A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Thailand inzake de export van sociale verzekeringsuitkeringen;

Nonthaburi, 11 november 2002

B. TEKST

De tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 2002, 219.

C. VERTALING

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Koninkrijk Thailand inzake de export van sociale verzekeringsuitkeringen

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van het Koninkrijk Thailand,

hun Staten hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen,

Geleid door de wens betrekkingen op het gebied van sociale zekerheid tot stand te brengen,

Geleid door de wens de samenwerking tussen de twee Staten te regelen ter waarborging van de uitvoering van de wetgeving van het ene land in het andere,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:

  • a. „grondgebied", met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden, het grondgebied van het Koninkrijk in Europa;

  • b. „bevoegde autoriteit", met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van Nederland; met betrekking tot het Koninkrijk Thailand de minister van Werkgelegenheid en Sociaal Welzijn;

  • c. „bevoegd orgaan", met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden betreffende de takken van sociale zekerheid genoemd in artikel 2, eerste lid, onder a, b en c: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen; betreffende de takken van sociale zekerheid genoemd in artikel 2, eerste lid, onder d, e en f: de Sociale Verzekeringsbank; met betrekking tot het Koninkrijk Thailand het Bureau voor Sociale Zekerheid;

    of elke organisatie bevoegd tot het uitvoeren van een taak die momenteel wordt uitgevoerd door voornoemde organen;

  • d. „instantie", elke organisatie die betrokken is bij de uitvoering van dit Verdrag, met inbegrip van onder meer de bevolkingsregisters, geboorte-, overlijdens- en huwelijksregisters, belastingautoriteiten, arbeidsbureaus, scholen en andere onderwijsinstellingen, handelsautoriteiten, de politie, het gevangeniswezen en immigratiediensten;

  • e. „wetgeving", de wetgeving met betrekking tot de takken van sociale zekerheid genoemd in artikel 2;

  • f. „uitkering", elke uitkering in geld of elk pensioen krachtens de wetgeving;

  • g. „uitkeringsgerechtigde", een persoon die een uitkering aanvraagt of recht heeft op een uitkering;

  • h. „gezinslid", een persoon die als zodanig wordt omschreven of aangemerkt door de wetgeving;

  • i. „wonen", regulier wonen;

  • j. „verblijven", tijdelijk wonen.

2. Andere in dit Verdrag gebruikte termen hebben de betekenis die daaraan in de toegepaste wetgeving wordt gegeven.

Artikel 2 Materiële werkingssfeer

Dit Verdrag is van toepassing:

1. Ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden, op de Nederlandse wetgeving inzake de volgende takken van sociale zekerheid:

  • a. ziekte- en moederschapsuitkeringen;

  • b. arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor werknemers;

  • c. arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor zelfstandigen;

  • d. ouderdomspensioenen;

  • e. nabestaandenuitkeringen;

  • f. kinderbijslagen.

2. Ten aanzien van het Koninkrijk Thailand op de volgende wetgeving inzake sociale verzekeringen:

  • a. de socialezekerheidswet, B.E. 2533 (1990), B.E. 2537 (1994) en B.E. 2542 (1999);

  • b. de wet inzake schadeloosstellingen voor werknemers B.E. 2537 (1994); of

  • c. alle wetgeving die voor de in de letters a en b genoemde wetgeving gaat, danwel deze vervangt, wijzigt, aanvult of consolideert.

Artikel 3 Personele werkingssfeer

Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, is dit Verdrag zowel van toepassing op een uitkeringsgerechtigde als op een lid van zijn gezin voorzover hij woont of verblijft op het grondgebied van een van de Verdragsluitende Partijen.

Artikel 4 Export van uitkeringen

1. Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, is een bepaling van de wetgeving van een Verdragsluitende Partij die de betaling van een uitkering beperkt uitsluitend omdat een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin buiten het grondgebied van die Verdragsluitende Partij woont of verblijft, niet van toepassing ten aanzien van een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin die respectievelijk dat op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij woont of verblijft.

2. Het eerste lid laat onverlet Nederlandse wetgeving tot invoering van beperkingen ten aanzien van de betaling van kinderbijslagen met betrekking tot kinderen die wonen of verblijven buiten het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden, of tot uitsluiting van de betaling daarvan.

Artikel 5 Identificatie

1. Om het recht op een uitkering of op de betaling van een uitkering ingevolge de Thaise of Nederlandse wetgeving vast te stellen, is een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin verplicht zich te identificeren door overlegging van een officieel identiteitsbewijs aan het bevoegde orgaan op het grondgebied waarvan de betrokken persoon woont of verblijft. Een officieel identiteitsbewijs omvat een paspoort of enig ander geldig identiteitsbewijs dat is afgegeven op het grondgebied waar de betrokken persoon woont of verblijft.

2. Het betrokken bevoegde orgaan identificeert de uitkeringsgerechtigde of het lid van zijn gezin aan de hand van het officiële identiteitsbewijs. Het bevoegde orgaan stelt het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij door toezending van een gewaarmerkt afschrift van het officiële identiteitsbewijs ervan in kennis dat de identiteit van de uitkeringsgerechtigde of van het lid van zijn gezin is geverifieerd.

Artikel 6 Verificatie van aanvragen en betalingen

1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder „informatie": gegevens betreffende identiteit, adres, gezinssituatie, werk, het volgen van scholing, inkomen, gezondheidstoestand, overlijden en hechtenis, of alle andere gegevens die relevant zijn voor de uitvoering van dit Verdrag.

2. Met betrekking tot de behandeling van een aanvraag om een uitkering of de betaling van een uitkering, verifieert het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij, op verzoek van het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij, de informatie aangaande een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin. Indien nodig wordt deze verificatie tezamen met de instanties verricht. Het bevoegde orgaan doet een verklaring inzake verificatie tezamen met gewaarmerkte afschriften van de relevante stukken toekomen aan het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij.

3. Onverminderd het tweede lid brengt het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij, zonder voorafgaand verzoek en voor zover mogelijk, het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij op de hoogte van wijzigingen in de informatie aangaande een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin.

4. De bevoegde organen van de Verdragsluitende Partijen kunnen rechtstreeks contact opnemen met elkaar alsmede met een uitkeringsgerechtigde, een lid van zijn gezin of een vertegenwoordiger van de betrokken persoon.

5. Onverminderd het tweede lid zijn diplomatieke of consulaire vertegenwoordigers en de bevoegde organen van een Verdragsluitende Partij gerechtigd zich rechtstreeks te wenden tot de instanties van de andere Verdragsluitende Partij teneinde het recht op een uitkering of de betaling van een uitkering te verifiëren.

6. Voor de uitvoering van dit Verdrag verlenen de instanties hun goede diensten en handelen zij als bij het uitvoeren van hun eigen wetgeving. De administratieve bijstand die door de instanties wordt verleend, is kosteloos. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen kunnen evenwel overeenkomen dat bepaalde kosten worden vergoed.

Artikel 7 Geneeskundig onderzoek

1. Op het verzoek van het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij wordt het medisch onderzoek ten aanzien van een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin die respectievelijk dat woont of verblijft op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, verricht door het bevoegde orgaan van de laatstgenoemde Verdragsluitende Partij.

2. Voor de vaststelling van de arbeidsgeschiktheid van een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin, maakt het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij gebruik van de door het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij verstrekte geneeskundige rapporten en administratieve gegevens. Het bevoegde orgaan van de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij kan een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin evenwel verzoeken een geneeskundig onderzoek te ondergaan door een arts naar keuze van het orgaan of op het grondgebied waar het bevoegde orgaan is gevestigd.

3. De uitkeringsgerechtigde of het lid van zijn gezin geeft gehoor aan ieder verzoek zich te melden voor een geneeskundig onderzoek. Indien de betrokken persoon om medische redenen niet in staat is te reizen naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, stelt hij het bevoegde orgaan van die Verdragsluitende Partij daarvan onverwijld in kennis. In dat geval dient hij een medische verklaring over te leggen, afgegeven door een arts die daartoe is aangewezen door het bevoegde orgaan op het grondgebied waarvan hij woont of verblijft. Deze verklaring dient als bewijs van de medische gronden voor de onmogelijkheid te reizen alsmede de verwachte duur daarvan.

4. De kosten van het onderzoek en, naar gelang van het geval, de uitgaven voor reis en verblijf worden voldaan door het bevoegde orgaan op verzoek waarvan het onderzoek wordt uitgevoerd.

Artikel 8 Weigering te betalen, opschorting, intrekking

1. Het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij kan weigeren een uitkering toe te kennen of de betaling ervan opschorten of intrekken indien:

  • a. de uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin verzuimd heeft binnen een tijdvak van drie maanden een onderzoek te ondergaan of informatie te verstrekken zoals vereist ingevolge artikel 5 en artikel 7, tweede en derde lid, van dit Verdrag, of

  • b. het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij verzuimd heeft binnen een tijdvak van drie maanden de informatie over te leggen of een onderzoek te verrichten zoals vereist ingevolge artikel 5, artikel 6, tweede lid, en artikel 7, eerste lid, van dit Verdrag. Indien deze termijn echter onredelijk blijkt, komen de bevoegde organen van beide Verdragsluitende Partijen een verlenging van deze termijn overeen.

2. Een beslissing genomen door het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij dient in overeenstemming te zijn met de nationale wetgeving van die Verdragsluitende Partij. Het bevoegde orgaan van die Verdragsluitende Partij is exclusief verantwoordelijk voor alle beslissingen genomen uit hoofde van dit artikel.

Artikel 9 Bescherming van gegevens

1. Wanneer, krachtens dit Verdrag, de bevoegde autoriteiten, bevoegde organen of instanties van een Verdragsluitende Partij persoonsgegevens mededelen aan de bevoegde autoriteiten of bevoegde organen van de andere Verdragsluitende Partij, is die mededeling onderworpen aan de door de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt vastgestelde wettelijke bepalingen inzake de bescherming van gegevens. Elke daaropvolgende overdracht dan wel opslag, wijziging of vernietiging van de gegevens is onderworpen aan de bepalingen van de wetgeving inzake bescherming van gegevens van de ontvangende Verdragsluitende Partij.

2. Het gebruik van persoonsgegevens voor andere doeleinden dan die van sociale zekerheid is onderworpen aan de goedkeuring van de betrokken persoon of in overeenstemming met andere waarborgen waarin de nationale wetgeving voorziet.

Artikel 10 Uitvoering van het Verdrag

De bevoegde organen van beide Verdragsluitende Partijen kunnen, door middel van aanvullende regelingen, maatregelen vaststellen voor de toepassing van dit Verdrag.

Artikel 11 Taal

1. Voor de toepassing van dit Verdrag kunnen de bevoegde autoriteiten, bevoegde organen en instanties van de Verdragsluitende Partijen rechtstreeks met elkaar communiceren in de Engelse taal.

2. Geen enkel document wordt geweigerd op grond van het enkele feit dat het is opgesteld in een officiële taal van een Verdragsluitende Partij.

Artikel 12 Beslechting van geschillen

De bevoegde autoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen verrichten alle redelijke inspanningen om geschillen die voortvloeien uit de uitlegging of toepassing van dit Verdrag in onderlinge overeenstemming op te lossen.

Artikel 13 Wijziging

Dit Verdrag kan te allen tijde worden gewijzigd met schriftelijke instemming van de Verdragsluitende Partijen.

Artikel 14 Inwerkingtreding

1. De Verdragsluitende Partijen stellen elkaar schriftelijk in kennis van de voltooiing van hun onderscheiden wettelijke of grondwettelijke procedures die vereist zijn voor de inwerkingtreding van dit Verdrag.

2. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van de laatste kennisgeving, met dien verstande dat Nederland artikel 4 voorlopig zal toepassen vanaf de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van ondertekening.

Artikel 15 Territoriale toepassing

Met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden is dit Verdrag slechts van toepassing op het grondgebied van het Koninkrijk in Europa; en met betrekking tot het Koninkrijk Thailand is het slechts van toepassing op het grondgebied van het Koninkrijk Thailand.

Artikel 16 Beëindiging

Dit Verdrag kan te allen tijde worden beëindigd bij schriftelijke kennisgeving aan de andere Verdragsluitende Partij. In het geval van beëindiging blijft dit Verdrag van kracht tot het einde van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de kennisgeving van beëindiging door de andere Verdragsluitende Partij is ontvangen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun respectieve Regeringen, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Nonthaburi op 11 november 2002, in tweevoud, in de Engelse taal.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) G. J. H. C. KRAMER

Voor de Regering van het Koninkrijk Thailand

(w.g.) SUWAT LIPTAPANLOP


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2002, 219.

De voorlopige toepassing van artikel 4 van het Verdrag (zie rubriek G van Trb. 2002, 219) is medegedeeld aan de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal bij brieven van 19 december 2002.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2002, 219.

Uitgegeven de zeventiende maart 2003

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. DE HOOP SCHEFFER


XNoot
1

Trb. 2002, 219 had als systematisch nummer 48 (2002) Nr. 1. Dit moet zijn: 64 (2002) Nr. 1.

Naar boven