Tractatenblad 2003, 15

A. TITEL

Aanvullend Protocol N° 7 bij de Herziene Rijnvaartakte;

Straatsburg, 27 november 2002

B. TEKST¹

Aanvullend Protocol n° 7 bij de Herziene Rijnvaartakte

De Bondsrepubliek Duitsland,

het Koninkrijk België,

de Franse Republiek,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Zwitserse Bondsstaat,

overwegende dat ter bevordering van de harmonisatie van de technische voorschriften op Europees niveau en ter vereenvoudiging van de verplichtingen van het bedrijfsleven op het gebied van scheepscertificaten en schipperspatenten, het mogelijk zou moeten worden gemaakt andere documenten, in het bijzonder communautaire documenten, te erkennen als gelijkwaardig aan op basis van de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868 afgegeven documenten,

van oordeel dat de voorwaarden voor deze erkenning moeten waarborgen dat de op de Rijn bereikte veiligheidsstandaard behouden blijft en de voortdurende aanpassing daarvan niet mogen belemmeren of vertragen,

zijn het volgende overeengekomen:

Artikel I

In artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868, in de bewoording van 20 november 1963, worden in lid 2 „Oeverstaten" en in lid 5 „Oeverstaat" respectievelijk vervangen door „Overeenkomstsluitende Staten" en „Overeenkomstsluitende Staat".

Artikel II

Aan artikel 23 van de genoemde Akte, in de door het Aanvullend Protocol n° 3 van 17 oktober 1979 gewijzigde bewoording, wordt een tweede lid toegevoegd dat als volgt luidt:

„Niettegenstaande artikel 22, lid 2, en artikel 1 van het Verdrag van 14 december 1922, betreffende de regeling der patenten voor Rijnschippers, kan de Centrale Commissie andere scheepscertificaten en schipperspatenten erkennen, wanneer deze zijn afgegeven op grond van voorschriften die gelijkwaardig zijn aan de ter uitvoering van de onderhavige Akte vastgestelde voorschriften en overeenkomstig procedures die de daadwerkelijke naleving daarvan waarborgen. Deze erkenning kan worden ingetrokken wanneer de Centrale Commissie constateert dat niet meer wordt voldaan aan de vastgestelde voorwaarden. De bijzonderheden worden in de overeenkomstige uitvoeringsreglementen bepaald."

Artikel III

Dit Aanvullend Protocol vereist de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de Ondertekenende Staten.

De bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring vindt plaats door neerlegging van een geëigende akte bij de Secretaris-Generaal van de Centrale Commissie. Deze maakt een proces-verbaal van de neerlegging op en zendt aan elk der Ondertekenende Staten een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring alsmede van het proces-verbaal van de neerlegging.

Artikel IV

Dit Aanvullend Protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de neerlegging van de vijfde akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring bij het Secretariaat van de Centrale Commissie. De Secretaris-Generaal stelt de Overeenkomstsluitende Staten hiervan in kennis.

Artikel V

Dit Aanvullend Protocol is opgesteld in een enkel exemplaar in de Duitse, de Franse en de Nederlandse taal, waarbij iedere taal gelijkelijk authentiek is; het wordt neergelegd in het archief van de Centrale Commissie.

Een door de Secretaris-Generaal voor eensluidend gewaarmerkt afschrift wordt aan elk der Overeenkomstsluitende Staten toegezonden.

TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekenden, na overlegging van hun volmachten, dit Aanvullend Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN te Straatsburg, 27 november 2002

---

Het Aanvullend Protocol is ondertekend voor de volgende staten:

België

Duitsland

Frankrijk

het Koninkrijk der Nederlanden

Zwitserland

Protocole Additionnel n° 7 à la Convention révisée pour la Navigation du Rhin

La République fédérale d'Allemagne,

le Royaume de Belgique,

la République française,

le Royaume des Pays-Bas,

la Confédération Suisse,

considérant qu'en vue de favoriser l'harmonisation des prescriptions techniques sur le plan européen et de simplifier les obligations des professionnels en matière de certificats de bateaux et de patentes de bateliers, il y a lieu de permettre la reconnaissance de l'équivalence d'autres documents et spécialement des documents communautaires avec les documents délivrés en vertu de la Convention révisée pour la navigation du Rhin du 17 octobre 1868,

estimant que les conditions de cette reconnaissance doivent garantir le maintien du niveau de sécurité atteint sur le Rhin et ne pas constituer un obstacle ou un frein à son adaptation permanente,

sont convenus de ce qui suit:

Article I

A l'article 22 de la Convention révisée pour la navigation du Rhin du 17 octobre 1868, dans sa teneur du 20 novembre 1963, les termes «Etats riverains», visés aux paragraphes 2 et «Etat riverain» visés au paragraphe 5 sont remplacés, respectivement, par les termes «Etats contractants» et «Etat contractant».

Article II

A l'article 23 de ladite Convention, telle qu'amendée par son Protocole additionnel n° 3 du 17 octobre 1979, est inséré un paragraphe 2 libellé comme suit:

«Nonobstant de l'article 22, paragraphe 2, et l'article 1^er de la Convention du 14 décembre 1922 relative au régime des patentes de batelier du Rhin la Commission Centrale peut reconnaître d'autres certificats de bateaux et d'autres patentes de bateliers, lorsqu'ils sont délivrés sur la base de prescriptions équivalentes à celles qu'elle fixe en application de la présente Convention et de procédures qui en garantissent le respect effectif. Cette reconnaissance pourra être retirée si la Commission Centrale constate que les conditions fixées ne sont plus remplies. Les modalités seront définies dans les règlements d'application correspondants.»

Article III

Le présent Protocole est soumis à la ratification, à l'acceptation ou à l'approbation des Etats signataires.

La ratification, l'acceptation ou l'approbation s'effectue par le dépôt d'un instrument en bonne et due forme auprès du Secrétaire Général de la Commission Centrale. Celui-ci dresse un procès-verbal de dépôt et remet à chaque Etat signataire une copie certifiée conforme de chacun des instruments de ratification, d'acceptation ou d'approbation ainsi que du procès-verbal de dépôt.

Article IV

Le présent Protocole additionnel entrera en vigueur le premier jour du mois suivant le dépôt du cinquième instrument de ratification, d'acceptation ou d'approbation au Secrétariat de la Commission Centrale. Le Secrétaire Général en informera les Etats contractants.

Article V

Le présent Protocole additionnel est rédigé en un seul exemplaire en allemand, en français et en néerlandais, chaque texte faisant également foi; il sera déposé dans les archives de la Commission Centrale.

Une copie certifiée conforme par le Secrétaire Général en sera remise à chacun des Etats Contractants.

EN FOI DE QUOI, les soussignés ayant déposé leurs pleins pouvoirs, ont signé le présent Protocole additionnel.

FAIT à Strasbourg, le 27 novembre 2002

---

(Voor de ondertekeningen zie blz. 3 van dit Tractatenblad)

Zusatsprotokoll Nr. 7 zur Revidierten Rheinschifffahrtsakte

Die Bundesrepublik Deutschland,

das Königreich Belgien,

die Französische Republik,

das Königreich der Niederlande,

die Schweizerische Eidgenossenschaft,

in der Erwägung,

dass zur Förderung der europaweiten Harmonisierung der technischen Vorschriften und zur Vereinfachung der Verpflichtungen der Binnenschifffahrtstreibenden auf dem Gebiet der Schiffsatteste und Schifferpatente die Anerkennung der Gleichwertigkeit anderer Urkunden und besonders der Gemeinschaftsurkunden mit den auf der Grundlage der Revidierten Rheinschifffahrtsakte vom 17. Oktober 1868 erteilten Urkunden ermöglicht werden sollte,

dass die Bedingungen für diese Anerkennung die Aufrechterhaltung des auf dem Rhein erreichten Sicherheitsstandards gewährleisten müssen und dessen ständige Anpassung weder behindern noch verzögern dürfen,

haben folgendes vereinbart:

Artikel I

In Artikel 22 der Revidierten Rheinschifffahrtsakte vom 17. Oktober 1868 in der Fassung vom 20. November 1963 wird in Absatz 2 »Uferstaaten« durch »Vertragsstaaten« und in Absatz 5 »Jede Uferregierung kann, wenn sie es für angemessen befindet, eine Untersuchung auf ihre Kosten vornehmen lassen« durch »Jeder Vertragsstaat kann, wenn er es für angemessen befindet, eine Untersuchung auf seine Kosten vornehmen lassen« ersetzt.

Artikel II

In Artikel 23 der genannten Akte in der durch das Zusatzprotokoll Nr. 3 vom 17. Oktober 1979 geänderten Fassung wird ein Absatz 2 mit folgendem Wortlaut aufgenommen:

»Ungeachtet des Artikels 22 Absatz 2 und des Artikels 1 der Vereinbarung über die Erteilung von Rheinschifferpatenten vom 14. Dezember 1922 kann die Zentralkommission andere Schiffsatteste sowie Schifferpatente anerkennen, wenn diese auf der Grundlage von Vorschriften, die gleichwertig mit denjenigen sind, die sie in Anwendung dieser Akte festlegt, sowie von Verfahren, die deren tatsächliche Einhaltung gewährleisten, erteilt werden. Diese Anerkennung kann widerrufen werden, wenn die Zentralkommission feststellt, dass die festgelegten Bedingungen nicht mehr erfüllt sind. Die Einzelheiten werden in den entsprechenden Ausführungsverordnungen geregelt.«

Artikel III

Dieses Zusatzprotokoll bedarf der Ratifikation, der Annahme oder der Genehmigung durch die Unterzeichnerstaaten.

Die Ratifikation, Annahme oder Genehmigung erfolgt durch Hinterlegung einer Urkunde in gehöriger Form beim Generalsekretär der Zentralkommission. Dieser veranlasst die Aufnahme eines Protokolls über die Hinterlegung; er übermittelt jedem Unterzeichnerstaat eine beglaubigte Abschrift der Ratifikations-, Annahme- oder Genehmigungsurkunde sowie des Hinterlegungsprotokolls.

Artikel IV

Dieses Zusatzprotokoll tritt am ersten Tag des Monats nach der Hinterlegung der fünften Ratifikations-, Annahme- oder Genehmigungsurkunde beim Sekretariat der Zentralkommission in Kraft. Der Generalsekretär unterrichtet hiervon die Vertragsstaaten.

Artikel V

Dieses Zusatzprotokoll wird in einer Urschrift in deutscher, französischer und niederländischer Sprache abgefasst, wobei jeder Wortlaut gleichermaßen verbindlich ist; es wird im Archiv der Zentralkommission hinterlegt.

Jedem Vertragsstaat wird eine vom Generalsekretär beglaubigte Abschrift übermittelt.

ZU URKUND DESSEN haben die Unterzeichneten nach Hinterlegung ihrer Vollmachten dieses Zusatzprotokoll unterschrieben.

GESCHEHEN zu Straßburg, am 27 November 2002

---

(Voor de ondertekeningen zie blz. 3. van dit Tractatenblad)

D. PARLEMENT

Het Protocol behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Protocol kan worden gebonden.

E. BEKRACHTIGING

Bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring is ingevolge artikel III vereist.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Protocol zullen ingevolge artikel IV in werking treden op de eerste dag van de maand volgend op de nederlegging van de vijfde akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

J. GEGEVENS

Verwijzingen:

De Centrale Commissie voor de Rijnvaart is ingesteld bij artikel 10 van:
Titel	:	Bijlage XVI B („Artikelen betreffende de Rijnvaart") bij de Akte van het Congres van Wenen; Wenen, 9 juni 1815
Tekst	:	E. G. Lagemans' „Recueil des Traités", deel 1, blz. 130 e.v.
		Zie ook Trb. 1955, 161, blz. 107 e.v.
Titel	:	Herziene Rijnvaartakte; Mannheim, 17 oktober 1868
Tekst	:	Stb. 1869, 75
Laatste Trb.	:	Trb. 1955, 161
Titel	:	Aanvullend Protocol No. 3 bij de Herziene Rijnvaartakte; Straatsburg, 17 oktober 1979
Tekst	:	Trb. 1980, 8 (Nederlands en Frans)
Laatste Trb.	:	Trb. 1982, 143

Uitgegeven de zeventiende januari 2003

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. DE HOOP SCHEFFER

---

1 De Franse en Duitse tekst zijn op blz. 4 e.v. afgedrukt.