A. TITEL

Verdrag inzake samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden, enerzijds, en de Franse Gemeenschap van België, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, anderzijds, met Bijlage;

Charleroi, 28 maart 2002

B. TEKST

Verdrag inzake samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden, enerzijds, en de Franse Gemeenschap van België, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, anderzijds

Het Koninkrijk der Nederlanden, enerzijds,

en

de Franse Gemeenschap van België, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, anderzijds,

Hierna te noemen de „Verdragsluitende Partijen",

Zich baserend op de vriendschaps- en samenwerkingsbanden tussen hun volkeren, het wederzijds vertrouwen en het belang dat zij hechten aan de gemeenschappelijke waarden van vrijheid, democratie, rechtvaardigheid en solidariteit;

Gedreven door de wens de banden die hun volkeren verenigen te versterken;

Rekening houdend met de waarden van sociale vooruitgang en duurzame ontwikkeling;

Overwegend dat bilaterale samenwerking en de ontwikkeling van synergieën met betrekking tot multilaterale samenwerking belangrijk zijn;

Zijn het volgende overeengekomen:

Sectie 1

1. De Verdragsluitende Partijen besluiten aan hun bilaterale relaties een nieuwe dimensie van verstandhouding en partnerschap toe te voegen.

Zij ontwikkelen hun vriendschapsrelaties op basis van gelijkheid in rechte, eerbiediging van soevereiniteit en politieke onafhankelijkheid, het hechten aan de beginselen van vrijheid, democratie, het primaat der wet, en de mensenrechten.

2. De samenwerking heeft betrekking op het geheel van bevoegdheden van respectievelijk de Franse Gemeenschap van België, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Deze bevoegdheden worden vermeld in een Bijlage bij het Verdrag.

3. De samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen zal gericht zijn op het beter waarderen van de menselijke ontwikkelingsmogelijkheden, duurzame ontwikkeling en partnerschap tussen overheden, instellingen, verenigingen en personen.

4. De Verdragsluitende Partijen zullen samenwerking aangaan danwel verdiepen op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening, toerisme, openbare werken, vervoer, waterbeheer, economie en werkgelegenheid, onderwijs, cultuur, sport, welzijn, volksgezondheid, technologie en wetenschappelijk onderzoek.

De Verdragsluitende Partijen zullen hun grensoverschrijdende samenwerking intensiveren, in het kader van programma's die in het bijzonder door de Europese Unie worden ontwikkeld.

Sectie 2

Ten einde de doelen zoals in sectie 1 omschreven, te bereiken zullen de Verdragsluitende Partijen contacten ontwikkelen tussen hun diensten die belast zijn met de internationale betrekkingen door middel van de uitwisseling van informatie, documentatie en door regelmatig overleg.

Sectie 3

1. De Verdragsluitende Partijen zullen de rechtstreekse samenwerking tussen hun overheden, organisaties, instellingen en personen bevorderen.

2. De Verdragsluitende Partijen zullen hen in de gelegenheid stellen samenwerking aan te gaan en overeenkomsten te sluiten met betrekking tot specifieke projecten, voor zover dit in overeenstemming is met het nationale recht en geldende verplichtingen.

3. De Verdragsluitende Partijen zullen voor hen de toegang tot internationale partnerschapsnetwerken bevorderen aansluitend bij multilaterale of supranationale programma's, in het bijzonder welke door de Europese Unie worden geïnitieerd.

Sectie 4

De Verdragsluitende Partijen zullen elkaar regelmatig op politiek niveau bezoeken om hun bilaterale samenwerking te evalueren en om concrete onderwerpen van gemeenschappelijk belang te bespreken.

Sectie 5

De Verdragsluitende Partijen zullen bijdragen aan het scheppen van gunstige voorwaarden voor het leggen van rechtstreekse contacten en voor de activiteiten van bedrijven en andere rechtspersonen, voor het aanmoedigen van investeringen en het bevorderen van de uitwisseling van economische informatie.

Sectie 6

De Verdragsluitende Partijen zullen de uitwisseling bevorderen onder jongeren tegen de achtergrond van hun aansluiting op de arbeidsmarkt, het vergroten van internationale bewustwording en het opdoen van ervaring met bilaterale contacten.

Sectie 7

1. Het beheer van het onderhavige Verdrag:

– wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden: bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken;

– wat betreft de Franse Gemeenschap van België, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: gezamenlijk bij het Commissariaat-generaal voor Internationale Betrekkingen van de Franse Gemeenschap van België en bij de Afdeling Internationale Betrekkingen van het Directoraat-Generaal Buitenlandse Betrekkingen van het Ministerie van het Waalse Gewest.

2. Met het oog op de toepassing en de evaluatie van dit Verdrag richten de Verdragsluitende Partijen een Permanente Gemengde Commissie op.

Deze Commissie vergadert ten minste één keer per drie jaar, afwisselend in Wallonië en/of Brussel, enerzijds, en in Nederland, anderzijds.

De Commissie stelt een werkprogramma op met betrekking tot de door de Verdragsluitende Partijen te prioriteren sectoren. Zij evalueert de uitvoering van het Verdrag.

Sectie 8

1. Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden is dit Verdrag van toepassing op het deel van het Rijk in Europa, de Nederlandse Antillen en Aruba, tenzij anders is bepaald in de in sectie 8, tweede lid, bedoelde kennisgeving.

2. Dit Verdrag treedt in werking op de datum van de laatste kennisgeving inzake de vervulling van de interne wettelijke goedkeuringsvereisten.

Dit Verdrag wordt gesloten voor de duur van vijf jaren en zal steeds met een jaar worden verlengd zolang niet een van de Partijen de andere schriftelijk op de hoogte stelt van zijn voornemen haar te beëindigen, en zulks zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidstermijn van dit Verdrag.

In geval van beëindiging van dit Verdrag blijven de bepalingen ervan van kracht ten aanzien van alle programma's, uitwisselingen, regelingen of projecten die uit hoofde van dit Verdrag reeds zijn aangenomen, maar op het tijdstip van de beëindiging ervan nog niet zijn voltooid.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag ondertekenen.

GEDAAN te Charleroi op 28 maart 2002, in viervoud, in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) J. J. VAN AARTSEN

Voor de Franse Gemeenschap van België

(w.g.) HERVÉ HASQUIN

Voor het Waalse Gewest

(w.g.) JEAN-CLAUDE VAN CAUWENBERGHE

Voor de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

(w.g.) ERIC TOMAS


Bijlage

Terreinen van bevoegdheid van de Franse Gemeenschap

– interuniversitaire en wetenschappelijke samenwerking;

– onderwijs;

– cultuur;

– jeugd en permanente educatie;

– audiovisueel (met inbegrip van informatie);

– gezondheidszorg (preventie, bevordering en voorlichting);

– sociale zaken (kinderopvang, sociaal jongerenwerk);

– sportbeleid.

Terreinen van bevoegdheid van het Waalse Gewest

– economie (economische expansie – innovatie – hervorming – industriële initiatieven – buitenlandse handel – exploitatie natuurlijke rijkdommen – bevordering MKB);

– milieu en waterbeleid;

– plattelandsvernieuwing en natuurbehoud;

– bestuurlijke decentralisering en lagere overheden (provincies en gemeenten);

– wetenschappelijk en technologisch onderzoek;

– landbouwbeleid;

– energie;

– ruimtelijke ordening, met inbegrip van het beleid inzake erfgoed en de bescherming hiervan;

– huisvesting;

– toerisme;

– beroepsopleidingen;

– werkgelegenheid en sociale vooruitgang;

– curatieve gezondheidszorg;

– sociale zaken en integratie van gehandicapten;

– openbare werken en vervoer;

– sport (infrastructuur).

Terreinen van bevoegdheid van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

– hulpverlening (gezinsbeleid, met inbegrip van alle vormen van hulp en bijstand voor gezinnen en kinderen, sociale hulp, opvang en integratie van immigranten, gehandicaptenbeleid, met inbegrip van opleiding, bijscholing en omscholing van gehandicapten, ouderenzorg);

– gezondheidszorg (beleid inzake intramurale en extramurale zorg);

– beroepsopleidingen;

– toerisme.


Traité de coopération entre, d'une part, le Royaume des Pays-Bas et, d'autre part, la Communauté française de Belgique, la Région wallonne et la Commission communautaire française de la Région de Bruxelles-Capitale

Le Royaume des Pays-Bas, d'une part,

et

la Communauté française de Belgique, la Région wallonne et la Commission communautaire française de la Région de Bruxelles-Capitale, d'autre part,

Ci-après dénommés les Parties contractantes,

S'appuyant sur les liens d'amitié et de coopération entre leurs peuples, la confiance mutuelle et l'attachement aux valeurs communes de liberté, de démocratie, de justice et de solidarité;

Animés du désir de renforcer ces liens qui unissent leurs peuples;

Prenant en compte les valeurs de progrès social et de développement durable;

Considérant l'intérêt d'une coopération bilatérale et du développement de synergies avec la coopération multilatérale;

Sont convenus de ce qui suit:

Section 1

1. Les Parties contractantes décident de conférer à leurs relations bilatérales une nouvelle dimension d'entente et de partenariat.

Elles développeront leurs relations d'amitié sur la base de l'égalité en droit, du respect de la souveraineté et de l'indépendance politique, de l'attachement aux principes de liberté, de démocratie, de primauté de la loi et des droits de l'homme.

2. La coopération couvre l'ensemble des compétences respectives de la Communauté française de Belgique, de la Région wallonne et de la Commission communautaire française de la Région de Bruxelles-Capitale.

Celles-ci sont énumérées en annexe au présent Traité.

3. La coopération entre les Parties contractantes sera axée sur la valorisation des ressources humaines, le développement durable et le partenariat entre administrations, institutions, associations et personnes.

4. Les Parties contractantes établiront une coopération ou approfondiront leur coopération en matière d'environnement, d'aménagement du territoire, de tourisme, de travaux publics, de transports, de gestion des eaux, d'économie et d'emploi, d'enseignement, de culture, de sport, de bien-être, de santé publique, de technologie et de recherche scientifique.

Les Parties contractantes intensifieront leur coopération transfrontalière dans le cadre des programmes développés notamment par l'Union européenne.

Section 2

En vue de réaliser les objectifs décrits à la Section 1, les Parties contractantes développeront les contacts entre leurs services chargés des relations internationales par l'échange d'informations, de documentation et à l'aide de consultations régulières.

Section 3

1. Les Parties contractantes faciliteront la coopération directe entre leurs administrations, organisations, institutions et personnes.

2. Les Parties contractantes leur permettront d'établir des coopérations et de conclure des accords relatifs à des projets particuliers, en conformité avec le droit national et les obligations en vigueur.

3. Les Parties contractantes leur faciliteront l'accès aux réseaux de partenariat internationaux dans le prolongement des programmes multilatéraux ou supranationaux, en particulier ceux qui sont initiés par l'Union européenne.

Section 4

Les Parties contractantes se rencontreront régulièrement au niveau politique pour évaluer leur coopération bilatérale et évoquer des sujets concrets d'intérêt commun.

Section 5

Les Parties contractantes contribueront à la création de conditions favorables à l'établissement de contacts directs et aux activités des entreprises et d'autres personnes morales, à l'encouragement des investissements et à la promotion des échanges d'informations économiques.

Section 6

Les Parties contractantes favoriseront les échanges de jeunes en situant ces actions dans un objectif d'insertion professionnelle, de diffusion d'une conscience internationale et de vécu des relations bilatérales.

Section 7

1. Le gestion du présent Traité est confiée :

– pour le Royaume des Pays-Bas, au Ministère des Affaires étrangères ;

– pour la Communauté française de Belgique, la Région wallonne et la Commission communautaire française de la Région de Bruxelles-Capitale, conjointement au Commissariat général aux Relations internationales de la Communauté française de Belgique et à la Division des Relations internationales de la Direction générale des Relations extérieures du Ministère de la Région wallonne.

2. En vue de l'application et de l'évaluation du présent Traité, les Parties contractantes créent une Commission mixte permanente.

Cette Commission se réunit au moins une fois tous les trois ans, alternativement en Wallonie et/ou à Bruxelles, d'une part, et aux Pays-Bas, d'autre part.

La Commission élabore un programme de travail relatif aux secteurs estimés prioritaires par les Parties contractantes. Elle évalue la mise en uvre du Traité.

Section 8

1. Pour ce qui concerne le Royaume des Pays-Bas, le présent Traité s'appliquera à la partie du Royaume située en Europe, aux Antilles néerlandaises et à Aruba, sauf dispositions contraires de la notification visée au paragraphe 2 de la présente section.

2. Le présent Traité entrera en vigueur à la date de la dernière notification concernant l'accomplissement des formalités légales internes requises pour son approbation.

Le présent Traité est conclu pour une durée de cinq ans et sera tacitement prorogé d'année en année tant que l'une des deux Parties ne notifiera pas, par écrit, à l'autre Partie son intention d'y mettre fin et ce, six mois avant la date d'expiration du présent Traité.

En cas de dénonciation du présent Traité, ses dispositions resteront en vigueur pour tous programmes ou échanges, arrangements ou projets déjà adoptés en vertu du présent Traité, mais non encore réalisés au moment de sa cessation.

EN FOI DE QUOI, les soussignés, dûment autorisés à cet effet, signent le présent Traité.

FAIT à Charleroi, le 28 mars 2002, en quatre exemplaires, en langues néerlandaise et française, les deux versions faisant également foi.

Pour le Royaume des Pays-Bas

(s.) J. J. VAN AARTSEN

Pour la Communauté française de Belgique

(s.) HERVÉ HASQUIN

Pour la Région wallonne

(s.) JEAN-CLAUDE VAN COUWENBERGHE

Pour la Commission communautaire française de la Région de Bruxelles-Capitale,

(s.) ERIC TOMAS


ANNEXE

Compétences de la Communauté française

– la coopération interuniversitaire et scientifique ;

– l'éducation ;

– la culture ;

– la jeunesse et l'éducation permanente ;

– l'audiovisuel (y compris l'information) ;

– la santé (prévention, promotion et éducation) ;

– les affaires sociales (petite enfance, aide sociale à la jeunesse) ;

– la politique sportive.

Compétences de la Région wallonne

– l'économie (expansion économique – innovation – restructuration – initiatives industrielles – commerce extérieur – exploitation des richesses naturelles – promotion des PME) ;

– l'environnement et la politique de l'eau ;

– la rénovation rurale et la conservation de la nature ;

– la décentralisation administrative et les pouvoirs subordonnés (provinces et communes) ;

– la recherche scientifique et technologique ;

– la politique agricole ;

– l'énergie ;

– l'aménagement du territoire, y compris la politique et la protection du patrimoine ;

– le logement ;

– le tourisme ;

– la formation professionnelle ;

– l'emploi et la promotion sociale ;

– la santé curative ;

– les affaires sociales et la politique d'intégration des personnes handicapées ;

– les travaux publics et les transports ;

– le sport (infrastructures).

Compétences de la Commission Communautaire française de la Région de Bruxelles-Capitale

– l'aide aux personnes (politique familiale, y compris toutes les formes d'aide et d'assistance aux familles et aux enfants, aide sociale, accueil et intégration des immigrés, politique des handicapés, y compris la formation, la reconversion et le recyclage professionnels des handicapés et troisième âge) ;

– la santé (politique de dispensation de soins dans et hors des institutions de soins) ;

– la formation professionnelle ;

– le tourisme ;

– les infrastructures sportives.


D. PARLEMENT

Het Verdrag, met Bijlage, behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Verdrag kan worden gebonden.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Verdrag zullen ingevolge artikel 8, tweede lid, in werking treden op de datum van de laatste kennisgeving dat de interne wettelijke goedkeuringsvereisten zijn vervuld.

J. GEGEVENS

Verwijzingen

Titel:Verdrag betreffende de Europese Unie; Maastricht,7 februari 1992
Tekst:Trb. 1992, 74 (Nederlands) Trb. 1998, 12 (geconsolideerde versie)

Uitgegeven de derde mei 2002

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN

Naar boven