A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Verenigde Staten van Amerika inzake de uitwisseling van informatie met betrekking tot belastingen;

Washington, 21 november 2003

B. TEKST

De tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 2004, 17.

C. VERTALING

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Verenigde Staten van Amerika inzake de uitwisseling van informatie met betrekking tot belastingen

Het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Verenigde Staten van Amerika,

Geleid door de wens de uitwisseling van informatie met betrekking tot belastingen te vereenvoudigen, erkennend het grote belang van de wederzijdse uitwisseling van informatie teneinde misbruik van hun onderscheiden belastingwetgeving te voorkomen en vastbesloten samen te werken bij de voorkoming van financiële misdrijven en terrorisme te bestrijden door het delen van informatie,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Doel en reikwijdte van het Verdrag

1. De Verdragsluitende Partijen zijn elkaar behulpzaam teneinde de juiste vaststelling en heffing van belastingen te waarborgen, belastingfraude en belastingontduiking te voorkomen en betere informatiebronnen voor belastingaangelegenheden te ontwikkelen. De Verdragsluitende Partijen verlenen elkaar bijstand door middel van de krachtens artikel 4 toegestane uitwisseling van informatie en de daarmee samenhangende maatregelen die de bevoegde autoriteiten ingevolge artikel 5 overeen kunnen komen.

2. Informatie wordt ten behoeve van de uitvoering van dit Verdrag uitgewisseld ongeacht of de persoon op wie de informatie betrekking heeft of die de informatie bezit een inwoner of onderdaan van een Verdragsluitende Partij is, mits de informatie zich binnen het grondgebied van de aangezochte Partij bevindt, of zich in het bezit of onder de macht bevindt van een persoon op wie haar rechtsmacht van toepassing is.

3. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag alleen van toepassing op Aruba.

Artikel 2 Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is

1. Dit Verdrag is van toepassing op de volgende belastingen die worden geheven door of namens een Verdragsluitende Partij:

  • a. wat de Verenigde Staten van Amerika betreft, de volgende belastingen:

    • i. federale belastingen naar het inkomen (federal income taxes);

    • ii. federale belastingen naar inkomsten uit zelfstandige arbeid (federal taxes on self-employment income);

    • iii. federale belastingen over nalatenschappen en schenkingen (federal estate and gift taxes); en

    • iv. federale accijnzen (federal excise taxes); en

  • b. wat Aruba betreft, de volgende belastingen:

    • i. de inkomstenbelasting;

    • ii. de loonbelasting;

    • iii. de winstbelasting;

    • iv. de dividendbelasting;

    • v. de successiebelasting; en

    • vi. accijnzen.

2. Dit Verdrag is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van ondertekening van het Verdrag naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteit van elke Verdragsluitende Partij geeft de ander kennis van wetswijzigingen die mogelijk gevolgen hebben voor de verplichtingen van die Verdragsluitende Partij uit hoofde van dit Verdrag.

3. Dit Verdrag is niet van toepassing op vorderingen of procedures betreffende belastingen die in dit Verdrag worden geregeld voor zover deze worden verhinderd door de verjaringswetgeving van de verzoekende Partij.

4. Dit Verdrag is niet van toepassing op belastingen opgelegd door de staatkundige onderdelen van een van de Verdragsluitende Partijen en, in het geval van de Verenigde Staten, op belastingen opgelegd door staten of grondgebieden van de Verenigde Staten.

Artikel 3 Begripsbepalingen

1. Tenzij in dit Verdrag anders wordt bepaald, wordt verstaan onder:

  • a. „bevoegde autoriteit":

    • i. wat betreft de Verenigde Staten van Amerika, de Secretary of the Treasury of diens gevolmachtigde; en

    • ii. wat betreft Aruba, de Minister van Financiën en Economische Zaken of zijn bevoegde vertegenwoordiger.

  • b. „Verdragsluitende Partij": de Verenigde Staten of het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van Aruba, afhankelijk van de context.

  • c. „onderdaan":

    • i. wat de Verenigde Staten betreft, elke Amerikaanse burger en elke rechtspersoon, vennootschap, corporation, trust, estate, vereniging of andere entiteit die haar status als zodanig ontleent aan in de Verenigde Staten van kracht zijnde wetgeving; en

    • ii. wat Aruba betreft, iedere natuurlijke persoon die inwoner is van Aruba en iedere persoon anders dan een natuurlijke persoon die zijn status als zodanig ontleent aan de wetgeving van Aruba.

  • d. „persoon": een natuurlijke persoon en een vennootschap,corporation, trust, estate, vereniging of andere rechtspersoon.

  • e. „belasting": elke belasting waarop het Verdrag van toepassing is.

  • f. „informatie": ieder feit of iedere verklaring, ongeacht in welke vorm, met inbegrip van (maar niet beperkt tot) verklaringen van een natuurlijke persoon en documenten, stukken of zaken van een persoon of een Verdragsluitende Partij.

  • g. „verzoekende Partij" en „aangezochte Partij": respectievelijk de Verdragsluitende Partij die om informatie verzoekt of die informatie ontvangt en de Verdragsluitende Partij die deze informatie verstrekt of daarom wordt verzocht.

  • h. ten behoeve van de vaststelling van het geografisch gebied waarbinnen rechtsmacht tot het geven van bevelen tot overlegging van informatie kan worden uitgeoefend, wordt verstaan onder „Verenigde Staten": de Verenigde Staten van Amerika, met inbegrip van Puerto Rico, de Maagdeneilanden, Guam en alle andere Amerikaanse bezittingen of grondgebieden.

  • i. ten behoeve van de vaststelling van het geografisch gebied waarbinnen rechtsmacht tot het geven van bevelen tot overlegging van informatie kan worden uitgeoefend, wordt verstaan onder „Aruba": dat deel van het Koninkrijk der Nederlanden dat gelegen is in het Caribisch gebied en bestaat uit het eiland Aruba.

2. Elke term die niet in dit Verdrag is omschreven heeft, tenzij de context anders vereist of de bevoegde autoriteiten ingevolge de bepalingen van artikel 5 een gemeenschappelijke betekenis overeenkomen, de betekenis die daaraan wordt gegeven in de wetgeving van de Verdragsluitende Partij die betrekking heeft op de belastingen die het voorwerp van dit Verdrag vormen.

Artikel 4 Uitwisseling van informatie

1. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen wisselen informatie uit die naar verwachting van belang zal zijn ten behoeve van de uitvoering en handhaving van de binnenlandse wetgeving van de Verdragsluitende Partijen ter zake van belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is, met inbegrip van informatie ter bepaling, vaststelling en inning van belasting, de invordering en tenuitvoerlegging van belastingvorderingen of het onderzoek naar of de vervolging van belastingdelicten of delicten waarbij inbreuk wordt gemaakt op de belastingwetgeving.

2. De bevoegde autoriteit van de aangezochte Partij verstrekt op verzoek van de bevoegde autoriteit van de verzoekende Partij informatie ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde doeleinden. Indien de in de belastingadministratie van de aangezochte Partij beschikbare informatie niet voldoende is om aan het verzoek te voldoen, treft die Partij alle ter zake dienende maatregelen, waaronder dwangmaatregelen, om de verzoekende Partij de verzochte informatie te verstrekken.

  • a. De aangezochte Partij heeft de bevoegdheid:

    • i. boeken, papieren, stukken of andere zaken te onderzoeken die relevant of belangrijk kunnen zijn voor een dergelijk onderzoek;

    • ii. personen te horen die kennis hebben van informatie of informatie bezitten, onder hun hoede hebben of beheersen die relevant of belangrijk kan zijn voor een dergelijk onderzoek;

    • iii. personen die informatie bezitten, onder hun hoede hebben of beheersen die relevant of belangrijk kan zijn voor een dergelijk onderzoek, te dwingen op een bepaalde tijd en plaats te verschijnen en boeken, papieren, stukken of andere zaken over te leggen;

    • iv. zorg te dragen voor een ondertekende verklaring van een krachtens zijn functie, autoriteit en kennis gekwalificeerde persoon omtrent de authenticiteit van dergelijke boeken, papieren, stukken of andere zaken, terzake waarvan, indien zij valselijk zouden zijn vervaardigd, de persoon die de verklaring heeft afgelegd, uit hoofde van de wetgeving van de aangezochte Partij strafbaar zou zijn; en

    • v. een natuurlijke persoon die kennis heeft van informatie die rele-vant of belangrijk kan zijn voor een dergelijk onderzoek, te dwingen op een bepaalde tijd en plaats te verschijnen en een verklaring af te leggen in omstandigheden waardoor, indien de verklaring valselijk zou worden afgelegd, de natuurlijke persoon uit hoofde van de wetgeving van de aangezochte Partij strafbaar zou zijn.

  • b. Voorrechten ingevolge de wetten of gebruiken van de verzoekende Partij zijn niet van toepassing bij de uitvoering van een verzoek, maar beslissingen daaromtrent zijn voorbehouden aan de verzoekende Partij.

3. De aangezochte Partij verstrekt de ingevolge de bepalingen van dit artikel verzochte informatie ongeacht of de aangezochte Partij deze informatie ten behoeve van haar eigen belasting nodig heeft. Bovendien is de aangezochte Partij, indien die daarom specifiek wordt verzocht door de bevoegde autoriteit van de verzoekende Partij, gehouden:

  • a. de tijd en plaats aan te duiden voor het afnemen van de verklaring of de overlegging van boeken, papieren, stukken en andere zaken;

  • b. de aanwezigheid toe te staan van natuurlijke personen die door de bevoegde autoriteit van de verzoekende Partij worden aangemerkt als zijnde betrokken bij of getroffen door de uitvoering van het verzoek, met inbegrip van een verdachte, een raadsman voor de verdachte, natuurlijke personen die belast zijn met de tenuitvoerlegging en handhaving van de binnenlandse wetgeving van de verzoekende Partij waarop dit Verdrag van toepassing is en een gevolmachtigde of magistraat aanwezig ten behoeve van uitspraken inzake bewijskracht of het nemen van beslissingen ten aanzien van voorrechten ingevolge de wetgeving van de verzoekende Partij;

  • c. natuurlijke personen die aanwezig mogen zijn de gelegenheid te bieden rechtstreeks of via het uitvoerend orgaan de natuurlijke persoon die een verklaring aflegt of die boeken, papieren, stukken en andere zaken overlegt, te ondervragen;

  • d. originele en ongeredigeerde boeken, papieren, stukken en andere zaken veilig te stellen;

  • e. eensluidende en juiste afschriften van originele en ongeredigeerde boeken, papieren en stukken veilig te stellen of te overleggen;

  • f. de echtheid van boeken, papieren, stukken en andere overgelegde zaken vast te stellen;

  • g. de natuurlijke persoon die de boeken, papieren, stukken en andere zaken overlegt, te verhoren met betrekking tot het doel waarvoor en de wijze waarop het overgelegde materiaal is of werd bijgehouden;

  • h. de bevoegde autoriteit van de verzoekende Partij toe te staan schriftelijke vragen te verschaffen die de natuurlijke persoon die de boeken, papieren, stukken en andere zaken overlegt, moet beantwoorden met betrekking tot het overgelegde materiaal;

  • i. van een krachtens zijn functie, autoriteit en kennis gekwalificeerde persoon omtrent de echtheid (zie f) van dergelijke boeken, papieren, stukken of andere zaken een ondertekende verklaring te verkrijgen, terzake waarvan, indien zij valselijk zouden zijn vervaardigd, de persoon die de verklaring heeft afgelegd, uit hoofde van de wetgeving van de aangezochte Partij strafbaar zou zijn;

  • j. te waarborgen dat de natuurlijke persoon die de verklaring aflegt, zulks doet onder omstandigheden waardoor deze, indien deze de verklaring valselijk zou afleggen, uit hoofde van de wetgeving van de aangezochte Partij strafbaar zou zijn en dat de persoon er blijk van geeft van deze omstandigheden op de hoogte te zijn;

  • k. elke andere handeling te verrichten die niet in strijd is met de wetgeving of de bestuurlijke praktijk van de aangezochte Partij; en

  • l. te verklaren dat de door de bevoegde autoriteit van de verzoekende Partij verlangde procedures zijn gevolgd dan wel dat de verlangde procedures niet konden worden gevolgd, met uitleg van de afwijking en de reden daarvan.

4. De bepalingen van de voorgaande leden mogen niet zodanig worden uitgelegd dat voor een Verdragsluitende Partij de verplichting ontstaat:

  • a. administratieve maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving en bestuurlijke praktijk van die Partij of van de andere Verdragsluitende Partij;

  • b. bepaalde informatie te verschaffen die niet verkrijgbaar is uit hoofde van:

    • i. de wetgeving of de normale bestuurlijke gang van zaken bij die Partij; of

    • ii. de wetgeving of de normale bestuurlijke gang van zaken bij de andere Partij;

  • c. informatie te verstrekken waardoor een handelsgeheim, zakelijk geheim, industrieel, commercieel of beroepsgeheim of handelsproces zou worden onthuld;

  • d. informatie te verschaffen waarvan de onthulling in strijd zou zijn met de openbare orde;

  • e. door de verzoekende Partij verlangde informatie te verstrekken voor de uitvoering of handhaving van een bepaling van de belastingwet van de verzoekende Partij, of een daarmee verband houdend vereiste, hetgeen discriminatie inhoudt van een onderdaan van de aangezochte Partij. Een bepaling van een belastingwet of een daarmee verband houdend vereiste wordt geacht discriminerend te zijn tegenover een onderdaan van de aangezochte Partij indien deze of dit onder dezelfde omstandigheden zwaarder is ten aanzien van een onderdaan van de aangezochte Partij dan voor een onderdaan van de verzoekende Staat, in het bijzonder ten aanzien van belasting van wereldwijd vergaard inkomen;

  • f. niettegenstaande de onderdelen a tot en met e van dit lid is de aangezochte Partij gerechtigd via haar bevoegde autoriteit informatie te verkrijgen en te verstrekken die berust bij financiële instellingen, gevolmachtigden of personen die bij wijze van vertegenwoordiging of als vertrouwenspersoon optreden (niet omvattende informatie waardoor vertrouwelijke communicatie tussen een cliënt en een advocaat of een andere juridische vertegenwoordiger wanneer de cliënt juridisch advies vraagt, zou worden onthuld), of informatie met betrekking tot het eigen vermogen van een persoon.

5. Behoudens het bepaalde in het vierde lid worden de bepalingen van de voorgaande leden zodanig uitgelegd dat op een Verdragsluitende Partij de verplichting rust een verzoek naar beste kunnen uit te voeren en hierbij alle wettige middelen te gebruiken. Een Verdragsluitende Partij kan, naar eigen goeddunken, maatregelen nemen ter verkrijging van en verzending naar de andere Partij van informatie die zij ingevolge het vierde lid niet verplicht is te verzenden.

6. De bevoegde autoriteit van de aangezochte Partij staat vertegenwoordigers van de verzoekende Partij toe de aangezochte Partij binnen te komen om natuurlijke personen te horen en met de instemming van de desbetreffende natuurlijke personen boeken en stukken te onderzoeken.

7. Alle informatie die door een Verdragsluitende Partij wordt ontvangen wordt als geheim behandeld op dezelfde wijze als informatie die krachtens de nationale wetgeving van die Partij wordt verkregen en wordt uitsluitend onthuld aan natuurlijke personen of autoriteiten (met inbegrip van rechterlijke en bestuurlijke instanties) die betrokken zijn bij de bepaling, vaststelling, inning en de administratie van, de invordering en inning van vorderingen afgeleid van, de handhaving of vervolging met betrekking tot of de beoordeling van beroepen ten aanzien van de belastingen die het voorwerp van dit Verdrag vormen, of bij het toezicht hierop. Deze natuurlijke personen of autoriteiten mogen alleen voor deze doeleinden van de informatie gebruik maken. Zij mogen de informatie bekendmaken in openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen.

8. Teneinde aan te tonen welk belang zij meent te hebben bij de gevraagde informatie, dient de verzoekende Partij ten minste de volgende informatie te verschaffen:

  • a. de identiteit van de persoon op wie de controle of het onderzoek betrekking heeft; en

  • b. het fiscale doel waarvoor om inlichtingen wordt verzocht.

Artikel 5 Procedure voor onderlinge overeenstemming

1. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen komen overeen een programma te implementeren voor de tenuitvoerlegging van de doeleinden van dit Verdrag. Dit programma kan, naast de in artikel 4 bedoelde uitwisselingen, andere maatregelen omvatten ter verbetering van de naleving van de belastingwetgeving, zoals uitwisselingen van technische kennis, ontwikkeling van nieuwe audittechnieken, het in kaart brengen van nieuwe vormen van overtreding en gezamenlijke studies van overtredingsvormen.

2. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag in onderlinge overeenstemming op te lossen. De bevoegde autoriteiten kunnen in het bijzonder een gemeenschappelijke betekenis van een term overeenkomen en kunnen bepalen wanneer kosten buitengewoon zijn voor de toepassing van artikel 6.

3. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen teneinde overeenstemming als bedoeld in dit artikel te bereiken.

Artikel 6 Kosten

Tenzij de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen anders overeenkomen, worden gewone kosten, gemaakt bij het verlenen van bijstand, gedragen door de aangezochte Partij en worden buitengewone kosten, gemaakt bij het verlenen van bijstand, gedragen door de verzoekende Partij.

Artikel 7 Implementatie

Een Verdragsluitende Partij stelt de wetgeving vast die nodig is voor de uitvoering van dit Verdrag.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Dit Verdrag treedt in werking na een notawisseling tussen de Verdragsluitende Partijen, waarin wordt bevestigd dat elk van de Partijen heeft voldaan aan de nationale, grondwettelijke, wettelijke en andere vereisten die nodig zijn voor de uitvoering van dit Verdrag.

Artikel 9 Opzegging

Dit Verdrag blijft van kracht totdat het door een van de Verdragsluitende Partijen wordt opgezegd. Elk van de Verdragsluitende Staten kan dit Verdrag te allen tijde nadat het in werking is getreden opzeggen mits ten minste drie maanden van tevoren langs diplomatieke weg een kennisgeving van opzegging is gedaan.

GEDAAN te Washington, in tweevoud, 21 november 2003.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba:

N. O. ODUBER

Voor de Verenigde Staten van Amerika:

JOHN W. SNOW

D. PARLEMENT

Zie Trb. 2004, 17.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2004, 17.

Uitgegeven de achttiende mei 2004

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. BOT

Naar boven