Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2002, 38 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2002, 38 | Verdrag |
Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Nieuw-Zeeland;
's-Gravenhage, 30 juni 2000
De tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 2001, 102.
Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Nieuw-Zeeland
De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Regering van Nieuw-Zeeland,
Geleid door de wens de op 8 oktober 1990 te Wellington tot stand gekomen Overeenkomst inzake sociale zekerheid tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Nieuw-Zeeland uit te breiden en te wijzigen, en
Geleid door de wens de bestaande hartelijke en vriendschappelijke betrekkingen tussen de beide landen te handhaven en te versterken en de betaling van Nederlandse pensioenen in Nieuw-Zeeland en de betaling van Nieuw-Zeelandse pensioenen in Nederland mogelijk te maken ten aanzien van staatsburgers die zich permanent vestigen in het andere land,
Zijn als volgt overeengekomen:
BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN EN WERKINGSSFEER
1. Tenzij het zinsverband anders vereist, wordt in dit Verdrag verstaan onder:
a. ``uitkering": voor Nieuw-Zeeland een Nieuw-Zeelandse uitkering of pensioen ingevolge de Social Security Act 1964 of deSocial Welfare (Transitional Provisions) Act 1990; en voor Nederland: elke uitkering of elk pensioen krachtens de wetten van Nederland, met inbegrip van verhogingen van of aanvullingen op een uitkering of pensioen uit hoofde van deze wetten;
b. ``bevoegde autoriteit": met betrekking tot Nieuw-Zeeland, de hoogste bewindsman van het Ministerie van Sociale Zaken of een gemachtigde plaatsvervanger van de hoogste bewindsman; en met betrekking tot Nederland, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
c. ``orgaan": met betrekking tot een Verdragsluitende Partij, het orgaan of de organen die verantwoordelijk zijn voor de toepassing van dit Verdrag ten aanzien van die Verdragsluitende Partij;
d. ``maand": een kalendermaand, maar waar delen van een maand worden samengevoegd: 30 dagen;
e. ``wetten inzake sociale zekerheid": met betrekking tot een Verdragsluitende Partij, de wetten die, met betrekking tot die Verdragsluitende Partij, zijn opgenomen in artikel 2;
f. ``Nieuw-Zeeland": uitsluitend Nieuw-Zeeland (en niet de Cook eilanden, Niue en Tokelau); ``Nederland": het Koninkrijk der Nederlanden in Europa;
g. ``onderdaan": met betrekking tot Nieuw-Zeeland, een Nieuw-Zeelands staatsburger en, met betrekking tot Nederland, een persoon van de Nederlandse nationaliteit;
h. ``Overeenkomst van 1990": de op 8 oktober 1990 te Wellington tot stand gekomen Overeenkomst inzake sociale zekerheid tussen de Regering van Nieuw-Zeeland en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden.
2. Bij de toepassing van dit Verdrag door een Verdragsluitende Partij ten aanzien van een persoon, heeft elke term die niet in dit artikel is omschreven de betekenis die daaraan wordt toegekend in de wetten inzake sociale zekerheid van één van beide Verdragsluitende Partijen, tenzij het zinsverband anders vereist.
1. De wetgeving die binnen de werkingssfeer van dit Verdrag valt, is:
a. wat Nieuw-Zeeland betreft: de Social Security Act 1964 en deSocial Welfare (Transitional Provisions) Act 1990, zoals gewijzigd op de datum van ondertekening van dit Verdrag en elke wetgeving waardoor deze wet op een later tijdstip wordt gewijzigd, aangevuld of vervangen, voor zover die wet en die wetgeving voorzien in de volgende uitkeringen en de daarmee verband houdende aangelegenheden:
i. Nieuw-Zeelands ouderdomspensioen;
ii. invaliditeitsuitkeringen;
iii. weduwenuitkeringen;
iv. uitkeringen aan weduwnaren voor huishoudelijke doeleinden; en
v. veteranenpensioen.
b. wat Nederland betreft de wetten inzake:
i. de ziekteverzekering;
ii. de algemene ouderdomsverzekering;
iii. de invaliditeitsverzekering voor werknemers en zelfstandigen;
iv. de algemene nabestaandenverzekering; en
v. de kinderbijslag; en voor de toepassing van artikel 5 tevens de wetten inzake:
vi. de werkloosheidsverzekering.
2. Het Verdrag is slechts van toepassing op in het eerste lid omschreven wetgeving. Dit Verdrag is niet van toepassing op verdragen inzake sociale zekerheid die één van beide Verdragsluitende Partijen heeft gesloten met een derde Partij of op wetten of voorschriften tot wijziging van de in het eerste lid van dit artikel omschreven wetgeving om uitvoering te geven aan een dergelijk verdrag.
3. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen stellen elkaar in kennis van de wetgeving waardoor de wetten die binnen de werkingssfeer van dit Verdrag vallen, worden gewijzigd, aangevuld of vervangen, zulks onmiddellijk na de inwerkingtreding van bedoelde wetten.
4. Wat Nederland betreft, is dit Verdrag niet van toepassing op regelingen inzake sociale en medische bijstand.
Tenzij anders is bepaald, is dit Verdrag van toepassing op alle personen op wie de wetten van één of van beide Verdragsluitende Partijen van toepassing zijn, dan wel zijn geweest, alsmede, wat Nederland betreft, op personen die rechten ontlenen aan bedoelde personen.
1. In alle gevallen waarin recht op een uitkering krachtens de wetten inzake sociale zekerheid van Nieuw-Zeeland of Nederland geheel of ten dele afhangt van de nationaliteit van een Verdragsluitende Partij, wordt een persoon die onderdaan is van de andere Verdragsluitende Partij, met het oog op een aanspraak op die uitkering, beschouwd als onderdaan van eerstbedoelde Verdragsluitende Partij.
2. De personen op wie dit Verdrag van toepassing is, worden door elk van de Verdragsluitende Partijen gelijk behandeld met betrekking tot de rechten en verplichtingen die uit hoofde van dit Verdrag ontstaan ten aanzien van elke Verdragsluitende Partij.
1. Wanneer een persoon die onder de wetgeving van Nederland valt, in dienst van een werkgever wiens bedrijf op het grondgebied van Nederland is gevestigd, door deze werkgever van dit grondgebied wordt uitgezonden om gedurende een tijdvak dat vermoedelijk niet langer is dan 5 jaar op het grondgebied van Nieuw-Zeeland te werken, kan op die persoon de wetgeving van Nederland van toepassing blijven, alsof hij op het grondgebied van Nederland werkzaam was.
2. Indien de duur van de werkzaamheden vermoedelijk bovengenoemde tijdsduur zal overschrijden, kan op een persoon die onder de wetgeving van Nederland valt en die, in dienst van een werkgever wiens bedrijf op het grondgebied van Nederland is gevestigd, door deze werkgever van dit grondgebied wordt uitgezonden om op het grondgebied van Nieuw-Zeeland te werken, de wetgeving van Nederland van toepassing blijven, alsof hij op het grondgebied van Nederland werkzaam was, indien bijzondere redenen dat rechtvaardigen.
3. Indien de feitelijke duur van de werkzaamheden van de persoon omschreven in het eerste lid wegens onvoorzienbare omstandigheden langer is dan het verwachte tijdvak, kan op die persoon de wetgeving van Nederland van toepassing blijven, alsof hij op het grondgebied van Nederland werkzaam was.
4. Voor de toepassing van de Nederlandse wetgeving wordt een persoon op wie de Nederlandse wetgeving van toepassing was overeenkomstig de bepalingen van dit artikel, geacht op het grondgebied van Nederland te wonen.
5. Overeenkomstig de bepalingen van dit artikel is de Nederlandse wetgeving van toepassing indien de werkgever of de werknemer heeft verzocht om een verklaring van detachering binnen drie maanden na de eerste dag van uitzending of, in het geval bedoeld in het derde lid, vóór het einde van het verwachte tijdvak van uitzending, en deze verklaring aan de belanghebbende is afgegeven.
BEPALINGEN BETREFFENDE NIEUW-ZEELANDSE UITKERINGEN
1. Indien een persoon gerechtigd zou zijn een uitkering te ontvangen krachtens de Nieuw-Zeelandse wetgeving (met inbegrip van een persoon die hiertoe gerechtigd zou zijn ingevolge artikel 7), ware het niet dat hij of zij niet zijn of haar vaste woonplaats in Nieuw-Zeeland heeft op de datum van het aanvragen van die uitkering, wordt die persoon, ten behoeve van die aanvraag, geacht op die datum zijn of haar vaste woonplaats in Nieuw-Zeeland te hebben, mits hij of zij:
a. zijn of haar vaste woonplaats in Nederland heeft en op die datum in Nederland of Nieuw-Zeeland verblijft;
b. voornemens is voor ten minste 26 weken in Nederland een vaste woonplaats te houden; en
c. te eniger tijd in zijn of haar leven in Nieuw-Zeeland gewoond heeft gedurende een ononderbroken tijdvak van ten minste 12 maanden na het bereiken van de leeftijd van 20 jaar.
2. Onder voorbehoud van dit Verdrag wordt, indien een persoon gerechtigd is een uitkering te ontvangen krachtens de wetgeving van Nieuw-Zeeland (met inbegrip van een persoon die daartoe gerechtigd is ingevolge het eerste lid, of ingevolge artikel 7, of beide), maar betaling van die uitkering afhankelijk is van verblijf in Nieuw-Zeeland, die persoon ten behoeve van de betaling van die uitkering geacht te verblijven in Nieuw-Zeeland, mits hij of zij:
a. zijn of haar vaste woonplaats heeft in Nederland, en hetzij in Nederland hetzij in Nieuw-Zeeland verblijft; en
b. te eniger tijd in zijn of haar leven in Nieuw-Zeeland heeft gewoond gedurende een ononderbroken tijdvak van ten minste 12 maanden na het bereiken van de leeftijd van 20 jaar.
3. Voor de toepassing van dit Deel wordt:
a. indien een persoon die zijn of haar vaste woonplaats heeft in Nederland tijdelijk afwezig is uit Nederland voor een tijdvak van niet langer dan 26 weken, het tijdvak van tijdelijke afwezigheid uit Nederland niet beschouwd als onderbreking van de vaste woonplaats van die persoon in Nederland;
b. indien een persoon die zijn of haar vaste woonplaats heeft gehad in Nederland, afwezig is uit Nederland voor een tijdvak van langer dan 26 weken, deze persoon niet meer geacht zijn of haar vaste woonplaats in Nederland te hebben vanaf de datum van zijn of haar vertrek uit Nederland; en
c. indien een persoon Nieuw-Zeeland verlaat met het voornemen een vaste woonplaats te kiezen in Nederland voor ten minste 26 weken, en indien die persoon aanvangt een vaste woonplaats te hebben in Nederland binnen 26 weken na zijn of haar vertrek uit Nieuw-Zeeland, die persoon geacht een vaste woonplaats in Nederland te hebben gekregen op de datum van zijn of haar vertrek uit Nieuw-Zeeland.
4. Indien een persoon die zijn of haar vaste woonplaats in Nederland heeft, de leeftijd bereikt voor aanspraak op een Nieuw-Zeelands pensioen of een veteranenpensioen, heeft die persoon geen aanspraak of, naar gelang van het geval, geen aanspraak meer op een invaliditeitsuitkering, weduwenuitkering of uitkering aan weduwnaars voor huishoudelijke doeleinden, indien die persoon voldoet aan de vereisten voor een Nieuw-Zeelands pensioen of een veteranenpensioen.
5. Voor de toepassing van dit Verdrag is een persoon die niet de leeftijd heeft bereikt voor aanspraak op een Nieuw-Zeelands pensioen, niet gerechtigd een Nieuw-Zeelands pensioen of een veteranenpensioen te ontvangen op grond van het feit dat zijn of haar echtgenote of echtgenoot een Nieuw-Zeelands pensioen of een veteranenpensioen ontvangt.
1. Om vast te stellen of een persoon voldoet aan de verblijfsvereisten voor een in de Nieuw-Zeelandse wetgeving omschreven uitkering, beschouwt het Nieuw-Zeelandse orgaan:
a. in het geval van een Nieuw-Zeelands pensioen of een veteranenpensioen, voor een persoon die ouder is dan 65 jaar, een cumulatief Nederlands verzekeringstijdvak dat die persoon heeft voltooid na het bereiken van de leeftijd van 20 jaar, als een tijdvak waarin die persoon zowel zijn of haar woonplaats in Nieuw-Zeeland had als er verbleef, maar slechts verzekeringstijdvakken betreffende tijdvakken boven de leeftijd van 50 jaar worden in aanmerking genomen voor het voldoen aan de verblijfsvereisten voor het Nieuw-Zeelandse pensioen die bepalen dat, boven de leeftijd van 50 jaar, een persoon 5 jaar lang zijn of haar woonplaats in Nieuw-Zeeland moet hebben;
b. in het geval van een andere uitkering, een cumulatief Nederlands verzekeringstijdvak, door die persoon na het bereiken van de leeftijd van 20 jaar voltooid, als tijdvak waarin die persoon zowel zijn of haar woonplaats in Nieuw-Zeeland had als er verbleef.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt, indien een tijdvak van wonen in Nieuw-Zeeland en een Nederlands verzekeringstijdvak samenvallen, het tijdvak van samenvallen slechts een maal in aanmerking genomen als een tijdvak van wonen in Nieuw-Zeeland.
3. Om vast te stellen of een persoon die een vaste woonplaats heeft in Nieuw-Zeeland of Nederland gerechtigd is een weduwenuitkering of een uitkering aan weduwnaars voor huishoudelijke doeleinden te ontvangen, wordt een ten laste van die persoon komend in Nederland geboren kind behandeld als was dat kind geboren in Nieuw-Zeeland, mits:
a. in het geval van een weduwe, het kind is verwekt voor de dood van de laatst overleden echtgenoot van die persoon; en
b. in het geval van een weduwnaar, het kind is geboren voor de dood van de laatst overleden echtgenote van die persoon.
4. Om vast te stellen of een weduwe die een vaste woonplaats heeft in Nieuw-Zeeland of in Nederland gerechtigd is een weduwenuitkering te ontvangen wordt:
a. die weduwe geacht een cumulatief tijdvak van wonen in Nieuw-Zeeland te hebben voltooid voor elk tijdvak waarin haar laatst overleden echtgenoot een cumulatief verzekeringstijdvak voltooide krachtens de Nederlandse wetten inzake sociale verzekering;
b. een tijdvak waarin die weduwe en haar laatst overleden echtgenoot beiden een Nederlands cumulatief verzekeringstijdvak vergaarden krachtens de Nederlandse wetten inzake sociale verzekering slechts één maal in aanmerking genomen; en
c. een krachtens de Nederlandse wetten inzake sociale verzekering door de laatst overleden echtgenoot van die weduwe vergaard cumulatief Nederlands verzekeringstijdvak geacht een tijdvak te zijn waarin die echtgenoot een vaste woonplaats in Nieuw-Zeeland had ter vasttelling van de vaste woonplaats van die echtgenoot; en
d. indien de dood van de laatst overleden echtgenoot van een weduwe in Nederland plaatsvindt, hij geacht te zijn overleden in Nieuw-Zeeland.
Indien een persoon die een vaste woonplaats heeft in Nederland gerechtigd is een Nieuw-Zeelands pensioen of veteranenpensioen te ontvangen ingevolge artikel 6, wordt het bedrag van die uitkering berekend overeenkomstig de volgende formule:
aantal hele maanden van wonen in
Nieuw-Zeeland
Y
x maximum uitkering
waarin ``Y" gelijk is aan:
480 indien de persoon is geboren vóór 1 april 1932;
492 indien de persoon is geboren tussen 1 april 1932 en 30 juni 1932;
495 indien de persoon is geboren tussen 1 juli 1932 en 30 september 1932;
498 indien de persoon is geboren tussen 1 oktober 1932 en 31 december 1932;
501 indien de persoon is geboren tussen 1 januari 1933 en 31 maart 1933;
504 indien de persoon is geboren tussen 1 april 1933 en 30 juni 1933;
507 indien de persoon is geboren tussen 1 juli 1933 en 30 september 1933;
510 indien de persoon is geboren tussen 1 oktober 1933 en 31 december 1933;
513 indien de persoon is geboren tussen 1 januari 1934 en 31 maart 1934;
516 indien de persoon is geboren tussen 1 april 1934 en 30 juni 1934;
519 indien de persoon is geboren tussen 1 juli 1934 en 30 september 1934;
522 indien de persoon is geboren tussen 1 oktober 1934 en 30 december 1934;
525 indien de persoon is geboren tussen 1 januari 1935 en 31 maart 1935;
528 indien de persoon is geboren tussen 1 april en 30 juni 1935;
531 indien de persoon is geboren tussen 1 juli 1935 en 30 september 1935;
534 indien de persoon is geboren tussen 1 oktober 1935 en 31 december 1935;
537 indien de persoon is geboren tussen 1 januari 1936 en 31 maart 1936;
540 indien de persoon is geboren na 31 maart 1936;
met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. voor het vaststellen van het aantal hele maanden van wonen in Nieuw-Zeeland wordt slechts wonen na het bereiken van de leeftijd van 20 jaar in aanmerking genomen;
b. alle tijdvakken van wonen in Nieuw-Zeeland na het bereiken van de leeftijd van de leeftijd van 20 jaar worden samengevoegd;
c. de maximum uitkering is:
i. in het geval van een ongehuwde, de maximum uitkering die betaalbaar is krachtens de Nieuw-Zeelandse wetgeving aan een ongehuwde die niet alleen woont; en
ii. in het geval van een gehuwde persoon, de maximum hoogte van de uitkering die uitkeerbaar is krachtens de Nieuw-Zeelandse wetgeving aan een gehuwd persoon van wie de echtgenote of echtgenoot eveneens voldoet aan de vereisten voor een Nieuw-Zeelands pensioen of een veteranenpensioen;
d. met betrekking tot een persoon die de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt vóór de datum waarop dit Verdrag in werking is getreden, heeft die persoon gedurende ten minste 10 jaar, te eniger tijd, in Nieuw-Zeeland gewoond;
e. indien een persoon die na 1 april 1990 een vaste woonplaats heeft gekozen of kiest in Nederland, gerechtigd was een Nieuw-Zeelands pensioen of een veteranenpensioen te ontvangen op de datum van vertrek uit Nieuw-Zeeland en gerechtigd is die uitkering te ontvangen op grond van artikel 6 en niet op grond van artikel 7, is het bedrag van die uitkering niet lager dan het bedrag dat betaald zou worden bij afwezigheid van dit Verdrag;
f. in geen geval overschrijdt de hoogte van de uitkering 100% van de maximum uitkering;
g. buiten beschouwing blijven uitkeringen die eveneens uitkeerbaar zijn krachtens de Nederlandse wetten inzake sociale verzekering, of uitkeringen of pensioenen die betaalbaar zijn krachtens de wetten inzake sociale verzekering van een derde land.
Indien een persoon die een vaste woonplaats heeft in Nederland gerechtigd is een weduwenuitkering, een uitkering aan weduwnaren voor huishoudelijke doeleinden of een invaliditeitsuitkering te ontvangen op grond van artikel 6, wordt het bedrag van die uitkering berekend overeenkomstig de volgende formule:
Het aantal hele maanden van wonen in Nieuw-Zeeland
300 maanden
x maximum uitkering
met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. voor het vaststellen van het aantal hele maanden van wonen in Nieuw-Zeeland wordt slechts wonen na het bereiken van de leeftijd van 20 jaar in aanmerking genomen;
b. alle tijdvakken van wonen in Nieuw-Zeeland na het bereiken van de leeftijd van 20 jaar worden samengevoegd;
c. het te betalen maximale uitkeringsbedrag is de maximum uitkering waarop die persoon aanspraak zou hebben ingevolge de Nieuw-Zeelandse wetgeving;
d. in geen geval overschrijdt de hoogte van de uitkering 100% van de maximum uitkering; en
e. buiten beschouwing blijven uitkeringen die eveneens betaalbaar zijn krachtens de Nederlandse wetten inzake sociale zekerheid, de Disablement Assistance Act for Handicapped Young Persons, of pensioenen of uitkeringen die betaalbaar zijn krachtens de wetten inzake sociale zekerheid van een derde partij.
1. Indien een persoon die een vaste woonplaats heeft in Nieuw-Zeeland gerechtigd wordt een Nieuw-Zeelandse uitkering te ontvangen ingevolge artikel 7, betaalt het Nieuw-Zeelandse orgaan krachtens de Nieuw-Zeelandse wetgeving aan die persoon tevens de aanvullende uitkeringen of toeslagen aan de vereisten waarvoor die persoon voldoet.
2. Indien een persoon die een vaste woonplaats heeft in Nederland gerechtigd wordt een Nieuw-Zeelandse uitkering te ontvangen krachtens deze Overeenkomst, zijn in het bedrag van die uitkering niet de aanvullende uitkeringen en toeslagen begrepen die betaalbaar zouden zijn krachtens de Nieuw-Zeelandse wetgeving indien die persoon een vaste woonplaats had in Nieuw-Zeeland.
Een persoon die:
a. een vaste woonplaats heeft in Nieuw-Zeeland;
b. slechts gerechtigd is een uitkering te ontvangen bij toepassing van de bepalingen inzake optelling van artikel 7; en
c. hetzij:
i. Nieuw-Zeeland verlaat met het voornemen te gaan wonen in een derde staat voor een periode van langer dan 26 weken, of
ii. woont in een derde staat voor een periode van langer dan 26 weken;
is niet gerechtigd een Nieuw-Zeelands pensioen of een veteranenpensioen te ontvangen terwijl hij zich buiten Nieuw-Zeeland of Nederland bevindt, tenzij hij of zij gerechtigd is die uitkering te ontvangen krachtens een verdrag inzake sociale zekerheid die Nieuw-Zeeland is aangegaan met die derde staat.
Indien een persoon die een vaste woonplaats heeft in Nieuw-Zeeland een Nederlands pensioen en een Nieuw-Zeelandse uitkering ontvangt, worden, ter berekening van de hoogte van de Nieuw-Zeelandse uitkering, krachtens de Nederlandse belastingwetgeving geheven belastingen uitgezonderd van het bedrag van het Nederlandse pensioen dat in mindering wordt gebracht op de Nieuw-Zeelandse uitkering, tenzij die persoon anders wenst.
Nederlandse uitkeringen op grond van tijdvakken van vrijwillige verzekering krachtens de Nederlandse wetten inzake sociale zekerheid kunnen niet rechtstreeks in mindering worden gebracht op Nieuw-Zeelandse uitkeringen krachtens de Nieuw-Zeelandse wetten inzake sociale zekerheid.
B. BEPALINGEN BETREFFENDE NEDERLANDSE UITKERINGEN
1. Het Nederlandse orgaan stelt de ziekte-uitkering vast in overeenstemming met de Nederlandse Ziektewet (ZW).
2. Hij of zij die woont in Nieuw-Zeeland en gerechtigd zou zijn een Nederlandse ziekte-uitkering te ontvangen indien hij of zij zou wonen op het grondgebied van Nederland, is gerechtigd een Nederlandse ziekte-uitkering te ontvangen van dezelfde hoogte als hij of zij gerechtigd zou zijn te ontvangen indien hij of zij woonde in Nederland.
1. Het Nederlandse orgaan stelt de ouderdomsuitkering vast op grond van verzekeringstijdvakken die zijn vervuld krachtens de Nederlandse Algemene Ouderdomswet en van dit Verdrag.
2. Met inachtneming van het derde en het vierde lid worden tijdvakken voor 1 januari 1957 gedurende welke een onderdaan van een Verdragsluitende Partij op het grondgebied van Nederland woonde na het bereiken van de leeftijd van vijftien jaar of gedurende welke hij, terwijl hij in een ander land woonde, op het grondgebied van Nederland arbeid in loondienst verrichtte, ook beschouwd als verzekeringstijdvakken indien de betrokkene niet voldoet aan de voorwaarden van de Nederlandse wetgeving op grond waarvan zulke tijdvakken voor hem met verzekeringstijdvakken mogen worden gelijkgesteld.
3. Het in het tweede lid bedoelde tijdvak wordt bij de berekening van de ouderdomsuitkering slechts in aanmerking genomen indien de belanghebbende verzekerd is geweest krachtens de Nederlandse Algemene Ouderdomswet en ten minste zes jaar op het grondgebied van één of beide Verdragsluitende Partijen heeft gewoond na het bereiken van de leeftijd van negenenvijftig jaar en alleen zolang hij op het grondgebied van één van de Verdragsluitende Partijen woont. De tijdvakken vóór 1 januari 1957 worden evenwel niet in aanmerking genomen indien deze samenvallen met tijdvakken die reeds in aanmerking zijn genomen voor de berekening van een ouderdomsuitkering krachtens de wetgeving van een ander land dan Nederland.
4. Wanneer de som van het bedrag van de Nederlandse ouderdomsuitkering overeenkomstig dit Verdrag of overeenkomstig de Nederlandse Algemene Ouderdomswet, afgezien van de inkomensafhankelijke toeslag en de vakantie-uitkering als omschreven in artikel 8, eerste lid, respectievelijk artikel 28 van die wet, en het bedrag van het Nieuw-Zeelandse pensioen of veteranenpensioen krachtens dit Verdrag of de Nieuw-Zeelandse wetgeving voor een persoon die in Nederland woont, hoger is dan het maximumbedrag overeenkomstig de Nederlandse Algemene Ouderdomswet, afgezien van de inkomensafhankelijke toeslag en de vakantie-uitkering als omschreven in artikel 8, eerste lid, respectievelijk artikel 28 van die wet, past het Nederlandse orgaan zijn uitkering aan met een bedrag dat gelijk is aan het surplus.
5. Wijzigingen in de wisselkoers zijn niet van invloed op het in overeenstemming met het voorgaande lid berekende bedrag, mits ten minste één maal per jaar een omrekening plaats vindt, met gebruikmaking van de wisselkoerspariteit zoals die wordt geadviseerd door de Nederlandsche Bank NV op de dag van betaling van de Nieuw-Zeelandse uitkering voor de maand waarin de herberekening plaatsvindt.
6. De in het vierde lid bedoelde vermindering heeft geen invloed op het bedrag dat is gebaseerd op de verzekeringstijdvakken na 1 januari 1957 overeenkomstig de Nederlandse Algemene Ouderdomswet.
7. Hij of zij die woont in Nieuw-Zeeland en gerechtigd zou zijn een Nederlandse ouderdomsuitkering te ontvangen indien hij of zij zou wonen op het grondgebied van Nederland, is gerechtigd een Nederlandse ouderdomsuitkering te ontvangen van dezelfde hoogte als hij of zij gerechtigd zou zijn te ontvangen indien hij of zij woonde in Nederland.
1. Het Nederlandse orgaan stelt de nabestaandenuitkering vast op grond van de Nederlandse Algemene Nabestaandenwet en van dit Verdrag.
2. Hij of zij die woont in Nieuw-Zeeland en gerechtigd zou zijn een Nederlandse nabestaandenuitkering te ontvangen indien hij of zij zou wonen op het grondgebied van Nederland, is gerechtigd een Nederlandse nabestaandenuitkering te ontvangen van dezelfde hoogte als hij of zij gerechtigd zou zijn te ontvangen indien hij of zij woonde in Nederland.
3. Een persoon die woont op het grondgebied van Nederland is, ten aanzien van zijn of haar kinderen die verblijven of wonen op het grondgebied van Nieuw-Zeeland, gerechtigd de Nederlandse wezenuitkering te ontvangen alsof die kinderen wonen op het grondgebied van Nederland.
1. Het Nederlandse orgaan stelt de invaliditeitsuitkering vast op grond van de Nederlandse Wet op de Arbeidsongeschiktheid en van dit Verdrag.
2. Hij of zij die woont in Nieuw-Zeeland en gerechtigd zou zijn een Nederlandse invaliditeitsuitkering te ontvangen indien hij of zij zou wonen op het grondgebied van Nederland, is gerechtigd een Nederlandse arbeidsongeschiktheidsuitkering te ontvangen van dezelfde hoogte als waarop hij of zij gerechtigd zou zijn te ontvangen indien hij of zij woonde in Nederland.
1. Het Nederlandse orgaan stelt de kinderbijslag vast in overeenstemming met de Nederlandse Kinderbijslagwet en met dit Verdrag.
2. Een persoon die woont op het grondgebied van Nieuw-Zeeland is, ten aanzien van zijn of haar kinderen die verblijven of wonen op het grondgebied van Nederland of Nieuw-Zeeland, gerechtigd tot de Nederlandse kinderbijslag alsof die persoon en die kinderen allen woonden op het grondgebied van Nederland.
3. Hij of zij die woont op het grondgebied van Nederland is, ten aanzien van zijn of haar kinderen die verblijven of wonen op het grondgebied van Nieuw-Zeeland, gerechtigd tot de Nederlandse kinderbijslag alsof die kinderen woonden op het grondgebied van Nederland.
C. GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN INZAKE BETALING VAN UITKERINGEN
1. Wanneer een Verdragsluitende Partij een uitkering betaalt aan een persoon die woont op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, laat die Verdragsluitende Partij de door de andere Verdragsluitende Partij aan die persoon of aan de echtgenoot of echtgenote van die persoon betaalde inkomensafhankelijke uitkeringen buiten beschouwing.
2. Wanneer een persoon in zowel Nederland als Nieuw-Zeeland een schuld inzake sociale zekerheid heeft opgebouwd op grond van het feit dat de Overeenkomst van 1990 die persoon aanspraak verleende op een hoger Nederlands ouderdomspensioen dan anders uitkeerbaar zou zijn, en het Nederlandse bedrijfspensioenfonds aan Nieuw-Zeeland de helft terugbetaalt van het bedrag dat dat fonds verschuldigd is vanwege die hogere aanspraak op ouderdomspensioen, schrapt de Nieuw-Zeelandse regering het restant van het bedrag dat zij aan die persoon verschuldigd is vanwege die hogere aanspraak en betaalt zij aan de schuldenaar een bedrag dat hoger is dan het verschil tussen de helft van de oorspronkelijke Nieuw-Zeelandse schuld op grond van die hogere aanspraak en het bedrag dat is terugbetaald door het Nederlandse bedrijfspensioenfonds en/of het bedrag van de oorspronkelijke schuld die door de schuldenaar reeds is terugbetaald aan de Nieuw-Zeelandse regering.
WEDERZIJDSE BIJSTAND
1. De bevoegde autoriteiten geven elkaar alle informatie die nodig is voor de toepassing van dit Verdrag of de respectieve wetten inzake sociale zekerheid van de Verdragsluitende Partijen betreffende alle aangelegenheden die zich voordoen ingevolge dit Verdrag of die wetten.
2. De organen verstrekken elkaar op verzoek:
a. alle informatie die in hun bezit is en andere bijstand benodigd voor de vaststelling of betaling van een uitkering of pensioen krachtens dit Verdrag of enige andere aanspraak krachtens hun respectieve wetten inzake sociale zekerheid;
b. de informatie die in hun bezit is en andere bijstand benodigd voor de invordering van een schulden inzake sociale zekerheid krachtens dit Verdrag of verband houdend met een andere aanspraak ingevolge hun respectieve wetten inzake sociale zekerheid;
c. alle informatie of bijstand benodigd voor de vaststelling of invordering van belastingen of premies die geheven worden met betrekking tot de sociale zekerheid.
3. Indien een orgaan informatie waarom het andere orgaan verzoekt niet bezit, maar die informatie in het bezit is van de belastingautoriteiten in de Staat van het orgaan dat het verzoek ontvangt, verwerft laatstbedoeld orgaan de informatie bij de belastingautoriteiten ten behoeve van het verzoekende orgaan.
4. Een orgaan dat informatie ontvangt ingevolge het tweede en derde lid kan die informatie verstrekken aan de belastingautoriteiten van die Partij ten behoeve van het vaststellen van door een persoon krachtens de wetten van de verzoekende Partij verschuldigde belasting, in verband met het opleggen van een aanslag of opsporing van belastingfraude of belastingontwijking krachtens de wetten van de verzoekende Partij.
5. Een orgaan verstrekt, op verzoek, aan het orgaan van de andere Partij alle informatie die dat orgaan nodig heeft om vragen te beantwoorden, een verslag te maken of een opgave te doen waarom verzocht is door een persoon of instelling die bevoegd is toe te zien op naleving van de wetten inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
6. In de in artikel 29 bedoelde administratieve akkoorden worden de voorwaarden en procedures omschreven voor vaststelling van de regeling die de Partijen naleven wanneer zij om informatie verzoeken of deze verstrekken ingevolge dit artikel. De administratieve akkoorden:
a. omvatten bepalingen die, met betrekking tot Nieuw-Zeeland, garanderen dat de waarborgen worden nageleefd die krachtens de Nieuw-Zeelandse wetten inzake de persoonlijke levenssfeer vereist zijn in akkoorden over het koppelen van gegevens en dat de akkoorden verenigbaar zijn met de regels inzake het koppelen van gegevens krachtens de Nieuw-Zeelandse wetten inzake de persoonlijke levenssfeer;
b. vermelden de gegevens waarom elke Partij ingevolge dit artikel kan verzoeken.
7. De in het tweede of derde lid bedoelde bijstand wordt kosteloos verleend.
8. Informatie die in overeenstemming met dit Verdrag aan een orgaan wordt toegezonden, wordt op dezelfde wijze beschermd als de informatie die wordt verkregen krachtens de wetten inzake sociale zekerheid van de ontvangende Partij.
1. Op verzoek verstrekt het orgaan van een Verdragsluitende Partij, binnen de grenzen van de wetgeving, aan het verbindingsorgaan of het orgaan van de andere Verdragsluitende Partij alle beschikbare medische informatie en bewijsstukken betreffende ziekte, letsel of arbeidsongeschiktheid van een aanvrager of ontvanger van een uitkering.
2. De instellingen kunnen elkaar verzoeken administratieve controles en medische onderzoeken uit te voeren van aanvragers of ontvangers van hun respectieve uitkeringen om te verifiëren of zij voor een uitkering in aanmerking komen.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
„verzoekend orgaan": een orgaan dat bijstand verzoekt bij het verhalen van een schuld inzake sociale zekerheid;
„aangezocht orgaan": een orgaan dat verzocht wordt bijstand te verlenen bij het verhalen van een schuld inzake sociale zekerheid; en
„schuld inzake sociale zekerheid": een schuld ontstaan krachtens de wetten inzake sociale zekerheid van een Verdragsluitende Partij, met inbegrip van ten behoeve van sociale zekerheid geheven belastingen of premies alsmede alle daaraan verbonden rente en kosten.
2. Op verzoek van het verzoekende orgaan verhaalt het aangezochte orgaan schulden inzake sociale zekerheid van het verzoekende orgaan, in overeenstemming met het recht en de bestuurlijke praktijk voor het verhalen van zijn eigen schulden inzake sociale zekerheid. Deze vorderingen betreffende schulden inzake sociale zekerheid genieten evenwel geen prioriteit in de Staat van het aangezochte orgaan en zij kunnen niet worden verhaald door middel van hechtenis van de schuldenaar wegens schuld. Evenmin is het aangezochte orgaan verplicht om executiemaatregelen te treffen waarin de wetten van de staat van het aangezocht orgaan niet voorzien.
3. Behoudens wanneer artikel 23 van toepassing is, zijn de bepalingen van het eerste lid alleen van toepassing op een schuld inzake sociale zekerheid wanneer het uitvoerend hoofd van het verzoekende orgaan een verklaring verstrekt waarin wordt aangegeven:
a. het bedrag van de schuld in de munt van zowel de Staat van het verzoekende orgaan als van het aangezochte orgaan;
b. dat de schuld een schuld is inzake sociale zekerheid;
c. dat voldaan is aan de bepalingen van het vijfde lid onder a;
d. dat voldaan is aan de bepalingen van het zesde lid;
e. dat de invordering van de schuld inzake sociale zekerheid is toegestaan in de Staat van het verzoekende orgaan, onder vermelding van de betrokken wetgeving waarbij de invordering wordt toegestaan;
f. dat het verzoek niet strijdig is met de bepalingen van het zevende lid; en
g. tenzij tussen de organen anders wordt overeengekomen, dat de schuld niet meer kan worden betwist krachtens de wetten inzake sociale zekerheid van de verzoekende Staat.
4. De verplichting om bijstand te verlenen bij het verhalen van schulden inzake sociale zekerheid betreffende een overleden persoon of diens nalatenschap wordt beperkt tot de waarde van de nalatenschap of de door elke begunstigde van de nalatenschap verworven eigendom, naar gelang de vordering moet worden verhaald op de nalatenschap of op de begunstigden daarvan.
5. Behoudens wanneer artikel 23 van toepassing is, is het aangezochte orgaan niet verplicht actie te ondernemen ten aanzien van het verzoek:
a. indien het verzoekende orgaan niet alle op zijn eigen grondgebied beschikbare middelen heeft aangewend, tenzij het aanwenden van deze middelen onevenredige moeilijkheden zou opleveren; of
b. indien en voor zover het de schuld inzake sociale zekerheid strijdig acht met de bepalingen van dit Verdrag of een ander verdrag waarbij beide Verdragsluitende Partijen partij zijn.
6. De organen kunnen in de administratieve akkoorden die worden opgesteld in overeenstemming met artikel 29, een minimumbedrag van een schuld inzake sociale zekerheid vaststellen dat kan worden verhaald ingevolge de bepalingen van dit artikel.
7. Aangelegenheden betreffende een termijn waarbinnen een schuld inzake sociale zekerheid kan worden ingevorderd, worden beheerst door het recht van de verzoekende Staat, maar de aangezochte Staat begint geen actie om een schuld inzake sociale zekerheid terug te vorderen indien meer dan 5 jaar verstreken zijn sinds die schuld voor het eerst is vastgesteld.
8. Behoudens wanneer artikel 23 van toepassing is, gaat het verzoek om administratieve bijstand bij het terugvorderen vergezeld van:
a. een verklaring ingevolge het derde lid;
b. alle andere voor de terugvordering benodigde documenten;
c. wanneer van toepassing, een gewaarmerkt afschrift van elke desbetreffende beslissing door een gerecht of bestuursorgaan gegeven.
9. De wisselkoers die gebruikt dient te worden ter vaststelling van het bedrag van een schuld inzake sociale zekerheid in de munt van de Staat van het aangezochte orgaan, is de verkoopkoers bij telegrafische overmaking, vastgesteld in de Staat van het verzoekende orgaan op de datum waarop de verklaring is gemaakt.
10. Indien, niettegenstaande het tweede lid, de schuldenaar een schuld inzake sociale zekerheid betwist nadat een verzoek om invordering daarvan is gedaan ingevolge het eerste lid, met instemming van beide organen en voor zover de wetten en bestuurlijke praktijk van de Staat van het aangezochte orgaan dit toestaan, neemt het aangezochte orgaan maatregelen om alle in zijn bezit zijnde bedragen die bestemd zijn voor de schuldenaar te bewaren met het oog op de invordering van het bedrag van de schuld inzake sociale zekerheid.
11. Handelingen van het verzoekende orgaan terzake van invordering, uit hoofde van een verzoek om bijstand die het gevolg zouden hebben van schorsing of stuiting van een in het zevende lid bedoelde termijn, hebben dit gevolg ook krachtens de wetten van de Staat van het verzoekende orgaan. Het aangezochte orgaan stelt het verzoekende orgaan in kennis van elk geval waarbij deze situatie zich voordoet.
12. Het aangezochte orgaan of de gerechten of bestuursorganen van de Staat van het aangezochte orgaan kunnen toestaan dat de betalingen worden uitgesteld of plaats vinden in termijnen, indien dit in vergelijkbare omstandigheden is toegestaan krachtens de wetten of bestuurlijke praktijken van dat orgaan of die Staat. Het aangezochte orgaan stelt het verzoekende orgaan van zulke beslissingen in kennis.
13. Behoudens wanneer artikel 23 van toepassing is, betaalt het verzoekende orgaan de redelijke kosten van de handelingen terzake van invordering en licht het aangezochte orgaan het verzoekende orgaan in over de geraamde kosten na ontvangst van een verzoek en alvorens over te gaan tot het verhalen van de schuld inzake sociale verzekering.
14. Het verzoekende orgaan is aansprakelijk voor alle financiële gevolgen die ontstaan door handelingen terzake van invordering welke ongerechtvaardigd blijken ten aanzien van de geldigheid van de schuld inzake sociale zekerheid.
15. Behoudens wanneer artikel 23 van toepassing is, wordt een bedrag ingevorderd door het aangezochte orgaan krachtens de bepalingen van dit artikel, minus de ingevolge het dertiende of veertiende lid in mindering te brengen bedragen, aan het verzoekende orgaan overgemaakt in de munt van de Staat van het aangezochte orgaan.
1. Wanneer een door één van de Partijen met betrekking tot een uitkering aan een persoon een bedrag is betaald dat hoger is dan het eventuele bedrag dat eigenlijk verschuldigd was met betrekking tot die uitkering, krachtens dit Verdrag of anderszins, trekt het orgaan van die andere Verdragsluitende Partij, indien daartoe verzocht door het andere orgaan en in overeenstemming met dit artikel, een bedrag gelijk aan het bovenbedoelde teveel betaalde bedrag af van het bedrag dag verschuldigd is met betrekking tot laatstbedoelde uitkering.
2. Het in het eerste lid bedoelde te veel betaalde bedrag is het bedrag vastgesteld door het orgaan van de Verdragsluitende Partij die het te veel betaalde bedrag heeft uitgekeerd.
3. De hoogte van de aftrek, overeenkomstig het eerste lid, van verschuldigde bedragen met betrekking tot een uitkering, alsmede bijkomende of daarmee verband houdende aangelegenheden, wordt bepaald door het orgaan van de Verdragsluitende Partij die de uitkering dient te betalen, in overeenstemming met de wetten inzake sociale zekerheid of de bestuurlijke praktijk van die Verdragsluitende Partij.
4. Bedragen die zijn afgetrokken door het orgaan van één van de Verdragsluitende Partijen in overeenstemming met het eerste lid, alsmede bedragen die door dat orgaan zijn ontvangen ingevolge het derde lid, worden overgemaakt aan het andere orgaan op de wijze zoals overeengekomen tussen de organen of in administratieve akkoorden ingevolge artikel 29.
In geen geval worden de bepalingen van dit Deel zo uitgelegd dat op het orgaan van een Verdragsluitende Partij de verplichting zou rusten bestuurlijke maatregelen uit te voeren die afwijken van de wetten of bestuurlijke praktijken van die of de andere Verdragsluitende Partij; of bijzonderheden te verstrekken die niet beschikbaar zijn krachtens de wetten of de gebruikelijke wijze van optreden van die of de andere Verdragsluitende Partij.
Een orgaan van een Verdragsluitende Partij kan een overigens betaalbare uitkering weigeren uit te betalen, opschorten of beëindigen indien dat orgaan oordeelt dat een aanvrager of ontvanger of het orgaan van de andere Verdragsluitende Partij nalaat terstond voldoende informatie te verstrekken of een onderzoek als vereist krachtens dit Verdrag te ondergaan of, naar gelang van het geval, uit te voeren.
DIVERSE BEPALINGEN
1. Een naar behoren ingediende aanvraag om een uitkering krachtens de wetgeving van één van de Verdragsluitende Partijen wordt beschouwd als een naar behoren ingediende aanvraag krachtens de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij.
2. De datum van ontvangst van een aanvraag of ander document overgelegd bij een bevoegde autoriteit of orgaan wordt beschouwd als datum van ontvangst van de aanvraag of het andere document door de andere bevoegde autoriteit of het andere orgaan. De aanvraag of het document wordt onverwijld doorgezonden naar het orgaan van de andere Verdragsluitende Partij.
1. De datum van ingang voor de uitbetaling van een uitkering krachtens dit Verdrag wordt vastgesteld in overeenstemming met de wetten inzake sociale zekerheid van de betrokken Verdragsluitende Partij, doch zal in geen geval eerder vallen dan de datum waarop dit Verdrag in werking treedt.
2. Tijdvakken van verzekering, wonen of arbeid in loondienst afgerond vóór de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag worden in aanmerking genomen ter vaststelling van het recht op een uitkering krachtens dit Verdrag.
1. Een persoon ten aanzien van wie een beslissing is genomen door de bevoegde autoriteit of het orgaan van een Verdragsluitende Partij, in verband met een aangelegenheid die zich voordoet krachtens dit Verdrag, heeft dezelfde rechten op heroverweging door, of beroep bij, bestuurlijke of rechterlijke instanties van die Verdragsluitende Partij als die waarin is voorzien krachtens de nationale wetten van de Verdragsluitende Partij.
2. Documenten met betrekking tot een heroverweging door of een beroep bij bestuurlijke of rechterlijke instanties ingesteld bij de wetten inzake sociale zekerheid van één van de Verdragsluitende Partijen, kunnen worden ingediend op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, en documenten die op deze wijze naar behoren zijn ingediend worden geacht naar behoren te zijn ingediend voor de toepassing van die wetten.
3. De datum waarop een document overeenkomstig het tweede lid naar behoren is ingediend op het grondgebied van één van de Verdragsluitende Partijen bepaalt of dat document is ingediend binnen een termijn die wordt gesteld door de wetten of bestuurlijke praktijk van de andere Verdragsluitende Partij die van toepassing zijn op het desbetreffende beroep.
De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen brengen door middel van een administratief akkoord de maatregelen tot stand die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dit Verdrag.
De bevoegde autoriteiten en organen kunnen rechtstreeks corresponderen met elkaar en met personen, ongeacht waar deze wonen, wanneer zulks nodig is ter toepassing van dit Verdrag. De correspondentie mag worden gevoerd in de Engelse of Nederlandse taal.
1. Betalingen krachtens dit Verdrag kunnen geldig worden gedaan in de munt van de Verdragsluitende Partij die de betaling doet.
2. Overmakingen van geld krachtens dit Verdrag geschieden in overeenstemming met de desbetreffende verdragen die op het tijdstip van overmaking tussen de Verdragsluitende Partijen van kracht zijn.
3. Ingeval door één van beide Verdragsluitende Partijen bepalingen worden ingevoerd die zijn gericht op de beperking van het wisselen of uitvoeren van valuta's, beslissen de Regeringen van de beide Verdragsluitende Partijen onmiddellijk over de maatregelen die noodzakelijk zijn ter verzekering van de overmaking van bedragen die de Verdragsluitende Partij of het orgaan verschuldigd is krachtens dit Verdrag.
1. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen regelen, voor zover mogelijk, alle geschillen die zich voordoen bij de uitlegging of toepassing van dit Verdrag, zulks in overeenstemming met de geest en grondbeginselen ervan.
2. De Verdragsluitende Partijen plegen onmiddellijk overleg op verzoek van een van hen aangaande aangelegenheden die niet zijn geregeld door de bevoegde autoriteiten in overeenstemming met het eerste lid.
3. Indien het geschil niet is geregeld binnen zes maanden na het eerste in het tweede lid van dit artikel voorgeschreven overleg, wordt het voorgelegd aan een scheidsgerecht, waarvan samenstelling en procedure door de Verdragsluitende Partijen worden overeengekomen. Het scheidsgerecht beslecht het geschil overeenkomstig de grondbeginselen en in de geest van dit Verdrag. De beslissing van het scheidsgerecht wordt genomen bij meerderheid van stemmen en is onherroepelijk en bindend voor de Verdragsluitende Partijen.
De Verdragsluitende Partijen kunnen te allen tijde overeenkomen bepalingen van dit Verdrag te herzien en aan de bevoegde autoriteiten verslag te doen aangaande de werking en doeltreffendheid van het Verdrag.
Een persoon die een Nieuw-Zeelandse uitkering ontvangt uit hoofde van artikel 7, artikel 8 of artikel 9 van de Overeenkomst van 1990 op de datum van beëindiging van die Overeenkomst, blijft aanspraak houden op die uitkering ter hoogte van het bedrag waarin ingevolge de Overeenkomst van 1990 wordt voorzien, maar een persoon die een Nieuw-Zeelandse ouderdomsuitkering ontvangt ter hoogte van het bedrag uit te keren aan een persoon die een echtgenoot of echtgenote heeft die niet uit eigen hoofde in aanmerking komt voor een Nieuw-Zeelands ouderdomspensioen, heeft geen recht meer op die hoogte wanneer zijn of haar echtgenote of echtgenoot de leeftijd van 65 jaar bereikt.
1. Beide Verdragsluitende Partijen stellen elkaar schriftelijk in kennis van de voltooiing van hun respectieve wettelijke en constitutionele procedures die zijn vereist voor de inwerkingtreding van dit Verdrag. Het Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van de laatste kennisgeving.
2. Het Koninkrijk der Nederlanden past dit Verdrag voorlopig toe vanaf de eerste dag van de tweede maand volgend op de ondertekening en voor het Koninkrijk der Nederlanden treedt dit Verdrag in werking met dien verstande dat de artikelen 2, eerste lid, onder b, 14, 15, zevende lid, 16, 17 en 18 terugwerkende kracht hebben tot 1 januari 2000.
3. Dit Verdrag blijft, onder voorbehoud van het vierde lid, van kracht tot het verstrijken van 12 maanden na de datum waarop één van beide Verdragsluitende Partijen van de andere langs diplomatieke weg een schriftelijke kennisgeving ontvangt van het voornemen van de andere Partij om het Verdrag te beëindigen.
4. Ingeval dit Verdrag wordt beëindigd in overeenstemming met het derde lid, blijft hij van kracht ten aanzien van personen die krachtens dit Verdrag:
a. op de datum van beëindiging een uitkering of pensioen ontvangen; of
b. vóór het verstrijken van het in dat lid bedoelde tijdvak een vordering hebben ingediend voor, en recht zouden hebben op, een uitkering of pensioen.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun respectieve Regeringen, dit Verdrag hebben ondertekend.
GEDAAN in tweevoud in de Engelse taal, te 's-Gravenhage, op 30 juni 2000.
Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
(w.g.) J. F. HOOGERVORST
Voor de Regering van Nieuw-Zeeland,
(w.g.) STEVEN MAHAREY
Zie Trb. 2001, 102.
Zie Trb. 2001, 102.
Zie Trb. 2001, 102.
Zie Trb. 2001, 102.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-2002-38.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.