A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Gemenebest van Australië inzake wederzijdse administratieve bijstand ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en van de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving;

's-Gravenhage, 24 oktober 2001

B. TEKST

De tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 2001, 189.

C. VERTALING

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Gemenebest van Australië inzake wederzijdse administratieve bijstand ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en van de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving

Het Koninkrijk der Nederlanden,

en

het Gemenebest van Australië,

hierna te noemen de Partijen,

Gelet op het belang van een juiste vaststelling van de douanerechten en andere belastingen die bij invoer of uitvoer worden geïnd en van het waarborgen van een juiste handhaving van verboden, beperkingen en controlemaatregelen;

Overwegende dat inbreuken op de douanewetgeving hun economische, fiscale, sociale en culturele belangen en hun volksgezondheids- en handelsbelangen schaden;

Overwegende dat de grensoverschrijdende handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, gevaarlijke stoffen, bedreigde diersoorten en giftig afval een gevaar voor de samenleving vormt;

Erkennende de noodzaak van internationale samenwerking ter zake van aangelegenheden die verband houden met de toepassing en handhaving van hun douanewetgeving;

Ervan overtuigd dat het optreden tegen inbreuken op de douanewetgeving doeltreffender kan worden door middel van nauwe samenwerking tussen hun douaneadministraties op basis van duidelijke wettelijke bepalingen;

Gelet op de van belang zijnde instrumenten van de Internationale Douaneraad, tegenwoordig bekend als de Werelddouaneorganisatie, in het bijzonder de Aanbeveling inzake wederzijdse administratieve bijstand van 5 december 1953;

Tevens gelet op verdragen die verboden, beperkingen en bijzondere controlemaatregelen met betrekking tot bepaalde goederen bevatten;

zijn het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK I

Begripsomschrijvingen

Artikel 1

Voor de toepassing van dit Verdrag,

1. wordt onder „douaneadministratie" verstaan:

wat het Gemenebest van Australië betreft: de AustralischeCustoms Service;

wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft: de centrale administratie die verantwoordelijk is voor de toepassing van de douanewetgeving;

2. wordt onder „douanewetgeving" verstaan: alle wettelijke en administratieve bepalingen die door de douaneadministraties worden toegepast of gehandhaafd in verband met de invoer, uitvoer, overslag, doorvoer, opslag en het vervoer van goederen, met inbegrip van wettelijke en administratieve bepalingen met betrekking tot verbods-, beperkings- en controlemaatregelen;

3. wordt onder „inbreuk op de douanewetgeving" verstaan: elke schending van de douanewetgeving zoals omschreven in de wetgeving van elk van de Partijen, alsmede elke poging tot een dergelijke schending;

4. wordt onder „douanevordering" verstaan: elk bedrag aan rechten en belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is, en aan verhogingen, administratieve boeten, achterstallige betalingen, renten en kosten die betrekking hebben op de genoemde rechten en belastingen die niet in een van de Partijen kunnen worden geïnd;

5. wordt onder „persoon" verstaan: een individu of een rechtspersoon;

6. wordt onder „persoonsgegevens" verstaan: alle gegevens betreffende een geïdentificeerd of identificeerbaar individu;

7. wordt onder „informatie" verstaan: alle gegevens, documenten, rapporten, gewaarmerkte of gelegaliseerde afschriften daarvan, of andere mededelingen in ongeacht welke vorm, met inbegrip van de elektronische vorm;

8. wordt onder „verzoekende administratie" verstaan: de douaneadministratie die om bijstand verzoekt;

9. wordt onder „aangezochte administratie" verstaan: de douaneadministratie die om bijstand wordt verzocht;

10. wordt onder „verzoekende staat" verstaan: de Partij waarvan de douaneadministratie verzoekt om bijstand;

11. wordt onder „aangezochte staat" verstaan: de Partij waarvan de douaneadministratie wordt verzocht bijstand te verlenen.

HOOFDSTUK II

Toepassingsgebied van het Verdrag

Artikel 2

1. De Partijen verlenen elkaar door tussenkomst van hun douaneadministraties administratieve bijstand onder de in dit Verdrag genoemde voorwaarden ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving.

2. Alle bijstand uit hoofde van dit Verdrag wordt verleend in overeenstemming met de wetgeving van de aangezochte staat en binnen de bevoegdheid en met de beschikbare middelen van de aangezochte administratie.

3. Dit Verdrag laat onverlet de verplichtingen van het Koninkrijk der Nederlanden ingevolge de wetgeving van de Europese Unie inzake zijn huidige en toekomstige verplichtingen als lidstaat van de Europese Unie en alle wetgeving die is vastgesteld om die verplichtingen ten uitvoer te leggen, alsmede zijn huidige en toekomstige verplichtingen die voortvloeien uit internationale overeenkomsten tussen de lidstaten van de Europese Unie.

4. Dit Verdrag is uitsluitend bedoeld voor de wederzijdse administratieve bijstand tussen de Partijen. Particulieren kunnen aan de bepalingen van dit Verdrag niet het recht ontlenen bewijsmateriaal te doen verkrijgen, te doen achterhouden of ontoelaatbaar te doen verklaren dan wel de uitvoering van een verzoek te doen beletten.

5. Indien wederzijdse bijstand dient te worden verleend in overeenstemming met een andere geldende overeenkomst tussen de Partijen, geeft de aangezochte administratie aan welke autoriteiten het betreft. In het bijzonder is, op wederzijdse rechtshulp in strafzaken, met inbegrip van strafzaken op douanegebied, tussen de Partijen uitsluitend van toepassing het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Australië inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Canberra op 26 oktober 1988.

HOOFDSTUK III

Reikwijdte van de bijstand

Artikel 3

1. De douaneadministraties verstrekken elkaar, op verzoek of uit eigen beweging, informatie met het oog op de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving.

2. Elke douaneadministratie handelt bij het instellen van een onderzoek namens de andere douaneadministratie alsof het onderzoek werd ingesteld ten behoeve van haarzelf of op verzoek van een andere autoriteit van haar eigen Staat, mits aan personen die zullen worden ondervraagd, in voorkomende gevallen, bekend wordt gemaakt dat het onderzoek wordt verricht namens de andere douaneadministratie.

Artikel 4

1. De aangezochte administratie verstrekt, op verzoek, alle informatie over de in de aangezochte staat toepasselijke douanewetgeving en -regelingen die van belang is respectievelijk zijn voor het onderzoek met betrekking tot een inbreuk op de douanewetgeving.

2. Elk van beide douaneadministraties verstrekt, uit eigen beweging en onverwijld, alle beschikbare informatie met betrekking tot:

  • a. nieuwe handhavingstechnieken betreffende de douanewetgeving die hun doeltreffendheid hebben bewezen;

  • b. nieuwe trends, middelen of werkwijzen betreffende het maken van inbreuken op de douanewetgeving.

HOOFDSTUK IV

Bijzondere vormen van bijstand

Artikel 5

De aangezochte administratie verstrekt op verzoek de verzoekende administratie met name de volgende informatie:

  • a. of goederen die worden ingevoerd in het douanegebied van de verzoekende Staat op rechtmatige wijze zijn uitgevoerd uit het douanegebied van de aangezochte Staat;

  • b. of goederen die worden uitgevoerd uit het douanegebied van de verzoekende staat op rechtmatige wijze zijn ingevoerd in het douanegebied van de aangezochte Staat en de aard van de douaneregeling waaronder de goederen eventueel zijn gebracht.

Artikel 6

1. De aangezochte administratie houdt, op verzoek, bijzonder toezicht op:

  • a. personen ten aanzien van wie het de verzoekende administratie bekend is dat zij een inbreuk op de douanewetgeving hebben gemaakt of die daarvan worden verdacht, met name diegenen die het douanegebied van de aangezochte Staat betreden en verlaten;

  • b. goederen in vervoer of in opslag ten aanzien waarvan door de verzoekende administratie is medegedeeld dat er een vermoeden bestaat van ongeoorloofde handel naar het douanegebied van de verzoekende staat;

  • c. vervoermiddelen waarvan de verzoekende administratie vermoedt dat zij worden gebruikt voor het maken van inbreuken op de douanewetgeving in het douanegebied van de verzoekende Staat;

  • d. panden waarvan de verzoekende administratie vermoedt dat zij worden gebruikt voor het maken van inbreuken op de douanewetgeving in het douanegebied van de verzoekende Staat.

2. De douaneadministraties kunnen, overeenkomstig hun nationale wetgeving, met wederzijdse instemming en door middel van een onderlinge regeling, toestemming verlenen voor de onder hun toezicht verrichte invoer in, uitvoer uit of doorvoer via het douanegebied van hun respectieve Staten van goederen die betrokken zijn bij ongeoorloofde handel om deze ongeoorloofde handel tegen te gaan. Indien de douaneadministratie niet bevoegd is tot het verlenen van een dergelijke toestemming, tracht die administratie samenwerking te bewerkstelligen met de nationale autoriteiten die daartoe wel bevoegd zijn of draagt zij de zaak over aan een dergelijke autoriteit.

Artikel 7

1. De douaneadministraties verstrekken elkaar, op verzoek of uit eigen beweging, informatie over verrichte of voorgenomen transacties die een inbreuk op de douanewetgeving vormen of lijken te vormen.

2. In ernstige gevallen die aanzienlijke schade voor de economie, volksgezondheid, openbare veiligheid of enig ander vitaal belang van de ene staat met zich zouden kunnen meebrengen, verstrekt de douaneadministratie van de andere Staat waar mogelijk onverwijld uit eigen beweging informatie.

Artikel 8

1. Wanneer de nodige wettelijke en administratieve bepalingen van beide staten in werking zijn getreden, verlenen hun douaneadministraties elkaar bijstand bij de invordering van douanevorderingen in overeenstemming met het tweede lid van dit artikel.

2. De douaneadministraties zullen in onderlinge overeenstemming regels voorschrijven met betrekking tot de toepassing van dit artikel, in overeenstemming met artikel 18, tweede lid, van dit Verdrag. Deze regels kunnen voorwaarden omvatten waaronder de toepassing door de aangezochte administratie van haar nationale wettelijke en administratieve bepalingen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, aan het oordeel van die administratie wordt overgelaten.

HOOFDSTUK V

Informatie

Artikel 9

1. Om originele informatie wordt slechts verzocht in gevallen waarin niet met gewaarmerkte of gelegaliseerde afschriften kan worden volstaan, en deze wordt zo spoedig mogelijk teruggezonden; zulks laat rechten van de aangezochte administratie of van derden ter zake onverlet.

2. Alle ingevolge dit Verdrag uit te wisselen informatie gaat vergezeld van alle gegevens die van belang zijn om deze te interpreteren of te gebruiken.

HOOFDSTUK VI

Deskundigen en getuigen

Artikel 10

De aangezochte administratie machtigt, op verzoek, haar ambtenaren om ter zake van een inbreuk op de douanewetgeving als deskundige of getuige te verschijnen voor een rechterlijke instantie van de verzoekende Staat.

HOOFDSTUK VII

Toezending van verzoeken

Artikel 11

1. Verzoeken om bijstand uit hoofde van dit Verdrag worden, schriftelijk en vergezeld van nuttig geachte documenten, rechtstreeks aan de douaneadministratie van de andere Partij gericht. Wanneer de omstandigheden dit vereisen, kunnen verzoeken ook mondeling worden gedaan. Dergelijke verzoeken worden onmiddellijk schriftelijk bevestigd.

2. Verzoeken ingevolge het eerste lid van dit artikel bevatten de volgende bijzonderheden:

  • a. de administratie die het verzoek doet;

  • b. het onderwerp van en de reden voor het verzoek;

  • c. een korte beschrijving van de zaak, de juridische aspecten en de aard van de eventuele procedure;

  • d. indien bekend, de namen en adressen van de betrokken personen.

3. Een verzoek van één van de douaneadministraties om een bepaalde procedure te volgen wordt ingewilligd, met inachtneming van de wettelijke en administratieve bepalingen van de aangezochte Staat.

4. De in dit Verdrag bedoelde informatie wordt alleen aan ambtenaren medegedeeld die door elke douaneadministratie hiertoe zijn aangewezen. Een lijst van aldus aangewezen ambtenaren wordt aan elk van beide douaneadministraties verstrekt in overeenstemming met artikel 18, tweede lid, van dit Verdrag.

HOOFDSTUK VIII

Uitvoering van verzoeken

Artikel 12

Indien de aangezochte administratie niet over de gevraagde informatie beschikt, stelt zij een onderzoek in om die informatie te verkrijgen in overeenstemming met haar nationale wettelijke en administratieve bepalingen. Dit onderzoek kan mede omvatten het optekenen van verklaringen van personen van wie informatie wordt verlangd in verband met een inbreuk op de douanewetgeving en van getuigen en deskundigen.

Artikel 13

1. Door de verzoekende administratie hiertoe aangewezen ambtenaren kunnen, met inachtneming van de wettelijke vereisten van de aangezochte Staat en met instemming van de aangezochte administratie en onder de door laatstgenoemde hieraan verbonden voorwaarden, ten behoeve van de opsporing van een inbreuk op de douanewetgeving, op schriftelijk verzoek:

  • a. ten kantore van de aangezochte administratie de documenten, registers en andere van belang zijnde gegevens raadplegen om daaruit alle informatie met betrekking tot die inbreuk op de douanewetgeving over te nemen;

  • b. kopieën maken van de documenten, registers en andere gegevens die met betrekking tot die inbreuk op de douanewetgeving van belang zijn;

  • c. aanwezig zijn tijdens een door de aangezochte administratie geleid onderzoek in het douanegebied van de aangezochte Staat dat van belang is voor de verzoekende administratie.

2. Wanneer, onder de in artikel 10 of in het eerste lid van dit artikel bedoelde omstandigheden, ambtenaren van de verzoekende administratie aanwezig zijn op het grondgebied van de aangezochte Staat, moeten zij te allen tijde in staat zijn hun ambtelijke hoedanigheid aan te tonen.

3. Gedurende hun verblijf aldaar genieten zij de bescherming van de aangezochte Staat die beschikbaar is ingevolge zijn nationale recht en zijn zij verantwoordelijk voor de strafbare feiten die zij eventueel begaan.

HOOFDSTUK IX

Vertrouwelijk karakter van informatie

Artikel 14

1. Alle uit hoofde van dit Verdrag ontvangen informatie mag slechts voor de doeleinden van dit Verdrag en door de douaneadministraties worden gebruikt, behalve in de gevallen waarin de douaneadministratie die deze informatie heeft verstrekt, uitdrukkelijk haar goedkeuring verleent aan het gebruik daarvan voor andere doeleinden of door andere autoriteiten en dit verdere gebruik wordt toegestaan in de wetgeving van de ontvangende Staat. In een dergelijk geval is het gebruik onderworpen aan eventuele beperkingen die zijn vastgelegd door de douaneadministratie die de informatie heeft verstrekt. Deze informatie mag, indien de wetgeving van de Staat van de verstrekkende douaneadministratie dat voorschrijft, slechts bij strafrechtelijke vervolgingen worden gebruikt nadat het openbaar ministerie of de rechterlijke autoriteiten van de Staat van de verstrekkende douaneadministratie met dit gebruik hebben ingestemd.

2. Voor alle uit hoofde van dit Verdrag ontvangen informatie gelden ten minste dezelfde bescherming en vertrouwelijkheid als die welke voor soortgelijke informatie gelden krachtens de nationale wetgeving waar deze wordt ontvangen, ongeacht de nationaliteit, het staatsburgerschap of de woon-/verblijfplaats van de betrokken personen.

3. Indien informatie moet worden verstrekt aan de Europese Commissie of aan één van de douaneadministraties van de lidstaten van de Europese Unie ingevolge de in artikel 2 van dit Verdrag genoemde verplichtingen van het Koninkrijk der Nederlanden, wordt de Australische Customs Service vooraf op de hoogte gesteld.

Artikel 15

1. Persoonsgegevens worden uit hoofde van dit Verdrag pas uitgewisseld zodra de Partijen, overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van dit Verdrag, wederzijds zijn overeengekomen dat het niveau van bescherming in de andere Staat voldoet aan de nationale wettelijke vereisten van hun eigen Staat.

2. Partijen verschaffen elkaar alle wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens in hun respectieve Staten welke van belang is voor dit artikel.

HOOFDSTUK X

Ontheffing

Artikel 16

1. De aangezochte administratie is niet verplicht de in dit Verdrag bedoelde bijstand te verlenen indien het waarschijnlijk is dat deze de openbare orde of enig ander wezenlijk belang van de aangezochte Staat zal schaden of tot een schending van een industrieel, commercieel of beroepsgeheim zal leiden.

2. Indien de verzoekende administratie niet in staat zou zijn een soortgelijk verzoek van de aangezochte administratie in te willigen, wijst zij daarop in haar verzoek. Inwilliging van een dergelijk verzoek wordt overgelaten aan het oordeel van de aangezochte administratie.

3. De bijstand kan door de aangezochte administratie worden uitgesteld op grond van het feit dat een lopend onderzoek of een lopende vervolging of procedure hiermee wordt doorkruist. In een dergelijk geval pleegt de aangezochte administratie overleg met de verzoekende administratie om te bepalen of de bijstand kan worden verleend onder de voorwaarden of omstandigheden die de aangezochte administratie verlangt.

4. Wanneer de bijstand wordt geweigerd of uitgesteld, dienen de redenen voor de weigering of het uitstel te worden gegeven.

HOOFDSTUK XI

Kosten

Artikel 17

1. De douaneadministraties zien af van alle vorderingen tot vergoeding van ter uitvoering van dit Verdrag gemaakte kosten, met uitzondering van bedragen en vergoedingen betaald aan deskundigen en getuigen alsook de kosten van vertalers en tolken die niet in dienst zijn van de Regering, welke worden gedragen door de verzoekende administratie.

2. Indien met de uitvoering van het verzoek aanmerkelijke kosten van buitengewone aard zijn of zullen zijn gemoeid, plegen de douaneadministraties overleg om de voorwaarden en omstandigheden te bepalen waaronder het verzoek zal worden uitgevoerd, alsmede de wijze waarop de kosten worden gedragen.

HOOFDSTUK XII

Uitvoering van het Verdrag

Artikel 18

1. De douaneadministraties nemen maatregelen opdat hun met de opsporing of bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving belaste ambtenaren persoonlijke en rechtstreekse betrekkingen met elkaar kunnen onderhouden.

2. De douaneadministraties besluiten over nadere regelingen, binnen het kader van dit Verdrag, ter vergemakkelijking van de uitvoering van dit Verdrag.

3. De douaneadministraties streven ernaar eventuele problemen of twijfels naar aanleiding van de interpretatie of toepassing van dit Verdrag in onderlinge overeenstemming op te lossen.

4. Conflicten waarvoor geen oplossing wordt gevonden, worden langs diplomatieke weg geschikt.

HOOFDSTUK XIII

Toepassing

Artikel 19

1. Wat het Gemenebest van Australië betreft, is dit Verdrag van toepassing op het grondgebied waarop de Australische douanewetgeving van toepassing is.

2. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag van toepassing op het grondgebied in Europa. Het Verdrag kan echter, hetzij in zijn geheel, hetzij met de nodige wijzigingen, worden uitgebreid tot de Nederlandse Antillen of tot Aruba.

3. Bedoelde uitbreiding wordt van kracht met ingang van de datum en met inachtneming van de wijzigingen en voorwaarden, met inbegrip van voorwaarden ten aanzien van de beëindiging, die kunnen worden overeengekomen door de Partijen.

HOOFDSTUK XIV

Inwerkingtreding en beëindiging

Artikel 20

Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat de Partijen elkaar langs diplomatieke weg ervan in kennis hebben gesteld dat aan alle nationale procedures die nodig zijn voor de inwerkingtreding van dit Verdrag is voldaan.

Artikel 21

1. Dit Verdrag wordt in principe voor onbepaalde tijd gesloten, maar elk van beide Partijen kan het te allen tijde beëindigen door middel van een kennisgeving aan de andere Partij langs diplomatieke weg.

2. De beëindiging wordt van kracht drie maanden na de datum van de kennisgeving van opzegging aan de andere Partij. Lopende bijstand op het tijdstip van beëindiging wordt niettemin voltooid in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag.

Artikel 22

De Partijen komen bijeen om dit Verdrag te heroverwegen, op verzoek of na het verstrijken van vijf jaar vanaf de datum van de inwerkingtreding ervan, tenzij zij elkaar langs diplomatieke weg ervan in kennis stellen dat een dergelijke heroverweging niet nodig is.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te 's-Gravenhage op 24 oktober 2001, in tweevoud in de Engelse taal.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) W. BOS

Voor het Gemenebest van Australië

(w.g.) PETER A. HUSSIN


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2001, 189.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2001, 189.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 2001, 189.

Uitgegeven de vierentwintigste april 2002

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN

Naar boven