Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2003, 14 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2003, 14 | Verdrag |
Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Argentinië;
Buenos Aires, 16 december 2002
Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Argentinië
Het Koninkrijk der Nederlanden,
en
de Republiek Argentinië,
hierna te noemen de „Verdragsluitende Partijen"
wensend de wederkerige export van socialezekerheidsuitkeringen tussen de twee landen mogelijk te maken,
wensend de samenwerking tussen de beide staten te regelen teneinde de rechtmatige uitvoering van hun wetgeving in elkaars land te garanderen,
zijn het volgende overeengekomen:
1. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:
a. „grondgebied" betekent met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden: het grondgebied van het Koninkrijk in Europa; met betrekking tot de Republiek Argentinië het grondgebied in Argentinië;
b. „wetgeving" betekent de wetgeving die betrekking heeft op de in artikel 2 genoemde takken van sociale zekerheid;
c. „bevoegde autoriteit" betekent met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van Nederland; met betrekking tot de Republiek Argentinië: de Minister van Arbeid, Werkgelegenheid en Sociale Zekerheid;
d. „bevoegd orgaan" betekent met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden voor wat betreft de takken van sociale verzekeringen genoemd onder artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b en c: het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen of elk lichaam bevoegd om de functies uit te oefenen die thans door eerdergenoemd orgaan worden uitgeoefend, en voor wat betreft de takken van sociale verzekeringen genoemd onder artikel 2, eerste lid, onderdelen d, e en f: de Sociale Verzekeringsbank; met betrekking tot de Republiek Argentinië betekent dit de Nationale Administratie van Sociale Zekerheid (ANSES), de nationale, provinciale, gemeentelijke en beroepsmatige instituten en organisaties of de Administratie van Fondsen van Pensioenen en Uitkeringen (AFJP), bevoegd volgens de toepasselijke wetgeving;
e. „autoriteit" betekent elke organisatie die betrokken is bij de uitvoering van dit Verdrag, met inbegrip van onder meer de bevolkingsregisters, de belastingdienst, de burgerlijke stand administraties, de arbeidsbureaus, de scholen en andere onderwijsinstituten, de handelsregisters, de politie, het gevangeniswezen en de immigratiekantoren;
f. „uitkering" betekent elke in geld uitgekeerde vergoeding ingevolge de wetgeving genoemd in artikel 2;
g. „uitkeringsgerechtigde" betekent iedere persoon die aanspraak maakt of recht heeft op een uitkering;
h. „gezinslid of rechthebbende" betekent een persoon die als zodanig wordt omschreven of aangemerkt in de toepasselijke wetgeving.
2. Alle andere termen of uitdrukkingen die in dit Verdrag worden gebruikt hebben de betekenis die in de toegepaste wetgeving wordt gegeven.
1. Dit Verdrag is van toepassing:
• Met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden, op de Nederlandse wetgeving betreffende de volgende takken van sociale verzekeringen:
a. uitkeringen in geval van ziekte en moederschap;
b. arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor werknemers;
c. arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor zelfstandigen;
d. ouderdomsuitkeringen;
e. nabestaandenuitkeringen;
f. kinderbijslagen.
• Met betrekking tot de Republiek Argentinië:
Op de wetgeving betreffende de contributieve uitkeringen van het Systeem van Sociale Verzekeringen met betrekking tot de stelsels van ouderdom, invaliditeit en overlijden, gebaseerd op de verdeling of op de individuele kapitalisatie, waarvoor nationale, provinciale, gemeentelijke en beroepsmatige instanties of de Administratie van Fondsen van Pensioenen en Uitkeringen (AFJP) bevoegd zijn.
2. Dit Verdrag is van overeenkomstige toepassing op toekomstige wetgeving die de wetgeving genoemd in het vorige lid aanvult of verandert.
Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, is dit Verdrag van toepassing op alle uitkeringsgerechtigden alsmede op hun rechthebbenden en hun gezinsleden voorzover zij wonen of verblijven op het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen.
1. Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, zullen alle uitkeringsgerechtigden, hun rechthebbenden en gezinsleden, die recht hebben op een uitkering door een van de twee Verdragsluitende Partijen zoals omschreven in artikel 1, lid f, en zoals voorzien in de wetgeving waarnaar artikel 2 van dit Verdrag verwijst, deze uitkering integraal en zonder enige beperking of restrictie ontvangen, zolang zij wonen of verblijven op het grondgebied van een van de Verdragsluitende Partijen.
2. Het gestelde in het voorgaande lid laat onverlet Nederlandse wetgeving tot invoering van beperkingen of tot uitsluiting van betaling van kinderbijslagen met betrekking tot kinderen die wonen of verblijven buiten het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden.
1. Om het recht op uitkering en de rechtmatigheid van een betaling krachtens de Argentijnse of de Nederlandse wetgeving te kunnen vaststellen, is een uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid of rechthebbende verplicht zich te identificeren door een officieel identiteitsbewijs te tonen bij de bevoegde autoriteit op wiens grondgebied de betrokkene woont of verblijft.
2. Onder een geldig identiteitsbewijs wordt verstaan een paspoort of een andere geldige identiteitskaart afgegeven door de hiertoe bevoegde autoriteit op wiens grondgebied de betrokkene woont of verblijft. Het bevoegde orgaan stelt het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij er van in kennis dat de identiteit van de uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid of rechthebbende door de presentatie van het geldig identiteitsbewijs is vastgesteld, onder verzending van een kopie van dit identiteitsbewijs.
1. Voor de toepassing van dit artikel, zal de informatie die verstrekt dient te worden aan het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij onder meer bestaan uit gegevens ter zake van identiteit, adres, gezinssituatie, arbeid, onderwijs, inkomen, gezondheidstoestand, overlijden en detentie van de uitkeringsgerechtigde, zijn rechthebbenden en gezinsleden, dit alles onder eerbiediging van de garanties met betrekking tot privacy en vertrouwelijkheid, ingesteld door de wetgeving van beide Verdragsluitende Partijen.
2. Op verzoek van het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij gaat het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij ten behoeve van de verificatie van de rechtmatigheid van de aanvraag of de betaling van uitkeringen de juistheid na van de in het vorige lid omschreven gegevens met betrekking tot de uitkeringsgerechtigde, zijn rechthebbenden of gezinsleden. Indien nodig zal de juistheid van de gegevens worden nagegaan bij de autoriteiten. Het bevoegde orgaan verstrekt een verklaring van de uitgevoerde verificatie van de gegevens alsmede gewaarmerkte kopieën van de desbetreffende documenten, aan het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij.
3. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid, informeert het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij, voorzover mogelijk en uit eigen beweging, het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij over iedere wijziging in de gegevens zoals omschreven in het eerste lid, met betrekking tot de uitkeringsgerechtigde, zijn rechthebbenden of gezinsleden, die ter kennis van het eerstgenoemde bevoegde orgaan komt.
4. De bevoegde organen van de Verdragsluitende Partijen kunnen zich rechtstreeks tot elkaar wenden, evenals de uitkeringsgerechtigden, hun rechthebbenden en gezinsleden of hun vertegenwoordigers.
5. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid, kunnen de diplomatieke missies en consulaire instanties, geaccrediteerd op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, en de bevoegde organen van elk van de Verdragsluitende Partijen de bevoegde autoriteiten, organen en officiële instanties van de andere Verdragsluitende Partij rechtstreeks om inlichtingen verzoeken ten einde het recht op uitkering of de rechtmatigheid van een betaling aan een uitkeringsgerechtigde na te gaan.
6. Bij de toepassing van dit Verdrag zullen de bevoegde organen en de autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen elkaar wederzijds kosteloos samenwerking en assistentie verlenen. De bevoegde autoriteiten kunnen echter overeenkomen bepaalde kosten te vergoeden.
1. Op verzoek van het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij zal het medisch onderzoek van een uitkeringsgerechtigde, of zijn gezinsleden en rechthebbenden die wonen of verblijven op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij worden uitgevoerd door het bevoegde orgaan van de laatste Verdragsluitende Partij.
2. Voor de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van de uitkeringsgerechtigde of zijn gezinsleden en rechthebbenden, maakt het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij gebruik van de geneeskundige rapporten en de administratieve gegevens, welke door het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij worden verstrekt. Niettemin behoudt het bevoegde orgaan van de eerste Verdragsluitende Partij het recht de uitkeringsgerechtigde, zijn gezinsleden en rechthebbenden te verzoeken zich aan een medisch onderzoek te onderwerpen door een door het bevoegde orgaan gekozen arts, dan wel de betrokkene op te roepen voor onderzoek in zijn grondgebied.
3. De uitkeringsgerechtigde, zijn gezinsleden en rechthebbenden zijn verplicht gehoor te geven aan een oproep om te verschijnen voor medisch onderzoek. Indien de uitkeringsgerechtigde, zijn gezinsleden en rechthebbenden menen om medische redenen niet in staat te zijn zich te begeven naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij om te voldoen aan de vereisten omschreven in het eerste en tweede lid, informeert hij onmiddellijk het bevoegde orgaan van die Verdragsluitende Partij. Alsdan is hij verplicht een medische verklaring te overleggen die is afgegeven door een arts die daartoe is aangewezen door het bevoegde orgaan van zijn woonplaats. De verklaring bevat de medische reden van de ongeschiktheid tot reizen alsmede de te verwachten duur van de ongeschiktheid.
4. De kosten van de in dit artikel bedoelde onderzoeken alsmede, in een voorkomend geval, de reis- en verblijfkosten zijn voor rekening van het bevoegde orgaan op wiens verzoek het onderzoek is uitgevoerd.
1. Elke voor tenuitvoerlegging vatbare beslissing van een rechterlijke instantie of van een bevoegd orgaan van een Verdragsluitende Partij inzake de terugvordering van het bedrag van de te veel betaalde uitkeringen en administratieve boeten op grond van de wetgeving, wordt door de andere Verdragsluitende Partij erkend.
2. De erkenning waarnaar het vorige lid verwijst, vindt niet plaats indien zij in strijd is met de openbare orde van de Verdragsluitende Partij die de beslissing ten uitvoer moet leggen.
3. Elke voor tenuitvoerlegging vatbare beslissing welke overeenkomstig het eerste lid is erkend, wordt door de andere Verdragsluitende Partij ten uitvoer gelegd. Op de tenuitvoerlegging zijn de wettelijke bepalingen van toepassing welke in de Verdragsluitende Partij van kracht zijn waar de beslissing moet worden uitgevoerd.
4. Als een uitkeringsgerechtigde te veel betaald heeft gekregen van een bevoegd orgaan van een Verdragsluitende Partij, en hij ontvangt een uitkering van een bevoegd orgaan van de andere Verdragsluitende Partij, kan eerstgenoemd orgaan verzoeken het te veel betaalde bedrag te verrekenen met de bedragen die eventueel nog verschuldigd zijn door het laatstgenoemde orgaan aan de uitkeringsgerechtigde. Laatstgenoemd bevoegd orgaan houdt het bewuste bedrag in op de wijze, en binnen de grenzen, als bepaald in de wetgeving die wordt toegepast door dat bevoegde orgaan, en maakt het ingehouden bedrag over aan het bevoegde orgaan dat de vorderingen heeft.
1. Elke voor tenuitvoerlegging vatbare beslissing van een rechterlijke instantie of van een bevoegd orgaan van een Verdragsluitende Partij inzake de inning van premies en administratieve boeten op grond van de wetgeving, wordt door de andere Verdragsluitende Partij erkend.
2. De erkenning waarnaar het vorige lid verwijst, vindt niet plaats indien zij in strijd is met de openbare orde van de Verdragsluitende Partij die de beslissing ten uitvoer moet leggen.
3. Op de tenuitvoerlegging van de beslissing zoals bedoeld in het eerste lid, zijn de wettelijke bepalingen van de Verdragsluitende Partij waar de beslissing moet worden uitgevoerd van toepassing.
Het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij kan een uitkering weigeren, opschorten of intrekken, indien:
a. de uitkeringsgerechtigde de onderzoekingen niet ondergaat dan wel inlichtingen niet verstrekt, zoals vereist onder artikel 5 en artikel 7, derde lid, van dit Verdrag, binnen een periode van drie maanden, of
b. het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij geen enkele informatie verstrekt of niet voldoet aan hetgeen bepaald wordt in de artikelen 5, 6 (tweede lid) en 7 (eerste lid) van dit Verdrag, binnen een periode van 180 kalenderdagen vanaf de datum van het verzoek.
De bevoegde organen van beide Verdragsluitende Partijen kunnen, bij wijze van aanvullende akkoorden, maatregelen treffen voor de uitvoering van dit Verdrag.
De bevoegde organen van de Verdragsluitende Partijen dienen de verschillen over de interpretatie of uitvoering van dit Verdrag door middel van onderhandelingen op te lossen.
1. De Verdragsluitende Partijen stellen elkaar schriftelijk in kennis van de afronding van hun respectieve juridische of constitutionele procedures vereist voor de inwerkingtreding van dit Verdrag.
2. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum van de laatste kennisgeving. Artikel 4 van dit Verdrag treedt voor het Koninkrijk der Nederlanden in werking met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2003.
3. Het Koninkrijk der Nederlanden zal artikel 4 van dit Verdrag unilateraal voorlopig toepassen vanaf de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum van ondertekening van dit Verdrag.
Met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden is dit Verdrag slechts van toepassing op het grondgebied van het Koninkrijk in Europa.
Dit Verdrag mag te allen tijde schriftelijk door één van de Verdragsluitende Partijen worden opgezegd. In geval van opzegging, blijven de bepalingen van het Verdrag van kracht tot het einde van het kalenderjaar volgende op het jaar waarin de schriftelijke kennisgeving tot opzegging is ontvangen door de andere Verdragsluitende Partij.
TEN BLIJKE waarvan, de ondergetekenden, zijnde daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.
GEDAAN in tweevoud, te Buenos Aires, op 16 december 2002, in de Nederlandse en de Spaanse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.
Voor het Koninkrijk der Nederlanden
(w.g.) ROBERT JAN VAN HOUTUM
Voor de Republiek Argentinië
(w.g.) CARLOS FEDERICO RUCKAUF
Convenio entre el Reino de los Países Bajos y la República Argentina sobre la Exportación Recíproca de Prestaciones de la Seguridad Social
El Reino de los Países Bajos,
y
la República Argentina
en adelante las Partes,
con la intención de asegurar la exportación recíproca de las prestaciones de la seguridad social entre los dos países,
y deseosos de regular la cooperación entre los dos Estados a fin de garantizar la aplicación de su legislación en cada país,
acuerdan lo siguiente:
1. A los fines del presente Convenio:
a. `territorio' significa, respecto a la República Argentina el territorio Argentino; respecto al Reino de los Países Bajos, el territorio del Reino en Europa;
b. `legislación' significa la legislación relativa a los rubros de la seguridad social mencionados en el Artículo 2;
c. `autoridad competente' significa, en relación con la República Argentina, el Ministro de Trabajo, Empleo y Seguridad Social; en relación con el Reino de los Países Bajos, el Ministro de Asuntos Sociales y Empleo de los Países Bajos;
d. `institución competente' en relación con la República Argentina, es la Administración Nacional de la Seguridad Social (ANSES), las Instituciones u Organismos nacionales, provinciales, municipales, profesionales o las Administradoras de Fondos de Jubilaciones y Pensiones (AFJP) que deba entender en cada caso, de conformidad con la legislación aplicable; en relación con el Reino de los Países Bajos respecto de los rubros de los seguros sociales según el Artículo 2, inciso 1, apartados a, b y c, es el `Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen' (Instituto del Seguro Social para los Asalariados), o cualquier entidad autorizada a desempeñar funciones actualmente ejercidas por dicha institución y respecto de los rubros de los seguros sociales mencionados en el Artículo 2, inciso 1, apartado d, e y f, es el `Sociale Verzekeringbank' (Banco de Seguro Social);
e. `entidad oficial' significa toda organización interviniente en la implementación del presente Convenio e incluye, entre otros, los registros de población, autoridades fiscales, registros civiles, agencias de empleo, escuelas y demás institutos educativos, autoridades comerciales, policía, servicios penitenciarios y oficinas de inmigración;
f. `beneficio' significa toda prestación abonada en efectivo en virtud de la legislación mencionada en el artículo 2;
g. `beneficiario' es la persona que solicita o tiene derecho a un beneficio;
h. `familiar o derechohabiente' significa una persona definida, o reconocida como tal por la legislación aplicable.
2. Los demás términos o expresiones utilizadas en el presente Convenio tienen el significado que les atribuye la legislación aplicable.
1. El presente Convenio se aplicará:
• Con respecto al Reino de los Países Bajos:
A la legislación relativa a los siguientes rubros de los seguros sociales:
a. Beneficios por enfermedad y maternidad;
b. Beneficios por incapacidad para empleados;
c. Beneficios por incapacidad para autónomos;
d. Beneficios para la tercera edad;
e. Beneficios para el cónyuge supérstite;
f. Beneficios para los hijos.
• Con respecto a la Argentina:
A la legislación relativa a las prestaciones contributivas del Sistema de Seguridad Social en lo que se refiere a los regímenes de vejez, invalidez y muerte, basados en el reparto o en la capitalización individual, cuya gestión esté a cargo de organismos nacionales, provinciales, municipales, profesionales o las Administradoras de Fondos de Jubilaciones y Pensiones (AFJP).
2. El presente Convenio se aplicará igualmente a la legislación que en el futuro complemente o modifique la enumerada en el apartado precedente.
Salvo disposición en contrario del presente Convenio, éste se aplicará a todo beneficiario así como a los derecho habientes y familiares, en tanto residan o permanezcan en el territorio de las Partes.
1. Salvo disposición en contrario del presente Convenio, los beneficiarios, sus derecho habientes y familiares que tengan derecho a las prestaciones a cargo de una de las dos Partes, definidas en el artículo 1, inciso f, previstas en la legislación a que alude el artículo 2 de este Convenio, las recibirán íntegramente y sin ninguna limitación o restricción, en tanto residan o permanezcan en el territorio de una de las Partes.
2. Lo dispuesto en el inciso anterior, no afecta a la legislación neerlandesa que introduzca limitaciones o que excluya el pago de los beneficios para los hijos que residan o permanezcan fuera del territorio del Reino de los Países Bajos.
1. A fin de determinar el derecho a la percepción de los beneficios y a la legitimidad de los pagos conforme la legislación argentina o neerlandesa, un beneficiario o su familiar o derechohabiente, deberá identificarse ante la institución competente en cuyo territorio resida o permanezca, presentando un documento oficial de identidad.
2. Será considerado como documento oficial de identidad el pasaporte o cualquier otro documento de identidad emitido por la entidad oficial en cuyo territorio reside o permanece dicha persona. La institución competente deberá informar a su similar de la otra Parte que la identidad del beneficiario, familiar o derechohabiente, ha sido verificada mediante la presentación del documento oficial de identidad, enviándose además una copia de dicho documento.
1. A los fines de este Artículo, la información a brindar a la institución competente de la otra Parte, incluirá datos relativos a la identidad, domicilio, familia, trabajo, educación, ingresos, estado de salud, fallecimiento y privación de la libertad del beneficiario, sus derecho habientes y familiares, todo ello, respetando las garantías en materia de privacidad y confidencialidad, instituidas por la legislación de cada Parte.
2. En cuanto a la verificación de la legitimidad de la solicitud o el pago de los beneficios, la institución competente de una Parte deberá, a pedido de la institución competente de la otra Parte, constatar la información relacionada con el beneficiario, sus derecho habientes y familiares descripta en el inciso anterior. De ser necesario, esta verificación deberá realizarse a través de las entidades oficiales. La institución competente enviará un detalle de la verificación practicada acompañado de copias autenticadas de los documentos pertinentes, a la institución competente de la otra Parte.
3. Sin perjuicio de lo establecido en el inciso 2, la institución competente de una Parte deberá, sin solicitud previa y en la medida de lo posible, informar a la institución competente de la otra Parte acerca de cualquier novedad que se produzca en la información a que alude el inciso 1, relativa al beneficiario, sus derecho habientes o familiares que llegare a su conocimiento.
4. Las instituciones competentes podrán comunicarse entre sí, así como con los beneficiarios, sus derecho habientes y familiares, o sus representantes, en forma directa.
5. Sin perjuicio de lo establecido en el inciso 2, las Misiones Diplomáticas y Oficinas Consulares de cada una de las Partes, acreditadas en el territorio de la otra, y las instituciones competentes podrán dirigirse directamente a las autoridades e instituciones competentes y entidades oficiales de la otra Parte, a fin de verificar el derecho a gozar de los beneficios y la legitimidad de los pagos a los beneficiarios.
6. A los fines de la aplicación del presente Convenio, las instituciones competentes y las entidades oficiales de cada Parte se prestarán colaboración y asistencia recíproca en forma gratuita. No obstante ello, las Autoridades Competentes podrán acordar el reintegro de ciertos gastos.
1. A pedido de la institución competente de una Parte, el examen médico de un beneficiario, sus familiares y derecho habientes que residan o permanezcan en el territorio de la otra Parte, será realizado por la institución competente de esta última Parte.
2. A fin de determinar el grado de incapacidad laboral del beneficiario, sus familiares y derecho habientes, las instituciones competentes de una de las Partes tomará en cuenta los informes médicos y los datos administrativos provistos por la institución competente de la otra Parte. No obstante ello, la institución competente de la primera Parte podrá solicitar al beneficiario, sus familiares y derechohabientes, la realización de un examen médico efectuado por un profesional elegido por ésta o realizar un examen médico en su territorio.
3. El beneficiario, sus familiares y derechohabientes deberán cumplir con el pedido para presentarse a un examen médico. Si el beneficiario, sus familiares y derechohabientes, estiman que, por razones de salud, no están en condiciones de viajar al territorio de la otra Parte a los fines de dar cumplimiento a lo estipulado en los incisos 1 y 2, deberán informar de inmediato tal circunstancia a la institución competente de dicha Parte. A tales fines, deberán presentar una declaración médica confeccionada por un profesional nombrado a ese efecto por la institución competente en cuyo territorio residan. Dicha declaración deberá consignar los motivos desde el punto de vista médico que impiden su traslado y la duración estimada de dicha contingencia.
4. Los costos de los exámenes aludidos en el presente artículo y, en su caso, los gastos de viaje y estadía, deberán ser sufragados por la institución competente requeriente.
1. Toda decisión aplicable por parte de un Tribunal o institución competente de una Parte respecto del recupero del monto de los beneficios pagados en exceso y multas administrativas en virtud de su legislación, será reconocida por la otra Parte.
2. El reconocimiento a que alude el inciso anterior, no procederá si es contrario al orden público de la Parte que deba aplicar la decisión.
3. Toda decisión aplicable reconocida de acuerdo con el inciso 1, será aplicada por la otra Parte y sujeta a la legislación de dicha Parte donde deba cumplirse la misma.
4. Si un beneficiario ha recibido un pago en exceso de una institución competente de una Parte y percibe un beneficio de una institución competente de la otra Parte, la primera institución podrá solicitar la retención del importe pagado en exceso sobre los atrasos de los haberes eventualmente debidos por la segunda institución al beneficiario. Esta última institución deducirá el importe en cuestión en las condiciones y con los límites previstos por la legislación que ella aplica y transferirá el importe retenido a la institución acreedora.
1. Toda decisión aplicable por parte de un Tribunal o institución competente de una Parte respecto del cobro de aportes y multas administrativas en virtud de su legislación, será reconocida por la otra Parte.
2. El reconocimiento a que alude el inciso anterior, no procederá si es contrario al orden público de la Parte que deba aplicar la decisión.
3. Toda decisión aplicable reconocida de acuerdo con el inciso 1, será aplicada por la otra Parte y sujeta a la legislación de dicha Parte donde deba cumplirse la misma.
La institución competente de una Parte puede denegar, suspender o dar de baja a un beneficio, cuando:
a. el beneficiario no se somete a los exámenes o no suministra información según lo requerido en los artículos 5 y 7 (inciso 3) del presente Convenio dentro de un período de tres meses, o
b. si la institución competente de la otra Parte no suministra información alguna o no da cumplimento a lo estipulado por los artículos 5, 6 (inciso 2) y 7 (inciso 1) del presente Convenio dentro de un período de 180 días corridos contados desde la fecha de petición.
Las instituciones competentes de ambas Partes podrán establecer, por medio de Acuerdos Complementarios, medidas para la aplicación del presente Convenio.
Las Autoridades Competentes deberán resolver mediante negociaciones las diferencias de interpretación o aplicación del presente Convenio.
1. Las Partes deberán notificarse por escrito acerca de la finalización de sus respectivos procedimientos legales o constitucionales requeridos para la entrada en vigor del presente Convenio.
2. El presente Convenio entrará en vigor el primer día del segundo mes posterior a la fecha de la última notificación. El Artículo 4 de este Convenio entrará en vigor para el Reino de los Países Bajos con efecto retroactivo a partir del 1 de enero de 2003.
3. El Reino de los Países Bajos aplicará unilateralmente el artículo 4 del presente Convenio con carácter provisional desde el primer día del segundo mes posterior a la fecha de la firma del presente Convenio.
En relación con el Reino de los Países Bajos, el presente Convenio solo se aplicará al territorio del Reino en Europa.
El presente Convenio podrá ser denunciado por escrito en cualquier momento por cualquiera de las Partes. En caso de denuncia, sus disposiciones seguirán siendo aplicables hasta la finalización del año calendario siguiente al año en que la otra Parte recibió el aviso de denuncia.
EN FE DE LO CUAL, los abajo firmantes, habiendo sido debidamente autorizados, han firmado el presente Convenio.
HECHO en Buenos Aires, el 16 de diciembre de 2002, en dos originales en español y neerlandés, siendo ambos igualmente auténticos.
Por el Reino de los Países Bajos
(fdo.) ROBERT JAN VAN HOUTUM
Por la República Argentina
(fdo.) CARLOS FEDERICO RUCKAUF
Het Verdrag behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring der Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Verdrag kan worden gebonden.
De voorlopige toepassing van artikel 4 van het Verdrag (zie rubriek G hieronder) is medegedeeld aan de Eerste en de Tweede kamer der Staten-Generaal bij brieven van 13 januari 2003.
De bepalingen van het Verdrag zullen ingevolge artikel 13, eerste en tweede lid, in werking treden op de eerste dag van de tweede maand na de datum van de laatste schriftelijke kennisgeving door de Verdragsluitende Partijen dat aan hun respectieve juridische of constitutionele vereisten voor inwerkingtreding van het Verdrag is voldaan, met dien verstande dat artikel 4 met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2003 in werking zal treden.
Ingevolge artikel 13, derde lid, zal artikel 4 van het Verdrag vanaf 1 februari 2003 voorlopig worden toegepast.
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal het Verdrag ingevolge artikel 14 alleen voor Nederland gelden.
In overeenstemming met artikel 19, tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen heeft de Minister van Buitenlandse Zaken bepaald dat het Verdrag zal zijn bekendgemaakt in Nederland op de dag na de datum van uitgifte van dit Tractatenblad.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-2003-14.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.