A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Indonesië inzake wederzijdse administratieve bijstand ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving;

's-Gravenhage, 24 juni 2003

B. TEKST

De tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 2003, 147.

C. VERTALING

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Indonesië inzake wederzijdse administratieve bijstand ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Republiek Indonesië,

hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen,

Gelet op het belang van een juiste vaststelling van de douanerechten en andere belastingen die bij invoer of uitvoer worden geïnd en van het waarborgen van een juiste handhaving van verboden, beperkingen en controlemaatregelen;

Overwegend dat inbreuken op de douanewetgeving hun economische, fiscale, sociale en culturele belangen en de belangen op het gebied van de volksgezondheid en handel schaden;

Overwegend dat de grensoverschrijdende handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, gevaarlijke stoffen, bedreigde diersoorten en giftig afval een gevaar voor de samenleving vormt;

Overwegend dat de grensoverschrijdende handel in wapens, explosieven, chemische, biologische en nucleaire stoffen een gevaar voor de samenleving vormt;

Erkennend de noodzaak van internationale samenwerking ter zake van aangelegenheden die verband houden met de toepassing en handhaving van hun douanewetgeving;

Ervan overtuigd dat het optreden tegen inbreuken op de douanewetgeving doeltreffender kan worden door nauwe samenwerking tussen hun douane-administraties op basis van duidelijke wettelijke bepalingen;

Gelet op de van belang zijnde instrumenten van de Internationale Douaneraad, in het bijzonder de Aanbeveling inzake wederzijdse administratieve bijstand van 5 december 1953;

Tevens gelet op verdragen die verboden, beperkingen en bijzondere controlemaatregelen met betrekking tot bepaalde goederen bevatten;

Zijn het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK I

BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1

Voor de toepassing van dit Verdrag:

1. wordt onder „douane-administratie" verstaan: wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, de centrale administratie die verantwoordelijk is voor de toepassing van de douanewetgeving, en wat de Republiek Indonesië betreft, het Directoraat-Generaal Douane en Accijnzen van het Ministerie van Financiën;

2. wordt onder „douanewetgeving" verstaan: alle wettelijke en administratieve bepalingen die door de douane-administraties worden toegepast of gehandhaafd in verband met de invoer, uitvoer, opslag of het vervoer van goederen;

3. wordt onder „inbreuk op de douanewetgeving" verstaan: elke schending of poging tot schending van de douanewetgeving;

4. wordt onder „douanevordering" verstaan: elk bedrag aan rechten en belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is en aan verhogingen, administratieve boeten, achterstallige betalingen, renten en kosten die betrekking hebben op de genoemde rechten en belastingen, die niet in een van de Verdragsluitende Partijen kunnen worden geïnd;

5. wordt onder „persoon" verstaan: zowel een natuurlijke persoon als een rechtspersoon;

6. wordt onder „persoonsgegevens" verstaan: alle gegevens betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;

7. wordt onder „informatie" verstaan: alle gegevens, al dan niet bewerkt, documenten, rapporten, gewaarmerkte of gelegaliseerde afschriften daarvan of andere mededelingen in ongeacht welke vorm, met inbegrip van de elektronische vorm;

8. wordt onder „verzoekende administratie" verstaan: de douane-administratie die om bijstand verzoekt;

9. wordt onder „aangezochte administratie" verstaan: de douane-administratie die om bijstand wordt verzocht.

HOOFDSTUK II

REIKWIJDTE VAN HET VERDRAG

Artikel 2

1. De Verdragsluitende Partijen verlenen elkaar door tussenkomst van hun douane-administraties administratieve bijstand onder de in dit Verdrag genoemde voorwaarden ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving, alsmede voor de invordering van douanevorderingen.

2. Alle bijstand uit hoofde van dit Verdrag door een van de Verdragsluitende Partijen wordt verleend in overeenstemming met haar nationale wettelijke en administratieve bepalingen en binnen de grenzen van de bevoegdheden en beschikbare middelen van haar douane-administratie.

3. Dit Verdrag laat onverlet de verplichtingen van het Koninkrijk der Nederlanden ingevolge de wetgeving van de Europese Unie inzake zijn huidige en toekomstige verplichtingen als lidstaat van de Europese Unie en alle wetgeving die is vastgesteld om die verplichtingen ten uitvoer te leggen, alsmede zijn huidige en toekomstige verplichtingen die voortvloeien uit internationale overeenkomsten tussen de lidstaten van de Europese Unie, alsmede de verplichtingen van de Republiek Indonesië ingevolge het douaneverdrag van de Vereniging van Zuidoost-Aziatische Landen (ASEAN), ondertekend te Phuket, Thailand op 1 maart 1997.

4. Dit Verdrag is uitsluitend bedoeld voor de wederzijdse administratieve bijstand tussen de Verdragsluitende Partijen; particulieren kunnen aan de bepalingen van dit Verdrag niet het recht ontlenen bewijsmateriaal te doen verkrijgen, te doen achterhouden of ontoelaatbaar te doen verklaren dan wel de uitvoering van een verzoek te doen beletten.

5. Dit Verdrag laat onverlet de regelgeving inzake wederzijdse bijstand in strafzaken. Indien wederzijdse bijstand dient te worden verleend in overeenstemming met een andere geldende overeenkomst tussen de Verdragsluitende Partijen, geeft de aangezochte administratie aan welke autoriteiten het betreft.

HOOFDSTUK III

REIKWIJDTE VAN DE BIJSTAND

Artikel 3

1. De douane-administraties verstrekken elkaar, op verzoek of uit eigen beweging, informatie met het oog op de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving, alsmede de invordering van douanevorderingen.

2. Elk van beide douane-administraties handelt bij het instellen van een onderzoek namens de andere douane-administratie alsof het onderzoek werd ingesteld ten behoeve van haarzelf of op verzoek van een andere autoriteit van haar eigen staat.

Artikel 4

1. De aangezochte administratie verstrekt, op verzoek, alle informatie over de in die Verdragsluitende Partij toepasselijke douanewetgeving en -regelingen die van belang is voor het onderzoek met betrekking tot een inbreuk op de douanewetgeving.

2. Elk van beide douane-administraties verstrekt, op verzoek of uit eigen beweging, onverwijld alle beschikbare informatie met betrekking tot:

  • a. nieuwe handhavingstechnieken betreffende de douanewetgeving die hun doeltreffendheid hebben bewezen;

    b. nieuwe trends, middelen of werkwijzen betreffende het maken van inbreuken op de douanewetgeving.

Artikel 5

De douane-administraties kunnen elkaar technische bijstand verlenen bij onder andere de volgende douanezaken:

  • a. de uitwisseling van douaneambtenaren wanneer dat bevorderlijk is voor het wederzijds begrip van elkaars technieken;

  • b. training en bijstand bij de ontwikkeling van gespecialiseerde vaardigheden van douaneambtenaren;

  • c. de uitwisseling van informatie en ervaringen met betrekking tot het gebruik van detectieapparatuur;

  • d. de uitwisseling van deskundigen die goed op de hoogte zijn van douanezaken;

  • e. de uitwisseling van vakmatige, wetenschappelijke en technische gegevens met betrekking tot de douanewetgeving en -regelingen.

HOOFDSTUK IV

BIJZONDERE VORMEN VAN BIJSTAND

Artikel 6

De aangezochte administratie verstrekt, op verzoek, de verzoekende administratie met name de volgende informatie:

  • a. of goederen die worden ingevoerd in het douanegebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij op rechtmatige wijze zijn uitgevoerd uit het douanegebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij;

  • b. of goederen die worden uitgevoerd uit het douanegebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij op rechtmatige wijze zijn ingevoerd in het douanegebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij en over de douaneregeling waaronder de goederen eventueel zijn gebracht.

Artikel 7

1. De aangezochte administratie houdt, op verzoek, bijzonder toezicht op:

  • a. personen ten aanzien van wie het de verzoekende administratie bekend is dat zij een inbreuk op de douanewetgeving hebben gemaakt of die daarvan worden verdacht, met name diegenen die het douanegebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij betreden en verlaten;

  • b. goederen in vervoer of in opslag ten aanzien waarvan door de verzoekende administratie is medegedeeld dat er een vermoeden van ongeoorloofd verkeer naar het douanegebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij bestaat;

  • c. vervoermiddelen waarvan de verzoekende administratie vermoedt dat zij worden gebruikt voor het maken van inbreuken op de douanewetgeving in het douanegebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij.

2. De douane-administraties kunnen, overeenkomstig hun nationale wetgeving, in wederzijdse overeenstemming en door middel van een wederzijdse regeling, toestemming verlenen voor de onder hun toezicht verrichte invoer in, uitvoer uit of doorvoer via het douanegebied van hun respectieve staten van goederen die betrokken zijn bij ongeoorloofde handel om deze ongeoorloofde handel tegen te gaan.

Artikel 8

1. De douane-administraties verstrekken elkaar, op verzoek of uit eigen beweging, informatie over verrichte of voorgenomen transacties die een inbreuk op de douanewetgeving vormen of lijken te vormen.

2. In ernstige gevallen die aanzienlijke schade voor de economie, volksgezondheid, openbare veiligheid of enig ander vitaal belang van de ene Verdragsluitende Partij met zich zouden kunnen meebrengen, verstrekt de douane-administratie van de andere Verdragsluitende Partij waar mogelijk onverwijld uit eigen beweging informatie.

3. De douane-administraties kunnen overeenkomen, op voorwaarden neer te leggen in overeenstemming met artikel 19, tweede lid, van dit Verdrag, elkaar systematisch informatie te verstrekken teneinde bij te dragen aan de vergemakkelijking van de legitieme handel en/of de handhaving van douanewetgeving te bevorderen in geval van ernstig gevaar voor de samenleving.

Artikel 9

1. De douane-administraties verlenen elkaar bijstand met het oog op de invordering van douanevorderingen in overeenstemming met de respectieve nationale wettelijke en administratieve bepalingen voor de invordering van hun eigen vorderingen betreffende rechten en belastingen.

2. De douane-administraties zullen in onderlinge overeenstemming regels voorschrijven met betrekking tot de toepassing van dit artikel, in overeenstemming met artikel 19, tweede lid, van dit Verdrag. Deze regels kunnen voorwaarden en bepalingen omvatten op grond waarvan de toepassing door de aangezochte douane-administratie van haar nationale wettelijke en administratieve bepalingen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt overgelaten aan het oordeel van die administratie.

HOOFDSTUK V

INFORMATIE

Artikel 10

1. Om originele informatie wordt slechts verzocht in gevallen waarin niet met gewaarmerkte of gelegaliseerde afschriften kan worden volstaan, en deze wordt zo spoedig mogelijk teruggezonden; zulks laat de rechten van de aangezochte administratie of van derden ter zake onverlet.

2. Alle ingevolge dit Verdrag uit te wisselen informatie gaat vergezeld van alle gegevens die van belang zijn om deze te interpreteren of te gebruiken.

HOOFDSTUK VI

DESKUNDIGEN EN GETUIGEN

Artikel 11

De aangezochte administratie kan, op verzoek, haar ambtenaren machtigen om ter zake van een inbreuk op de douanewetgeving als deskundige of getuige te verschijnen voor een rechtscollege van de andere Verdragsluitende Partij.

HOOFDSTUK VII

TOEZENDING VAN VERZOEKEN

Artikel 12

1. Verzoeken om bijstand uit hoofde van dit Verdrag worden, schriftelijk en vergezeld van nuttig geachte documenten, rechtstreeks aan de douane-administratie van de andere Verdragsluitende Partij gericht. Wanneer de omstandigheden dit vereisen, kunnen verzoeken ook mondeling worden gedaan. Dergelijke verzoeken worden onmiddellijk schriftelijk bevestigd.

2. Verzoeken ingevolge het eerste lid van dit artikel bevatten de volgende gegevens:

  • a. de administratie die het verzoek doet;

  • b. het onderwerp van en de reden voor het verzoek;

  • c. een korte beschrijving van de zaak, de juridische aspecten en de aard van de procedure;

  • d. de namen en adressen van de bij de procedure betrokken partijen, voorzover bekend.

3. Een verzoek van een van de douane-administraties om een bepaalde procedure te volgen wordt ingewilligd, met inachtneming van de wettelijke en administratieve bepalingen van de aangezochte Verdragsluitende Partij.

4. De in dit Verdrag bedoelde informatie wordt alleen aan ambtenaren medegedeeld die door elke douane-administratie hiertoe zijn aangewezen. Een lijst van aldus aangewezen ambtenaren wordt aan de douane-administratie van de andere Verdragsluitende Partij verstrekt in overeenstemming met artikel 19, tweede lid, van dit Verdrag.

HOOFDSTUK VIII

UITVOERING VAN VERZOEKEN

Artikel 13

Indien de aangezochte administratie niet over de gevraagde informatie beschikt, stelt zij een onderzoek in om die informatie te verkrijgen in overeenstemming met haar nationale wettelijke en administratieve bepalingen. Dit onderzoek kan mede omvatten het optekenen van verklaringen van personen van wie informatie wordt verlangd in verband met een inbreuk op de douanewetgeving en van getuigen en deskundigen.

Artikel 14

1. Door de verzoekende administratie aangewezen ambtenaren kunnen, met instemming van de aangezochte administratie en onder de door laatstgenoemde hieraan verbonden voorwaarden, ten behoeve van onderzoek naar een inbreuk op de douanewetgeving, op schriftelijk verzoek:

  • a. ten kantore van de aangezochte administratie de documenten, registers en andere van belang zijnde gegevens raadplegen om daaruit alle informatie met betrekking tot die inbreuk op de douanewetgeving over te nemen;

  • b. kopieën maken van de documenten, registers en andere gegevens die met betrekking tot die inbreuk op de douanewetgeving van belang zijn;

  • c. aanwezig zijn bij een door de aangezochte administratie geleid onderzoek in het douanegebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij dat van belang is voor de verzoekende administratie.

2. Wanneer, onder de in artikel 11 of in het eerste lid van dit artikel bedoelde omstandigheden, ambtenaren van de verzoekende administratie aanwezig zijn op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, moeten zij te allen tijde in staat zijn hun ambtelijke hoedanigheid aan te tonen.

3. Gedurende hun verblijf aldaar genieten zij dezelfde bescherming als die welke wordt toegekend aan douaneambtenaren van de andere Verdragsluitende Partij, in overeenstemming met de in de andere Verdragsluitende Partij geldende wetgeving en zijn zij verantwoordelijk voor de strafbare feiten die zij eventueel begaan.

HOOFDSTUK IX

VERTROUWELIJK KARAKTER VAN INFORMATIE

Artikel 15

1. Alle uit hoofde van dit Verdrag ontvangen informatie mag slechts voor de doeleinden van dit Verdrag en door de douane-administraties worden gebruikt, behalve in gevallen waarin de douane-administratie die deze informatie heeft verstrekt, uitdrukkelijk haar goedkeuring hecht aan het gebruik daarvan voor andere doeleinden of door andere autoriteiten. In dat geval is dergelijk gebruik onderworpen aan eventuele beperkingen die zijn vastgelegd door de douane-administratie die de informatie heeft verstrekt. Deze informatie mag, indien de nationale wetgeving van de verstrekkende Verdragsluitende Partij dat voorschrijft, slechts bij strafrechtelijke vervolgingen worden gebruikt nadat het openbaar ministerie of de rechterlijke autoriteiten in de verstrekkende Verdragsluitende Partij met dit gebruik hebben ingestemd.

2. Voor alle uit hoofde van dit Verdrag ontvangen informatie gelden ten minste dezelfde bescherming en vertrouwelijkheid als die welke voor soortgelijke informatie gelden krachtens het op de staatburgers betrekking hebbende nationale recht van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan deze wordt ontvangen, ongeacht de nationaliteit, het staatsburgerschap of de woonplaats van de betrokkenen.

3. Indien informatie moet worden verstrekt aan de Europese Commissie of een van de douane-administraties van de lidstaten van de Europese Unie ingevolge de in artikel 2, derde lid, van dit Verdrag genoemde verplichtingen van het Koninkrijk der Nederlanden, wordt de douane-administratie van de Republiek Indonesië vooraf op de hoogte gesteld.

4. Indien informatie moet worden verstrekt aan een van de douane-administraties van de lidstaten van de ASEAN ingevolge de in artikel 2, derde lid, van dit Verdrag genoemde verplichtingen van de Republiek Indonesië, wordt de douane-administratie van het Koninkrijk der Nederlanden vooraf op de hoogte gesteld

Artikel 16

1. Uit hoofde van dit Verdrag uitgewisselde persoonsgegevens vallen onder een beschermingsniveau dat gelijk is aan het beschermingsniveau dat door de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt, wordt gehanteerd.

2. De Verdragsluitende Partijen verschaffen elkaar alle wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens in hun respectieve staten welke van belang is voor dit artikel.

3. Persoonsgegevens worden niet uitgewisseld voordat de Verdragsluitende Partijen overeenkomstig artikel 19, tweede lid, van dit Verdrag zijn overeengekomen dat het beschermingsniveau in beide Verdragsluitende Partijen gelijk is.

HOOFDSTUK X

ONTHEFFING

Artikel 17

1. De aangezochte administratie is niet verplicht de in dit Verdrag bedoelde bijstand te verlenen indien deze de openbare orde of enig ander wezenlijk belang van de aangezochte Verdragsluitende Partij zou kunnen schaden of tot een schending van een industrieel of een commercieel geheim, dan wel van een beroepsgeheim zou kunnen leiden.

2. Indien de verzoekende administratie niet in staat zou zijn een soortgelijk verzoek van de aangezochte administratie in te willigen, wijst zij daarop in haar verzoek. Inwilliging van een dergelijk verzoek wordt overgelaten aan het oordeel van de aangezochte administratie.

3. De bijstand kan door de aangezochte administratie worden uitgesteld op grond van het feit dat een lopend onderzoek of een lopende vervolging of procedure hiermee wordt doorkruist. In een dergelijk geval pleegt de aangezochte administratie overleg met de verzoekende administratie om te bepalen of de bijstand kan worden verleend onder de voorwaarden of omstandigheden die de aangezochte administratie verlangt.

4. Wanneer de bijstand wordt geweigerd of uitgesteld, dienen de redenen voor de weigering of het uitstel te worden gegeven.

HOOFDSTUK XI

KOSTEN

Artikel 18

1. De douane-administraties zien af van alle vorderingen tot vergoeding van ter uitvoering van dit Verdrag gemaakte kosten, met uitzondering van bedragen en vergoedingen betaald aan deskundigen en getuigen alsook de kosten van vertalers en tolken die niet in dienst zijn van de Regering, welke worden gedragen door de verzoekende administratie.

2. Financiële gevolgen van invorderingshandelingen waarvan is gebleken dat zij niet gerechtvaardigd zijn op grond van de vaststaande feiten met betrekking tot de desbetreffende douanevordering of de geldigheid van de executoriale titel in de verzoekende Verdragsluitende Partij, worden gedragen door de verzoekende administratie.

3. Indien met de uitvoering van het verzoek aanmerkelijke kosten van buitengewone aard zijn of zullen zijn gemoeid, plegen de Verdragsluitende Partijen overleg om de voorwaarden te bepalen waaronder het verzoek zal worden uitgevoerd, alsmede de wijze waarop de kosten worden gedragen.

HOOFDSTUK XII

UITVOERING VAN HET VERDRAG

Artikel 19

1. De douane-administraties nemen maatregelen opdat hun met de opsporing of bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving belaste ambtenaren persoonlijke en rechtstreekse betrekkingen met elkaar kunnen onderhouden.

2. De douane-administraties besluiten over nadere regelingen, binnen het kader van dit Verdrag, ter vergemakkelijking van de uitvoering van dit Verdrag.

3. De douane-administraties streven ernaar eventuele problemen of twijfels naar aanleiding van de interpretatie of toepassing van dit Verdrag in onderlinge overeenstemming op te lossen.

4. Conflicten waarvoor geen oplossing wordt gevonden, worden langs diplomatieke weg geregeld.

HOOFDSTUK XIII

TOEPASSING

Artikel 20

1. Wat de Republiek Indonesië betreft, is dit Verdrag van toepassing op het grondgebied van de Republiek Indonesië zoals omschreven in haar wetten en de aangrenzende zeeën waarover de Republiek Indonesië soevereiniteit heeft, soevereine rechten of rechtsmacht uitoefent in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982.

2. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag van toepassing op het grondgebied in Europa. Het kan echter, hetzij in zijn geheel, hetzij met de nodige wijzigingen, worden uitgebreid tot de Nederlandse Antillen of tot Aruba.

3. Bedoelde uitbreiding wordt van kracht met ingang van een datum en met inachtneming van wijzigingen en voorwaarden, met inbegrip van voorwaarden ten aanzien van de beëindiging, die nader worden vastgesteld en overeengekomen bij diplomatieke notawisseling.

HOOFDSTUK XIV

INWERKINGTREDING EN BEËINDIGING

Artikel 21

1. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat de Verdragsluitende Partijen elkaar langs diplomatieke weg schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan de grondwettelijke vereisten voor de inwerkingtreding van dit Verdrag is voldaan.

2. Dit Verdrag wordt in beginsel voor onbepaalde tijd gesloten, maar elk van beide Verdragsluitende Partijen kan het te allen tijde door middel van notificatie langs diplomatieke weg opzeggen.

3. De beëindiging wordt van kracht drie maanden na de datum van de kennisgeving van opzegging aan de andere Verdragsluitende Partij. Lopende procedures op het tijdstip van beëindiging worden niettemin voltooid in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag.

4. Tenzij anders overeengekomen, wordt door de beëindiging van dit Verdrag niet tegelijkertijd de toepassing daarvan op de Nederlandse Antillen of op Aruba beëindigd, indien het daartoe is uitgebreid overeenkomstig de bepalingen van artikel 20, tweede lid.

Artikel 22

1. Op verzoek komen de Verdragsluitende Partijen bijeen om het Verdrag te herzien.

2. Door de Verdragsluitende Partijen overeengekomen wijzigingen van het Verdrag treden in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat de Verdragsluitende Partijen elkaar langs diplomatieke weg schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan de grondwettelijke vereisten voor de inwerkingtreding van de wijzigingen is voldaan.

TEN BLIJKE waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun respectieve Regeringen, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Den Haag op 24 juni 2003, in tweevoud, in de Engelse taal.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden,

MAARTEN BRABERS

Voor de Republiek Indonesië,

EDDY ABDURRACHMAN


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2003, 147.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2003, 147.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 2003, 147.

Verwijzingen

Titel:Verdrag houdende instelling van een Internationale Douaneraad;
  Brussel, 15 december 1950
Laatste Trb. :Trb. 2001, 156
   
Titel:Verdrag betreffende de Europese Unie;
  Maastricht, 7 februari 1992
Laatste Trb. :Trb. 2004, 122

Voor wijzigingen van bovengenoemd Verdrag van 7 februari 1992 zie rubriek J van Trb. 2004, 119.

Uitgegeven de zestiende juni 2004

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. BOT

Naar boven