicos

1. A pedido de la institución competente de una Parte Contratante, el examen médico de un beneficiario o el integrante de su familia que resida o permanezca en el territorio de la otra Parte Contratante, será realizado por la institución competente de esta última Parte.

2. A fin de determinar el grado de incapacidad laboral del beneficiario o el integrante de su familia, las instituciones competentes de una de las Partes Contratantes tomarán en cuenta los informes médicos y los datos administrativos provistos por la institución competente de la otra Parte Contratante. No obstante ello, la institución competente de la primera Parte Contratante podrá solicitar al beneficiario o el integrante de su familia la realización de un examen médico efectuado por un médico elegido por ésta o realizar un examen médico en su territorio.

3. El beneficiario o el integrante de su familia deberá cumplir con toda solicitud de presentarse a exámenes médicos. Si el beneficiario o el integrante de su familia estima que, por razones de salud, no está en condiciones de viajar al territorio de la otra Parte Contratante, deberá informar a la institución competente de esa Parte Contratante de inmediato. En ese caso, deberá presentar una declaración médica confeccionada por un médico designado a ese efecto por la institución competente en cuyo territorio resida o permanezca. Dicha declaración deberá consignar los motivos desde el punto de vista médico que impiden su traslado y la duración estimada de dicha contingencia.

4. Los costos de los exámenes aludidos en el presente artículo y, en su caso, los gastos de viaje y estadía, deberán ser sufragados por la institución competente requirente.

Artículo 8 Reconocimiento de decisiones y juicios

1. Toda decisión de una institución competente de una Parte Contratante, respecto de la recuperación de beneficios en exceso, del cobro de aportes y de multas administrativas en virtud de la legislación, y contra la cual no se admitan más recursos legales, y toda decisión judicial definitiva dictada dentro de un proceso relacionado con los aspectos mencionados en este inciso, deberá ser reconocida por la otra Parte Contratante.

2. Toda decisión a que alude el inciso 1, no será reconocida si es contraria al orden público de la Parte Contratante que deba aplicar la misma.

3. Las decisiones reconocidas de acuerdo con los incisos 1 y 2, serán ejecutadas por la otra Parte Contratante, conforme la legislación de dicha Parte que rige la ejecución de decisiones similares. La confirmación de que una decisión es ejecutable deberá figurar en la copia auténtica de dicha decisión. La confirmación de que una decisión ha sido ejecutada será notificada a la otra Parte Contratante.

Artículo 9 Recuperación de pagos en exceso y multas administrativas

Si una institución competente ha emitido una decisión ejecutable de acuerdo con el artículo 8, y el beneficiario recibe un beneficio de la institución competente de la otra Parte Contratante, la primera institución competente puede solicitar la compensación del pago en cuestión con los importes a que tenga derecho el beneficiario en la segunda Parte Contratante. La segunda institución competente deducirá el importe en cuestión en las condiciones y con los límites previstos por la legislación que ella aplica y transferirá el importe retenido a la institución acreedora.

Artículo 10 Denegación, suspensión y retiro de beneficios

La institución competente de una Parte Contratante puede denegar, suspender o retirar un beneficio, cuando:

  • a. El beneficiario o el integrante de su família no se someta a los exámenes, o no suministre información según lo requerido en los artículos 5 y 7 (incisos 2 y 3) del presente Convenio dentro de un período de tres meses, a partir de la notificación correspondiente, o;

  • b. La institución competente de la otra Parte Contratante no suministre información alguna, o no de cumplimiento a lo estipulado en los artículos 5, 6 (inciso 2) y 7 (inciso 1) del presente Convenio dentro de un período de tres meses, a partir de la recepción de la solicitud correspondiente.

Artículo 11 Protección de información

1. Si en virtud del presente Convenio, las autoridades competentes, las instituciones competentes o las entidades de una de las Partes Contratantes transmiten información personal a una autoridad competente o institución competente de la otra Parte Contratante, así como a una representación diplomática o consular, esa comunicación deberá estar sujeta a la legislación sobre protección de información establecida por la Parte Contratante que provee la información. Cualquier transmisión subsecuente así como acumulación, alteración, y destrucción de información, deberá estar sujeta a la legislación sobre protección de información de la Parte Contratante que recibe.

2. La utilización de información personal para propósitos distintos a los de la seguridad social, deberá contar con la aprobación previa del beneficiario o del integrante de su familia, o estar en concordancia con las demás garantías previstas en la legislación nacional.

Artículo 12 Implementación del Convenio

Las instituciones competentes de ambas Partes Contratantes podrán establecer, por medio de acuerdos complementarios, medidas para la aplicación del presente Convenio.

Artículo 13 Lengua

1. Para la aplicación del presente Convenio, las autoridades competentes, las instituciones competentes y las entidades de las Partes Contratantes podrán comunicarse directamente entre sí en lengua inglesa.

2. Ningún documento será rechazado por el hecho de estar redactado en la lengua oficial de una de las Partes Contratantes.

Artículo 14 Solución de controversias

Las autoridades competentes de ambas Partes Contratantes, deberán resolver mediante negociaciones las diferencias de interpretación o aplicación del presente Convenio.

Artículo 15 Entrada en vigor y Declaración unilateral del Reino de los Países Bajos

1. Las Partes Contratantes deberán notificarse por escrito acerca de la finalización de sus respectivos procedimientos legales o constitucionales requeridos para la entrada en vigor del presente Convenio.

2. El presente Convenio entrará en vigor el primer día del segundo mes posterior a la fecha de la última notificación. El Artículo 4 de este Convenio entrará en vigor para el Reino de los Países Bajos con efecto retroactivo a partir del 1 de enero de 2003.

3. El Reino de los Países Bajos aplicará unilateralmente el artículo 4 del presente Convenio con carácter provisional desde el primer día del segundo mes posterior a la fecha de la firma del presente Convenio.

Artículo 16 Aplicación del Convenio en el Reino de los Países Bajos

Con relación al Reino de los Países Bajos, el presente Convenio sólo se aplicará al territorio del Reino en Europa.

Artículo 17 Denuncia del Convenio

El presente Convenio podrá ser denunciado por escrito en cualquier momento por cualquiera de las Partes Contratantes. En caso de denuncia, sus disposiciones seguirán siendo aplicables hasta la finalización del año calendario siguiente al año en que la otra Parte Contratante recibió el aviso de denuncia.

EN FE DE LO CUAL, los abajo firmantes, debidamente autorizados para ello, firman del presente Convenio, en dos ejemplares originales, en idioma holandesa y español, en Panama, a los 15 del mes de abril de 2004.

Por el Reino de los Países Bajos

W. G. J. M. WESSELS

Por la República de Panamá

HARMADIO ARIAS CERJACK


D. PARLEMENT

Het Verdrag behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Verdrag kan worden gebonden.

De voorlopige toepassing van artikel 4 het Verdrag (zie rubriek G hieronder) is medegedeeld aan de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal bij brieven van 19 mei 2004.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Verdrag zullen ingevolge artikel 15, tweede lid, in werking treden op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum van de laatste schriftelijke kennisgeving door de Verdragsluitende Partijen dat aan hun respectieve wettelijke of grondwettelijke procedures vereist voor de inwerkingtreding van het Verdrag is voldaan, met dien verstande dat artikel 4 van het Verdrag ingevolge het elfde lid van artikel 15 in werking zal treden met terugwerkende kracht tot 1 januari 2003.

Ingevolge artikel 15, derde lid, zal artikel 4 van het Verdrag vanaf 1 juni 2004 eenzijdig door het Koninkrijk der Nederlanden voorlopig worden toegepast.

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt het Verdrag ingevolge artikel 16 alleen voor Nederland.

In overeenstemming met artikel 19, tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen heeft de Minister van Buitenlandse Zaken bepaald dat het Verdrag zal zijn bekendgemaakt in Nederland op de dag na de datum van uitgifte van dit Tractatenblad.

Uitgegeven de eenentwintigste juni 2004

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. BOT

Naar boven