A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Nieuw-Zeeland inzake wederzijdse bijstand bij de invordering van belastingvorderingen;

Wellington, 20 december 2001

B. TEKST

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Nieuw-Zeeland inzake wederzijdse bijstand bij de invordering van belastingvorderingen

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van Nieuw-Zeeland

Geleid door de wens dat door beide Staten een verdrag wordt gesloten inzake wederzijdse bijstand bij de invordering van belastingvorderingen,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Reikwijdte van het Verdrag

1. De Verdragsluitende Staten verlenen elkaar bijstand bij de invordering van belastingvorderingen.

2. Een Verdragsluitende Staat verleent deze bijstand ongeacht of de betrokken persoon een inwoner of een onderdaan van een van de Verdragsluitende Staten is of niet.

Artikel 2 Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is

1. Dit Verdrag is van toepassing op belastingen naar het inkomen die, ongeacht de wijze van heffing, ten behoeve van een Verdragsluitende Staat worden geheven.

2. Als belastingen naar het inkomen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, of naar bestanddelen van het inkomen, waaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van onroerende of roerende zaken en belastingen naar het totale bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen.

3. De bestaande belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is, zijn:

  • a. in Nederland:

– de inkomstenbelasting,

– de loonbelasting,

– de vennootschapsbelasting, daaronder begrepen het aandeel van de Regering in de netto winsten behaald met de exploitatie van natuurlijke rijkdommen geheven krachtens de Mijnwet 1810 met betrekking tot concessies uitgegeven vanaf 1967, of geheven krachtens de Mijnwet continentaal plat 1965,

– de dividendbelasting;

  • b. in Nieuw-Zeeland:

– de inkomstenbelasting (the income tax).

4. Het Verdrag is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van ondertekening van het Verdrag naast, of in plaats van, de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten doen elkaar mededeling van alle wezenlijke wijzigingen die in hun onderscheiden belastingwetgevingen zijn aangebracht.

Artikel 3 Algemene begripsbepalingen

1. Voor de toepassing van dit Verdrag, tenzij de context anders vereist:

  • a. betekent de uitdrukking „een Verdragsluitende Staat" het Koninkrijk der Nederlanden (Nederland) of Nieuw-Zeeland, al naar de context vereist; betekent de uitdrukking „de Verdragsluitende Staten" het Koninkrijk der Nederlanden (Nederland) en Nieuw-Zeeland;

  • b. betekent de uitdrukking „Nederland" het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk der Nederlanden, met inbegrip van zijn territoriale zee en elk gebied buiten de territoriale zee waarbinnen Nederland, in overeenstemming met het internationale recht, rechtsbevoegdheid heeft of soevereine rechten uitoefent met betrekking tot de zeebodem, de ondergrond daarvan en de daarboven gelegen wateren, en hun natuurlijke rijkdommen;

  • c. betekent de uitdrukking „Nieuw-Zeeland" het grondgebied van Nieuw-Zeeland, maar zij omvat niet Tokelau of de Geassocieerde Zelfbesturende Staten van de Cook Eilanden en Niue; zij omvat tevens elk gebied buiten de territoriale zee dat krachtens de wetgeving van Nieuw-Zeeland en in overeenstemming met het internationale recht is of zal worden aangemerkt als een gebied waarbinnen Nieuw-Zeeland zijn rechten kan uitoefenen met betrekking tot natuurlijke rijkdommen;

  • d. betekenen de uitdrukkingen „verzoekende Staat" en „aangezochte Staat" respectievelijk de Verdragsluitende Staat die om bijstand verzoekt bij de invordering van belastingvorderingen en de Verdragsluitende Staat die wordt verzocht om dergelijke bijstand te verlenen;

  • e. betekent de uitdrukking „belastingvordering" elk belastingbedrag waarop dit Verdrag van toepassing is alsmede de op voormelde belastingen betrekking hebbende verhogingen, boetes, achterstallige betalingen, rente en kosten die verschuldigd zijn en nog niet zijn voldaan;

  • f. omvat de uitdrukking „persoon" een natuurlijke persoon, een lichaam en elke andere vereniging van personen;

  • g. betekent de uitdrukking „lichaam" elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing als een lichaam of als een rechtspersoon wordt behandeld;

  • h. betekent de uitdrukking „onderdaan":

    • i. in het geval van Nederland, iedere natuurlijke persoon die de Nederlandse nationaliteit bezit en elke rechtspersoon, vennootschap en vereniging die zijn rechtspositie als zodanig ontleent aan de wetgeving die in Nederland van kracht is;

    • ii. in het geval van Nieuw-Zeeland, elke natuurlijke persoon die het staatsburgerschap van Nieuw-Zeeland bezit en elke rechtspersoon, vennootschap en vereniging die zijn rechtspositie als zodanig ontleent aan de wetgeving die in Nieuw-Zeeland van kracht is;

  • i. betekent de uitdrukking „bevoegde autoriteit":

    • i. in het geval van Nederland, de Minister van Financiën of een bevoegde vertegenwoordiger;

    • ii. in het geval van Nieuw-Zeeland, de „Commissioner of Inland Revenue" of een bevoegde vertegenwoordiger.

2. Voor de toepassing van het Verdrag door een Verdragsluitende Staat heeft, tenzij de context anders vereist, elke in het Verdrag niet omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de, op dat moment van kracht zijnde, wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop het Verdrag van toepassing is.

Artikel 4 Bijstand bij invordering

1. Op verzoek van de verzoekende Staat vordert de aangezochte Staat belastingvorderingen van de eerstgenoemde Staat in overeenkomstig de wetgeving en de administratieve praktijk met betrekking tot de invordering van zijn eigen belastingvorderingen. Die vorderingen genieten echter geen voorrang in de aangezochte Staat en kunnen niet worden ingevorderd door middel van in hechtenis nemen wegens schuld van de schuldenaar. De aangezochte Staat is niet verplicht invorderingsmaatregelen te nemen waarin de wetgeving van de verzoekende Staat niet voorziet.

2. De bepalingen van het eerste lid zijn slechts van toepassing op belastingvorderingen die onderwerp zijn van een executoriale titel in de verzoekende Staat en die, tenzij anders overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten, niet worden bestreden.

Indien de vordering echter een belastingverplichting betreft van een persoon die geen inwoner van de verzoekende Staat is, is het eerste lid slechts van toepassing indien de vordering niet langer kan worden bestreden, tenzij anders overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten.

3. De verplichting om bijstand te verlenen bij het invorderen van belastingvorderingen betreffende een overledene of de nalatenschap van die persoon is beperkt tot de waarde van de nalatenschap of van de zaken verkregen door iedere begunstigde van de nalatenschap, afhankelijk van de vraag of de vordering dient te worden ingevorderd uit de nalatenschap of bij de begunstigden daarvan.

4. De aangezochte Staat is niet verplicht gevolg te geven aan een verzoek:

  • a. indien de verzoekende Staat niet alle op zijn eigen grondgebied beschikbare middelen heeft aangewend, tenzij aanwending van die middelen zou leiden tot onevenredige moeilijkheden; of

  • b. indien en voor zover hij de belastingvordering in strijd acht met de bepalingen van dit Verdrag of met enig ander verdrag waarbij beide Verdragsluitende Staten partij zijn.

5. Het verzoek om administratieve bijstand bij de invordering van een belastingvordering gaat vergezeld van:

  • a. een verklaring dat de belastingvordering een belasting betreft waarop het Verdrag van toepassing is en dat aan de voorwaarden van het tweede lid is voldaan;

  • b. een officieel afschrift van de executoriale titel in de verzoekende Staat;

  • c. ieder ander document dat vereist is voor invordering;

  • d. indien van toepassing, een gewaarmerkt afschrift van een op de belastingvordering betrekking hebbende beslissing genomen door een rechterlijke instantie of een administratief lichaam.

6. De verzoekende Staat vermeldt het bedrag van de belastingvordering die moet worden ingevorderd, zowel in de munteenheid van de verzoekende Staat als in de munteenheid van de aangezochte Staat. De wisselkoers die voor dit doel moet worden gebruikt, is de laatste verkoopprijs vastgesteld op de meest representatieve wisselmarkt of -markten van de verzoekende Staat. Ieder bedrag dat door de aangezochte Staat wordt ingevorderd, wordt naar de verzoekende Staat overgemaakt in de munteenheid van de aangezochte Staat. De overmaking geschiedt binnen een termijn van een maand na de datum van de invordering.

7. Met de instemming van de bevoegde autoriteiten, neemt de aangezochte Staat met het oog op de invordering van een belastingbedrag conservatoire maatregelen, zelfs indien de vordering wordt bestreden of nog niet invorderbaar is, voor zover dit is toegestaan volgens de wetgeving en de administratieve praktijk van de aangezochte Staat.

8. De executoriale titel in de verzoekende Staat wordt, waar nodig en in overeenstemming met de in de aangezochte Staat van kracht zijnde bepalingen, zo spoedig mogelijk na de datum van ontvangst van het verzoek om bijstand aanvaard, erkend of aangevuld, dan wel vervangen door een executoriale titel in de aangezochte Staat.

9. Vragen betreffende het tijdvak waarbuiten een belastingvordering niet langer kan worden ingevorderd worden beheerst door de wetgeving van de verzoekende Staat. Het verzoek om bijstand bij invordering van een belastingvordering geeft bijzonderheden aangaande dat tijdvak.

10. Handelingen betreffende invordering, die ingevolge een verzoek om bijstand worden verricht door de aangezochte Staat en die overeenkomstig de wetgeving van die Staat een schorsing of onderbreking van het in het negende lid bedoelde tijdvak tot gevolg zouden hebben, worden geacht hetzelfde gevolg te hebben voor de toepassing van de wetgeving van de verzoekende Staat. De aangezochte Staat doet de verzoekende Staat mededeling van zodanige handelingen.

11. De aangezochte Staat kan uitstel van betaling of betaling in termijnen toestaan indien zijn wetgeving of zijn administratieve praktijk dit toestaat in soortgelijke omstandigheden; hij doet echter eerst de verzoekende Staat hiervan mededeling.

12. De Verdragsluitende Staten zien wederzijds af van de terugbetaling van kosten die voortvloeien uit de onderscheiden hulp en bijstand die zij elkaar verlenen bij de toepassing van dit Verdrag. De verzoekende Staat zal in ieder geval verantwoordelijk blijven jegens de aangezochte Staat voor de geldelijke gevolgen van invorderingshandelingen die onterecht zijn gebleken ten aanzien van de realiteit van de desbetreffende belastingvordering of van de rechtsgeldigheid van de executoriale titel in de verzoekende Staat.

Artikel 5 Beperkingen van artikel 4

In geen geval worden de bepalingen van artikel 4 aldus uitgelegd dat zij een Verdragsluitende Staat de verplichting opleggen:

  • a. administratieve maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere Staat;

  • b. inlichtingen te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van zaken in de administratie van die of van de andere Staat;

  • c. inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde (ordre public).

Artikel 6 Tenuitvoerlegging van het Verdrag

1. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten regelen in onderling overleg de wijze van toepassing van dit Verdrag. Deze wijze van toepassing omvat ook een bepaling met betrekking tot het minimumbedrag van de belastingvordering waarvoor om bijstand kan worden verzocht. De bevoegde autoriteiten kunnen formulieren vaststellen voor de tenuitvoerlegging van dit Verdrag.

2. Indien de aangezochte Staat van mening is dat de toepassing van dit Verdrag in een bepaald geval ernstige en onwenselijke gevolgen zou hebben, raadplegen de bevoegde autoriteiten elkaar en trachten zij de kwestie in onderling overleg op te lossen.

3. Indien moeilijkheden of twijfels mochten rijzen aangaande de tenuitvoerlegging of uitlegging van het Verdrag, trachten de bevoegde autoriteiten de aangelegenheid in onderling overleg op te lossen.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Dit Verdrag treedt in werking op de dertigste dag na de laatste der beide data waarop de onderscheiden Regeringen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan de in hun onderscheiden Staten grondwettelijk vereiste formaliteiten is voldaan, en de bepalingen ervan vinden toepassing met betrekking tot alle belastingvorderingen die op of na de datum waarop het Verdrag in werking treedt invorderbaar zijn.

Artikel 8 Beëindiging

Dit Verdrag blijft van kracht totdat het door een van de Verdragsluitende Staten wordt beëindigd. Elk van de Staten kan het Verdrag langs diplomatieke weg beëindigen door kennisgeving van beëindiging te doen. In dat geval houdt het Verdrag op van toepassing te zijn met betrekking tot alle belastingvorderingen die invorderbaar worden na de datum waarop de kennisgeving van beëindiging is gedaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Wellington, de 20ste december 2001 in tweevoud, in de Nederlandse en de Engelse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) A. E. DE BIJLL NACHENIUS

Voor de Regering van Nieuw-Zeeland

(w.g.) PHIL. GOFF


Convention between the Kingdom of the Netherlands and New Zealand for mutual assistance in the recovery of tax claims

The Government of the Kingdom of the Netherlands

and

The Government of New Zealand,

Desiring that a Convention for mutual assistance in the recovery of tax claims be concluded by both States,

Have agreed as follows:

Article 1 Scope of the Convention

1. The Contracting States shall provide each other assistance in the recovery of tax claims.

2. A Contracting State will give this assistance, whether the person affected is a resident or national of one of the Contracting States or not.

Article 2 Taxes covered

1. This Convention shall apply to taxes on income imposed on behalf of a Contracting State irrespective of the manner in which they are levied.

2. There shall be regarded as taxes on income all taxes imposed on total income, or on elements of income, including taxes on gains from the alienation of real or personal property and taxes on the total amounts of wages or salaries paid by enterprises.

3. The existing taxes to which the Convention shall apply are:

  • a) in the Netherlands:

– de inkomstenbelasting (income tax),

– de loonbelasting (wages tax),

– de vennootschapsbelasting (company tax), including the Government share in the net profits of the exploitation of natural resources levied pursuant to the Mijnwet 1810 (the Mining Act of 1810) with respect to concessions issued from 1967, or pursuant to the Mijnwet Continentaal Plat 1965 (the Netherlands Continental Shelf Mining Act of 1965),

– de dividendbelasting (dividend tax);

    • b) in New Zealand:

– the income tax.

4. The Convention shall apply also to any identical or substantially similar taxes which are imposed after the date of signature of the Convention in addition to, or in place of, the existing taxes. The competent authorities of the Contracting States shall notify each other of any substantial changes which have been made in their respective taxation laws.

Article 3 General definitions

1. For the purposes of this Convention, unless the context otherwise requires:

  • a) the term ``a Contracting State" means the Kingdom of the Netherlands (the Netherlands) or New Zealand as the context requires; the term ``Contracting States" means the Kingdom of the Netherlands (the Netherlands) and New Zealand;

  • b) the term ``the Netherlands" means the part of the Kingdom of the Netherlands that is situated in Europe including its territorial sea, and any area beyond the territorial sea within which the Netherlands, in accordance with international law, exercises jurisdiction or sovereign rights with respect to the sea bed, its sub-soil and its superjacent waters, and their national resources;

  • c) the term ``New Zealand" means the territory of New Zealand but does not include Tokelau or the Associated Self Governing States of the Cook Islands and Niue; it also includes any area beyond the territorial sea which by New Zealand legislation and in accordance with international law has been, or may hereafter be, designated as an area in which the rights of New Zealand with respect to natural resources may be exercised;

  • d) the terms ``applicant State" and ``requested State" mean respectively the Contracting State applying for assistance in the recovery of tax claims and the Contracting State requested to provide such assistance;

  • e) the term ``tax claim" means any amount of taxes to which this Convention shall apply and any increases, surcharges, overdue payments, interest and costs pertaining to the said taxes, which are owed and not yet paid;

  • f) the term ``person" includes an individual, a company and any other body of persons;

  • g) the term ``company" means any body corporate or any entity which is treated as a company or body corporate for tax purposes;

  • h) the term ``national" means:

    • (i) in the case of the Netherlands, any individual possessing the nationality of the Netherlands, and any legal person, partnership and association deriving its status as such from the laws in force in the Netherlands;

    • (ii) in the case of New Zealand, any individual possessing citizenship of New Zealand and any legal person, partnership and association deriving its status as such from the laws in force in New Zealand;

  • i) the term ``competent authority" means:

    • (i) in the case of the Netherlands, the Minister of Finance or an authorised representative;

    • (ii) in the case of New Zealand, the Commissioner of Inland Revenue or an authorised representative.

2. As regards the application of the Convention by a Contracting State, any other term not defined in the Convention shall, unless the context otherwise requires, have the meaning which it has under the laws of that State from time to time in force relating to the taxes to which the Convention applies.

Article 4 Assistance in recovery

1. At the request of the applicant State the requested State shall recover tax claims of the first-mentioned State in accordance with the law and administrative practice for the recovery of its own tax claims. However, such claims do not enjoy any priority in the requested State and cannot be recovered by imprisonment for debt of the debtor. The requested State is not obliged to take any executory measures which are not provided for in the laws of the applicant State.

2. The provisions of paragraph 1 shall apply only to tax claims which form the subject of an instrument permitting their enforcement in the applicant State and, unless otherwise agreed between the competent authorities, which are not contested.

However, where the claim relates to a liability to tax of a person as a non resident of the applicant State, paragraph 1 shall only apply, unless otherwise agreed between the competent authorities, where the claim may no longer be contested.

3. The obligation to provide assistance in the recovery of tax claims concerning a deceased person or that person's estate is limited to the value of the estate or the property acquired by each beneficiary of the estate, according to whether the claim is to be recovered from the estate or from the beneficiaries thereof.

4. The requested State shall not be obliged to take action with respect to the request:

  • a) if the applicant State has not pursued all means available in its own territory, except where recourse to such means would give rise to disproportionate difficulty; or

  • b) if and insofar as it considers the tax claim to be contrary to the provisions of this Convention or of any other convention to which both of the Contracting States are parties.

5. The request for administrative assistance in the recovery of a tax claim shall be accompanied by:

  • a) a declaration that the tax claim concerns a tax covered by the Convention and that the conditions of paragraph 2 are met;

  • b) an official copy of the instrument permitting enforcement in the applicant State;

  • c) any other document required for recovery;

  • d) where appropriate, a certified copy confirming any related decision emanating from a court or an administrative body.

6. The applicant State shall indicate the amount of the tax claim to be recovered in both the currency of the applicant State and the currency of the requested State. The rate of exchange to be used for this purpose is the last selling price settled on the most representative exchange market or markets of the applicant State. Each amount recovered by the requested State shall be transferred to the applicant State in the currency of the requested State. The transfer shall be carried out within a period of a month from the date of the recovery.

7. With the agreement of the competent authorities, the requested State shall, with a view to the recovery of an amount of tax, take measures of conservancy even if the claim is contested or is not yet the subject of an instrument permitting enforcement, insofar as such is permitted by the laws and administrative practice of the requested State.

8. The instrument permitting enforcement in the applicant State shall, where appropriate and in accordance with the provisions in force in the requested State, be accepted, recognised, supplemented or replaced as soon as possible after the date of the receipt of the request for assistance by an instrument permitting enforcement in the requested State.

9. Questions concerning any period beyond which a tax claim cannot be enforced shall be governed by the law of the applicant State. The request for assistance in the recovery of a tax claim shall give particulars concerning that period.

10. Acts of recovery carried out by the requested State in pursuance of a request for assistance, which, according to the laws of that State, would have the effect of suspending or interrupting the period mentioned in paragraph 9, shall also have this effect under the laws of the applicant State. The requested State shall inform the applicant State about such acts.

11. The requested State may allow deferral of payment or payment by instalments if its laws or administrative practice permit it to do so in similar circumstances; but it shall first inform the applicant State.

12. The Contracting States shall reciprocally waive any restitution of costs resulting from the respective assistance and support which they lend each other in applying this Convention. The applicant State shall in any event remain responsible towards the requested State for the pecuniary consequences of acts of recovery which have been found unjustified in respect of the reality of the tax claim concerned or of the validity of the instrument permitting enforcement in the applicant State.

Article 5 Limitations of Article 4

In no case shall the provisions of Article 4 be construed so as to impose on a Contracting State the obligation:

  • a) to carry out administrative measures at variance with the laws and administrative practice of that or of the other State;

  • b) to supply information which is not obtainable under the laws or in the normal course of the administration of that or of the other State;

  • c) to supply information which would disclose any trade, business, industrial, commercial, or professional secret or trade process, or information, the disclosure of which would be contrary to public policy (ordre public).

Article 6 Implementation of the Convention

1. The competent authorities of the Contracting States shall by mutual agreement settle the mode of application of this Convention. This mode of application shall include a provision on the minimum amount of the tax claim for which assistance may be requested. The competent authorities may adopt forms for the implementation of this Convention.

2. Where the requested State considers that the application of this Convention in a particular case would have serious and undesirable consequences, the competent authorities shall consult each other and endeavour to resolve the situation by mutual agreement.

3. Where difficulties or doubts arise regarding the implementation or interpretation of the Convention, the competent authorities shall endeavour to resolve the matter by mutual agreement.

Article 7 Entry into force

This Convention shall enter into force on the thirtieth day after the latter of the dates on which the respective Governments have notified each other in writing that the formalities constitutionally required in their respective States have been complied with, and, its provisions shall have effect for all tax claims which are recoverable on or after the date on which the Convention has entered into force.

Article 8 Termination

This Convention shall remain in force until terminated by one of the Contracting States. Either State may terminate the Convention, through diplomatic channels, by giving notice of termination. In that event, the Convention shall cease to have effect for all tax claims which become recoverable after the date on which notice of termination has been given.

IN WITNESS WHEREOF the undersigned, duly authorised by their respective Governments, have signed this Convention.

DONE in duplicate at Wellington this 20th day of December 2001, in the Netherlands and English languages, both texts being equally authentic.

For the Government of the Kingdom of the Netherlands

(sd.) A.E. DE BIJLL NACHENIUS

For the Government of New Zealand

(sd.) PHIL. GOFF


D. PARLEMENT

Het Verdrag behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Verdrag kan worden gebonden.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Verdrag zullen ingevolge artikel 8 van het Verdrag in werking treden dertig dagen na de laatste der beide data waarop de onderscheiden regeringen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan de in hun onderscheiden staten grondwettelijk vereiste formaliteiten voor inwerkingtreding is voldaan.

Uitgegeven de zesentwintigste februari 2002

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN

Naar boven