A. TITEL

1. Zesde Aanvullend Protocol bij de Constitutie van de Wereldpostunie (zie blz. 1 e.v.); 2. Algemeen Reglement van de Wereldpostunie (zie blz. 4 e.v.); 3. Algemeen Postverdrag (zie blz. 28 e.v.); 4. Verdrag inzake postale financiële diensten (zie blz. 84 e.v.);

Beijing, 15 september 1999

B. TEKST

De tekst van het Zesde Aanvullend Protocol bij de Constitutie van de Wereldpostunie, van het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie, van het Algemeen Postverdrag en van het Verdrag inzake postale financiële diensten zijn geplaatst in Trb. 2002, 205.

C. VERTALING

Zesde aanvullend Protocol bij de Constitutie van de Wereldpostunie1

De gevolmachtigden van de Regeringen van de lidstaten van de Wereldpostunie, in Congres bijeen te Peking, hebben, gezien artikel 30, tweede lid, van de op 10 juli 1964 te Wenen opgestelde Constitutie van de Wereldpostunie, onder voorbehoud van bekrachtiging, de volgende wijzigingen van genoemde Constitutie aangenomen.

Artikel I (Artikel 22 gewijzigd)

Akten van de Unie

1. De Constitutie is de fundamentele Akte van de Unie. Zij bevat de organisatorische regels van de Unie.

2. Het Algemeen Reglement bevat de bepalingen die borg staan voor de toepassing van de Constitutie en het functioneren van de Unie. Het Algemeen Reglement is verplicht voor alle lidstaten.

3. Het Algemeen Postverdrag, de Regeling Brievenpost en de Regeling Postpakketten bevatten de gemeenschappelijke regels die van toepassing zijn op de internationale postdienst alsmede de bepalingen betreffende de briefpostdiensten en postpakketdiensten. Deze Akten zijn verplicht voor alle lidstaten.

4. In de Verdragen van de Unie en de bijbehorende Regelingen worden de diensten geregeld anders dan die van de brievenpost en de postpakketten tussen de lidstaten die daar partij bij zijn. Deze Verdragen en Regelingen zijn slechts verplicht voor die landen.

5. De Regelingen, die de voor de uitvoering van het Postverdrag en de overige verdragen benodigde maatregelen bevatten, worden vastgesteld door de Postraad, met in achtneming van de door het Congres genomen besluiten.

6. De eventueel als bijlage aan de in het derde, vierde en vijfde lid bedoelde Akten van de Unie gehechte Slotprotocollen bevatten de voorbehouden bij deze Akten.

Artikel II (Artikel 25 gewijzigd)

Ondertekening, waarmerking, bekrachtiging en andere wijzen van goedkeuring van de Akten van de Unie

1. De van het Congres afkomstige Akten van de Unie worden ondertekend door de gevolmachtigden van de lidstaten.

2. De Regelingen worden gewaarmerkt door de Voorzitter en de Secretaris-Generaal van de Postraad.

3. De Constitutie wordt zo snel mogelijk door de ondertekenende landen bekrachtigd.

4. De goedkeuring van de Akten van de Unie anders dan de Constitutie vindt plaats op basis van de constitutionele regels van de afzonderlijke ondertekenende landen.

5. Wanneer een land de Constitutie niet bekrachtigt of de overige door hem ondertekende Akten niet goedkeurt, blijven de Constitutie en de overige Akten onverminderd gelden voor de landen die deze wel hebben bekrachtigd of goedgekeurd.

Artikel III (Artikel 29 gewijzigd)

Indiening van voorstellen

1. De postdienst van een lidstaat is bevoegd hetzij tijdens het Congres, hetzij tussen twee Congressen in, voorstellen in te dienen betreffende de Akten van de Unie waarbij zijn land partij is.

2. Voorstellen betreffende de Unie en het Algemeen Reglement kunnen echter uitsluitend bij het Congres worden ingediend.

3. Bovendien worden voorstellen betreffende de Regelingen rechtstreeks bij de Postraad ingediend, maar deze moeten van tevoren door het Internationaal Bureau worden doorgezonden aan alle postdiensten van de lidstaten.

Artikel IV Toetreding tot het Aanvullend Protocol en tot de andere Akten van de Unie

1. De lidstaten die dit Protocol niet hebben ondertekend, kunnen hiertoe te allen tijde toetreden.

2. De lidstaten die partij zijn bij de door het Congres vernieuwde Akten maar die deze niet hebben ondertekend, zijn verplicht hiertoe zo snel mogelijk toe te treden.

3. De op de in het eerste en tweede lid bedoelde gevallen betrekking hebbende akten van toetreding moeten worden gericht aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Deze geeft van deze nederlegging kennis aan de Regeringen van de lidstaten.

Artikel V Inwerkingtreding en duur van het Aanvullend Protocol bij de Constitutie van de Wereldpostunie

Dit Protocol treedt in werking op 1 januari 2001 en blijft voor onbepaalde tijd van kracht.

TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden van de Regeringen van de lidstaten dit Aanvullend Protocol, dat dezelfde werking en waarde heeft als waren de bepalingen ervan opgenomen in de tekst van de Constitutie, hebben opgesteld en ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Een afschrift hiervan zal door de Regering van de lidstaat waar het Congres zetelt aan elke Partij worden toegezonden.

GEDAAN te Peking, op 15 september 1999.

(Voor de ondertekeningen zie blz. 89 e.v. van Trb. 2002, 205)


Algemeen Reglement van de Wereldpostunie

Gelet op artikel 22, tweede lid, van de op 10 juli 1964 te Wenen totstandgekomen Constitutie van de Wereldpostunie, hebben de ondergetekenden, gevolmachtigden van de Regeringen van de lidstaten van de Unie, in gemeenschappelijk overleg en onder voorbehoud van artikel 25, vierde lid, van genoemde Constitutie, in dit Algemeen Reglement de volgende bepalingen vastgelegd die borg staan voor de toepassing van de Constitutie en de werking van de Unie.

HOOFDSTUK I

WERKING VAN DE ORGANEN VAN DE UNIE

Artikel 101 Organisatie en bijeenkomst van Congressen en buitengewone Congressen

1. De vertegenwoordigers van de lidstaten komen uiterlijk vijf jaar na de datum van de vankrachtwording van de voorgaande Akten van het Congres in Congres bijeen.

2. Elke lidstaat laat zich bij het Congres vertegenwoordigen door een of meerdere gevolmachtigden die door hun Regering met de benodigde bevoegdheden zijn bekleed. Een lidstaat kan zich indien nodig laten vertegenwoordigen door de delegatie van een andere lidstaat. Een delegatie kan naast haar eigen land evenwel slechts één ander land vertegenwoordigen.

3. Bij de beraadslagingen beschikt elk land over één stem, onder voorbehoud van de in artikel 126 bedoelde sancties.

4. In beginsel wijst elk Congres het land aan waarin het volgende Congres plaatsvindt. Indien deze aanwijzing praktisch onuitvoerbaar blijkt, is de Raad van Bestuur bevoegd een land aan te wijzen waar het Congres zitting houdt, na overleg met dit land.

5. Na overleg met het Nationaal Bureau stelt de Regering de definitieve datum en exacte plaats van het Congres vast. In beginsel een jaar voor deze datum zendt de uitnodigende Regering een uitnodiging aan de Regering van elke lidstaat. Deze uitnodiging kan hetzij rechtstreeks aan de Regering worden gericht, hetzij door tussenkomst van een andere Regering of door tussenkomst van de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau.

6. Wanneer een Congres bijeen moet komen zonder uitnodigende Regering, treft het Internationaal Bureau, met instemming van de Raad van Bestuur en na overleg met de Regering van de Zwitserse Bondsstaat, de nodige maatregelen om het Congres bijeen te roepen en te organiseren in het land waar de Unie zetelt. In dat geval vervult het Internationaal Bureau de functie van uitnodigende Regering.

7. De plaats van bijeenkomst van een buitengewoon Congres wordt, na overleg met het Internationaal Bureau, vastgesteld door de lidstaten die het initiatief voor dat Congres hebben genomen.

8. De leden 2 tot en met 6 zijn mutatis mutandis van toepassing op buitengewone Congressen.

Artikel 102 Samenstelling, werking en vergaderingen van de Raad van Bestuur

1. De Raad van Bestuur bestaat uit eenenveertig leden die hun functie gedurende het tijdvak tussen twee opeenvolgende Congressen uitoefenen.

2. Het voorzitterschap wordt van rechtswege toegekend aan het gastheerland van het Congres. Indien dit land hiervan afziet, wordt het van rechtswege lid en beschikt de geografische groep waartoe het behoort derhalve over een extra zetel waarop de beperkingen van het derde lid niet van toepassing zijn. In dat geval kiest de Raad van Bestuur een van de leden die behoren tot de geografische groep waarvan het gastheerland deel uitmaakt tot voorzitter.

3. De veertig overige leden van de Raad van Bestuur worden door het Congres gekozen op basis van een billijke geografische spreiding. Ten minste de helft van de leden wordt bij elk Congres vernieuwd; geen enkele lidstaat kan achtereenvolgens door drie Congressen worden gekozen.

4. Elk lid van de Raad van Bestuur benoemt zijn vertegenwoordiger, die competent moet zijn op postaal gebied.

5. Het lidmaatschap van de Raad van Bestuur is onbezoldigd. De operationele kosten van deze Raad komen ten laste van de Unie.

6. De Raad van Bestuur heeft de volgende bevoegdheden:

6.1 het toezien op alle activiteiten van de Unie tussen Congressen in, rekening houdend met de besluiten van het Congres, door bestudering van de vraagstukken betreffende regeringsbeleid op postaal gebied en rekening houdend met de internationale beleidslijnen inzake regulering, zoals die welke betrekking hebben op de handel in diensten en mededinging;

6.2 in het kader van zijn bevoegdheden het in overweging nemen en goedkeuren van elke maatregel die nodig is voor het waarborgen en verhogen van de kwaliteit van de internationale postale dienst en deze moderniseren;

6.3 het bevorderen, coördineren en toezien op alle vormen van postale technische bijstand in het kader van internationale technische samenwerking;

6.4 het bestuderen en goedkeuren van de begroting en de jaarrekeningen van de Unie;

6.5 het toestaan, indien de omstandigheden zulks vereisen, van de overschrijding van het uitgavenplafond overeenkomstig artikel 125, derde, vierde en vijfde lid;

6.6 het vaststellen van het Financieel Reglement van de UPU;

6.7 het vaststellen van de regels van het Reservefonds;

6.8 het vaststellen van de regels van het Bijzondere Fonds;

6.9 het vaststellen van de regels van het Fonds Bijzondere Activiteiten;

6.10 het vaststellen van de regels van het Vrijwillig Fonds;

6.11 het zorgdragen voor de controle van de activiteiten van het Internationaal Bureau;

6.12 het, op verzoek, toestaan van de keuze van een lagere contributieklasse, overeenkomstig de in artikel 127, zesde lid, bedoelde voorwaarden;

6.13 het, op verzoek van een land, toestaan van de verandering van geografische groep, met inachtneming van de mening van de landen die lid zijn van de betrokken geografische groepen;

6.14 het vaststellen van de Rechtspositie van het personeel en de arbeidsvoorwaarden van de gekozen functionarissen;

6.15 het creëren of schrappen van arbeidsplaatsen bij het Internationaal Bureau, rekening houdend met de beperkingen die samenhangen met het vastgestelde uitgavenplafond;

6.16 het vaststellen van het Reglement van het Sociaal Fonds;

6.17 het goedkeuren van de door het Internationaal Bureau opgestelde jaarverslagen betreffende de activiteiten van de Unie en het financieel beheer en, in voorkomend geval, het leveren van commentaar hierop;

6.18 het nemen van beslissingen omtrent te leggen contacten met postdiensten voor het vervullen van zijn functies;

6.19 het, na overleg met de Postraad, nemen van beslissingen omtrent te leggen contacten met de organisaties die niet van rechtswege waarnemers zijn, het bestuderen en goedkeuren van de verslagen van het Internationaal Bureau over de betrekkingen van de UPU met de andere internationale instanties, het nemen van de door hem opportuun geachte maatregelen met betrekking tot het beheer van deze betrekkingen en het hieraan te geven gevolg; het, op een gelegen moment, aanwijzen van de internationale organisaties die moeten worden uitgenodigd om zich bij een Congres te laten vertegenwoordigen en het belasten van de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau met de verzending van de vereiste uitnodigingen;

6.20 het vaststellen, wanneer hij zulks nuttig acht, van de beginselen waarmee de Postraad rekening moet houden bij de bestudering van vraagstukken die belangrijke financiële gevolgen hebben (toeslagen, eindkosten, doorvoerkosten, basistarief van luchtvervoer van post en terpostbezorging van brievenpost in het buitenland), het nauwgezet volgen van de bestudering van deze vraagstukken en het beoordelen en goedkeuren van de op dezelfde onderwerpen betrekking hebbende voorstellen van de Postraad, teneinde te waarborgen dat deze overeenkomen met de eerdergenoemde beginselen;

6.21 het, op verzoek van het Congres, van de Postraad of van de postdiensten, bestuderen van de problemen van bestuurlijke, wetgevende en juridische aard die de Unie of de internationale postdienst aangaan; het is de taak van de Raad van Bestuur te besluiten of het op bovengenoemde gebieden al dan niet opportuun is de tussen de Congressen in door de postdiensten verzochte studies te ondernemen;

6.22 het uitbrengen van voorstellen die ter goedkeuring worden voorgelegd aan hetzij het Congres, hetzij de postdiensten overeenkomstig artikel 122;

6.23 het goedkeuren, in het kader van zijn bevoegdheden, van de aanbevelingen van de Postraad betreffende de aanneming, indien nodig, van nieuwe regelgeving of een nieuwe werkwijze in afwachting van een besluit terzake door het Congres;

6.24 het beoordelen van het door de Postraad opgestelde jaarverslag en, in voorkomend geval, de door deze Raad ingediende voorstellen;

6.25 het ter beoordeling aan de Postraad voorleggen van studieonderwerpen, overeenkomstig artikel 104, lid 9.16;

6.26 het aanwijzen van het land waar het volgende Congres zitting heeft in het in artikel 101, vierde lid, bedoelde geval;

6.27 het, te gelegener tijd en na overleg met de Postraad, vaststellen van het aantal Commissies dat benodigd is om de werkzaamheden van het Congres te verrichten en het vaststellen van hun bevoegdheden;

6.28 het, na overleg met de Postraad en onder voorbehoud van de goedkeuring van het Congres, aanwijzen van de lidstaten die mogelijk:

– de vice-voorzitterschappen van het Congres en de voorzitterschappen en vice-voorzitterschappen van de Commissies op zich kunnen nemen, zo veel mogelijk rekening houdend met een billijke geografische spreiding van de lidstaten;

– deel kunnen uitmaken van de Besloten Commissies van het Congres;

6.29 het beoordelen en goedkeuren van het ontwerp-strategisch plan dat aan het Congres moet worden voorgelegd en dat met de hulp van het Internationaal Bureau is opgesteld door de Postraad; het beoordelen en goedkeuren van de jaarlijkse herzieningen van het door het Congres vastgestelde plan, op basis van de aanbevelingen van de Postraad, en het met de Postraad samenwerken aan de jaarlijkse opstelling en actualisering van het plan.

7. Tijdens zijn eerste vergadering, die bijeen wordt geroepen door de Voorzitter van het Congres, kiest de Raad van Bestuur, uit zijn leden, vier Vice-Voorzitters en stelt hij zijn Reglement van orde vast.

8. Op bijeenroeping door de Voorzitter komt de Raad van Bestuur, in beginsel eenmaal per jaar, bijeen op de zetel van de Unie.

9. De Voorzitter, Vice-Voorzitters, de Voorzitters van de Commissies van de Raad van Bestuur alsmede de Voorzitter van de Strategische Planninggroep vormen de Commissie van Beheer. Deze Commissie bereidt de werkzaamheden van elke zitting van de Raad van Bestuur voor en geeft hieraan leiding. De Commissie keurt namens de Raad van Bestuur het door het Internationaal Bureau opgestelde jaarverslag betreffende de activiteiten van de Unie goed en neemt alle andere taken op zich die de Raad van Bestuur besluit aan haar op te dragen of die aan de hand van het strategische planningsproces noodzakelijk blijken.

10. De vertegenwoordiger van elk van de leden van de Raad van Bestuur die deelneemt aan de zittingen van dit orgaan, met uitzondering van de vergaderingen die tijdens een Congres plaatsvinden, heeft recht op de vergoeding van hetzij de prijs van een economy class retour vliegticket of van een eerste klasse treinkaartje, hetzij van de kosten van de reis met elk ander middel, mits het bedrag de prijs van een economy class retour vliegticket niet te boven gaat. Hetzelfde recht wordt toegekend aan de vertegenwoordiger van elk lid van de Commissies, Werkgroepen of andere organen van de Raad wanneer deze buiten het Congres en de zittingen van de Raad vergaderen.

11. De Voorzitter van de Postraad vertegenwoordigt deze Raad tijdens de zittingen van de Raad van Bestuur wanneer op de agenda punten voorkomen die betrekking hebben op het door hem geleide orgaan.

12. Teneinde een doeltreffende samenhang tussen de werkzaamheden van beide organen te waarborgen kan de Postraad vertegenwoordigers benoemen om de vergaderingen van de Raad van Bestuur in de hoedanigheid van waarnemers bij te wonen.

13. De postdienst van het land waar de Raad van Bestuur bijeenkomt wordt, indien dit land geen lid is van de Raad van Bestuur, verzocht de vergaderingen in de hoedanigheid van waarnemer bij te wonen.

14. De Raad van Bestuur kan elke internationale instantie, elke vertegenwoordiger van een vereniging of onderneming of elke daarvoor in aanmerking komende persoon die hij bij zijn werkzaamheden wenst te betrekken, uitnodigen zonder stemrecht zijn vergaderingen bij te wonen. Ook kan hij onder dezelfde voorwaarden een of meerdere postdiensten uitnodigen van de lidstaten die betrokken zijn bij de op de agenda geplaatste vraagstukken.

15. De leden van de Raad van Bestuur nemen metterdaad deel aan de activiteiten van de Raad. De lidstaten die niet tot de Raad van Bestuur behoren kunnen, op hun verzoek, medewerking verlenen aan de ondernomen studies, met inachtneming van de voorwaarden die de Raad kan stellen ter waarborging van het resultaat en de doeltreffendheid van zijn werkzaamheden. Ook kan op hen een beroep worden gedaan voor het voorzitten van Werkgroepen wanneer hun kennis of ervaring zulks rechtvaardigt. De deelname van lidstaten die niet tot de Raad van Bestuur behoren vindt plaats zonder extra kosten voor de Unie.

Artikel 103 Verslaglegging van de activiteiten van de Raad van Bestuur

1. Na elke zitting brengt de Raad van Bestuur de lidstaten van de Unie en de beperkte Unies op de hoogte van zijn activiteiten, met name door hun een analytisch verslag alsmede de resoluties en besluiten van de Raad te doen toekomen.

2. De Raad van Bestuur brengt aan het Congres verslag uit over al zijn activiteiten en doet dit ten minste twee maanden voor de opening van het Congres toekomen aan alle postdiensten.

Artikel 104 Samenstelling, werking en vergaderingen van de Postraad

1. De Postraad is samengesteld uit veertig leden die hun functie gedurende het tijdvak tussen twee opeenvolgende Congressen uitoefenen.

2. De leden van de Postraad worden door het Congres gekozen, aan de hand van een duidelijk omschreven geografische spreiding. Vierentwintig zetels zijn gereserveerd voor de ontwikkelingslanden en zestien zetels voor de ontwikkelde landen. Bij elk Congres wordt ten minste een derde van het aantal leden vernieuwd.

3. De vertegenwoordiger van elk van de leden van de Postraad wordt benoemd door de postdienst van zijn land. Deze vertegenwoordiger moet een gekwalificeerd functionaris van de postdienst zijn.

4. De operationele kosten van de Postraad komen ten laste van de Unie. De leden van de Raad ontvangen geen enkele vergoeding. De reis- en verblijfkosten van de vertegenwoordigers van de aan de Postraad deelnemende postdiensten komen ten laste van deze diensten. De vertegenwoordiger van elk van de landen die volgens de door de Organisatie van de Verenigde Naties opgestelde lijsten als benadeelde landen worden beschouwd, hebben, behalve voor vergaderingen die gedurende het Congres plaatsvinden, evenwel recht op vergoeding van hetzij de prijs van een economy class retour vliegticket of een eerste klasse treinkaartje, hetzij de kosten van de reis met elk ander middel, mits dat bedrag de prijs van het economy class retour vliegticket niet te boven gaat.

5. Tijdens zijn eerste vergadering, die bijeen wordt geroepen en wordt geopend door de Voorzitter van het Congres, kiest de Postraad uit zijn leden een Voorzitter, een Vice-Voorzitter, de Commissievoorzitters en de Voorzitter van de Strategische Planninggroep.

6. De Postraad stelt zijn eigen Reglement van orde vast.

7. In beginsel vergadert de Postraad jaarlijks op de zetel van de Unie. De datum en plaats van de vergadering worden door de Voorzitter van de Raad vastgesteld, na overeenstemming met de Voorzitter van de Raad van Bestuur en de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau.

8. De Voorzitter, de Vice-Voorzitter, de Voorzitters van de Commissies van de Postraad alsmede de Voorzitter van de Strategische Planninggroep vormen de Commissie van Beheer. Deze Commissie bereidt de werkzaamheden van elke zitting van de Postraad voor en geeft hieraan leiding, en neemt alle taken op zich die de Raad besluit aan haar op te dragen of die aan de hand van het strategische planningsproces noodzakelijk blijken.

9. De Postraad heeft de volgende bevoegdheden:

9.1 het leiden van de bestudering van de belangrijkste exploitatie-, handels-, technische en economische problemen en problemen op het gebied van technische samenwerking die van belang zijn voor de postdiensten van alle lidstaten van de Unie, in het bijzonder vraagstukken die aanzienlijke financiële gevolgen hebben (toeslagen, eindkosten, doorvoerkosten, basistarief luchtvervoer, quota postpakketten en terpostbezorging van briefpostzendingen in het buitenland), het samenstellen van informatie en het formuleren van opinies hieromtrent en het aanbevelen van te nemen maatregelen;

9.2 het herzien van de Regelingen van de Unie binnen zes maanden na de sluiting van het Congres, tenzij het Congres anderszins besluit; bij spoedeisende aangelegenheden kan de Postraad eveneens de genoemde Regelingen wijzigen tijdens andere zittingen; in beide gevallen blijft de Postraad wat betreft het beleid en de fundamentele beginselen ondergeschikt aan de richtlijnen van de Raad van Bestuur;

9.3 het coördineren van de praktische maatregelen voor de ontwikkeling en de verbetering van de internationale postale diensten;

9.4 het, onder voorbehoud van de goedkeuring van de Raad van Bestuur in het kader van diens bevoegdheden, ondernemen van elke actie die nodig wordt geacht voor het behouden en verbeteren van de kwaliteit van de internationale postale dienst en om deze te moderniseren;

9.5 het formuleren van voorstellen die ter goedkeuring worden voorgelegd aan hetzij het Congres, hetzij aan de postdiensten overeenkomstig artikel 122; de goedkeuring van de Raad van Bestuur is vereist wanneer deze voorstellen betrekking hebben op vraagstukken die onder de bevoegdheid van de Raad vallen;

9.6 het, op verzoek van de postdienst van een lidstaat, bestuderen van elk voorstel dat deze postdienst overeenkomstig artikel 121 aan het Internationaal Bureau zendt, het opstellen van het commentaar hierop en het Bureau opdragen deze bij het genoemde voorstel te voegen alvorens dit ter goedkeuring voor te leggen aan de postdiensten van de lidstaten;

9.7 het, indien nodig, aanbevelen en eventueel aannemen – na goedkeuring door de Raad van Bestuur en overleg met alle postdiensten – van regelgeving of een nieuwe werkwijze in afwachting van het besluit van het Congres terzake;

9.8 het, in de vorm van aanbevelingen aan de postdiensten, opstellen en aanreiken van normen op het gebied van techniek en exploitatie en op andere gebieden binnen zijn bevoegdheden waarop een uniforme werkwijze onmisbaar is; de postraad verstrekt dienovereenkomstig, indien nodig, ook wijzigingen van reeds door hem vastgestelde normen;

9.9 het, in overleg met de Raad van Bestuur en met diens goedkeuring, bestuderen van het door het Internationaal Bureau opgestelde en aan het Congres voor te leggen ontwerp-strategisch plan van de UPU; het jaarlijks herzien van het door het Congres goedgekeurde plan, met de medewerking van de Strategische Planninggroep en het Internationaal Bureau, alsmede met de goedkeuring van de Raad van Bestuur;

9.10 het goedkeuren van het door het Internationaal Bureau opgestelde jaarverslag inzake de activiteiten van de Unie, op die onderdelen die betrekking hebben op de taken en verantwoordelijkheden van de Postraad;

9.11 het nemen van besluiten ten aanzien van de met de postdiensten te leggen contacten voor de vervulling van zijn taken;

9.12 het bestuderen van de problemen die verband houden met het onderwijs en de beroepsopleiding die nieuwe landen en ontwikkelingslanden aangaan;

9.13 het treffen van de nodige maatregelen met het oog op de bestudering en verspreiding van de door bepaalde landen opgedane ervaring en geboekte vooruitgang op het gebied van techniek, exploitatie, economie en beroepsopleiding die de postdiensten aangaan;

9.14 het bestuderen van de huidige situatie en de behoefte aan postale diensten in nieuwe landen en ontwikkelingslanden en het opstellen van passende aanbevelingen over de wijze waarop en de middelen waarmee de postale diensten in deze landen kunnen worden verbeterd;

9.15 het, na overleg met de Raad van Bestuur, nemen van passende maatregelen op het gebied van technische samenwerking met alle lidstaten van de Unie, in het bijzonder met nieuwe landen en ontwikkelingslanden;

9.16 het bestuderen van alle overige vraagstukken die door een lid van de Postraad, door de Raad van Bestuur of door een postdienst van een lidstaat aan hem worden voorgelegd.

10. De leden van de Postraad nemen daadwerkelijk deel aan de activiteiten van de Raad. De postdiensten van de lidstaten die niet tot de Postraad behoren kunnen, op hun verzoek, aan de studies meewerken, mits zij zich voegen naar de voorwaarden die de Raad kan stellen ter waarborging van het resultaat en de doeltreffendheid van zijn werkzaamheden. Op de postdiensten van de lidstaten kan eveneens een beroep worden gedaan om werkgroepen voor te zitten wanneer hun kennis of ervaring zulks rechtvaardigt.

11. Op basis van het door het Congres aangenomen strategisch plan van de UPU en, in het bijzonder, het gedeelte dat betrekking heeft op de strategieën van de permanente organen van de Unie, stelt de Postraad tijdens zijn zitting na het Congres, een basiswerkprogramma op dat een aantal tactieken bevat ter verwezenlijking van de strategieën. Dit basisprogramma, dat een beperkt aantal werkzaamheden op het gebied van actuele onderwerpen van gemeenschappelijk belang behelst, wordt jaarlijks herzien aan de hand van de nieuwe feiten en prioriteiten en de in het strategisch plan aangebrachte wijzigingen.

12. Teneinde te zorgen voor een doeltreffende samenhang tussen de werkzaamheden van beide organen kan de Raad van Bestuur vertegenwoordigers benoemen om de vergaderingen van de Postraad in de hoedanigheid van waarnemers bij te wonen.

13. De Postraad kan, zonder stemrecht, op haar vergaderingen uitnodigen:

13.1 elke internationale instantie of iedere gekwalificeerde persoon die hij bij zijn werkzaamheden wenst te betrekken;

13.2 postdiensten van de lidstaten die niet tot de Postraad behoren;

13.3 elke vereniging of onderneming waarmee hij overleg wenst te plegen over vraagstukken die op zijn activiteiten betrekking hebben.

Artikel 105 Verslaglegging van de activiteiten van de Postraad

1. Na elke zitting brengt de Postraad de postdiensten van de lidstaten en de beperkte Unies op de hoogte van zijn activiteiten, met name door hun een analytisch verslag alsmede de resoluties en besluiten van de Raad te doen toekomen.

2. De Postraad stelt, ten behoeve van de Raad van Bestuur, een jaarverslag van zijn activiteiten op.

3. De Postraad stelt, ten behoeve van het Congres een verslag op over al zijn activiteiten en doet dit ten minste twee maanden voor de opening van het Congres toekomen aan alle postdiensten.

Artikel 106 Reglement van orde van de Congressen

1. Voor de organisatie van zijn werkzaamheden en de voering van zijn beraadslagingen past het Congres het Reglement van orde van de Congressen toe.

2. Elk Congres kan dit Reglement wijzigen onder de in het Reglement van orde zelf vastgestelde voorwaarden.

Artikel 107 Werktalen van het Internationaal Bureau

De werktalen van het Internationaal Bureau zijn het Frans en het Engels.

Artikel 108 Talen die worden gebruikt voor verslaglegging, beraadslagingen en dienstcorrespondentie

1. Voor de stukken van de Unie worden de Franse, Engelse, Arabische en Spaanse taal gebruikt. Tevens worden de Duitse, Chinese, Portugese en Russische taal gebruikt, mits de productie in deze talen zich beperkt tot de belangrijkste basisstukken. Ook worden andere talen gebruikt, mits de lidstaten die daarom verzoeken alle kosten ervan dragen.

2. De lidstaat of -staten die om een andere taal dan de officiële taal hebben verzocht, vormen een taalgroep.

3. De stukken worden door het Internationaal Bureau gepubliceerd in de officiële taal en in de talen van de samengestelde taalgroepen, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van de regionale bureaus van deze groepen, overeenkomstig de met het Internationaal Bureau overeengekomen modaliteiten. De publicatie in de verschillende talen vindt volgens hetzelfde model plaats.

4. De rechtstreeks door het Internationaal Bureau gepubliceerde stukken worden, voor zover mogelijk, gelijktijdig verspreid in de verschillende talen waarom is verzocht.

5. De correspondentie tussen de postdiensten en het Internationaal Bureau en tussen dit Bureau en derden kan worden uitgewisseld in elke taal waarvoor het Internationaal Bureau een vertaaldienst heeft.

6. De vertaalkosten in ongeacht welke taal, met inbegrip van die welke voortvloeien uit de toepassing van het vijfde lid, worden gedragen door de taalgroep die om die taal heeft verzocht. De lidstaten die de officiële taal gebruiken storten, voor de vertaling van niet-officiële stukken, een forfaitaire contributie waarvan het bedrag per contributie-eenheid gelijk is aan het bedrag dat wordt betaald door de landen die gebruik maken van de andere werktaal van het Internationaal Bureau. Alle overige kosten die verband houden met de verstrekking van stukken worden door de Unie gedragen. Het plafond van de door de Unie voor de levering van stukken in het Duits, Chinees, Portugees en Russisch te dragen kosten wordt vastgesteld in een resolutie van het Congres.

7. De door een taalgroep te dragen kosten worden verdeeld over de leden van deze groep, in verhouding tot hun bijdrage aan de uitgaven van de Unie. De kosten kunnen volgens een andere verdeelsleutel over de leden van de taalgroep worden verdeeld, mits de betrokkenen het hierover eens worden en het Internationaal Bureau via de woordvoerder van de groep van hun besluit in kennis stellen.

8. Het Internationaal Bureau geeft na een termijn die ten hoogste twee jaren mag bedragen gevolg aan elke wijziging van de taalkeuze waarom door een lidstaat wordt verzocht.

9. Voor de beraadslagingen van de organen van de Unie worden de Franse, de Engelse, de Spaanse en de Russische taal toegelaten, door middel van een tolksysteem – met of zonder elektronische apparatuur – waarvan de keuze wordt overgelaten aan het oordeel van de organisatoren van de vergadering, na overleg met de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau en met de betrokken lidstaten.

10. Voor de in het negende lid bedoelde beraadslagingen en vergaderingen worden eveneens andere talen toegestaan.

11. De delegaties die andere talen gebruiken, dragen zorg voor de simultane vertolking in een van de in het negende lid bedoelde talen, hetzij door middel van het in dat lid bedoelde systeem, wanneer de benodigde technische aanpassingen kunnen worden gerealiseerd, hetzij door middel van persoonlijke tolken.

12. De kosten van de tolkdiensten worden verdeeld over de lidstaten die dezelfde taal gebruiken, in verhouding tot hun bijdrage aan de uitgaven van de Unie. De installatie- en onderhoudskosten van de technische apparatuur worden evenwel door de Unie gedragen.

13. De postdiensten kunnen afspraken maken met betrekking tot de in hun wederzijdse betrekkingen voor dienstcorrespondentie te gebruiken taal. Bij gebreke van dergelijke afspraken wordt de Franse taal gebruikt.

HOOFDSTUK II

INTERNATIONAAL BUREAU

Artikel 109 Verkiezing van de Directeur-Generaal en de Plaatsvervangend Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau

1. De Directeur-Generaal en de Plaatsvervangend Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau worden door het Congres gekozen voor het tijdvak tussen twee opeenvolgende Congressen; de minimumduur van hun mandaat is vijf jaar. Hun mandaat kan eenmaal worden vernieuwd. Behoudens tegenbesluit van het Congres wordt de datum waarop zij hun functie aanvaarden vastgesteld op 1 januari van het jaar volgend op het Congres.

2. Ten minste zeven maanden voor de opening van het Congres zendt de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau een mededeling aan de Regeringen van de lidstaten, waarin deze worden verzocht eventuele kandidaten voor te dragen voor de functies van Directeur-Generaal en Plaatsvervangend Directeur-Generaal en waarin tegelijkertijd wordt vermeld of de zittende Directeur-Generaal of Plaatsvervangend Directeur-Generaal geïnteresseerd zijn in de eventuele verlenging van hun initiële mandaat. De kandidaatstellingen, voorzien van een curriculum vitae, moeten het Internationaal Bureau ten minste twee maanden voor de opening van het Congres bereiken. De kandidaten moeten ingezetenen zijn van de lidstaten die hen voordragen. Het Internationaal Bureau stelt de voor het Congres benodigde stukken op. De verkiezing van de Directeur-Generaal en van de Plaatsvervangend Directeur-Generaal vindt plaats door middel van geheime stemming, waarbij de eerste verkiezing die van de functie van Directeur-Generaal betreft.

3. Indien de functie van Directeur-Generaal vacant wordt, vervult de Plaatsvervangend Directeur-Generaal de taken van de Directeur-Generaal tot aan het einde van het geplande mandaat van de Directeur-Generaal; hij is voor deze functie verkiesbaar en wordt ambtshalve als kandidaat toegelaten, onder het voorbehoud dat zijn initiële mandaat als Directeur-Generaal niet reeds eenmaal door het voorgaande Congres is verlengd en dat hij verklaart er belang aan te hechten om als kandidaat voor de functie van Directeur-Generaal te worden aangemerkt.

4. In geval van een gelijktijdige vacature voor de functie van Directeur-Generaal en Plaatsvervangend Directeur-Generaal kiest de Raad van Bestuur, op basis van de na een vergelijkend examen ontvangen kandidaatstellingen, een Plaatsvervangend Directeur-Generaal voor het tijdvak tot het volgende Congres. Voor de kandidaatstellingen is het tweede lid mutatis mutandis van toepassing.

5. Indien de functie van Plaatsvervangend Directeur-Generaal vacant wordt, draagt de Raad van Bestuur, op voorstel van de Directeur-Generaal, een van de Assistent Directeuren-Generaal bij het Internationaal Bureau op de taken van de Plaatsvervangend Directeur-Generaal tot aan het volgende Congres te vervullen.

Artikel 110 Taken van de Directeur-Generaal

1. De Directeur-Generaal organiseert, bestuurt en leidt het Internationaal Bureau, en is de wettelijk vertegenwoordiger ervan. Hij is bevoegd tot het indelen van de functies in de rangen G 1 tot en met D 2, en tot het bevorderen van de functionarissen in deze rangen. Voor benoemingen in de rangen P 1 tot en met D 2 moet hij de beroepsbekwaamheid in acht nemen van de kandidaten die zijn aanbevolen door postdiensten van de lidstaten waarvan zij de nationaliteit hebben, of waar zij hun beroep uitoefenen, rekening houdend met een billijke geografische spreiding over de continenten en taalspreiding. De functie van Assistent Directeur-Generaal moet, met inachtneming van het doorslaggevende criterium van de doeltreffendheid van het Internationaal Bureau, zoveel mogelijk worden vervuld door kandidaten uit andere regio's dan waaruit de Directeur-Generaal en de Plaatsvervangend Directeur-Generaal afkomstig zijn. Indien voor bepaalde functies bijzondere bekwaamheden vereist zijn, kan de Directeur-Generaal extern werven. Bij de benoeming van een nieuwe functionaris houdt de Directeur-Generaal er tevens rekening mee dat de personen in de functies van de rangen D 2, D 1 en P 5 ingezetenen van verschillende lidstaten van de Unie moeten zijn. Bij de bevordering van een functionaris van het Internationaal Bureau in de rangen D 2, D 1 en P 5 is hij niet verplicht hetzelfde beginsel toe te passen. Bovendien komt de eis van een billijke geografische spreiding en taalspreiding na de bekwaamheid die uit het wervingsproces blijkt. De Directeur-Generaal brengt de Raad van Bestuur eenmaal per jaar op de hoogte van de benoemingen en bevorderingen in de rangen P 4 tot en met D 2.

2. De Directeur-Generaal heeft de volgende bevoegdheden:

2.1 het vervullen van de taken van depositaris van de Akten van de Unie en van tussenpersoon bij de procedure voor toetreding en toelating tot de Unie alsmede bij de procedure voor het verlaten ervan;

2.2 het aan alle Regeringen van de lidstaten kennisgeven van de besluiten van het Congres;

2.3 het aan alle postdiensten kennisgeven van het door de Postraad vastgestelde of herziene Reglement;

2.4 het opstellen van de jaarlijkse ontwerpbegroting van de Unie op het laagst mogelijke niveau dat nog verenigbaar is met de behoeften van de Unie en deze op een gelegen tijdstip ter beoordeling voorleggen aan de Raad van Bestuur; het, na goedkeuring door de Raad van Bestuur, aan de lidstaten mededelen van de begroting en deze ten uitvoer leggen;

2.5 het uitvoeren van de specifieke door de organen van de Unie verzochte activiteiten alsmede die welke hem uit hoofde van de Akten worden toegewezen;

2.6 het nemen van initiatieven voor het verwezenlijken van de door de organen van de Unie gestelde doelen, in het kader van het vastgestelde beleid en de beschikbare gelden;

2.7 het aan de Raad van Bestuur of aan de Postraad voorleggen van suggesties en voorstellen;

2.8 het opstellen, ten behoeve van de Postraad en op basis van de door deze Raad gegeven richtlijnen, van het ontwerp-strategisch plan dat aan het Congres moet worden voorgelegd en van de jaarlijkse ontwerp-herziening;

2.9 het vertegenwoordigen van de Unie;

2.10 het optreden als tussenpersoon in de betrekkingen tussen:

– de UPU en de Beperkte Unies;

– de UPU en de Organisatie van de Verenigde Naties;

– de UPU en de internationale organisaties wier activiteiten voor de Unie van belang zijn;

– de UPU en de internationale organisaties, verenigingen of ondernemingen waarmee de organen van de Unie overleg wensen te plegen of die zij bij hun werkzaamheden wensen te betrekken;

2.11 het vervullen van de taak van Secretaris-Generaal van de organen van de Unie en het in die hoedanigheid, met inachtneming van de bijzondere bepalingen van dit Reglement toezien op:

– de voorbereiding en de organisatie van de werkzaamheden van de organen van de Unie;

– de opstelling, vervaardiging en verspreiding van stukken, rapporten en verslagen;

– het functioneren van het secretariaat gedurende de vergaderingen van de organen van de Unie;

2.12 het verlenen van bijstand bij de zittingen van de organen van de Unie en het zonder stemrecht deelnemen aan de beraadslagingen, met de mogelijkheid zich te laten vertegenwoordigen.

Artikel 111 Taken van de Plaatsvervangend Directeur-Generaal

1. De Plaatsvervangend Directeur-Generaal staat de Directeur-Generaal bij en is verantwoording aan hem verschuldigd.

2. In geval van afwezigheid of verhindering van de Directeur-Generaal oefent de Plaatsvervangend Directeur-Generaal zijn bevoegdheden uit. Hetzelfde geldt indien de in artikel 109, derde lid, bedoelde functie van Directeur-Generaal vacant is.

Artikel 112 Secretariaat van de organen van de Unie

Het secretariaat van de organen van de Unie wordt verzorgd door het Internationaal Bureau onder de verantwoordelijkheid van de Directeur-Generaal. Hij zendt alle stukken die naar aanleiding van elke zitting worden gepubliceerd aan de postdiensten van de leden van het orgaan, aan de postdiensten van de landen die, zonder lid van het orgaan te zijn, meewerken aan de studies, aan de Beperkte Unies alsmede aan de andere postdiensten van de lidstaten die daarom verzoeken.

Artikel 113 Lijst van lidstaten

Het Internationaal Bureau stelt een lijst van lidstaten van de Unie op en houdt deze bij; hierin wordt hun contributieklasse vermeld, hun geografische groep en hun positie ten aanzien van de Akten van de Unie.

Artikel 114 Inlichtingen. Mening. Verzoek om uitlegging en wijziging van de Akten. Onderzoeken. Optreden bij de vereffening van rekeningen

1. Het Internationaal Bureau houdt zich te allen tijde ter beschikking van de Raad van Bestuur, van de Postraad en van de postdiensten voor het verstrekken van alle nuttige inlichtingen inzake vraagstukken die met de dienst verband houden.

2. Het Internationaal Bureau is in het bijzonder belast met het bijeenbrengen, coördineren, publiceren en verspreiden van inlichtingen van uiteenlopende aard die van belang zijn voor de internationale postale dienst; het op verzoek van de betrokken partijen uitbrengen van een mening over geschillen; het gevolg geven aan verzoeken om uitlegging en wijziging van de Akten van de Unie en, in het algemeen, het verrichten van studies en redactionele of documentaire werkzaamheden die de genoemde Akten aan hem toekennen of die hem in het belang van de Unie worden opgedragen.

3. Hij verricht eveneens de onderzoeken waarom door de postdiensten wordt verzocht teneinde de mening van de andere postdiensten met betrekking tot een bepaald vraagstuk te weten te komen. De uitkomst van een onderzoek heeft niet het karakter van een stemming en is niet formeel bindend.

4. Het Internationaal Bureau kan in de hoedanigheid van clearing office optreden bij de vereffening van rekeningen van uiteenlopende aard die betrekking hebben op de postale dienst.

Artikel 115 Technische samenwerking

Het Internationaal Bureau is in het kader van de internationale technische samenwerking belast met de ontwikkeling van de postale technische bijstand in al zijn vormen.

Artikel 116 Door het Internationaal Bureau verstrekte formulieren

Het Internationaal Bureau is belast met het doen vervaardigen van internationale antwoordcoupons en met de verstrekking hiervan aan de postdiensten die daarom verzoeken.

Artikel 117 Akten van de Beperkte Unies en bijzondere regelingen

1. Twee exemplaren van de Akten van de Beperkte Unies en van de ingevolge artikel 8 van de Constitutie gesloten bijzondere regelingen moeten door de Bureaus van deze Unies of, bij gebreke daarvan, door een van de verdragsluitende partijen aan het Internationaal Bureau worden gezonden.

2. Het Internationaal Bureau ziet erop toe dat de Akten van de Beperkte Unies en de bijzondere regelingen niet voorzien in minder gunstige voorwaarden voor het publiek dan die welke in de Akten van de Unie zijn voorzien en brengt de postdiensten op de hoogte van het bestaan van bovengenoemde Unies en regelingen. Het Internationaal Bureau meldt elke uit hoofde van deze bepaling vastgestelde onregelmatigheid aan de Raad van Bestuur.

Artikel 118 Periodiek van de Unie

Het Internationaal Bureau stelt met behulp van de hem ter beschikking gestelde stukken een periodiek op in de Duitse, Engelse, Chinese, Spaanse, Franse en Russische taal.

Artikel 119 Jaarverslag van de activiteiten van de Unie

Het Internationaal Bureau stelt een jaarverslag op van de activiteiten van de Unie en doet dit, na goedkeuring door de Raad van Bestuur, toekomen aan de postdiensten, de Beperkte Unies en aan de Organisatie van de Verenigde Naties.

HOOFDSTUK III

PROCEDURE VOOR DE INDIENING EN DE BEOORDELING VAN VOORSTELLEN

Artikel 120 Procedure voor de indiening van voorstellen bij het Congres

1. Onder voorbehoud van de uitzonderingen bedoeld in het tweede en vijfde lid wordt de indiening bij het Congres van voorstellen van ongeacht welke aard door de postdiensten van de lidstaten geregeld door de volgende procedure:

  • a. geaccepteerd worden voorstellen die ten minste zes maanden vóór de voor het Congres vastgestelde datum door het Internationaal Bureau worden ontvangen;

  • b. gedurende het tijdvak van zes maanden voorafgaand aan de voor het Congres vastgestelde datum mogen geen voorstellen van redactionele aard worden ingediend;

  • c. inhoudelijke voorstellen die door het Internationaal Bureau worden ontvangen in de periode tussen zes en vier maanden vóór de voor het Congres vastgestelde datum worden uitsluitend geaccepteerd indien deze worden gesteund door ten minste twee postdiensten;

  • d. inhoudelijke voorstellen die door het Internationaal Bureau worden ontvangen in de periode tussen vier en twee maanden voorafgaand aan de voor het Congres vastgestelde datum worden uitsluitend geaccepteerd indien deze worden ondersteund door ten minste acht postdiensten; de voorstellen die daarna worden ontvangen, worden niet meer geaccepteerd;

  • e. de steunverklaringen moeten door het Internationaal Bureau binnen dezelfde termijn worden ontvangen als de voorstellen waarop deze betrekking hebben.

2. Voorstellen betreffende de Constitutie of het Algemeen Reglement moeten ten minste zes maanden vóór de opening van het Congres door het Internationaal Bureau worden ontvangen; voorstellen die na die datum maar vóór de opening worden ontvangen, kunnen slechts in aanmerking worden genomen indien het Congres daartoe met een meerderheid van tweederden van de bij het Congres vertegenwoordigde landen beslist en indien aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden wordt voldaan.

3. Elk voorstel mag in beginsel slechts één doel hebben en uitsluitend wijzigingen bevatten die door dat doel worden gerechtvaardigd.

4. De voorstellen van redactionele aard worden door de postdiensten die deze indienen bovenaan voorzien van de vermelding „Voorstel van redactionele aard" en door het Internationaal Bureau gepubliceerd onder een nummer, gevolgd door de letter R. De voorstellen die niet van deze vermelding zijn voorzien, maar die naar het oordeel van het Internationaal Bureau van louter redactionele aard zijn, worden gepubliceerd met een passende annotatie; het Internationaal Bureau stelt ten behoeve van het Congres een lijst van deze voorstellen op.

5. De in het eerste en vierde lid bedoelde procedure is noch van toepassing op voorstellen betreffende het Reglement van orde van de Congressen, noch op wijzigingen van reeds gedane voorstellen.

Artikel 121 Procedure voor de indiening van voorstellen tussen twee Congressen

1. Om in aanmerking te worden genomen moet elk voorstel betreffende het Verdrag of de Regelingen dat door een postdienst tussen twee Congressen in wordt ingediend, worden gesteund door ten minste twee andere postdiensten. Aan deze voorstellen wordt geen gevolg gegeven indien het Internationaal Bureau niet tegelijkertijd de benodigde steunverklaringen ontvangt.

2. Deze voorstellen worden door tussenkomst van het Internationaal Bureau aan de andere postdiensten gericht.

3. Voorstellen betreffende de Regelingen behoeven geen steun, maar worden slechts door de Postraad in aanmerking genomen indien deze de spoedeisende noodzaak ervan onderschrijft.

Artikel 122 Beoordeling van de voorstellen tussen twee Congressen in

1. Elk voorstel betreffende het Verdrag, de Regelingen en hun Slotprotocollen is onderworpen aan de volgende procedure: de postdiensten van de lidstaten krijgen twee maanden de tijd om het door middel van een circulaire van het Internationaal Bureau bekend gemaakte voorstel te beoordelen en, in voorkomend geval, hun opmerkingen aan dit Bureau te doen toekomen. Wijzigingen zijn niet toegestaan. Het Internationaal Bureau bundelt de antwoorden en deze worden aan de postdiensten gezonden met het verzoek zich voor of tegen het voorstel uit te spreken. Diegenen die hun stem niet binnen een termijn van twee maanden hebben verzonden, worden geacht zich van stemming te onthouden. De eerder genoemde termijn gaat in op de datum van de circulaires van het Internationaal Bureau.

2. De voorstellen tot wijziging van de Regelingen worden behandeld door de Postraad.

3. Indien een voorstel betrekking heeft op een Regeling of het Slotprotocol ervan kunnen alleen de postdiensten van de lidstaten die partij bij die Regeling zijn deelnemen aan de in het eerste lid bedoelde handelingen.

Artikel 123 Kennisgeving van tussen twee Congressen aangenomen besluiten

1. De in het Verdrag, de Regelingen en de Slotprotocollen bij deze Akten aangebrachte wijzigingen worden bevestigd door middel van een kennisgeving van de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau aan de Regeringen van de lidstaten.

2. Van de door de Postraad in de Regelingen en de Slotprotocollen daarvan aangebrachte wijzigingen geeft het Internationaal Bureau kennis aan de postdiensten. Hetzelfde geldt voor de in artikel 64.3.2 van het Verdrag en in de overeenkomstige bepalingen van de Regelingen bedoelde uitleggingen.

Artikel 124 Inwerkingtreding van de Regelingen en van de andere tussen twee Congressen aangenomen besluiten

1. De Regelingen treden in werking op dezelfde datum en hebben dezelfde duur als de uit het Congres voortkomende Akten.

2. Onder voorbehoud van het eerste lid zijn de tussen twee Congressen aangenomen besluiten tot wijziging van de Akten van de Unie eerst uitvoerbaar na ten minste drie maanden na kennisgeving hiervan.

HOOFDSTUK IV

FINANCIËN

Artikel 125 Vaststelling en regeling van de uitgaven van de Unie

1. Onder voorbehoud van het tweede tot en met het zesde lid mogen de jaarlijkse uitgaven die verband houden met de activiteiten van de organen van de Unie de navolgende bedragen voor het jaar 2000 en de jaren daarna niet overschrijden:

36 680 816 Zwitserse frank voor het jaar 2000;

37 000 000 Zwitserse frank voor de jaren 2001 tot en met 2004.

De basislimiet voor het jaar 2004 is eveneens van toepassing op de jaren daarna indien het voor 2004 geplande Congres wordt uitgesteld.

2. De uitgaven die verband houden met de vergadering van het volgende Congres (verplaatsing van het secretariaat, vervoerskosten, kosten voor de technische installatie voor simultaan tolken, kosten voor het kopiëren van stukken gedurende het Congres, enz.) mogen de limiet van 2 948 000 Zwitserse frank niet te boven gaan.

3. De Raad van Bestuur is bevoegd de in het eerste en tweede lid bedoelde limieten te boven te gaan bij de verrekening van de verhoging van salarisschalen, contributies voor pensioenen of vergoedingen, met inbegrip van de functievergoedingen, die door de Verenigde Naties worden toegestaan om te worden toegepast op hun personeel dat in Genève werkzaam is.

4. De Raad van Bestuur is eveneens bevoegd jaarlijks het bedrag van de uitgaven anders dan die welke betrekking hebben op het in dienst zijnde personeel aan te passen aan de hand van het Zwitserse prijsindexcijfer voor consumptiegoederen.

5. In afwijking van het eerste lid kan de Raad van Bestuur of, in geval van zeer spoedeisende aangelegenheden, de Directeur-Generaal een overschrijding van de vastgestelde limieten toestaan voor belangrijke en onvoorziene reparaties aan het gebouw van het Internationaal Bureau, waarbij de overschrijding evenwel niet meer kan bedragen dan 125 000 Zwitserse frank per jaar.

6. Indien de in het eerste en tweede lid bedoelde kredieten ontoereikend blijken om het goed functioneren van de Unie te waarborgen, kunnen deze limieten slechts worden overschreden met de goedkeuring van de meerderheid van de lidstaten van de Unie. Elk overleg moet een volledige uiteenzetting bevatten van de feiten die een dergelijk verzoek rechtvaardigen.

7. De landen die tot de Unie toetreden of die worden toegelaten als leden van de Unie, alsmede die welke de Unie verlaten, moeten hun bijdrage betalen voor het gehele jaar waarin hun toelating of vertrek daadwerkelijk plaatsvindt.

8. De lidstaten betalen vooraf hun contributie aan de jaarlijkse uitgaven van de Unie, op basis van de door de Raad van Bestuur vastgestelde begroting. Deze contributies moeten uiterlijk worden betaald op de eerste dag van het financiële jaar waarop de begroting betrekking heeft. Na die termijn zijn de verschuldigde bedragen rentedragend ten behoeve van de Unie, ten belope van 3% per jaar gedurende de eerste zes maanden en 6% per jaar vanaf de zevende maand.

9. Wanneer de door een lidstaat aan de Unie verschuldigde achterstand in de verplichte contributiebetaling exclusief rente gelijk is aan of hoger is dan de som van de contributies van die lidstaat over de twee voorgaande financiële jaren, kan deze lidstaat zijn vorderingen op andere lidstaten op de door de Raad van Bestuur vastgestelde wijze geheel of ten dele onherroepelijk aan de Unie overdragen. De voorwaarden voor de overdracht van vorderingen worden vastgesteld in een overeenkomst tussen de lidstaat, zijn debiteuren/schuldeisers en de Unie.

10. De lidstaten die vanwege juridische of andere redenen niet in staat zijn tot een dergelijke overdracht, verplichten zich ertoe een afbetalingsregeling te treffen voor hun achterstallige betalingen.

11. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden kan de termijn voor het verhaal van aan de Unie verschuldigde achterstallige verplichte contributies niet langer zijn dan tien jaren.

12. In uitzonderlijke gevallen kan de Raad van Bestuur een lidstaat geheel of ten dele van de betaling van de verschuldigde rente ontheffen indien deze zich, over de hoofdsom, volledig heeft gekweten van zijn achterstallige schulden.

13. Een lidstaat kan, in het kader van een door de Raad van Bestuur goedgekeurde afbetalingsregeling van zijn achterstallige schulden, eveneens worden ontheven van het geheel of een gedeelte van de geaccumuleerde of nog te ontvangen renten; deze ontheffing wordt evenwel afhankelijk gesteld van de volledige en punctuele uitvoering van de aflossingsregeling binnen een overeengekomen termijn van ten hoogste tien jaren.

14. Teneinde de tekorten in de financiën van de Unie op te vangen, wordt een Reservefonds in het leven geroepen, waarvan het bedrag wordt vastgesteld door de Raad van Bestuur. Dit Fonds wordt in eerste instantie gecreëerd uit begrotingsoverschotten. Het Fonds kan eveneens dienen voor het sluitend maken van de begroting of het verlagen van de contributie van de lidstaten.

15. Ten aanzien van tijdelijke financiële tekorten verstrekt de Regering van de Zwitserse Bondsstaat, onder de in onderlinge overeenstemming vast te stellen voorwaarden, op korte termijn de benodigde voorschotten. Deze Regering houdt kosteloos toezicht op het bijhouden van de financiële rekeningen alsmede op de boekhouding van het Internationaal Bureau, binnen de door het Congres vastgestelde kredietlimieten.

Artikel 126 Automatische sancties

1. Elk land dat de in artikel 125, negende lid, bedoelde overdracht niet kan doen en dat weigert zich te onderwerpen aan een overeenkomstig artikel 125, tiende lid, door het Internationaal Bureau voorgestelde afbetalingsregeling, of deze regeling niet naleeft, verliest automatisch zijn stemrecht bij het Congres en bij de vergaderingen van de Raad van Bestuur en bij de Postraad, en is niet meer in deze twee Raden verkiesbaar.

2. De automatische sancties worden ambtshalve en met onmiddellijke ingang opgeheven zodra de desbetreffende lidstaat zich, ten aanzien van de hoofdsom en de renten, volledig heeft gekweten van zijn aan de Unie verschuldigde achterstallige contributie, of wanneer hij aanvaardt zich te onderwerpen aan een afbetalingsregeling voor zijn schulden.

Artikel 127 Contributieklassen

1. De lidstaten dragen bij aan de dekking van de uitgaven van de Unie volgens de contributieklasse waartoe zij behoren. Deze klassen zijn:

klasse van 50 eenheden;

klasse van 40 eenheden;

klasse van 35 eenheden;

klasse van 25 eenheden;

klasse van 20 eenheden;

klasse van 15 eenheden;

klasse van 10 eenheden;

klasse van 5 eenheden;

klasse van 3 eenheden;

klasse van 1 eenheid;

klasse van 0,5 eenheid, voorbehouden aan de door de Verenigde Naties vermelde minstontwikkelde landen en aan andere door de Raad van Bestuur aangewezen landen.

2. Naast de in het eerste lid bedoelde klassen kan elke lidstaat ervoor kiezen meer dan 50 contributie-eenheden te betalen.

3. Op het moment van hun toelating of toetreding tot de Unie worden de lidstaten, overeenkomstig de in artikel 21, vierde lid, van de Constitutie bedoelde procedure, ingedeeld in een van de eerdergenoemde contributieklassen.

4. De lidstaten kunnen later van contributieklasse veranderen, mits het Internationaal Bureau ten minste twee maanden voor de opening van het Congres van deze verandering in kennis wordt gesteld. Deze kennisgeving, die ter kennis van het Congres wordt gebracht, wordt van kracht op de datum van inwerkingtreding van de door het Congres vastgestelde financiële bepalingen. De lidstaten die hun wens van contributieklasse te veranderen niet binnen de gestelde termijn te kennen hebben gegeven, blijven in de contributieklasse waartoe zij tot op dat moment behoorden.

5. De lidstaten kunnen niet verlangen dat zij met meer dan één klasse tegelijk lager worden geplaatst.

6. In uitzonderlijke gevallen zoals natuurrampen waarvoor internationale hulpprogramma's nodig zijn, kan de Raad van Bestuur evenwel, eenmaal tussen twee Congressen in, op verzoek van een lidstaat, indien deze aantoont dat hij zijn contributie in de oorspronkelijk gekozen klasse niet kan handhaven, een tijdelijke verlaging met één klasse toestaan. Onder dezelfde omstandigheden kan de Raad van Bestuur eveneens een tijdelijke verlaging toestaan voor lidstaten die niet tot de minstontwikkelde landen behoren die reeds in de klasse van 1 eenheid zijn gerangschikt, door deze in de klasse van 0,5 eenheid te plaatsen.

7. In toepassing van het zesde lid kan de tijdelijke verlaging door de Raad van Bestuur worden toegestaan voor een maximumtermijn van twee jaar of tot het volgende Congres, indien dit eerder plaatsvindt. Na het verstrijken van de vastgestelde termijn wordt het betrokken land automatisch in zijn oorspronkelijke klasse teruggeplaatst.

8. In afwijking van het vierde en vijfde lid zijn de verplaatsingen naar een hogere klasse niet aan beperkingen onderworpen.

Artikel 128 Betaling van benodigdheden die door het Internationaal Bureau worden geleverd

De benodigdheden die tegen betaling door het Internationaal Bureau aan de postdiensten worden geleverd, moeten zo snel mogelijk worden betaald, doch uiterlijk binnen zes maanden, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin het Internationaal Bureau de rekening heeft verzonden. Na deze termijn dragen de verschuldigde bedragen rente ten behoeve van de Unie, ten belope van 5% per jaar, te rekenen vanaf het verstrijken van de genoemde termijn.

HOOFDSTUK V

ARBITRAGE

Artikel 129 Arbitrageprocedure

1. Ingeval van een geschil dat door middel van een scheidsrechterlijke beslissing moet worden geregeld, kiest elk van de betrokken postdiensten een postdienst van een land dat niet rechtstreeks bij het geschil is betrokken. Wanneer meerdere postdiensten gezamenlijk een partij bij een geschil vormen, tellen zij, voor de toepassing van deze bepaling, slechts voor een enkele postdienst.

2. Ingeval een van de betrokken postdiensten binnen een termijn van zes maanden geen gevolg geeft aan een arbitragevoorstel, verzoekt het Internationaal Bureau, indien het daarom wordt verzocht, op zijn beurt de in gebreke blijvende postdienst een scheidsman te benoemen of benoemt het er ambtshalve zelf een.

3. De bij het geschil betrokken partijen kunnen overeenkomen een enkele scheidsman te benoemen; dit kan het Internationaal Bureau zijn.

4. Het besluit van de scheidslieden wordt bij meerderheid van stemmen genomen.

5. In geval van staking der stemmen kiezen de scheidslieden, om het geschil te regelen, een andere postdienst die evenmin bij het geschil betrokken is. Bij gebreke van overeenstemming over deze keuze wordt deze postdienst door het Internationaal Bureau aangewezen uit de postdiensten die niet door de scheidslieden zijn voorgedragen.

6. Indien het een geschil over een van de Regelingen betreft, kunnen de scheidslieden alleen worden benoemd uit de postdiensten die aan die Regeling deelnemen.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 130 Voorwaarden voor de goedkeuring van voorstellen betreffende het Algemeen Reglement

Om uitvoerbaar te worden, moeten de bij het Congres ingediende voorstellen met betrekking tot dit Algemeen Reglement worden goedgekeurd door de meerderheid van de bij het Congres vertegenwoordigde lidstaten. Ten tijde van de stemming moeten ten minste tweederden van de lidstaten van de Unie aanwezig zijn.

Artikel 131 Voorstellen betreffende de Akkoorden met de Organisatie van de Verenigde Naties

De in artikel 130 bedoelde voorwaarden voor goedkeuring zijn eveneens van toepassing op voorstellen tot wijziging van de tussen de Wereldpostunie en de Organisatie van de Verenigde Naties gesloten Akkoorden, voor zover deze Akkoorden niet voorzien in voorwaarden voor wijziging van de daarin vervatte bepalingen.

Artikel 132 Inwerkingtreding en duur van het Algemeen Reglement

Dit Algemeen Reglement treedt in werking op 1 januari 2001 en blijft van kracht tot de inwerkingtreding van de Akten van het volgende Congres.

TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden van de Regeringen van de lidstaten dit Algemeen Reglement hebben ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Een afschrift hiervan zal door de Regering van de lidstaat waar het Congres zetelt aan elke Partij worden toegezonden.

GEDAAN te Peking, op 15 september 1999.

(Voor de ondertekeningen zie blz. 89 e.v. van Trb. 2002, 205)


Algemeen Postverdrag

Gelet op artikel 22, derde lid, van de op 10 juli 1964 te Wenen totstandgekomen Constitutie van de Wereldpostunie, hebben de ondergetekenden, gevolmachtigden van de Regeringen van de lidstaten van de Unie, in gemeenschappelijk overleg en onder voorbehoud van artikel 25, vierde lid, van genoemde Constitutie, in dit Verdrag de gemeenschappelijke regels vastgelegd die van toepassing zijn op de internationale postdienst.

DEEL I

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS BETREFFENDE DE INTERNATIONALE POSTDIENST

ENIG HOOFDSTUK

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Algemene postdienst

1. Teneinde het concept van de eenheid van het postgebied van de Unie te versterken, zien de lidstaten erop toe dat alle gebruikers/cliënten het recht genieten op een algemene postdienst die overeenkomt met een aanbieding van kwalitatief hoogwaardige postale basisdiensten, die permanent en op elk punt op hun grondgebied tegen betaalbare prijzen worden aangeboden.

2. Te dien einde stellen de lidstaten, in het kader van hun nationale postwetgeving of via andere gebruikelijke middelen, de reikwijdte van de desbetreffende postale diensten vast alsmede de voorwaarden betreffende kwaliteit en betaalbare prijzen, met inachtneming van zowel de behoeften van de bevolking als hun nationale omstandigheden.

3. De lidstaten zien erop toe dat de aangeboden postdiensten en de kwaliteitsnormen door de met de algemene postdienst belaste instanties worden geëerbiedigd.

Artikel 2 Vrijheid van doorvoer

1. Het beginsel van de vrijheid van doorvoer wordt uiteengezet in artikel 1 van de Constitutie. Dit beginsel brengt voor elke postdienst de verplichting met zich mee om de gesloten depêches en de briefpostzendingen à découvert die door een andere postdienst worden bezorgd, steeds te verzenden langs de snelste weg en met behulp van de veiligste middelen die de dienst voor zijn eigen zendingen gebruikt.

2. De lidstaten die niet deelnemen aan de uitwisseling van brieven met bederfelijke biologische stoffen of radioactieve stoffen, mogen de doorvoer van zulke zendingen à découvert over hun grondgebied weigeren. Hetzelfde geldt voor zendingen van briefpost, andere post, briefkaarten en braillestukken die niet voldoen aan de wettelijke bepalingen die de publicatie- en circulatievoorwaarden in het land van doorvoer regelen.

3. Voor de over land en over zee te vervoeren postpakketten is de vrijheid van doorvoer beperkt tot het grondgebied van de landen die aan die dienst deelnemen.

4. Vrijheid van doorvoer van luchtpostpakketten is gegarandeerd binnen het gehele grondgebied van de Unie. Niettemin kunnen de lidstaten die niet aan de dienst van postpakketten deelnemen, niet verplicht worden om mee te werken aan de verzending van de luchtpostpakketten per land- en/of zeepost.

5. Indien een lidstaat de bepalingen inzake de vrijheid van doorvoer niet naleeft, hebben de andere lidstaten het recht om de postale diensten met dit land af te schaffen.

Artikel 3 Eigendomsrecht op de poststukken

1. Zolang een poststuk niet bij de rechthebbende is besteld, blijft deze het eigendom van de afzender, behalve indien het in beslag is genomen krachtens de wetgeving van het land van bestemming.

Artikel 4 Instellen van een nieuwe vorm van dienstverlening

1. In onderling overleg mogen de postdiensten een nieuwe vorm van dienstverlening instellen waarin niet uitdrukkelijk door de Akten van de Unie is voorzien. De porten voor de nieuwe dienstverlening worden door elke betrokken postdienst vastgesteld met inachtneming van de exploitatiekosten van de dienstverlening.

Artikel 5 Munteenheid

1. De munteenheid, bepaald bij artikel 7 van de Constitutie en gebruikt in het Verdrag en de Akten van de Unie, is het bijzondere trekkingsrecht (BTR).

Artikel 6 Postzegels

1. Overeenkomstig de Akten van de Unie geven uitsluitend de postdiensten de voor frankering bestemde postzegels uit. Frankeerstempels, afdrukken van frankeermachines en afdrukken van drukpersen of andere druk- of stempelwijzen die voldoen aan de bepalingen van de Regeling Brievenpost, mogen uitsluitend met toestemming van de postdienst worden gebruikt.

2. De onderwerpen en de motieven van de postzegels moeten beantwoorden aan de geest van de preambule van de Constitutie van de Wereldpostunie en van de beslissingen die door de organen van de Unie zijn genomen.

Artikel 7 Porten

1. De porten voor de verschillende internationale en bijzondere postale diensten worden door de postdiensten vastgelegd in overeenstemming met de grondbeginselen van het Verdrag en de Regelingen. De porten dienen in principe te worden vastgesteld in verhouding tot de kosten van het leveren van deze diensten.

2. De toegepaste porten, met inbegrip van die welke ter informatie in de Akten zijn vermeld, dienen minimaal gelijk te zijn aan die welke worden toegepast voor zendingen in het binnenlandse verkeer met dezelfde kenmerken (categorie, volume, verwerkingstermijn, enz.).

3. Het is de postdiensten toegestaan om alle in de Akten voorkomende porten te overschrijden, ook die welke niet ter informatie zijn vermeld:

3.1 indien de porten die zij toepassen voor dezelfde diensten in hun binnenlandse verkeer hoger zijn dan de vastgelegde;

3.2 indien dit nodig is om de exploitatiekosten van hun diensten te dekken of om een andere aanvaardbare reden.

4. Boven de in 2 vastgestelde minimale limiet voor porten hebben de postdiensten de mogelijkheid om op hun binnenlandse wetgeving gebaseerde lagere porten toe te staan voor briefpostzendingen die in hun land worden afgegeven. Zij hebben met name de mogelijkheid voorkeurstarieven toe te kennen aan hun cliënten die een aanzienlijk postverkeer hebben.

5. Het is verboden aan cliënten andere porten in rekening te brengen dan die waarin is voorzien door de Akten.

6. Behalve in de gevallen waarin door de Akten is voorzien, behoudt elke postdienst de porten die hij heeft geheven.

Artikel 8 Portvrijdom

1. Beginsel

1.1 De gevallen van portvrijdom worden uitdrukkelijk in het Verdrag vermeld.

2. Postale dienst

2.1 Briefpostzendingen met betrekking tot de postale dienst die door de postdiensten of hun kantoren worden verzonden, hetzij per luchtpost, hetzij per land- en/of zeepost of per land- en/of zeepost en per luchtpost (S.A.L.), genieten portvrijdom.

2.2 Vrijgesteld van alle port, met uitzondering van luchtrechten, zijn de briefpostzendingen met betrekking tot de postale dienst die:

2.2.1 worden uitgewisseld tussen de organen van de Wereldpostunie enerzijds en de organen van de beperkte Unies anderzijds;

2.2.2 worden uitgewisseld tussen de organen van deze Unies onderling;

2.2.3 door voornoemde organen worden verstuurd aan de postdiensten of hun kantoren.

2.3 Vrijgesteld van alle port zijn de pakketten met betrekking tot de postale dienst die worden uitgewisseld tussen:

2.3.1 de postdiensten;

2.3.2 de postdiensten en het Internationaal Bureau;

2.3.3 de postkantoren van de lidstaten;

2.3.4 de postkantoren en postdiensten.

2.4 Voor luchtpostpakketten, behalve die welke afkomstig zijn van het Internationaal Bureau, worden geen luchtrechten betaald.

3. Krijgsgevangenen en civiel geïnterneerden

3.1 Vrijgesteld van alle port, met uitzondering van luchtrechten, zijn briefpostzendingen, postpakketten en zendingen van financiële postale diensten aan of door krijgsgevangenen verzonden, hetzij rechtstreeks hetzij door bemiddeling van de in de Regeling Brievenpost vermelde kantoren. De in een neutraal land opgenomen en geïnterneerde oorlogvoerenden worden met de eigenlijke krijgsgevangenen gelijkgesteld voor zover het de toepassing van voornoemde bepalingen betreft.

3.2 Het in 3.1 bepaalde geldt eveneens voor briefpostzendingen, postpakketten en zendingen van financiële postale diensten die afkomstig zijn uit andere landen en zijn geadresseerd aan of verzonden door de geïnterneerde burgers, bedoeld in het op 12 augustus 1949 te Genève gesloten Verdrag betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd hetzij rechtstreeks, hetzij door bemiddeling van de in de Regeling Brievenpost vermelde kantoren.

3.3 De in de Regeling Brievenpost vermelde kantoren genieten eveneens portvrijdom voor het verzenden of ontvangen, hetzij rechtsreeks, hetzij als intermediair, van briefpostzendingen, postpakketten en zendingen van financiële postale diensten betreffende de in 3.1 en 3.2 bedoelde personen.

3.4 Pakketten tot 5 kilogram worden in portvrijdom aangenomen. Het maximumgewicht is 10 kilogram voor zendingen waarvan de inhoud ondeelbaar is en voor zendingen die, met het oog op de verdeling onder de gevangenen, aan een kamp of de vertrouwenspersoon daarvan zijn gericht.

4. Braillestukken

4.1 Braillestukken zijn vrijgesteld van elk port, met uitzondering van luchtrechten.

Artikel 9 Postveiligheid

1. De postdiensten nemen op alle niveaus van de postexploitatie een strategie aan voor activiteiten op het gebied van veiligheid en passen deze toe, teneinde het vertrouwen van de clientèle ten aanzien van de postdiensten te behouden en te vergroten en op deze wijze een gunstige concurrentiepositie op de markt te verkrijgen.

2. Deze strategie dient gericht te zijn op:

2.1 het verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening in haar geheel;

2.2 het beter bewust maken van de werknemers van het belang van veiligheid;

2.3 het instellen of versterken van veiligheidsdiensten;

2.4 het zorgen voor de tijdige verspreiding van informatie betreffende de exploitatie, de veiligheid en op dit gebied uitgevoerd onderzoek; en

2.5 het aanmoedigen van het voorstellen aan de wetgever van specifieke wetten, voorschriften en maatregelen ter verbetering van de kwaliteit en ter verhoging van de veiligheid van de postale diensten wereldwijd.

DEEL II

REGELS DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP BRIEVENPOST EN POSTPAKKETTEN

HOOFDSTUK 1

DIENSTVERLENING

Artikel 10 Basisdiensten

1. De postdiensten verzorgen de toelating, verwerking, het vervoer en de bestelling van briefpostzendingen. Zij leveren eveneens dezelfde diensten voor postpakketten volgens de bepalingen van het Verdrag, of, in het geval van uitgaande pakketten en na bilaterale overeenstemming, door middel van gebruikmaking van elk ander voor hun cliënten gunstiger middel.

2. Briefpostzendingen worden volgens een van de twee volgende systemen ingedeeld. Iedere postdienst is vrij in de keuze van het systeem voor zijn uitgaande verkeer.

3. Het eerste systeem is gebaseerd op de verwerkingssnelheid van de zendingen. Deze worden dan onderverdeeld in:

3.1 prioritaire zendingen: zendingen die met voorrang langs de snelste weg worden vervoerd (per luchtpost of per land- en/of zeepost): maximumgewicht: meestal 2 kg, maar 5 kg in het verkeer tussen de postdiensten die van hun cliënten zendingen van die categorie aannemen, 5 kg voor zendingen die boeken en brochures bevatten (facultatieve dienst) en 7 kg voor braillestukken;

3.2 niet-prioritaire zendingen: zendingen waarvoor de afzender een lager tarief heeft gekozen, waardoor de overkomstduur langer is; maximum gewicht: identiek als in 3.1.

4. Het tweede systeem is gebaseerd op de inhoud van de zendingen. Deze worden dan onderverdeeld in:

4.1 brieven en briefkaarten, gezamenlijk „,LC" genoemd; maximumgewicht: 2 kg, maar 5 kg in het verkeer tussen de postdiensten die van hun cliënten zendingen van die categorie aannemen;

4.2 drukwerken, braillestukken en petits paquets, gezamenlijk „AO" genoemd; maximumgewicht: 2 kg voor petits paquets, maar 5 kg in het verkeer tussen de postdiensten die van hun cliënten zendingen van die categorie aannemen, 5 kg voor drukwerken en 7 kg voor braillestukken.

5. Bijzondere zakken die drukwerk bevatten (nieuwsbladen, tijdschriften, boeken en dergelijke), gericht aan dezelfde geadresseerde en aan dezelfde bestemming, worden „M-zakken" genoemd; maximumgewicht: 30 kg.

6. De uitwisseling van pakketten waarvan het eenheidsgewicht meer dan 20 kg bedraagt, is facultatief; daarbij mag het eenheidsgewicht niet meer dan 50 kg bedragen.

7. In het algemeen worden de pakketten zo snel mogelijk bij de geadresseerden afgeleverd en in overeenstemming met de in het land van bestemming geldende bepalingen. Wanneer de pakketten niet aan huis worden afgeleverd, moeten de geadresseerden, behoudens wanneer zulks onmogelijk is, onverwijld van de aankomst hiervan op de hoogte worden gebracht.

8. Elk land waarvan de postdienst geen vervoer van pakketten verzorgt mag de bepalingen van het Verdrag doen uitvoeren door transportondernemingen. Het mag deze dienst tevens beperken tot pakketten die afkomstig zijn van of bestemd zijn voor de plaatsen die door die ondernemingen worden aangedaan. De postdienst blijft verantwoordelijk voor de uitvoering van het Verdrag en de Regeling Postpakketten.

Artikel 11 Frankeertarieven

1. De postdienst van het land van herkomst bepaalt de frankeertarieven voor het vervoer van de briefpostzendingen voor het hele grondgebied van de Unie. De frankeertarieven zijn inclusief de afgifte van de zendingen ten huize van de geadresseerde, voor zover de bestelling van dergelijke zendingen in het land van bestemming tot de dienstverlening behoort.

2. De porten die van toepassing zijn op de prioritaire briefpostzendingen omvatten alle eventuele toeslagen voor snelle overbrenging.

3. De postdiensten die het op de inhoud van de briefpostzendingen gebaseerde systeem toepassen, hebben de bevoegdheid:

3.1 toeslagen te heffen voor de luchtbriefpostzendingen.

3.2 voor zendingen per land- en/of zeepost die met beperkte S.A.L.-prioriteit door de lucht worden vervoerd toeslagen te heffen die minder bedragen dan die welke zij heffen voor luchtpostzendingen;

3.3 gecombineerde porten vast te stellen voor de frankering van luchtpostzendingen en S.A.L.-zendingen, rekening houdend met de kosten van hun postale diensten en de kosten die dienen te worden betaald voor het luchtvervoer.

4. De postdiensten stellen luchtrechten vast die voor de luchtpostpakketten worden geheven.

5. Deze toeslagen dienen betrekking te hebben op de kosten van het luchtvervoer en moeten voor ten minste het gehele grondgebied van elk land van bestemming uniform zijn, ongeacht de gebruikte verzendingswijze; voor de berekening van de toeslag die op een luchtbriefpostzending van toepassing is, mogen de postdiensten rekening houden met het gewicht van de eventueel bijgevoegde door het publiek te gebruiken formulieren.

6. De postdienst van herkomst heeft het recht om voor de briefpostzendingen met als inhoud:

6.1 dagbladen en tijdschriften die in zijn land worden uitgegeven, een korting te verlenen van in beginsel maximaal 50% van het tarief dat op deze categorie zendingen van toepassing is;

6.2 boeken en brochures, muziekpartituren en landkaarten die geen advertenties of reclame bevatten anders dan die welke voorkomen op de omslag of de schutbladen van de zending, eenzelfde korting te verlenen als bedoeld in 6.1.

7. De postdienst van herkomst mag voor de niet-genormaliseerde zendingen een port toepassen die afwijkt van de port die van toepassing is op de in de Regeling Brievenpost gedefinieerde genormaliseerde zendingen.

8. De portverlagingen overeenkomstig 6 zijn eveneens van toepassing op per luchtpost vervoerde zendingen, doch een vermindering van het gedeelte van de port die bestemd is voor het dekken van de kosten van dat vervoer is niet toegestaan.

Artikel 12 Bijzondere toeslagen

1. Voor petits paquets die minder dan 500 gram wegen, mag van de geadresseerde geen bestelloon worden gevorderd. Wanneer voor petits paquets in het binnenlandse verkeer die meer dan 500 gram wegen een bestelloon in rekening wordt gebracht, mag datzelfde loon worden geheven voor uit het buitenland afkomstige petits paquets.

2. De postdiensten zijn gerechtigd om in de hierna genoemde gevallen dezelfde toeslagen te heffen als in hun binnenlandse verkeer.

2.1 Een toeslag voor terpostbezorging van een briefpostzending op het uiterste tijdstip, te betalen door de afzender.

2.2 Een toeslag voor terpostbezorging buiten de normale openingsuren van de loketten, te betalen door de afzender.

2.3 Een ophaalrecht, te betalen door de afzender.

2.4 Een toeslag voor het afhalen van een briefpostzending buiten de normale openingsuren van de loketten, te betalen door de geadresseerde.

2.5 Een toeslag voor poste-restante-zendingen, te betalen door de geadresseerde; in geval van terugzending van een pakket aan de afzender of nazending, mag de toeslag niet meer bedragen dan het in de Regeling Postpakketten vastgestelde bedrag.

2.6 Een bewaarloon voor alle briefpostzendingen die meer dan 500 gram wegen en voor alle pakketten en die door de geadresseerde niet zijn afgehaald binnen de voorgeschreven termijn. Dit bewaarloon geldt niet voor braillestukken. Ten aanzien van pakketten wordt het bewaarloon in rekening gebracht door de dienst die de aflevering verzorgt, ten behoeve van de diensten bij welke het pakket na het verstrijken van de toegelaten termijn is bewaard; in geval van terugzending van het pakket aan de afzender of nazending, kan de toeslag niet meer bedragen dan het in de Regeling Postpakketten vastgestelde bedrag.

3. Wanneer een pakket normaal wordt besteld ten huize van de geadresseerde, kan hiervoor geen bestelloon van hem worden geheven. Wanneer de bestelling ten huize van de geadresseerde normaal niet verzekerd is, wordt het bericht van aankomst van het pakket gratis besteld. In dat geval kan, indien de aflevering ten huize van de geadresseerde in antwoord op het bericht van aankomst facultatief wordt aangeboden, een bestelloon worden geheven van de geadresseerde. Deze toeslag dient hetzelfde te zijn als die welke wordt toegepast op de binnenlandse dienst.

4. De postdiensten die bereid zijn om de risico's te dragen die het gevolg kunnen zijn van overmacht, mogen een bijzondere toeslag voor overmachtrisico heffen, waarvan het maximumbedrag in de Regelingen wordt vastgelegd.

Artikel 13 Aangetekende zendingen

1. Briefpostzendingen kunnen aangetekend worden verzonden.

2. De port voor aangetekende zendingen dient vooraf te worden voldaan. Deze bestaat uit het frankeertarief voor de zending en een vaste aantekentoeslag, waarvan het maximumbedrag wordt vastgelegd in de Regeling Brievenpost.

3. In de gevallen waarin uitzonderlijke veiligheidsmaatregelen noodzakelijk zijn, mogen de postdiensten van de afzenders of de geadresseerden naast de in 2 genoemde port, in hun nationale wetgeving vastgelegde bijzondere toeslagen heffen.

Artikel 14 Zendingen met bewijs van afgifte

1. Voor het verkeer tussen de postdiensten die deze dienst verzorgen, kunnen briefpostzendingen worden verzonden met bewijs van afgifte.

2. De port voor een zending met bewijs van afgifte dient vooraf te worden voldaan. Deze bestaat uit het frankeertarief en een door de postdienst van herkomst vastgestelde toeslag. Deze toeslag dient lager te zijn dan de aantekentoeslag.

Artikel 15 Zendingen met waardeaangifte

1. Prioritaire en niet-prioritaire zendingen en brieven die waardepapieren of documenten of voorwerpen van waarde bevatten alsmede pakketten kunnen worden uitgewisseld met verzekering van de inhoud voor de door de afzender aangegeven waarde. Deze uitwisseling is beperkt tot de betrekkingen tussen de postdiensten die hebben verklaard deze zendingen te aanvaarden, hetzij in hun wederzijdse verkeer, hetzij in één richting.

2. In beginsel is het bedrag van de waardeaangifte niet aan een maximum gebonden. Elke postdienst mag de waardeaangifte voor zichzelf echter beperken tot een bedrag dat niet lager mag zijn dan het in de Regelingen vastgestelde bedrag. Niettemin zal de limiet voor de waardeaangifte die voor de binnenlandse dienst geldt slechts worden toegepast indien deze gelijk is aan of hoger is dan het bedrag dat is vastgesteld voor het verlies van een aangetekende zending of een pakket met een gewicht van 1 kg. Het maximumgewicht wordt in BTR medegedeeld aan de lidstaten van de Unie.

3. De port voor zendingen met waardeaangifte dient vooraf te worden voldaan. Deze port bestaat:

3.1 voor briefpostzendingen, uit het gewone frankeertarief, de vaste aantekentoeslag zoals bepaald in artikel 13.2 en een verzekeringstoeslag;

3.2 voor postpakketten, uit het basisbedrag, een verzendingstoeslag die facultatief kan worden geheven en een gewone verzekeringstoeslag; eventueel wordt het basisbedrag aangevuld met luchtrechten en toeslagen voor bijzondere diensten; de verzendingstoeslag mag niet hoger zijn dan de aantekentoeslag voor briefpostzendingen.

4. In plaats van de vaste aantekentoeslag mogen de postdiensten de met hun binnenlandse dienst overeenkomstige toeslag heffen of bij uitzondering een toeslag waarvan het maximumbedrag in de Regeling Brievenpost wordt vastgelegd.

5. Het maximumbedrag van de verzekeringstoeslag wordt in de Regelingen vastgesteld.

5.1 Voor de brievenpost is deze toeslag van toepassing in elk land van bestemming, zelfs in de landen die de risico's dragen die het gevolg kunnen zijn van overmacht.

5.2 Voor de postpakketten wordt de eventuele toeslag voor overmachtrisico's zodanig vastgesteld dat het totaal van deze toeslag en de normale verzekeringstoeslag niet meer bedraagt dan het maximumbedrag van de verzekeringstoeslag.

6. In de gevallen waarin uitzonderlijke veiligheidsmaatregelen noodzakelijk zijn, mogen de postdiensten van de afzenders of de geadresseerden bovenop de in 3, 4 en 5 genoemde bedragen, de in hun nationale wetgeving bepaalde bijzondere toeslagen heffen.

7. De postdiensten zijn gerechtigd hun cliënten een dienst voor zendingen met waardeaangifte te leveren die overeenkomt met andere dan de in dit artikel vastgelegde specificaties.

Artikel 16 Rembourszendingen

1. Bepaalde briefpostzendingen en pakketten kunnen onder rembours worden verzonden. Voor de uitwisseling van rembourszendingen is de voorafgaande instemming van de dienst van herkomst en de dienst van bestemming vereist.

Artikel 17 Expressezendingen

1. In de landen waar de postdiensten deze dienst verzorgen, worden briefpostzendingen op verzoek van de afzender zo snel mogelijk na hun binnenkomst in het bestelkantoor door een speciale bode besteld. Elke postdienst heeft het recht om deze dienst te beperken tot de prioritaire zendingen of de luchtpostzendingen, en, indien dit de enige verzendingswijze is die tussen twee postdiensten wordt gebruikt, tot de LC-zendingen per land- en/of zeepost.

2. Postdiensten die verschillende manieren gebruiken voor de overbrenging van briefpost, dienen de expressezendingen na hun binnenkomst in het uitwisselingskantoor voor de binnenkomende post op de snelste manier voor interne overbrenging te laten doorstromen, om ze vervolgens zo snel mogelijk te verwerken.

3. Expressezendingen zijn, behalve aan het normale frankeertarief, tevens onderworpen aan een toeslag die ten minste even hoog is als de frankering voor een gewone prioritaire c.q. niet-prioritaire zending, of van een gewone brief met enkelvoudige port, met een maximum van het in de Regelingen vastgelegde bedrag. Dit bedrag moet volledig vooraf worden betaald. Ten aanzien van pakketten is dit bedrag verschuldigd zelfs indien het pakket niet per expresse kan worden verzonden, maar alleen het bericht van aankomst.

4. Wanneer bestelling per expresse bijzondere lasten met zich meebrengt, mag een aanvullende toeslag worden geheven volgens de bepalingen met betrekking tot soortgelijke zendingen in het binnenlandse verkeer. Ten aanzien van pakketten blijft deze toeslag opeisbaar zelfs indien het pakket aan de afzender wordt teruggezonden of wordt doorgezonden; in dat geval kan de toeslag niet meer bedragen dan het in de Regeling Postpakketten bepaalde maximum.

5. Indien de regeling van de postdienst van bestemming dit toelaat, mogen de geadresseerden het bestelkantoor verzoeken om de voor hen bestemde zendingen direct na binnenkomst per expresse te bestellen. In dat geval mag de postdienst van bestemming op het moment van de bestelling de in zijn binnenlandse dienst van toepassing zijnde toeslag heffen.

Artikel 18 Zendingen met bericht van ontvangst

1. De afzender van een aangetekende zending, van een zending met bewijs van afgifte of een zending met waardeaangifte, kan bij de terpostbezorging een bericht van ontvangst vragen tegen betaling van een toeslag waarvan het maximumbedrag in de Regelingen wordt vastgelegd. Het bericht van ontvangst wordt op de snelst mogelijke manier naar de afzender teruggestuurd (per luchtpost of per land- en/of zeepost).

2. Ten aanzien van pakketten kunnen de postdiensten deze dienst evenwel beperken tot pakketten met waardeaangifte indien in deze beperking in hun nationale stelsel is voorzien.

Artikel 19 Afgifte in handen van de geadresseerde

1. Op verzoek van de afzender en in het verkeer tussen de postdiensten die daarmee hebben ingestemd, worden aangetekende zendingen, zendingen met bewijs van afgifte en zendingen met waardeaangifte in handen van de geadresseerde afgegeven. De postdiensten mogen overeenkomen deze mogelijkheid slechts aan te bieden voor dergelijke zendingen die vergezeld zijn van een ontvangstbevestiging. In elk geval betaalt de afzender een toeslag voor afgifte in handen van de geadresseerde waarvan het maximumbedrag in de Regeling Brievenpost wordt vastgelegd.

Artikel 20 Port- en rechtvrije zendingen

1. In het verkeer tussen de postdiensten die daarmee hebben ingestemd, kunnen de afzenders, door middel van een voorafgaande verklaring aan het kantoor van herkomst, het totale bedrag van de porten en rechten waarmee briefpostzendingen en postpakketten bij de bestelling worden bezwaard, voor hun rekening nemen. Zolang een briefpostzending niet bij de geadresseerde is afgegeven, kan de afzender na de terpostbezorging vragen om de zending vrij van porten en rechten af te geven.

2. In de in het eerste lid bedoelde gevallen moet de afzender zich ertoe verbinden de bedragen te betalen die het kantoor van bestemming zou kunnen vorderen. In voorkomend geval dient hij een voorlopige betaling te doen.

3. De postdienst van herkomst heft van de afzender een toeslag waarvan het maximumbedrag in de Regelingen wordt vastgelegd en behoudt deze als vergoeding voor de in het land van herkomst geleverde diensten.

4. Wanneer een verzoek na de terpostbezorging van een briefpostzending wordt ingediend, heft de postdienst van herkomst voor elk verzoek bovendien een extra toeslag waarvan het maximumbedrag in de Regelingen wordt vastgelegd.

5. De postdienst van bestemming is gerechtigd om per zending een commissieloon te heffen waarvan het maximumbedrag in de Regelingen wordt vastgelegd. Dit loon staat los van het recht voor aanbieding bij de douane en wordt bij de afzender geïnd ten voordele van de postdienst van bestemming.

6. Elke postdienst heeft het recht om de dienst van port- en rechtvrije zendingen te beperken tot aangetekende briefpostzendingen met waardeaangifte.

Artikel 21 Dienst internationaal antwoordnummer

1. De postdiensten kunnen onderling overeenkomen mee te werken aan een facultatieve dienst internationaal antwoordnummer. Maar alle postdiensten zijn verplicht de retourdienst te verzorgen van deze zendingen.

Artikel 22 Internationale antwoordcoupons

1. De postdiensten mogen de door het lnternationaal Bureau uitgegeven internationale antwoordcoupons verkopen en de verkoop ervan, overeenkomstig hun nationale wetgeving, beperken.

2. De waarde van een antwoordcoupon wordt vastgelegd in de Regeling Brievenpost. De door de betrokken postdiensten vastgestelde verkoopprijs mag niet lager zijn dan deze waarde.

3. De antwoordcoupons zijn in elke lidstaat inwisselbaar tegen postzegels en, indien de nationale wetgeving van het land van inwisseling zich er niet tegen verzet, eveneens tegen poststukken met zegelopdruk of tegen andere postmerken of frankeerafdrukken die de minimale frankering van een normale prioritaire briefpostzending of een normale naar het buitenland verzonden luchtpostbrief voorstellen.

4. Bovendien kan de postdienst van een lidstaat de gelijktijdige terpostbezorging eisen van de antwoordcoupons en de daarvoor in ruil te frankeren zendingen.

Artikel 23 Breekbare pakketten. Hinderlijke pakketten

1. Alle pakketten die voorwerpen bevatten die gemakkelijk kunnen breken en die met bijzondere zorg moet worden behandeld, worden „breekbare pakketten" genoemd.

2. „Hinderlijke pakketten" worden genoemd alle pakketten:

2.1 waarvan de afmetingen de in de Regeling Postpakketten vastgestelde grenzen of de grenzen die de postdiensten onderling kunnen hebben vastgesteld overschrijden;

2.2 die, door hun vorm of door hun structuur, niet gemakkelijk met andere pakketten kunnen worden geladen of die bijzondere voorzorgsmaatregelen vereisen.

3. Breekbare pakketten en hinderlijke pakketten zijn onderhevig aan een extra toeslag waarvan het maximumbedrag in de Regeling Postpakketten wordt vastgesteld. Indien een pakket breekbaar en hinderlijk is, wordt de extra toeslag slechts eenmaal geheven. De luchtrechten met betrekking tot dergelijke pakketten worden echter niet verhoogd.

4. De uitwisseling van breekbare pakketten en hinderlijke pakketten is beperkt tot de betrekkingen tussen de postdiensten die deze zendingen aanvaarden.

Artikel 24 Consolidatiedienst „Consignment"

1. De postdiensten kunnen onderling overeenkomen deel te nemen aan een facultatieve consolidatiedienst, „Consignment" genoemd, voor gegroepeerde zendingen van één afzender die voor het buitenland zijn bestemd.

2. Voor zover mogelijk is deze dienst herkenbaar aan het in de Regeling Postpakketten vastgelegde logo.

3. De invulling van deze dienst wordt bilateraal vastgesteld tussen de postdienst van herkomst en de postdienst van bestemming op basis van de door de Postraad vastgelegde bepalingen.

Artikel 25 Niet-toegelaten zendingen, verbodsbepalingen

1. Zendingen die niet voldoen aan de bij dit Verdrag en de Regelingen vereiste voorwaarden worden niet toegelaten.

2. Behoudens in de Regelingen vastgelegde uitzonderingen is het insluiten van de hierna genoemde voorwerpen in alle categorieën zendingen verboden:

2.1 verdovende middelen en psychotrope stoffen;

2.2 explosieve, ontvlambare of andere gevaarlijke stoffen, alsmede radioactieve stoffen;

2.2.1 onder deze verbodsbepaling vallen niet:

2.2.1.1 de in artikel 44 bedoelde bederfelijke biologische stoffen die worden verzonden in briefpostzendingen;

2.2.1.2 de in artikel 26 bedoelde radioactieve stoffen die worden verzonden in briefpostzendingen en postpakketten;

2.3 obscene of immorele voorwerpen;

2.4 levende dieren, behoudens de in 3 bedoelde uitzonderingen;

2.5 voorwerpen waarvan de invoer of de circulatie in het land van bestemming verboden is;

2.6 voorwerpen die, vanwege hun aard of verpakking, een gevaar kunnen vormen voor de beambten of de andere zendingen of postuitrusting kunnen bevuilen of beschadigen;

2.7 documenten met het karakter van een actuele en persoonlijke briefwisseling tussen andere personen dan de afzender en de geadresseerde of de bij hen wonende personen.

3. Wel mogen echter worden ingesloten:

3.1 in briefpostzendingen niet zijnde brieven met waardeaangifte:

3.1.1 bijen, bloedzuigers en zijderupsen;

3.1.2 parasieten en verdelgers van schadelijke insecten, bestemd voor de beheersing van deze insecten en uitgewisseld tussen officieel erkende instellingen;

3.2 in pakketten: levende dieren waarvan het vervoer per post in de postvoorschriften van de betrokken landen wordt toegestaan.

4. Het insluiten van de hieronder genoemde voorwerpen in postpakketten is verboden:

4.1 documenten met het karakter van een actuele en persoonlijke briefwisseling tussen de afzender en de geadresseerde of de bij hen wonende personen;

4.2 correspondentie van welke aard ook tussen andere personen dan de afzender en de geadresseerde of de bij hen wonende personen.

5. Het is verboden muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten of om het even welke waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen in te sluiten:

5.1 in briefpostzendingen zonder waardeaangifte; wanneer de nationale wetgeving van het land van herkomst en het land van bestemming dit toestaat, mogen deze voorwerpen echter wel aangetekend in een gesloten envelop worden verzonden;

5.2 in pakketten zonder waardeaangifte in het verkeer tussen twee landen die waardeaangifte accepteren; bovendien kan elke postdienst de insluiting verbieden van baren goud in zendingen met of zonder waardeaangifte afkomstig van of met bestemming naar zijn grondgebied of in doorvoer over zijn grondgebied; elke postdienst kan beperkingen stellen aan de werkelijke waarde van deze zendingen.

6. Drukwerken en braillestukken:

6.1 mogen geen aantekeningen bevatten of documenten met het karakter van een actuele en persoonlijke briefwisseling;

6.2 mogen geen al dan niet afgestempelde postzegels of andere frankeermiddelen of enig ander waardevertegenwoordigend papier bevatten.

7. Zendingen die ten onrechte zijn toegelaten, worden behandeld overeenkomstig de Regelingen. Zendingen die de in 2.1, 2.2 en 2.3 bedoelde voorwerpen bevatten, worden echter in geen geval naar de bestemming verzonden, noch bij de geadresseerden besteld, noch teruggestuurd naar de plaats van herkomst.

Artikel 26 Radioactieve stoffen

1. De acceptatie van radioactieve stoffen, geconditioneerd en verpakt overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de Regelingen, is beperkt tot het verkeer tussen de postdiensten die zich bereid hebben verklaard deze zendingen toe te laten, hetzij in hun wederzijds verkeer, hetzij in één richting.

2. Wanneer deze stoffen worden verzonden in briefpostzendingen, zijn zij onderworpen aan het tarief van prioritaire zendingen of aangetekende brieven.

3. De in briefpostzendingen of postpakketten ingesloten radioactieve stoffen moeten via de snelst mogelijke weg, normaliter per luchtpost, worden verzonden onder voorbehoud van betaling van de bijbehorende luchtrechten.

4. Radioactieve stoffen mogen slechts door naar behoren gemachtigde afzenders ter post worden bezorgd.

Artikel 27 Nazending

1. In geval van een adreswijziging van de geadresseerde worden de briefpostzendingen onmiddellijk en op de in de Regelingen bepaalde wijze nagezonden.

2. De zendingen worden echter niet nagezonden:

2.1 indien de afzender nazending heeft verboden door middel van een aantekening in een in het land van bestemming bekende taal;

2.2 indien zij naast het adres van de geadresseerde de vermelding „of aan de bewoner van dit pand" dragen.

3. De postdiensten die voor de verzoeken om nazending in hun binnenlandse dienst een toeslag heffen, mogen dezelfde toeslag heffen in de internationale dienstverlening.

4. Voor de nazending van briefpostzendingen van land tot land wordt, behoudens de in de Regeling bepaalde uitzonderingen, geen aanvullende toeslag geheven. De postdiensten die in hun binnenlandse dienst een toeslag voor nazending heffen, mogen echter dezelfde toeslag heffen voor de internationale briefpostzendingen die zij in hun eigen dienst nazenden.

Artikel 28 Onbestelbare zendingen

1. De postdiensten verzorgen de terugzending van zendingen die om ongeacht welke reden niet bij de geadresseerden konden worden besteld.

2. De bewaartermijn van de zendingen wordt vastgelegd in de Regelingen.

3. Elk pakket dat niet bij de geadresseerde kan worden afgeleverd of dat ambtshalve wordt vastgehouden, wordt behandeld volgens de door de afzender binnen de in de Regeling Postpakketten vastgestelde grenzen gegeven instructies.

4. Indien de afzender afstand heeft gedaan van een pakket dat niet bij de geadresseerde kon worden afgeleverd, wordt dit pakket door de postdienst van bestemming volgens zijn eigen wetgeving behandeld. Noch de afzender, noch de postdiensten zijn gehouden de postheffingen, douanerechten of andere rechten te betalen die op het pakket van toepassing zouden kunnen zijn.

5. Uitsluitend de zich in een pakket bevindende voorwerpen die weldra zullen beschadigen of bederven mogen onmiddellijk zonder voorafgaande mededeling of gerechtelijke formaliteit worden verkocht. De verkoop vindt plaats ten gunste van de rechthebbende, zelfs onderweg, op de heen- of terugweg. Indien verkoop onmogelijk is, worden de beschadigde of bedorven voorwerpen vernietigd.

6. Over onbestelbare briefpostzendingen die naar het land van herkomst worden teruggezonden, wordt geen aanvullende toeslag geheven, behoudens de in de Regeling bepaalde uitzonderingen. De postdiensten die in hun binnenlandse dienst een toeslag voor terugzending heffen, mogen echter dezelfde toeslag heffen voor de internationale zendingen die aan hen worden teruggezonden.

7. Onverminderd het bepaalde in 6 is een postdienst bevoegd, wanneer deze door op zijn grondgebied woonachtige cliënten in het buitenland ter post bezorgde zendingen ter terugzending aan de afzender ontvangt, bij de afzender of afzenders per zending een toeslag voor behandeling in rekening te brengen, die niet meer bedraagt dan de frankeertoeslag die zou zijn geheven indien de zending bij de betrokken postdienst ter post zou zijn bezorgd.

7.1 Ten behoeve van het in 7 bepaalde wordt onder afzender of afzenders verstaan de personen of instanties waarvan de naam op het retouradres of de retouradressen vermeld staat.

Artikel 29 Terugtrekking. Adreswijziging of -verbetering op verzoek van de afzender

1. De afzender van een briefpostzending kan deze uit de dienst laten terugtrekken of het adres ervan laten wijzigen of verbeteren onder de in de Regeling bepaalde voorwaarden.

2. Indien de wetgeving dit toelaat, is elke postdienst verplicht tegemoet te komen aan de verzoeken om terugtrekking of adreswijziging of -verbetering met betrekking tot briefpostzendingen die ter post werden bezorgd bij een andere postdienst.

3. Voor elk verzoek dient de afzender een bijzondere toeslag te betalen waarvan het maximumbedrag in de Regelingen wordt vastgelegd.

4. De afzender van een pakket kan om de terugzending hiervan verzoeken of het adres laten wijzigen. Hij dient borg te staan voor de betaling van de opeisbare gelden voor elke nieuwe overbrenging.

5. De postdiensten zijn evenwel bevoegd de in 4 bedoelde verzoeken niet in behandeling te nemen wanneer zij deze niet in hun binnenlandse stelsel accepteren.

Artikel 30 Klachten

1. Klachten kunnen worden ingediend binnen een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de dag volgend op de dag van terpostbezorging van de zending.

2. Elke postdienst is verplicht de klachten met betrekking tot zendingen die bij andere postdiensten ter post werden bezorgd in behandeling te nemen.

3. Voor gewone pakketten en pakketten met waardeaangifte moeten aparte klachten worden ingediend.

4. De behandeling van klachten is kosteloos. Wanneer om het gebruik van de EMS-dienst wordt verzocht, komen de bijkomende kosten in beginsel echter ten laste van de verzoeker.

Artikel 31 Douanecontrole

1. De postdienst van het land van herkomst en die van het land van bestemming zijn gemachtigd om, overeenkomstig de wetgeving van hun land, zendingen aan douanecontrole te onderwerpen.

2. Zendingen die ter controle aan de douane worden voorgelegd, kunnen door de postdienst worden belast met een toeslag voor aanbieding bij de douane waarvan het maximumbedrag in de Regelingen wordt vastgelegd. Deze toeslag wordt slechts voor aanbieding bij de douane en voor inklaring geheven voor de zendingen die zijn belast met douanerechten of soortgelijke rechten.

Artikel 32 Inklaringstoeslag

1. De postdiensten die toestemming hebben verkregen voor het verrichten van de inklaring namens de cliënten zijn gemachtigd om van de cliënten een op de werkelijke kosten van de handeling gebaseerde toeslag te heffen.

Artikel 33 Douanerechten en andere rechten

1. De postdiensten zijn gemachtigd om van de afzenders c.q. de geadresseerden van de zendingen douanerechten en eventuele andere rechten te heffen.

HOOFDSTUK 2

AANSPRAKELIJKHEID

Artikel 34 Aansprakelijkheid van de postdiensten. Schadevergoedingen

1. Algemeen

1.1 Met uitzondering van de in artikel 35 bedoelde gevallen, zijn de postdiensten aansprakelijk voor:

1.1.1 verlies, ontvreemding of beschadiging van aangetekende zendingen, van gewone pakketten en zendingen met waardeaangifte;

1.1.2 verlies van zendingen met bewijs van afgifte.

1.2 Wanneer het verlies, de volledige ontvreemding of de volledige beschadiging van een aangetekende zending, van een gewoon pakket of van een zending met waardeaangifte het gevolg is van overmacht die geen aanleiding tot schadevergoeding geeft, heeft de afzender recht op teruggave van de betaalde toeslagen, met uitzondering van de verzekeringstoeslag.

2. Aangetekende zendingen

2.1 De afzender van een aangetekende zending heeft bij verlies, volledige ontvreemding of volledige beschadiging daarvan recht op een schadevergoeding vastgelegd in de Regeling Brievenpost. Indien de afzender een bedrag eist dat lager is dan het in de Regeling Brievenpost bepaalde bedrag, mogen de postdiensten dit lagere bedrag uitkeren en op basis hiervan door de eventuele andere betrokken postdiensten worden vergoed.

2.2 In geval van gedeeltelijke ontvreemding of gedeeltelijke beschadiging van een aangetekende zending heeft de afzender in principe recht op een vergoeding die overeenkomt met het werkelijke bedrag van de ontvreemding of de beschadiging. Dit bedrag kan echter in geen geval hoger zijn dan het in de Regeling Brievenpost bepaalde bedrag in geval van verlies, volledige ontvreemding of volledige beschadiging. Indirecte schade of gederfde winsten worden niet in aanmerking genomen.

3. Zendingen met bewijs van afgifte

3.1 Bij verlies, volledige ontvreemding of volledige beschadiging van een zending met bewijs van afgifte, heeft de afzender recht op terugbetaling van de betaalde porten.

4. Gewone pakketten

4.1 In geval van verlies, volledige ontvreemding of volledige beschadiging van een gewoon pakket heeft de afzender recht op een in de Regeling Postpakketten vastgestelde vergoeding.

4.2 In geval van gedeeltelijke ontvreemding of gedeeltelijke beschadiging van een gewoon pakket heeft de afzender in principe recht op een vergoeding die overeenkomt met het werkelijke bedrag van de ontvreemding of de beschadiging. Dit bedrag kan echter in geen geval hoger zijn dan het in de Regeling Postpakketten bepaalde bedrag in geval van verlies, volledige ontvreemding of volledige beschadiging. Indirecte schade of gederfde winsten worden niet in aanmerking genomen.

4.3 De postdiensten kunnen overeenkomen in hun wederzijdse betrekkingen het in de Regeling Postpakketten vastgestelde bedrag toe te passen, zonder inachtneming van het gewicht van het pakket.

5. Zendingen met waardeaangifte

5.1 Bij verlies, volledige ontvreemding of volledige beschadiging van een zending met waardeaangifte, heeft de afzender recht op een schadevergoeding die in principe overeenkomt met het bedrag, in BTR, van de aangegeven waarde.

5.2 In geval van gedeeltelijke ontvreemding of gedeeltelijke beschadiging van een zending met waardeaangifte heeft de afzender in principe recht op een vergoeding die overeenkomt met het werkelijke bedrag van de ontvreemding of de beschadiging. Dit bedrag kan echter in geen geval hoger zijn dan het bedrag, in BTR, van de aangegeven waarde. Indirecte schade of gederfde winsten worden niet in aanmerking genomen.

6. In de in 4 en 5 bedoelde gevallen wordt de schadevergoeding berekend volgens de in BTR omgezette marktprijs van gelijksoortige voorwerpen of goederen op de plaats en het tijdstip waarop de zending voor vervoer werd aangenomen. Bij ontbreken van een marktprijs wordt de schadevergoeding berekend volgens de gewone waarde van op dezelfde gronden geschatte voorwerpen of goederen.

7. Wanneer vanwege verlies, volledige ontvreemding of volledige beschadiging van een aangetekende zending, van een gewoon pakket of van een zending met waardeaangifte een schadevergoeding verschuldigd is, heeft de afzender of, naar gelang van het geval, de geadresseerde bovendien recht op terugbetaling van de betaalde porten en rechten, met uitzondering van de toeslag voor aantekenen of waardeaangifte. Hetzelfde geldt voor aangetekende zendingen, gewone pakketten of zendingen met waardeaangifte die door de geadresseerden worden geweigerd als gevolg van de slechte staat ervan, indien deze aan de postdienst toe te rekenen is en deze hiervoor aansprakelijk is.

8. In afwijking van het in 2, 4 en 5 bepaalde heeft de geadresseerde recht op schadevergoeding na inontvangstneming van een ontvreemde of beschadigde aangetekende zending, gewoon pakket of zending met waardeaangifte.

9. De postdienst van herkomst heeft het recht aan de afzenders in zijn land de schadevergoedingen uit te betalen welke zijn voorzien in de in zijn land geldende wetgeving inzake aangetekende zendingen en pakketten zonder waardeaangifte, mits deze niet lager zijn dan die welke zijn vastgesteld in 2.1 en 4.1. Hetzelfde geldt voor de postdienst van bestemming wanneer de schadevergoeding aan de geadresseerde wordt betaald. De in 2.1 en 4.1 vastgestelde bedragen blijven echter van toepassing:

9.1 indien tegen de verantwoordelijke postdienst beroep wordt aangetekend;

9.2 indien de afzender ten voordele van de geadresseerde afziet van zijn rechten of omgekeerd.

Artikel 35 Onaansprakelijkheid van de postdiensten

1. De postdiensten zijn niet langer aansprakelijk voor aangetekende zendingen, zendingen met bewijs van afgifte, pakketten en zendingen met waardeaangifte zodra zij deze hebben besteld overeenkomstig de voorschriften van hun Regelingen inzake dergelijke zendingen. Zij zijn echter nog wel aansprakelijk:

1.1 wanneer ontvreemding of beschadiging wordt vastgesteld, hetzij vóór, hetzij tijdens de bestelling van de zending;

1.2 wanneer de geadresseerde, of in geval van terugzending de afzender, een voorbehoud maakt bij de inontvangstneming van een gedeeltelijk ontvreemde of beschadigde zending, wanneer het binnenlandse reglement dit toestaat;

1.3. wanneer de aangetekende zending werd besteld in een brievenbus, wanneer het binnenlandse reglement dit toestaat, en de geadresseerde tijdens de klachtenprocedure verklaart deze niet te hebben ontvangen;

1.4 wanneer de geadresseerde of in geval van terugzending de afzender van een pakket of een zending met waardeaangifte, niettegenstaande het feit dat hij daarvoor op de voorgeschreven wijze voor ontvangst heeft getekend, onverwijld aan de postdienst die hem de zending heeft uitgereikt te kennen geeft dat hij schade heeft vastgesteld. De betrokkene dient aan te tonen dat de ontvreemding of beschadiging niet na de bestelling heeft plaatsgehad.

2. De postdiensten zijn niet aansprakelijk:

2.1 in geval van overmacht, onder voorbehoud van artikel 12.4;

2.2 wanneer zij, zonder dat hun aansprakelijkheid op een andere manier wordt bewezen, geen rekenschap kunnen afleggen voor de zendingen als gevolg van vernieling van de dienstbescheiden die voortvloeit uit een geval van overmacht;

2.3 wanneer de schade is veroorzaakt door een fout of nalatigheid van de afzender of voortvloeit uit de aard van de inhoud;

2.4 wanneer het zendingen betreft waarvan de inhoud valt onder de verbodsbepalingen van artikel 25, en voor zover deze zendingen vanwege hun inhoud door de bevoegde autoriteit zijn geconfisqueerd of vernietigd;

2.5 in geval van inbeslagname krachtens de wetgeving van het land van bestemming, na kennisgeving door de postdienst van dat land;

2.6 wanneer het gaat om zendingen met waardeaangifte waarbij een frauduleuze aangifte is gedaan van een waarde die hoger is dan de werkelijke waarde van de inhoud;

2.7 wanneer de afzender binnen de termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de dag volgend op de dag van terpostbezorging van de zending, geen klacht heeft ingediend;

2.8 wanneer het pakketten van krijgsgevangenen of civiel geïnterneerden betreft.

3. De postdiensten aanvaarden geen aansprakelijkheid uit hoofde van douaneaangiften, in welke vorm dan ook, of beslissingen die door de douanediensten worden genomen bij de verificatie van de aan douanecontrole onderworpen zendingen.

Artikel 36 Aansprakelijkheid van de afzender

1. De afzender van een zending is aansprakelijk voor alle schade aan andere poststukken die te wijten is aan het verzenden van niet voor vervoer toegelaten voorwerpen of aan het niet nakomen van de voorwaarden voor toelating.

2. De afzender is aansprakelijk binnen dezelfde grenzen als de postdiensten.

3. De afzender blijft aansprakelijk, zelfs indien het kantoor van terpostbezorging de zending aanvaardt.

4. De afzender is echter niet aansprakelijk wanneer er sprake is van een fout of nalatigheid van de postdiensten of de vervoerders.

Artikel 37 Betaling van schadevergoeding

1. Onder voorbehoud van het recht op verhaal op de verantwoordelijke postdienst, dient de schadevergoeding door de postdienst van herkomst of, naar gelang van het geval, de postdienst van bestemming te worden betaald en rust op deze dienst de verplichting tot terugbetaling van de porten en rechten.

2. De afzender mag ten voordele van de geadresseerde afzien van zijn recht op schadevergoeding. Omgekeerd mag de geadresseerde van zijn recht op schadevergoeding afzien ten voordele van de afzender. De afzender of de geadresseerde mag een derde machtigen om de schadevergoeding in ontvangst te nemen, indien de nationale wetgeving dat toestaat.

3. De postdienst van herkomst of, naar gelang van het geval, de postdienst van bestemming mag de rechthebbende schadeloos stellen voor rekening van de postdienst die aan het vervoer heeft deelgenomen en bij wie de zaak volgens de regels aanhangig is gemaakt, en die twee maanden, en, indien de zaak is gemeld via fax of elk ander elektronisch middel waarmee de ontvangst van de klacht kan worden bevestigd, dertig dagen heeft laten verstrijken zonder een definitieve oplossing te bieden of zonder te hebben aangegeven dat:

3.1 de schade klaarblijkelijk te wijten is aan een geval van overmacht;

3.2 de zending vanwege haar inhoud door de bevoegde autoriteit is tegengehouden, geconfisqueerd of vernietigd of krachtens de wetgeving van het land van bestemming in beslag is genomen.

4. De postdienst van herkomst of, naar gelang van het geval, de postdienst van bestemming is eveneens gerechtigd om de rechthebbende schadeloos te stellen wanneer het klachtenformulier onvolledig is ingevuld en ter vervollediging diende te worden teruggezonden, waardoor de in 3 bepaalde termijn is overschreden.

5. Wanneer het een klacht betreft over een rembourszending, mag de postdienst van herkomst de rechthebbende schadeloos stellen voor het remboursbedrag namens de postdienst van bestemming bij wie de zaak volgens de regels aanhangig is gemaakt, wanneer deze twee maanden heeft laten verstrijken zonder een definitieve oplossing voor de zaak te bieden.

Artikel 38 Eventuele terugvordering van de schadevergoeding van de afzender of de geadresseerde

1. Indien, na betaling van een schadevergoeding, een tevoren als verloren beschouwde aangetekende zending, een pakket of zending met waardeaangifte, of een gedeelte van de inhoud daarvan wordt teruggevonden, dan wordt de afzender of, naar gelang van het geval, de geadresseerde ervan op de hoogte gebracht dat de zending gedurende een periode van drie maanden te zijner beschikking wordt gehouden tegen terugbetaling van het bedrag van de betaalde schadevergoeding. Tevens wordt hem gevraagd aan wie de zending dient te worden afgegeven. In geval van weigering of wanneer niet binnen de gestelde termijn wordt gereageerd, wordt dezelfde procedure gevolgd ten aanzien van de geadresseerde of, naar gelang van het geval, de afzender.

2. Zien de afzender en de geadresseerde af van inontvangstneming van de zending, dan wordt deze eigendom van de postdienst of de postdiensten die de schade heeft respectievelijk hebben gedragen.

3. Wordt een zending met waardeaangifte later teruggevonden en blijkt de waarde van de inhoud lager te zijn dan het bedrag van de betaalde schadevergoeding, dan dient de afzender of, naar gelang van het geval, de geadresseerde het bedrag van deze schadevergoeding tegen afgifte van de zending terug te betalen, onverminderd de gevolgen die voortvloeien uit de frauduleuze waardeaangifte.

Artikel 39 Uitwisseling van zendingen

1. De postdiensten kunnen elkaar, door tussenkomst van één of meer van hen, gesloten depêches en zendingen à découvert verzenden, op basis van de bepalingen van de Regelingen.

2. Wanneer uitzonderlijke omstandigheden een postdienst ertoe dwingen de dienstverlening tijdelijk en volledig of gedeeltelijk op te schorten, dient zij de betrokken postdiensten daarvan onmiddellijk op de hoogte te brengen.

3. Wanneer er doorvoer van post door een land plaatsvindt zonder dat de postdienst van dat land daar een functie bij vervult, dient deze hiervan van tevoren op de hoogte te worden gebracht. De postdienst van het land van doorvoer draagt bij deze vorm van vervoer geen verantwoordelijkheid.

4. De postdiensten hebben de mogelijkheid om land- en/of zeepostzendingen met beperkte voorrang per luchtpost te verzenden, mits hiervoor toestemming is verkregen van de postdiensten die deze zendingen op de luchthavens van hun land ontvangen.

Artikel 40 Uitwisseling van gesloten depêches met militaire eenheden

1. Gesloten depêches kunnen worden uitgewisseld via de landmacht-, marine- of luchtmachtdiensten van andere landen:

1.1 tussen de postkantoren van een van de lidstaten en de bevelhebbers van de aan de Verenigde Naties ter beschikking gestelde militaire eenheden;

1.2 tussen de bevelhebbers van deze militaire eenheden;

1.3 tussen de postkantoren van een van de lidstaten en de bevelhebbers van marine- of luchtmachtdivisies, oorlogsschepen of militaire vliegtuigen van hetzelfde land die in het buitenland zijn gestationeerd;

1.4 tussen de bevelhebbers van marine- of luchtmachtdivisies, oorlogsschepen of militaire vliegtuigen van hetzelfde land.

2. Briefpostzendingen die zijn opgenomen in de in 1 genoemde depêches dienen uitsluitend geadresseerd te zijn aan, of afkomstig te zijn van de leden van de militaire eenheden of van de staf- en bemanningsleden van de schepen of vliegtuigen van bestemming of herkomst. De daarvoor geldende tarieven en verzendingsvoorwaarden worden aan de hand van het binnenlandse reglement vastgesteld door de postdienst van het land dat de militaire eenheid ter beschikking heeft gesteld, of waartoe de schepen of vliegtuigen behoren.

3. Tenzij anders is overeengekomen, is de postdienst van het land dat de militaire eenheid ter beschikking heeft gesteld, of waartoe de oorlogsschepen of militaire vliegtuigen behoren, aan de betrokken postdiensten de doorvoervergoedingen, de eindkosten en de kosten voor het luchtvervoer verschuldigd.

Artikel 41 Vaststelling welke postdienst aansprakelijk is

1. Tot het tegendeel wordt bewezen, is de postdienst aansprakelijk die, na de zending zonder commentaar te hebben aangenomen en in het bezit te zijn gesteld van alle voorgeschreven onderzoeksmiddelen, niet kan aantonen dat de zending is afgegeven aan de geadresseerde, of, indien daartoe aanleiding bestond, volgens de regels aan een andere postdienst is overgedragen.

2. Wanneer het verlies, de ontvreemding of de beschadiging heeft plaatsgevonden tijdens het vervoer zonder dat kan worden vastgesteld op welk grondgebied of in de dienst van welk land het feit heeft plaatsgevonden, wordt de schade gelijkelijk door de desbetreffende postdiensten gedragen. Wanneer het echter een gewoon pakket betreft en het bedrag van de schadevergoeding het op grond van artikel 34.4.1 voor een pakket van 1 kg berekende bedrag niet te boven gaat, wordt dit bedrag gelijkelijk door de postdienst van herkomst en van bestemming gedragen, met uitsluiting van de tussenliggende postdiensten.

3. Met betrekking tot zendingen met waardeaangifte kan een postdienst ten opzichte van de andere postdiensten in geen geval aansprakelijk worden gesteld voor een hoger bedrag dan het maximum van de waardeaangifte dat door deze dienst wordt geaccepteerd.

4. De postdiensten die geen verzending met waardeaangifte verzorgen, aanvaarden voor dergelijke in gesloten depêches vervoerde zendingen de aansprakelijkheid die is voorzien voor aangetekende zendingen, respectievelijk voor gewone pakketten. Deze bepaling is eveneens van toepassing wanneer de postdiensten geen aansprakelijkheid aanvaarden voor het vervoer aan boord van de schepen of vliegtuigen die zij gebruiken.

5. Indien het verlies, de ontvreemding of de beschadiging heeft plaatsgevonden op het grondgebied of binnen de dienst van een tussenliggende postdienst die geen zendingen met waardeaangifte verzorgt, draagt de postdienst van herkomst de schade die niet door de tussenliggende postdienst wordt gedekt. Dezelfde regel is van toepassing indien het schadebedrag hoger is dan het maximum van de aangegeven waarde dat door de tussenliggende postdienst wordt geaccepteerd.

6. Douane- en andere rechten die niet konden worden geannuleerd, komen ten laste van de postdiensten die voor het verlies, de ontvreemding of de beschadiging aansprakelijk zijn.

7. De postdienst die de schadevergoeding heeft betaald, treedt, tot aan het bedrag van die schadevergoeding, in de rechten van de persoon die deze heeft ontvangen bij eventueel verhaal op de geadresseerde, de afzender of derden.

HOOFDSTUK 3

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR BRIEFPOST

Artikel 42 Doelstellingen inzake de kwaliteit van de dienstverlening

1. De postdiensten dienen een termijn vast te stellen voor de behandeling van prioritaire zendingen en luchtpostzendingen, en voor de behandeling van niet-prioritaire zendingen en zendingen over land en/of zee die ofwel voor hun land bestemd zijn, ofwel er uit afkomstig zijn. Deze termijn mag niet minder gunstig zijn dan die welke wordt toegepast voor vergelijkbare zendingen in hun binnenlandse dienst.

2. De postdiensten van herkomst dienen hun doelstellingen inzake de kwaliteit van de dienstverlening voor prioritaire zendingen en luchtpostzendingen naar het buitenland openbaar te maken, met als uitgangspunt de termijnen die door de postdiensten van herkomst en van bestemming zijn vastgelegd, met inbegrip van de transporttijd.

3. De postdiensten controleren periodiek de naleving van de vastgestelde termijnen, hetzij in het kader van de onderzoeken die door het Internationaal Bureau of door de beperkte Unies worden georganiseerd, hetzij op basis van bilaterale akkoorden.

4. Het is eveneens wenselijk dat de postdiensten periodiek de naleving van de vastgestelde termijnen controleren door middel van andere controlesystemen, met name externe controles.

5. De postdiensten passen de controlesystemen voor de kwaliteit van de dienstverlening zo veel mogelijk toe op internationale zendingen (zowel binnenkomend als uitgaand); het betreft hier een evaluatie die voor zover mogelijk vanaf de terpostbezorging tot en met de bestelling (van het begin tot het einde) wordt verricht.

6. Alle lidstaten verschaffen het Internationaal Bureau actuele informatie over de sluitingstijden voor de aankomst van het vervoermiddel (LTAT), die als referentie zullen dienen voor de exploitatie van hun internationale postdienst. Zij brengen het Internationaal Bureau op de hoogte van eventuele wijzigingen zodra deze worden voorzien teneinde het Bureau in staat te stellen deze wijzigingen voordat deze worden toegepast mede te delen aan de postdiensten.

7. Gegevens betreffende de stromen prioritaire en niet-prioritaire zendingen dienen zo veel mogelijk afzonderlijk te worden verstrekt.

Artikel 43 Terpostbezorging van briefpostzendingen in het buitenland

1. Geen enkele lidstaat is verplicht briefpostzendingen te verzenden of bij de geadresseerden te bestellen die op zijn grondgebied woonachtige afzenders in het buitenland ter post bezorgen of doen bezorgen, met de bedoeling gebruik te maken van de aldaar geldende voordeligere tarieven.

2. De bepalingen in 1 worden zonder onderscheid toegepast op briefpostzendingen die in het land van de afzender worden gereedgemaakt om vervolgens over de grens te worden vervoerd, en op briefpostzendingen die in het buitenland worden samengesteld.

3. De postdienst van bestemming heeft het recht van de afzender of, bij diens afwezigheid, van de postdienst van terpostbezorging, betaling te eisen van de binnenlandse tarieven. Indien noch de afzender, noch de postdienst van terpostbezorging deze tarieven binnen een door de postdienst van bestemming gestelde termijn wil betalen, mag deze postdienst de zendingen terugsturen naar de postdienst van terpostbezorging met het recht op vergoeding van de kosten van terugzending, ofwel de zendingen overeenkomstig zijn eigen wetgeving behandelen.

4. Geen enkele lidstaat is verplicht de briefpostzendingen die de afzenders in grote hoeveelheden in een ander land dan dat waar ze verblijf houden ter post hebben bezorgd of laten bezorgen, te verzenden of bij de geadresseerden te bestellen indien het bedrag van de te heffen eindkosten minder hoog blijkt dan het bedrag dat zou zijn geheven indien de zendingen ter post zouden zijn bezorgd in het land van verblijf van de afzenders. De postdienst van bestemming heeft het recht om van de postdienst van terpostbezorging een vergoeding te eisen met betrekking tot de gemaakte kosten. Deze mag echter niet hoger zijn dan het hoogste bedrag van de volgende twee formules: hetzij 80% van het binnenlandse tarief dat op soortgelijke zendingen van toepassing is, hetzij 0,14 BTR per zending plus 1 BTR per kilogram. Indien de postdienst van terpostbezorging weigert het gevorderde bedrag binnen een door de postdienst van bestemming gestelde termijn te betalen, mag deze de zendingen terugsturen naar de postdienst van terpostbezorging met het recht op vergoeding van de kosten van terugzending, ofwel de zendingen overeenkomstig zijn eigen wetgeving behandelen.

Artikel 44 Toegelaten biologische stoffen

1. Bederfelijke biologische stoffen, besmettelijke stoffen en vast koolzuurgas (koolzuursneeuw), wanneer dit wordt gebruikt voor het koelen van besmettelijke stoffen, mogen slechts per post worden verzonden in het kader van uitwisselingen tussen officieel erkende bevoegde laboratoria. Deze gevaarlijke stoffen kunnen in de post worden toegelaten ter verzending per vliegtuig, mits de nationale wetgeving, de geldende technische instructies van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en de IATA-voorschriften inzake gevaarlijke goederen zulks toestaan.

2. Bederfelijke biologische stoffen en besmettelijke stoffen geconditioneerd en verpakt overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de Regeling zijn onderworpen aan het tarief van prioritaire zendingen of aangetekende brieven. Het is toegestaan de postverwerking van deze zendingen te onderwerpen aan de betaling van een toeslag.

2.1 Toelating van bederfelijke biologische stoffen en besmettelijke stoffen is beperkt tot het verkeer tussen de postdiensten die zich akkoord hebben verklaard deze zendingen aan te nemen, hetzij in hun wederzijds verkeer, hetzij in één richting.

2.2 Deze stoffen moeten via de snelst mogelijke weg, normaliter per luchtpost, worden verzonden onder voorbehoud van betaling van de bijbehorende luchtrechten, en genieten prioriteit bij de bestelling.

Artikel 45 Telepost

1. De postdiensten kunnen onderling overeenkomen deel te nemen aan telepostdiensten.

2. De telepost is een postdienst waarbij gebruik wordt gemaakt van telecommunicatie om berichten die als „hard copy" of in elektronische vorm van de afzender worden ontvangen en die in dezelfde vorm en binnen enkele seconden conform het origineel aan de geadresseerde moeten worden geleverd. In geval van afgifte als „hard copy", wordt de informatie doorgaans over de grootst mogelijke afstand elektronisch overgebracht om zo dicht mogelijk bij de geadresseerde als „hard copy" te worden gereproduceerd. Berichten als „hard copy" worden als briefpostzending onder omslag aan de geadresseerde bezorgd.

3. De tarieven met betrekking tot telepost worden bepaald door de postdiensten, rekening houdend met de kosten en markteisen.

Artikel 46 Doorvoervergoedingen

1. Onder voorbehoud van artikel 52 worden gesloten depêches die tussen twee postdiensten of tussen twee kantoren van hetzelfde land via de diensten van één of meer andere postdiensten (derde diensten) worden uitgewisseld, onderworpen aan de betaling van doorvoervergoedingen. Deze vormen een vergoeding voor de dienstverlening in de vorm van doorvoer over land, over zee of door de lucht.

2. Zendingen à découvert kunnen eveneens aan doorvoervergoedingen worden onderworpen.

3. De toepassingsvoorwaarden en tarieven worden bepaald in de Regeling Brievenpost.

Artikel 47 Eindkosten. Algemene bepalingen

1. Onder voorbehoud van artikel 52 heeft elke postdienst die van een andere postdienst briefpostzendingen ontvangt, het recht om van de postdienst van verzending een vergoeding te vragen voor de door de ontvangen internationale post teweeggebrachte kosten.

2. Voor de toepassing van de bepalingen betreffende de vergoeding voor eindkosten worden de postdiensten geclassificeerd als „industrielanden" of „ontwikkelingslanden", overeenkomstig de daartoe door het Congres opgestelde lijst.

3. De bepalingen van dit Verdrag betreffende de betaling van eindkosten zijn overgangsbepalingen die leiden tot de aanneming van een betalingssysteem dat rekening houdt met de bijzondere kenmerken van elk land.

4. Toegang tot het binnenlandse stelsel.

4.1 Elke postdienst stelt aan de andere postdiensten alle tarieven en voorwaarden ter beschikking die hij in zijn nationale stelsel, onder dezelfde voorwaarden, zijn nationale cliënten aanbiedt.

4.2 Een verzendende postdienst kan, onder vergelijkbare omstandigheden, aan de postdienst van een industrieland van bestemming verzoeken dezelfde voorwaarden te mogen genieten als deze postdienst stelt ten aanzien van zijn nationale cliënten voor gelijkwaardige zendingen.

4.3 De postdiensten van ontwikkelingslanden moeten vermelden of zij toegang toestaan onder de in 4.1 vermelde voorwaarden.

4.3.1 Wanneer een postdienst van een ontwikkelingsland verklaart toegang toe te staan onder de in zijn binnenlandse stelsel gestelde voorwaarden, is deze toestemming zonder onderscheid van toepassing op alle postdiensten van de Unie.

4.4 Het is aan de postdienst van bestemming om te besluiten of door de postdienst van herkomst aan de voorwaarden voor de toegang tot zijn binnenlands stelsel wordt voldaan.

5. De tarieven van de eindkosten van partijenpost mogen niet hoger zijn dan de gunstigste tarieven die door de postdienst van bestemming worden toegepast krachtens bilaterale of multilaterale regelingen betreffende eindkosten. Het is de taak van de postdienst van bestemming om te beoordelen of de postdienst van herkomst al dan niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor toegang.

6. Tijdens de periode tussen twee Congressen in is de Postraad gemachtigd om de in de artikelen 48 tot en met 51 vermelde vergoedingen te wijzigen. De eventuele herziening moet zijn gebaseerd op betrouwbare en representatieve economische en financiële gegevens en rekening houden met alle bepalingen inzake eindkosten van het Verdrag en van de Regeling Brievenpost. Eventuele wijzigingen waartoe kan worden besloten, worden van kracht op de datum die door de Postraad wordt bepaald.

7. Elke postdienst mag geheel of gedeeltelijk afzien van de in 1 bedoelde vergoeding.

8. De betrokken postdiensten mogen op basis van een bilaterale of multilaterale overeenkomst andere vergoedingssystemen voor de verrekening van eindkosten toepassen.

Artikel 48 Eindkosten. Bepalingen die van toepassing zijn op uitwisselingen tussen industrielanden

1. De vergoeding voor briefpostzendingen, met inbegrip van partijenpost, met uitsluiting van M-zakken, wordt vastgesteld door middel van toepassing van de bedragen per zending en per kilogram die de verwerkingskosten in het land van bestemming weergeven; deze kosten moeten in verhouding staan tot de binnenlandse tarieven. De berekening van de bedragen vindt plaats onder de in de Regeling Brievenpost vermelde voorwaarden.

2. Voor de jaren 2001 tot en met 2003 kunnen de bedragen per zending en per kilogram niet meer bedragen dan die welke zijn berekend op basis van 60% van de heffing voor een brief van 20 gram in het binnenlandse stelsel, noch de volgende bedragen te boven gaan:

2.1 voor het jaar 2001: 0,158 BTR per zending en 1,684 BTR per kilogram;

2.2 voor het jaar 2002: 0,172 BTR per zending en 1,684 BTR per kilogram;

2.3 voor het jaar 2003: 0,215 BTR per zending en 1,684 BTR per kilogram.

3. Voor de jaren 2004 en 2005 stelt de Postraad het uiteindelijke percentage vast van de voor elk industrieland geldende tarieven, afhankelijk van de verhoudingen tussen de kosten en de tarieven van elk land.

4. Voor het tijdvak 2001 tot en met 2005 kunnen de toe te passen bedragen niet lager zijn dan 0,147 BTR per zending en 1,491 BTR per kilogram.

5. Het voor M-zakken toe te passen bedrag is 0,653 BTR per kilogram.

5.1 Voor de vergoeding van de eindkosten worden M-zakken van minder dan 5 kilogram beschouwd als wegende 5 kilogram.

6. De postdienst van bestemming is gerechtigd een aanvullende vergoeding van 0,5 BTR per zending te heffen voor de bestelling van aangetekende zendingen en van 1 BTR per zending voor de bestelling van zendingen met waardeaangifte.

7. De bepalingen tussen industrielanden zijn van toepassing op elk ontwikkelingsland dat verklaart zich hieraan te willen conformeren en dat wenst voor de werking van de bepalingen van de artikelen 48 tot en met 50 en van die van de Regeling Brievenpost die daarop betrekking hebben, te worden beschouwd als een industrieland.

Artikel 49 Eindkosten. Bepalingen die van toepassing zijn op de poststromen van ontwikkelingslanden naar industrielanden

1. Vergoeding

1.1 De vergoeding voor briefpostzendingen, met uitsluiting van M-zakken, bedraagt 3,427 BTR per kilogram.

1.2 Voor M-zakken is het toe te passen bedrag 0,653 BTR per kilogram.

1.2.1 Voor de vergoeding van de eindkosten worden M-zakken van minder dan 5 kilogram beschouwd als wegende 5 kilogram.

1.3 De postdienst van bestemming is gerechtigd een aanvullende vergoeding van 0,5 BTR per zending te heffen voor de bestelling van aangetekende zendingen en van 1 BTR per zending voor de bestelling van zendingen met waardeaangifte.

2. Herzieningsmechanisme

2.1 Een postdienst die een poststroom van meer dan 150 ton per jaar verzendt, kan herziening van het onder 1.1. vermelde bedrag bewerkstelligen wanneer deze vaststelt dat, in een gegeven betrekking, het gemiddelde aantal zendingen per kilogram verzonden post minder dan 14 bedraagt.

2.2 Een postdienst die een poststroom van meer dan 150 ton per jaar ontvangt, kan herziening van het onder 1.1. vermelde bedrag bewerkstelligen wanneer deze vaststelt dat, in een gegeven betrekking, het gemiddelde aantal zendingen per kilogram verzonden post meer dan 21 bedraagt.

2.3 De herziening vindt plaats onder de in de Regeling Brievenpost vermelde voorwaarden.

3. Mechanisme voor de harmonisatie van de systemen

3.1 Wanneer een postdienst die een poststroom van meer dan 50 ton per jaar ontvangt vaststelt dat het jaarlijkse gewicht van deze stroom de onder de in de Regeling Brievenpost vermelde voorwaarden berekende drempel overschrijdt, kan hij op de post die deze drempel overschrijdt het in artikel 48 bedoelde vergoedingensysteem toepassen, mits hij het herzieningsmechanisme niet heeft toegepast.

4. Partijenpost

4.1 De vergoeding voor partijenpost wordt vastgesteld door middel van toepassing van de in artikel 48.1 bedoelde bedragen per zending en per kilogram.

Artikel 50 Eindkosten. Bepalingen die van toepassing zijn op de poststromen van industrielanden naar ontwikkelingslanden

1. Vergoeding

1.1 De vergoeding voor briefpostzendingen, met uitsluiting van M-zakken, bedraagt 3,427 BTR per kilogram.

1.1.1 De eindkosten die voortvloeien uit de toepassing van het in 1.1 vermelde bedrag worden met 7,5% verhoogd uit hoofde van een fonds voor de financiering van de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in ontwikkelingslanden.

1.2 Voor M-zakken is het toe te passen bedrag 0,653 BTR per kilogram.

1.2.1 Voor de vergoeding van de eindkosten worden M-zakken van minder dan 5 kilogram beschouwd als wegende 5 kilogram.

1.3 De postdienst van bestemming is gerechtigd een aanvullende vergoeding van 0,5 BTR per zending te heffen voor de bestelling van aangetekende zendingen en van 1 BTR per zending voor de bestelling van zendingen met waardeaangifte.

2. Herzieningsmechanisme

2.1 Een postdienst die een poststroom van meer dan 150 ton per jaar ontvangt, kan herziening van het onder 1.1. vermelde bedrag bewerkstelligen wanneer deze vaststelt dat, in een gegeven betrekking, het gemiddelde aantal zendingen per kilogram verzonden post meer dan 21 bedraagt.

2.2 De herziening vindt plaats onder de in de Regeling Brievenpost vermelde voorwaarden.

3. Partijenpost

3.1 De postdiensten die geen toegang toestaan onder de in het binnenlandse stelsel gestelde voorwaarden kunnen voor ontvangen partijenpost een vergoeding vragen van 0,14 BTR per zending en 1 BTR per kilogram.

3.2 De postdiensten die wel toegang toestaan onder de in het binnenlandse stelsel gestelde voorwaarden kunnen op ontvangen partijenpost een vergoeding toepassen die overeenkomt met de binnenlandse tarieven, verhoogd met 9%, die worden aangeboden aan nationale cliënten voor soortgelijke zendingen, zonder dat de in artikel 48.2 vermelde bedragen mogen worden overschreden.

Artikel 51 Eindkosten. Bepalingen die van toepassing zijn op uitwisselingen tussen ontwikkelingslanden

1. Vergoeding

1.1 De vergoeding voor briefpostzendingen, met uitsluiting van M-zakken, bedraagt 3,427 BTR per kilogram.

1.2 Voor M-zakken is het toe te passen bedrag 0,653 BTR per kilogram.

1.2.1 Voor de vergoeding van de eindkosten worden M-zakken van minder dan 5 kilogram beschouwd als wegende 5 kilogram.

1.3 De postdienst van bestemming is gerechtigd een aanvullende vergoeding van 0,5 BTR per zending te heffen voor de bestelling van aangetekende zendingen en van 1 BTR per zending voor de bestelling van zendingen met waardeaangifte.

2. Herzieningsmechanisme

2.1 Een postdienst die een poststroom van meer dan 150 ton per jaar ontvangt, kan herziening van het onder 1.1. vermelde bedrag bewerkstelligen wanneer deze vaststelt dat, in een gegeven betrekking, het gemiddelde aantal zendingen per kilogram verzonden post meer dan 21 bedraagt.

2.2 De herziening vindt plaats onder de in de Regeling Brievenpost vermelde voorwaarden.

3. Partijenpost

3.1 De postdiensten die geen toegang toestaan onder de in het binnenlandse stelsel gestelde voorwaarden kunnen voor ontvangen partijenpost een vergoeding vragen van 0,14 BTR per zending en 1 BTR per kilogram.

3.2 De postdiensten die wel toegang toestaan onder de in het binnenlandse stelsel gestelde voorwaarden kunnen op ontvangen partijenpost een vergoeding toepassen die overeenkomt met de binnenlandse tarieven, verhoogd met 9%, die worden aangeboden aan nationale cliënten voor soortgelijke zendingen, zonder de in artikel 48.2 vermelde bedragen te boven te kunnen gaan.

Artikel 52 Vrijstelling van doorvoervergoedingen en eindkosten

1. De in artikel 8.2.2 genoemde briefpostzendingen met betrekking tot de postdienst, niet-bestelde poststukken die in gesloten depêches naar de plaats van herkomst worden teruggezonden, alsmede de zendingen van lege postzakken zijn vrijgesteld van territoriale of maritieme doorvoervergoedingen en van eindkosten. Zendingen van lege containers zijn vrijgesteld van eindheffingen, maar niet van doorvoervergoedingen waarvan de betaling dient te geschieden door de postdienst die eigenaar van de containers is.

Artikel 53 Kosten van luchtvervoer

1. De transportkosten voor het hele luchttraject komen ten laste van:

1.1 de postdienst van het land van herkomst wanneer het gesloten depêches betreft;

1.2. de postdienst die de zendingen aan een andere postdienst overdraagt, wanneer het open prioritaire en luchtpostzendingen in doorvoer betreft, met inbegrip van die welke verkeerd werden verzonden.

2. Dezelfde regelingen zijn van toepassing op zendingen die vrijgesteld zijn van territoriale en maritieme doorvoervergoedingen, uit hoofde van artikel 52, indien deze per vliegtuig worden verzonden.

3. Elke postdienst van bestemming die binnen de grenzen van zijn eigen land het luchtvervoer van internationale post verzorgt, heeft recht op terugbetaling van de extra kosten voor dit vervoer, mits de gewogen gemiddelde afstand van de afgelegde trajecten meer dan 300 km bedraagt. Behoudens een overeenkomst die voorziet in kosteloos vervoer, dienen de kosten identiek te zijn voor alle uit het buitenland afkomstige prioritaire en luchtpostzendingen, ongeacht het al dan niet doorzenden ervan per luchtpost.

4. Wanneer de vereffening van de door de postdienst van bestemming geheven eindkosten specifiek gebaseerd is op de binnenlandse kosten of tarieven, vindt geen extra vergoeding voor binnenlandse luchtvervoerkosten plaats.

5. Met het oog op de berekening van de gewogen gemiddelde afstand, sluit de postdienst van bestemming het gewicht uit van alle depêches waarvoor de berekening van de vergoeding van de eindkosten specifiek gebaseerd is op de binnenlandse kosten of tarieven van de postdienst van bestemming.

6. Behoudens een bijzondere afspraak tussen de betrokken postdiensten zijn de in de Regeling vermelde tarieven voor doorvoerzendingen van toepassing op de luchtpostzendingen voor het eventuele territoriale of maritieme traject. Geen betaling van territoriale doorvoervergoedingen vindt plaats voor:

6.1 het overladen van luchtpostzendingen tussen twee luchthavens vanwaar één en dezelfde stad wordt aangedaan;

6.2 het vervoer van deze depêches tussen een luchthaven vanwaar een stad wordt aangedaan en een in dezelfde stad gelegen opslagplaats, en het vervoer terug van deze depêches met het oog op de doorzending ervan.

Artikel 54 Basistarief en berekening van de kosten van luchtvervoer

1. Het basistarief voor luchtvervoer dat bij de verrekening tussen de postdiensten wordt toegepast, wordt goedgekeurd door de Postraad. Het tarief wordt door het lnternationaal Bureau volgens een in de Regeling Brievenpost bepaalde formule berekend.

2. De berekening van de kosten van luchtvervoer van gesloten depêches, prioritaire zendingen en luchtpostzendingen à découvert in doorvoer, alsmede de daarop betrekking hebbende wijzen van aftrek, worden in de Regeling Brievenpost vastgelegd.

HOOFDSTUK 4

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR POSTPAKKETTEN

Artikel 55 Doelstellingen inzake de kwaliteit van de dienstverlening

1. De postdiensten van bestemming dienen een termijn vast te stellen voor de behandeling van luchtpostpakketten die voor hun land bestemd zijn. Deze termijn, vermeerderd met de tijd die normaliter nodig is voor de inklaring, mag niet minder gunstig zijn dan die welke wordt toegepast voor vergelijkbare zendingen in hun binnenlandse dienst.

2. De postdiensten van bestemming dienen eveneens, voor zover mogelijk, een termijn vast te stellen voor de behandeling van land- en/of zeepostpakketten die voor hun land bestemd zijn.

3. De postdiensten van herkomst leggen kwaliteitsdoelstellingen vast voor de luchtpostpakketten en de land- en/of zeepostpakketten die voor het buitenland bestemd zijn, met als uitgangspunt de termijnen die door de postdiensten van bestemming zijn vastgelegd.

4. De postdiensten controleren de werkelijke resultaten aan de hand van de doelstellingen die zij inzake de kwaliteit van de dienstverlening hebben vastgelegd.

Artikel 56 Territoriale bestellingsquota

1. Pakketten die worden uitgewisseld tussen twee postdiensten zijn onderworpen aan territoriale bestellingsquota voor elk land en voor elk pakket, berekend door de in de Regeling vastgestelde richttarieven per pakket en per kilogram te combineren.

2. Rekening houdend met de hierboven genoemde richttarieven, stellen de postdiensten hun territoriale bestellingsquota zodanig vast dat deze in verhouding zijn met de kosten van hun dienstverlening.

3. De in 1 en 2 bedoelde quota komen ten laste van de postdienst van het land van herkomst, tenzij in dit Verdrag wordt afgeweken van dit beginsel.

4. De territoriale bestellingsquota dienen voor het gehele grondgebied van elk land gelijk te zijn.

Artikel 57 Territoriale doorvoerquota

1. Pakketten die worden uitgewisseld tussen twee postdiensten of tussen twee kantoren van hetzelfde land met gebruikmaking van de landdiensten van een of meer andere postdiensten, zijn onderworpen aan territoriale doorvoerquota die afhankelijk van de afstandstrap in de Regeling worden vastgesteld, ten gunste van de landen waarvan de diensten deelnemen aan het territoriale vervoer.

2. Voor pakketten in doorvoer à découvert mogen de tussenliggende postdiensten een in de Regeling vastgesteld forfaitair quotum per zending vorderen.

3. De in 1 en 2 bedoelde quota komen ten laste van de postdienst van het land van herkomst, tenzij in dit Verdrag wordt afgeweken van dit beginsel.

4. De Postraad is gemachtigd om de territoriale doorvoerquota te herzien en te wijzigen tijdens de periode tussen twee Congressen in. De herziening, die kan plaatsvinden dankzij een methode waarbij de postdiensten die doorvoeroperaties verrichten een rechtvaardige vergoeding wordt gegarandeerd, moet gebaseerd zijn op betrouwbare en representatieve economische en financiële gegevens. Een eventuele wijziging waartoe kan worden besloten, wordt van kracht op een door de Postraad te bepalen datum.

5. Een territoriaal doorvoerquotum is niet verschuldigd voor:

5.1. het overladen van luchtpostdepêches tussen twee luchthavens vanwaar eenzelfde stad wordt aangedaan;

5.2. het vervoer van depêches tussen een luchthaven vanwaar een stad wordt aangedaan en een in diezelfde stad gelegen opslagplaats en het vervoer terug van die depêches met het oog op het doorzenden daarvan.

Artikel 58 Maritieme quota

1. Elk van de landen waarvan de diensten deelnemen aan het maritiem vervoer van pakketten mag de in 2 bedoelde maritieme quota vorderen. Deze komen ten laste van de postdienst van het land van herkomst, tenzij in dit Verdrag wordt afgeweken van dit beginsel.

2. Voor elke ondernomen maritieme dienst wordt het maritieme quotum vastgesteld in de Regeling postpakketten, al naar gelang de van toepassing zijnde afstandstrap.

3. De postdiensten mogen het overeenkomstig artikel 58.2 berekende maritieme quotum verhogen met maximaal 50%. Zij mogen het quotum naar eigen goeddunken verlagen.

4. De Postraad is gemachtigd om de maritieme quota te herzien en te wijzigen tijdens de periode tussen twee Congressen in. De herziening, die kan plaatsvinden dankzij een methode waarbij de postdiensten die doorvoeroperaties verrichten een rechtvaardige vergoeding wordt gegarandeerd, moet gebaseerd zijn op betrouwbare en representatieve economische en financiële gegevens. Een eventuele wijziging waartoe kan worden besloten, wordt van kracht op een door de Postraad te bepalen datum.

Artikel 59 Kosten van luchtvervoer

1. Het basistarief voor luchtvervoer dat bij de verrekening tussen de postdiensten wordt toegepast, wordt goedgekeurd door de Postraad. Het tarief wordt door het Internationaal Bureau volgens een in de Regeling Brievenpost bepaalde formule berekend.

2. De berekening van de kosten van luchtvervoer van gesloten depêches en luchtpostpakketten à découvert in doorvoer wordt in de Regeling Postpakketten vastgelegd.

3. Het onderweg op eenzelfde luchthaven overladen van luchtpostpakketten waarvoor vervolgens verscheidene afzonderlijke luchtdiensten worden ingezet, geschiedt zonder vergoeding.

Artikel 60 Ontheffing van quota

Voor dienstpakketten en pakketten van of voor krijgsgevangenen en civiel geïnterneerden wordt geen quotum toegekend, met uitzondering van de kosten van luchtvervoer die op de luchtpostpakketten van toepassing zijn.

HOOFDSTUK 5

EMS-DIENST

Artikel 61 EMS-dienst

1. De EMS-dienst is de snelste postdienst met gebruikmaking van fysieke middelen en heeft, in de uitwisselingen tussen postdiensten die hebben besloten deze dienst te verzorgen, voorrang op andere postzendingen. De dienst bestaat uit het binnen zeer korte tijd ophalen, overbrengen en bestellen van correspondentie, documenten of goederen.

2. De EMS-dienst wordt geregeld op basis van bilaterale overeenkomsten. De aspecten die niet uitdrukkelijk in deze overeenkomsten worden geregeld, zijn onderworpen aan de relevante bepalingen van de Akten van de Unie.

3. Voor zover mogelijk is de EMS-dienst herkenbaar aan een logo van onderstaand model, dat uit de volgende elementen is samengesteld:

– een oranje vleugel;

– de letters EMS in het blauw;

– drie horizontale oranje strepen.

Het logo mag worden aangevuld met de benaming van de nationale dienst. trb-2002-221-1.gif

4. De tarieven voor de EMS-dienst worden door de postdienst van herkomst vastgesteld, rekening houdend met de kosten en markteisen.

DEEL III

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 62 Verplichting de postpakketdienst te verzorgen

1. In afwijking van artikel 10.1 zijn de landen die vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag geen partij waren bij het Verdrag betreffende de postpakketten niet verplicht de postpakketdienst te verzorgen.

Artikel 63 Verplichtingen inzake strafmaatregelen

1. De regeringen van de lidstaten verbinden zich ertoe de maatregelen te treffen of voor te stellen bij de wetgevende macht van hun land die noodzakelijk zijn om:

1.1 de vervalsing van postzegels, zelfs indien deze niet meer in omloop zijn, en van internationale antwoordcoupons te bestraffen;

1.2 het gebruik of het in omloop brengen van:

1.2.1 vervalste postzegels (zelfs indien deze niet meer in omloop zijn) of reeds gebruikte postzegels, alsmede van vervalste of reeds gebruikte afdrukken van frankeermachines of van drukpersen;

1.2.2 vervalste internationale antwoordcoupons te bestraffen;

1.3 het met bedrieglijk oogmerk vervaardigen en in omloop brengen van bij de postdienst in gebruik zijnde vignetten en zegels, die dusdanig zijn vervalst of nagemaakt dat zij kunnen worden verward met de door de postdienst van een van de lidstaten uitgegeven vignetten en zegels, te verbieden en te beteugelen;

1.4 het insluiten van verdovende middelen en psychotrope stoffen, alsmede van explosieve, ontvlambare en andere gevaarlijke stoffen, in poststukken waarvoor die insluiting niet uitdrukkelijk door dit Verdrag wordt toegestaan, te verhinderen en in voorkomend geval te bestraffen;

1.5 het insluiten in postzendingen van voorwerpen van pedofiele of pornografische aard waarin kinderen voorkomen te verhinderen en te bestraffen.

Artikel 64 Voorwaarden voor goedkeuring van voorstellen betreffende het Verdrag en de Regelingen

1. Voor de tenuitvoerlegging van de bij het Congres ingediende voorstellen betreffende dit Verdrag, dienen deze te zijn goedgekeurd door de meerderheid van de aanwezige lidstaten die hun stem uitbrengen. Ten minste de helft van de op het Congres vertegenwoordigde lidstaten dient op het moment van de stemming aanwezig te zijn.

2. Voor de tenuitvoerlegging van de voorstellen betreffende de Regeling Brievenpost en betreffende de Regeling Postpakketten, dienen deze te zijn goedgekeurd door de meerderheid van de leden van de Postraad.

3. Voor de tenuitvoerlegging van de tussen twee Congressen in ingediende voorstellen betreffende dit Verdrag en het Slotprotocol daarbij dienen deze het volgende aantal stemmen op zich te verenigen:

3.1 tweederde van de stemmen, waarbij ten minste de helft van de lidstaten van de Unie op de raadpleging heeft gereageerd indien het wijzigingen betreft;

3.2 de meerderheid van de stemmen indien het de uitlegging van de bepalingen betreft.

4. Niettegenstaande het in 3.1 bepaalde, heeft elke lidstaat waarvan de nationale wetgeving nog onverenigbaar is met de voorgestelde wijziging het recht, binnen negentig dagen nadat deze ter kennis werd gebracht, door middel van een schriftelijke verklaring aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau aan te geven dat hij die wijziging onmogelijk kan aanvaarden.

Artikel 65 Inwerkingtreding en duur van dit Verdrag

1. Dit Verdrag treedt in werking op 1 januari 2001 en blijft van kracht tot de inwerkingtreding van de Akten van het volgende Congres.

TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden van de Regeringen van de lidstaten dit Verdrag hebben ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Een afschrift hiervan zal door de Regering van de lidstaat waar het Congres zetelt aan elke partij worden toegezonden.

GEDAAN te Peking, op 15 september 1999.

(Voor de ondertekeningen zie blz. 89 e.v. van Trb. 2002, 205)


Slotprotocol van het Algemeen Postverdrag

Bij de ondertekening van het heden gesloten Algemeen Postverdrag zijn de ondergetekende gevolmachtigden als volgt overeengekomen:

Artikel I Eigendomsrecht op de poststukken

1. Artikel 3 is niet van toepassing op Antigua en Barbuda, Australië, Bahrein, Barbados, Belize, Botswana, Brunei Darussalam, Canada, China, de Dominicaanse Republiek, Egypte, Fiji, Gambia, Ghana, Grenada, Guyana, Hongkong, lerland, Jamaica, Kenia, Kiribati, Koeweit, Lesotho, Malawi, Maleisië, Mauritius, Nauru, Nieuw-Zeeland, Nigeria, Papoea-Nieuw-Guinea, Saint Kitts en Nevis, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, de Salomonseilanden, de Seychellen, Sierra Leone, Singapore, Swaziland, (de Verenigde Republiek) Tanzania, Trinidad en Tobago, Tuvalu, Uganda, Vanuatu, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-lerland, de Overzeese Gebiedsdelen van het Verenigd Koninkrijk, West-Samoa, Zambia en Zimbabwe.

2. Artikel 3 is evenmin van toepassing op Denemarken, waar het terugtrekken van briefpostzendingen of wijzigen van het adres daarvan op verzoek van de afzender niet wordt toegestaan door de wetgeving, zodra de geadresseerde op de hoogte is gebracht van de binnenkomst van een aan hem geadresseerde zending.

Artikel II Porten

1. Indien de nationale wetgeving dit toelaat, is het de postdienst van Canada, in afwijking van artikel 7.5, toegestaan om andere porten in rekening te brengen dan die waarin door de Regelingen is voorzien.

Artikel III Uitzondering op de portvrijdom voor braillestukken

1. In afwijking van artikel 8.4 mogen de postdiensten van Saint Vincent en de Grenadines en van Turkije, die in hun binnenlandse dienst geen portvrijdom voor braillestukken toestaan, porten en toeslagen voor bijzondere diensten heffen, mits die niet meer bedragen dan die van hun binnenlandse dienst.

2. In afwijking van artikel 8.4 mogen de postdiensten van Amerika (Verenigde Staten), Canada, Duitsland, Japan, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-lerland, Oostenrijk en Zwitserland de toeslagen voor bijzondere diensten heffen die in hun binnenlandse dienst op braillestukken van toepassing zijn.

Artikel IV Basisdiensten

Onverminderd de bepalingen van artikel 10 keurt Australië de uitbreiding van de basisdiensten tot postpakketten niet goed.

Artikel V Petits paquets

In afwijking van artikel 10 van het Verdrag is het de postdienst van Saudi-Arabië toegestaan om petits paquets met een gewicht van meer dan 1 kg niet te accepteren.

Artikel VI Drukwerken. Maximumgewicht

1. In afwijking van artikel 10.4.2 is het de postdiensten van Canada en lerland toegestaan om het maximumgewicht van drukwerken bij binnenkomst en bij verzending te beperken tot 2 kg.

Artikel VII Verzorging van de postpakketdienst

1. Letland en Noorwegen behouden zich het recht voor de postpakketdienst te verzorgen hetzij op basis van de bepalingen van het Verdrag, hetzij, in het geval van uitgaande pakketten en na bilateraal akkoord, door gebruikmaking van elk voor hun cliënten gunstiger middel.

Artikel VIII Pakketten. Maximumgewicht

1. In afwijking van artikel 10.6 is het de postdienst van Canada toegestaan om het maximumgewicht van drukwerken bij binnenkomst en bij verzending te beperken tot 30 kg.

Artikel IX Maximale grenzen voor zendingen met waardeaangifte

1. Zweden behoudt zich het recht voor de waarde van de inhoud van aangetekende briefpostzendingen met waardeaangifte, alsmede van pakketten met en zonder waardeaangifte met bestemming Zweden te beperken tot de in de onderstaande tabel vermelde maximale grenzen:

1. Binnenkomende briefpostzendingen
 Maximale handelswaarde van de inhoudMaximale aangegeven waardeMaximale vergoeding
Aangetekende zendingen500 BTR-30 BTR (M-zakken: 150 BTR)
Zendingen met waardeaangifte4000 BTR4000 BTR4000 BTR
2. Binnenkomende pakketten
Pakketten zonder waardeaangifte4500 BTR-40 BTR per pakket + 4,50 BTR per kilogram
Pakketten met waardeaangifte4500 BTR4500 BTR4500 BTR

Deze beperking kan niet worden ontgaan door gedeeltelijke aangifte van de waarde die 4000 BTR (voor briefpostzendingen) en 4500 BTR (voor postpakketten) te boven gaat. Geen enkele nieuwe beperking wordt opgelegd ten aanzien van de aard van de inhoud van aangetekende zendingen en zendingen met waardeaangifte. Zendingen waarvan de waarde deze grenzen overschrijdt, worden teruggezonden naar het kantoor van herkomst.

Artikel X Bericht van ontvangst

1. De postdienst van Canada is gerechtigd artikel 18 niet toe te passen aangezien deze postdienst de dienst van bericht van ontvangst in zijn binnenlandse verkeer niet voor pakketten toepast.

Artikel XI Dienst handelscorrespondentie-internationaal antwoordnummer

1. In afwijking van artikel 21.1 aanvaardt de postdienst van Vietnam niet de verplichting de retourdienst van de zendingen dienst internationaal antwoordnummer te verzorgen.

Artikel XII Verbodsbepalingen (brievenpost)

1. Bij wijze van uitzondering aanvaarden de postdiensten van Libanon en de Democratische Volksrepubliek Korea geen aangetekende zendingen die muntstukken, muntbiljetten, waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen bevatten. Wat betreft de aansprakelijkheid in geval van ontvreemding of beschadiging van aangetekende zendingen, en wat betreft zendingen die glazen voorwerpen of breekbare voorwerpen bevatten, behoeft deze postdienst zich niet strikt te houden aan het in de Regeling Brievenpost bepaalde.

2. Bij wijze van uitzondering aanvaarden de postdiensten van Bolivia, de Volksrepubliek China, met uitzondering van de Speciale Administratieve Regio Hongkong, Irak, Nepal, Pakistan, Saudi-Arabië, Sudan en Vietnam geen aangetekende zendingen die muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten of andere waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen bevatten.

3. De postdienst van Myanmar behoudt zich het recht voor om geen zendingen met waardeaangifte te aanvaarden die de in artikel 25.5 genoemde waardevolle voorwerpen bevatten, omdat zijn nationale wetgeving het aannemen van dergelijke zendingen verbiedt.

4. De postdienst van Nepal aanvaardt geen aangetekende zendingen of zendingen met waardeaangifte die bankbiljetten of muntstukken bevatten, tenzij daartoe bijzondere overeenkomsten zijn afgesloten.

5. De postdienst van Oezbekistan aanvaardt geen aangetekende zendingen of zendingen met waardeaangifte die muntstukken, bankbiljetten, cheques, postzegels of buitenlands geld bevatten en wijst alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dit soort zendingen.

6. De postdienst van (de Islamitische Republiek) Iran aanvaardt geen zendingen die voorwerpen bevatten die in strijd zijn met de islamitische godsdienst.

7. De postdienst van de Filipijnen behoudt zich het recht voor geen briefpostzendingen (gewone, aangetekende of met waardeaangifte) te aanvaarden die muntstukken, bankbiljetten of andere waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen bevatten.

8. De postdienst van Australië aanvaardt geen postzendingen die baren goud of bankbiljetten bevatten. Bovendien aanvaardt zij geen aangetekende postzendingen met bestemming Australië noch doorvoerzendingen à découvert die waardevolle voorwerpen bevatten, zoals sieraden, edelmetalen, edelstenen of halfedelstenen, aandelen, muntstukken of andere waardepapieren. Zij wijst alle aansprakelijkheid af ten aanzien van zendingen die in strijd met dit voorbehoud worden gepost.

9. De postdienst van (de Volksrepubliek) China, met uitsluiting van de Speciale Administratieve Regio Hongkong, aanvaardt overeenkomstig haar nationale Regelingen geen zendingen met waardeaangifte die muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten, andere waarden aan toonder of reischeques bevatten.

10. De postdiensten van Letland en Mongolië behouden zich het recht voor geen gewone zendingen, aangetekende zendingen of zendingen met waardeaangifte te aanvaarden die muntstukken, bankbiljetten, waarden aan toonder en reischeques bevatten, aangezien hun nationale wetgeving zich hiertegen verzet.

11. De postdienst van Brazilië behoudt zich het recht voor geen gewone post, aangetekende post of post met waardeaangifte te aanvaarden die muntstukken, in omloop zijnde bankbiljetten en andere waarden aan toonder bevat.

12. De postdienst van Vietnam behoudt zich het recht voor geen brieven te aanvaarden die voorwerpen en handelswaar bevatten.

Artikel XIII Verbodsbepalingen (postpakketten)

1. De postdiensten van Canada, Myanmar en Zambia zijn gerechtigd pakketten met waardeaangifte die de in artikel 25.5.2 bedoelde waardevolle voorwerpen bevatten niet te aanvaarden, aangezien hun nationale reglement zich daartegen verzet.

2. Bij wijze van uitzondering aanvaarden de postdiensten van Libanon en Sudan geen pakketten die muntstukken, muntbiljetten of waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen of vloeistoffen of gemakkelijk condenseerbare elementen, of glazen voorwerpen of vergelijkbare of breekbare voorwerpen bevatten. Deze postdiensten hoeven zich niet te houden aan de hierop betrekking hebbende bepalingen van de Regeling Postpakketten.

3. De postdienst van Brazilië is gerechtigd pakketten met waardeaangifte die in omloop zijnde muntstukken en muntbiljetten bevatten, alsmede waarden aan toonder, niet te aanvaarden, aangezien zijn nationale reglement zich daartegen verzet.

4. De postdienst van Ghana is gerechtigd pakketten met waardeaangifte die in omloop zijnde muntstukken en muntbiljetten bevatten niet te aanvaarden, aangezien zijn nationale reglement zich daartegen verzet.

5. Naast de in artikel 25 genoemde voorwerpen aanvaardt de postdienst van Saudi-Arabië geen pakketten die muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten of andere waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen bevatten. Deze postdienst aanvaardt evenmin pakketten die allerlei soorten geneesmiddelen bevatten, tenzij zij vergezeld gaan van een medisch recept dat afkomstig is van een officiële bevoegde autoriteit, producten die bestemd zijn voor het doven van vuur, chemische vloeistoffen of voorwerpen die strijdig zijn met de beginselen van de islamitische godsdienst.

6. Naast de in artikel 25 vermelde voorwerpen aanvaardt de postdienst van Oman geen pakketten die:

6.1 allerlei soorten geneesmiddelen bevatten, tenzij zij vergezeld gaan van een recept dat afkomstig is van een officiële bevoegde autoriteit;

6.2 producten die bestemd zijn voor het doven van vuur of chemische vloeistoffen bevatten;

6.3 voorwerpen bevatten die strijdig zijn met de beginselen van de islamitische godsdienst.

7. De postdienst van (de Islamitische Republiek) Iran is gerechtigd naast de in artikel 25 vermelde voorwerpen geen pakketten te aanvaarden die artikelen bevatten die strijdig zijn met de beginselen van de islamitische godsdienst.

8. De postdienst van de Filipijnen is gerechtigd geen pakketten te aanvaarden die muntstukken, muntbiljetten of waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen of vloeistoffen of gemakkelijk condenseerbare elementen, of glazen voorwerpen of vergelijkbare of breekbare voorwerpen bevatten.

9. De postdienst van Australië aanvaardt geen postzendingen die baren goud of bankbiljetten bevatten.

10. De postdienst van de (Volksrepubliek) China aanvaardt geen gewone pakketten die muntstukken, muntbiljetten of waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen bevatten. Bovendien worden, behoudens ten aanzien van de Speciale Administratieve Regio Hongkong, ook geen pakketten met waardeaangifte aanvaard die muntstukken, muntbiljetten, andere waarden aan toonder of reischeques bevatten.

11. De postdienst van Mongolië behoudt zich het recht voor, overeenkomstig zijn nationale wetgeving, geen pakketten te aanvaarden die muntstukken, bankbiljetten, aandelen aan toonder en reischeques bevatten.

12. De postdienst van Letland aanvaardt geen gewone pakketten, noch pakketten met waardeaangite die muntstukken, bankbiljetten, andere waarden (cheques) aan toonder of buitenlandse deviezen bevatten, en wijst alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging met betrekking tot dergelijke zendingen.

Artikel XIV Aan douanerechten onderworpen voorwerpen

1. Met verwijzing naar artikel 25 aanvaarden de postdiensten van Bangladesh en El Salvador geen zendingen met waardeaangifte die aan douanerechten onderworpen voorwerpen bevatten.

2. Met verwijzing naar artikel 25 aanvaarden de postdiensten van de volgende landen geen gewone of aangetekende brieven die aan douanerechten onderworpen voorwerpen bevatten: Afghanistan, Albanië, Azerbeidzjan, Belarus, Cambodja, Chili, Colombia, Cuba, El Salvador, Estland, Italië, Democratische Volksrepubliek Korea, Letland, Nepal, Oekraïne, Oezbekistan, Peru, San Marino, Turkmenistan en Venezuela.

3. Met verwijzing naar artikel 25 aanvaarden de postdiensten van de volgende landen geen gewone brieven die aan douanerechten onderworpen voorwerpen bevatten: Benin, Burkina Faso, Djibouti, Republiek Ivoorkust, Mali, Mauritanië en Vietnam.

4. Niettegenstaande het in 1 tot en met 3 bepaalde worden serum- en vaccinzendingen, alsmede zendingen met dringend noodzakelijke en moeilijk verkrijgbare geneesmiddelen, te allen tijde toegelaten.

Artikel XV Terugtrekking. Adreswijziging of -verbetering

1. Artikel 29 is niet van toepassing op Antigua en Barbuda, de Bahamas, Bahrein, Barbados, Belize, Botswana, Brunei Darussalam, Canada, China, de Dominicaanse Republiek, Fiji, Gambia, Grenada, Guyana, Hongkong, lerland, Irak, Jamaica, Kenia, Kiribati, Koeweit, de Democratische Volksrepubliek Korea, Lesotho, Malawi, Maleisië, Myanmar, Nauru, Nigeria, Nieuw-Zeeland, Papoea-Nieuw-Guinea, Saint Kitts en Nevis, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, de Salomonseilanden, de Seychellen, Sierra Leone, Singapore, Swaziland, (de Verenigde Republiek) Tanzania, Trinidad en Tobago, Tuvalu, Uganda, Vanuatu, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-lerland, de Overzeese Gebiedsdelen van het Verenigd Koninkrijk, West-Samoa en Zambia, waarvan de wetgeving het terugtrekken van briefpostzendingen of de wijziging van het adres daarvan op verzoek van de afzender niet toestaat.

2. Artikel 29 is van toepassing op Australië voor zover het verenigbaar is met de nationale wetgeving van dat land.

3. In afwijking van artikel 29.4 hebben El Salvador, (de Republiek) Panama, de Filippijnen en Venezuela het recht postpakketten niet te retourneren zodra de geadresseerde heeft verzocht om inklaring ervan door de douane, aangezien dit onverenigbaar is met de wetgeving van deze landen.

Artikel XVI Klachten

1. In afwijking van artikel 30.4 behouden de postdiensten van Egypte, de Filipijnen, de Volksrepubliek Korea, Gabon, Griekenland, (de Islamitische Republiek) Iran, Kaapverdië, Mongolië, Myanmar, Oekraïne, Sudan, (de Arabische Republiek) Syrië, Tsjaad, Saudi-Arabië, de Overzeese Gebiedsdelen van het Verenigd Koninkrijk en Zambia zich het recht voor om van hun cliënten een reclameringstoeslag te heffen voor briefpostzendingen.

2. In afwijking van artikel 30.4 behouden de postdiensten van Argentinië, Oostenrijk, Slowakije en de Tsjechische Republiek zich het recht voor om een bijzondere toeslag te heffen wanneer na een naar aanleiding van een klacht ingesteld onderzoek blijkt dat deze klacht ongegrond was.

3. De postdiensten van Afghanistan, (de Republiek) Congo, Egypte, Gabon, (de Islamitische Republiek) Iran, Kaapverdië, Mongolië, Myanmar, Oekraïne, Saudi-Arabië, Sudan, Suriname, (de Arabische Republiek) Syrië, en Zambia behouden zich het recht voor om van hun cliënten een reclameringstoeslag te heffen voor postpakketten.

Artikel XVII Recht voor aanbieding bij de douane

1. De postdienst van Gabon behoudt zich het recht voor om van zijn cliënten een recht voor aanbieding bij de douane te heffen.

2. De postdiensten van (de Republiek) Congo en Zambia behouden zich het recht voor om van hun cliënten ten aanzien van pakketten een recht voor aanbieding bij de douane te heffen.

Artikel XVIII Aansprakelijkheid van de postdiensten

1. Het is de postdiensten van Bangladesh, Benin, Burkina Faso, (de Republiek) Congo, Djibouti, India, (de Republiek) Ivoorkust, Libanon, Madagaskar, Mali, Mauritanië, Nepal, Niger, Senegal, Togo en Turkije toegestaan artikel 34.1.1.1 niet toe te passen wat de aansprakelijkheid in geval van ontvreemding of beschadiging van aangetekende zendingen betreft.

2. In afwijking van de artikelen 34.1.1.1 en 35.1 zijn de postdiensten van Chili, (de Volksrepubliek) China, Colombia en Egypte slechts aansprakelijk voor verlies en volledige ontvreemding of volledige beschadiging van aangetekende zendingen.

3. In afwijking van artikel 34 aanvaarden de postdiensten van Saudi-Arabië en Egypte geen enkele aansprakelijkheid in geval van verlies of beschadiging van zendingen die de in artikel 25.5 bedoelde voorwerpen bevatten.

4. Het is de postdiensten van India en Nepal toegestaan artikel 34.1.1.1 niet toe te passen wat de aansprakelijkheid in geval van ontvreemding of beschadiging van gewone postpakketten betreft.

Artikel XIX Schadeloosstelling

1. In afwijking van artikel 34 hebben de hieronder genoemde postdiensten het recht geen schadevergoeding te betalen voor de in hun dienst verloren, ontvreemde of beschadigde pakketten zonder waardeaangifte: Amerika (Verenigde Staten), Angola, Antigua en Barbuda, Australië, de Bahamas, Bangladesh, Barbados, Belize, Bolivia, Botswana, Brunei Darussalam, Canada, Dominica, de Dominicaanse Republiek, El Salvador, Fiji, de Filipijnen, Gambia, Grenada, Guatemala, Guyana, Kiribati, Lesotho, Malawi, Malta, Mauritius, Nauru, Nigeria, Papoea-Nieuw-Guinea, Saint Kitts en Nevis, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, Salomonseilanden, Seychellen, Sierra Leone, Swaziland, Trinidad en Tobago, de landen van de Overzeese Gebiedsdelen van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van wie het nationale reglement zich daartegen verzet, Zambia en Zimbabwe.

2. In afwijking van artikel 34 hebben de postdiensten van Argentinië, Brazilië, Chili, Griekenland, Kenia, de Volksrepubliek Korea, Letland, Mexico, Oekraïne, Oezbekistan, Oman, Oostenrijk, Qatar, Roemenië, Saudi-Arabië, Turkije en Vietnam het recht om geen schadevergoeding te betalen voor pakketten zonder waardeaangifte die zijn verloren, ontvreemd of beschadigd in hun dienst aan landen die een dergelijke schadevergoeding niet betalen in overeenstemming met het eerste lid van dit artikel.

3. In afwijking van artikel 34.8 is Amerika (de Verenigde Staten) gerechtigd de afzender voor pakketten met waardeaangifte na levering aan de geadresseerde recht te doen blijven houden op een schadevergoeding, tenzij de afzender afziet van zijn recht ten gunste van de geadresseerde.

4. Wanneer Amerika (de Verenigde Staten) optreedt als tussenliggende postdienst, is het gerechtigd geen schadevergoeding te betalen aan de andere postdiensten in geval van verlies, ontvreemding of beschadiging van pakketten met waardeaangifte die à découvert werden overgebracht of in gesloten depêches werden verzonden.

5. In afwijking van artikel 34 heeft de postdienst van Vietnam het recht geen schadevergoeding te betalen voor verloren of beschadigde aangetekende zendingen en pakketten die geld, waarden aan toonder, reischeques, alsmede goud, zilver en edelstenen bevatten.

6. Onverminderd het bepaalde in artikel 34 heeft Canada het recht, ten aanzien van gewone pakketten, geen schadevergoeding te betalen, geen aansprakelijkheid te dragen voor het verlies, de ontvreemding of de volledige of gedeeltelijke beschadiging en de afzender de betaalde toeslagen en rechten niet terug te betalen.

Artikel XX Uitzonderingen op het aansprakelijkheidsbeginsel

1. In afwijking van artikel 34 zijn Bolivia, de Democratische Republiek Congo, Egypte, de Filipijnen, Irak, Jemen, Saudi-Arabië, Sudan en Turkije gerechtigd geen schadevergoeding te betalen voor de beschadiging van pakketten die afkomstig zijn van ongeacht welk land en aan hen zijn gericht en die vloeistoffen of gemakkelijk condenseerbare substanties, of glazen voorwerpen of soortgelijke breekbare of bederfelijke voorwerpen bevatten.

2. In afwijking van artikel 34 hebben Saudi-Arabië en Sudan het recht om geen schadevergoeding te betalen voor pakketten met verboden voorwerpen als bedoeld in artikel 25.5.

Artikel XXI Onaansprakelijkheid van de postdiensten

1. De postdienst van Bolivia is niet gehouden aan toepassing van artikel 35.1 met betrekking tot aansprakelijkheid in geval van ontvreemding of beschadiging van aangetekende zendingen.

2. De postdienst van Nepal is gerechtigd artikel 35.1.4 niet toe te passen ten aanzien van postpakketten.

Artikel XXII Betaling van schadevergoeding

1. De postdiensten van Bangladesh, Bolivia, Guinee, Nepal en Nigeria zijn niet gehouden aan naleving van artikel 37.3 wat betreft het bieden van een definitieve oplossing binnen een termijn van twee maanden of het in kennis stellen van de postdienst van herkomst c.q. de postdienst van bestemming dat een briefpostzending door de bevoegde autoriteit op grond van zijn binnenlandse wetgeving vanwege haar inhoud is tegengehouden, geconfisqueerd of vernietigd.

2. De postdiensten van (de Republiek) Congo, Djibouti, Libanon, Madagaskar en Saudi-Arabië zijn niet gehouden aan naleving van artikel 37.3 wat betreft het bieden van een definitieve oplossing naar aanleiding van een klacht inzake een briefpostzending binnen een termijn van twee maanden. Zij aanvaarden bovendien niet dat de rechthebbende na afloop van genoemde termijn door een andere postdienst voor hun rekening schadeloos zou worden gesteld.

3. De postdiensten van Angola, Guinee, Libanon en Saudi-Arabië zijn niet gehouden aan artikel 37.3 wat betreft het bieden van een definitieve oplossing naar aanleiding van een klacht met betrekking tot een pakket, binnen de termijn van twee maanden. Zij aanvaarden evenmin dat de rechthebbende voor hun rekening schadeloos wordt gesteld door een andere postdienst na het verstrijken van genoemde termijn.

4. De postdiensten van Niger en Thailand zijn niet gehouden aan artikel 37.3 wat betreft het bieden van een definitieve oplossing binnen dertig dagen naar aanleiding van een klacht die per fax aan hen wordt verzonden. Zij aanvaarden evenmin dat een andere postdienst de rechthebbende namens hen schadeloos stelt na het verstrijken van bovengenoemde termijn.

5. Onverminderd het bepaalde in artikel 37.3 behouden (de Verenigde Staten van) Amerika en Maleisië zich het recht voor een definitieve oplossing voor een klacht te bieden binnen een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de datum van indiening ervan, ongeacht de hiervoor gebruikte middelen van verzending.

Artikel XXIII Terpostbezorging van briefpostzendingen in het buitenland

1. De postdiensten van Amerika (Verenigde Staten), Griekenland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-lerland behouden zich het recht voor om, in verhouding tot de kosten van de veroorzaakte werkzaamheden, een toeslag te heffen van elke postdienst die aan genoemde postdiensten uit hoofde van artikel 43.4, voorwerpen terugzendt die aanvankelijk niet door hun diensten als poststukken werden verzonden.

2. In afwijking van artikel 43.4 behoudt de postdienst van Canada zich het recht voor om van de postdienst van herkomst een vergoeding te heffen waarmee zij ten minste de kosten die de behandeling van dergelijke zendingen met zich meebrengt, kan dekken.

3. Krachtens artikel 43.4 is het de postdienst van bestemming toegestaan om van de postdienst van terpostbezorging een passende vergoeding te eisen voor de bestelling van briefpostzendingen die in grote hoeveelheden in het buitenland zijn gepost. Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-lerland behoudt zich het recht voor om deze betaling te beperken tot het bedrag dat overeenstemt met het binnenlandse tarief van het land van bestemming dat op vergelijkbare zendingen van toepassing is.

4. Krachtens artikel 43.4 is het de postdienst van bestemming toegestaan om van de postdienst van terpostbezorging een passende vergoeding te eisen voor de bestelling van briefpostzendingen die in grote hoeveelheden in het buitenland zijn gepost. De volgende landen behouden zich het recht voor om deze betaling te beperken tot de grenzen die voor partijenpost in de Regeling voor partijenpost worden toegestaan: Amerika (Verenigde Staten), Australië, Bahamas, Barbados, Brunei Darussalam, (Volkrepubliek) China, Grenada, Guyana, India, Maleisië, Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba, Nepal, Nieuw-Zeeland, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, Singapore, Sri Lanka, Suriname en Thailand, Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-lerland, en de Overzeese Gebiedsdelen van het Verenigd Koninkrijk.

5. Niettegenstaande het voorbehoud in 4 behouden de volgende landen zich het recht voor om de bepalingen van artikel 43 van het Verdrag in hun geheel toe te passen op de post die van de lidstaten van de Unie wordt ontvangen: Argentinië, Benin, Brazilië, Burkina Faso, Cyprus, Duitsland, Egypte, Frankrijk, Griekenland, Guinee, Israël, Italië, (de Republiek) Ivoorkust, Japan, Jordanië, Kameroen, Libanon, Mali, Marokko, Mauritanië, Monaco, Portugal, Saudi-Arabië, Senegal, (de Arabische Republiek) Syrië en Togo.

6. Voor de toepassing van artikel 43.4 behoudt de postdienst van Duitsland zich het recht voor aan de postdienst van het land van terpostbezorging van zendingen een vergoeding te vragen van een bedrag dat gelijk is aan het bedrag dat deze postdienst zou hebben ontvangen van de postdienst van het land waar de afzender verblijft.

Artikel XXIV Eindkosten

1. In afwijking van de artikelen 49.1.3 en 51.1.3 zijn de postdiensten van de Verenigde Arabische Emiraten, Egypte, Koeweit, Letland, Oman, Qatar, Saudi-Arabië (de Arabische Republiek) Syrië en Vietnam niet verplicht een aanvullende vergoeding te betalen voor de bestelling van aangetekende briefpostzendingen die uit hun land afkomstig zijn.

2. Niettegenstaande de artikelen 49.1.3 en 51.1.3 zijn de postdiensten van Djibouti, Ghana, India, Jemen en Nepal niet verplicht een aanvullende vergoeding te betalen voor de bestelling van aangetekende briefpostzendingen met waardeaangifte die vanuit hun land worden verzonden.

3. Niettegenstaande de door landen op de artikelen 49.1.3 en 51.1.3 gemaakte voorbehouden, verlangt de postdienst van Australië geen handtekening bij de bestelling van aangetekende zendingen waarvoor geen aanvullende vergoeding voor de bestelling wordt betaald.

4. Ten aanzien van de landen die bij de uit de artikelen 49.1.3 en 51.1.3 voortvloeiende verplichtingen voorbehouden hebben gemaakt waarin een aanvullende vergoeding wordt voorzien voor aangetekende zendingen met waardeaangifte, behoudt Amerika (Verenigde Staten) zich het recht voor deze zendingen te behandelen als gewone post en geen schadevergoeding te betalen voor verlies, ontvreemding of beschadiging van dit soort zendingen die binnen haar postdienst plaatsvinden.

5. Niettegenstaande de in artikel XXIV gemaakte voorbehouden, behouden het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Overzeese Gebiedsdelen van het Verenigd Koninkrijk zich het recht voor de door het Congres van Peking goedgekeurde bepalingen betreffende de oplegging van een aanvullende vergoeding voor de bestelling van aangetekende briefpostzendingen met waardeaangifte toe te passen in hun betrekkingen met andere landen.

6. Niettegenstaande de bij artikel XXIV.1 en 2 gemaakte voorbehouden, behouden de volgende lidstaten zich het recht voor in de wederzijdse betrekkingen met de landen die deze voorbehouden hebben ondertekend, de door het Congres van Peking aangenomen aanvullende vergoeding voor de bestelling van aangetekende briefpostzendingen toe te passen: de Bahamas, Barbados, Belize, Benin, Bolivia, Brazilië, (de Republiek) Bulgarije, Burkina Faso, Canada, Chili, Costa Rica, Cuba, Dominica, de Dominicaanse Republiek, Egypte, El Salvador, Estland, Finland, Frankrijk, Gabon, Grenada, Griekenland, Guatemala, Guyana, Haïti, (de Republiek) Honduras, IJsland, Italië, (de Republiek) Ivoorkust, Jamaica, Japan, Kaapverdië, Kameroen, Liechtenstein, Maleisië, Mali, Marokko, Mauritanië, Mexico, Moldavië, Nederland, Nicaragua, Oostenrijk, Peru, (de Republiek) Polen, Saint Kitts en Nevis, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, Senegal, Singapore, Slowakije, Soedan, Spanje, Suriname, Trinidad en Tobago, (de Republiek) Tsjechië, Tunesië, Uruguay, Venezuela, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de landen van de Overzeese Gebiedsdelen van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, Zuid-Afrika, Zweden en Zwitserland

7. In Resolutie C 46/1999 draagt het Congres de Postraad op tot 2002 een omrekenformule vast te stellen voor de binnenlandse tarieven en/of de kosten van de postdiensten in een percentage eindkosten en de uiteindelijke percentages vast te stellen van de in 2004 en 2005 toepasselijke binnenlandse tarieven. Ingeval deze opdracht niet tijdig wordt uitgevoerd, behoudt Duitsland zich het recht voor deze percentages ingevolge artikel 48.3 voor de jaren 2004 en 2005 zelf vast te stellen, in overeenstemming met de in dat artikel vervatte beginselen.

8. In Resolutie C 46/1999 draagt het Congres de Postraad op tot 2002 een omrekenformule vast te stellen voor de tarieven of de binnenlandse kosten van de postdiensten in een percentage eindkosten en de uiteindelijke percentages vast te stellen van de in 2004 en 2005 toepasselijke binnenlandse tarieven. Niettegenstaande artikel XXIV.7, waarin een land zich het recht voorbehoudt zelf deze percentages voor de jaren 2004 en 2005 vast te stellen ingevolge artikel 48.3 ingeval de Postraad de opdracht van Resolutie C 46/1999 niet tijdig zou hebben uitgevoerd, behouden Amerika (Verenigde Staten), Nederland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland zich het recht voor de percentages eindkosten te blijven toepassen die zijn gebaseerd op de omrekenmethode en -percentages van de binnenlandse tarieven in percentages eindkosten die van toepassing zijn voor de jaren 2001 tot en met 2003, tenzij met wederzijdse instemming een overeenkomst wordt gesloten die in de toepassing van andere percentages eindkosten voorziet, of de Postraad de in de jaren 2004 en 2005 toe te passen nieuwe percentages voor binnenlandse tarieven heeft vastgesteld.

9. De postdienst van Duitsland behoudt zich het recht voor zelf de financiële middelen te beheren die hij overeenkomstig artikel 50.1.1.1 toekent aan het Fonds voor de financiering van de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in ontwikkelingslanden, totdat de door de Postraad ten aanzien van het beheer en de financiering van dit Fonds en ten aanzien van de procedures voor de werking hiervan vastgestelde beginselen en criteria worden toegepast.

10. Amerika (de Verenigde Staten) ondersteunt het systeem van eindkosten zoals omschreven in de artikelen 47 tot en met 51. Wat betreft de uitwisselingen met de leden van de Wereldhandelsorganisatie behoudt Amerika (de Verenigde Staten) zich het recht voor deze akkoorden betreffende de eindkosten toe te passen overeenkomstig de bepalingen die worden aangenomen bij toekomstige onderhandelingen betreffende het algemeen akkoord inzake de handel in diensten.

11. Niettegenstaande de in artikel XXIV gemaakte voorbehouden, behouden de volgende lidstaten zich het recht voor in de wederzijdse betrekkingen met de landen die deze voorbehouden hebben ondertekend de door het Congres van Peking aangenomen bepalingen op het gebied van eindkosten in hun geheel toe te passen: de Bahamas, Barbados, Belize, Benin, Bolivia, Brazilië, (de Republiek) Bulgarije, Burkina Faso, Canada, Chili, Costa Rica, Cuba, Dominica, de Dominicaanse Republiek, Egypte, Ecuador, El Salvador, Estland, Finland, Frankrijk, Gabon, Grenada, Griekenland, Guatemala, Guyana, Haïti, (de Republiek) Honduras, Italië, (de Republiek) Ivoorkust, Jamaica, Kameroen, Kenia, (de Republiek) Congo, Liechtenstein, Mali, Marokko, Mauritanië, Mexico, Moldavië, Nederland, Nicaragua, Oostenrijk, Peru, (de Republiek) Polen, Portugal, Saint Kitts en Nevis, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, Senegal, Slowakije, Soedan, Spanje, Suriname, Trinidad en Tobago, (de Republiek) Tsjechië, Tunesië, Uruguay, Venezuela, Zuid-Afrika, Zweden en Zwitserland

Artikel XXV Kosten van binnenlands luchtvervoer

1. In afwijking van artikel 53.3 behouden de postdiensten van de Bahamas, (de Republiek) Congo, Cuba, de Dominicaanse Republiek, Ecuador, El Salvador, de Filipijnen, Gabon, Griekenland, Guatemala, Guyana, (de Republiek) Honduras, Kaapverdië, de Democratische Volksrepubliek Korea, Mongolië, Nepal, Papoea-Nieuw-Guinea, Peru, de Salomonseilanden, Saudi-Arabië en Vanuatu zich het recht voor een vergoeding te heffen voor het binnenlandse luchtvervoer van internationale depêches.

2. In afwijking van artikel 53.3 behoudt de postdienst van Myanmar zich het recht voor een vergoeding te heffen voor het binnenlandse vervoer, al dan niet per luchtpost, van internationale depêches.

3. In afwijking van artikel 53.3 behoudt de postdienst van Bangladesh zich het recht voor een vergoeding te heffen voor het binnenlandse vervoer, al dan niet per luchtpost, van internationale depêches, ongeacht de afgelegde afstand.

4. In afwijking van de artikelen 53.4 en 53.5 zijn de postdiensten van Amerika (Verenigde Staten), Canada, (de Islamitische Republiek) Iran en Turkije bevoegd om, in de vorm van uniforme heffingen, van de betrokken postdiensten de kosten terug te vorderen die zij hebben gemaakt voor het binnenlandse luchtvervoer van binnenkomende post, afkomstig van een postdienst waarvoor zij de vereffening voor eindkosten toepassen die specifiek gebaseerd is op de binnenlandse kosten of tarieven.

5. Op basis van wederkerigheid is de postdienst van Oman gerechtigd bij de in 1 tot en met 3 hierboven vermelde postdiensten de aanvullende kosten terug te vorderen veroorzaakt door het luchtvervoer binnen zijn land van briefpostdepêches afkomstig van die postdiensten, ongeacht het feit of dergelijke depêches al dan niet per luchtpost worden vervoerd.

Artikel XXVI Buitengewone territoriale bestellingsquota

1. In afwijking van artikel 56 behoudt de postdienst van Afghanistan zich het recht voor een supplementair buitengewoon territoriaal bestellingsquotum van BTR 7,50 per pakket te heffen.

Artikel XXVII Bijzondere tarieven

1. De postdiensten van Amerika (Verenigde Staten), België en Noorwegen hebben het recht voor luchtpostpakketten hogere territoriale quota te heffen dan voor land- en/of zeepostpakketten.

2. De postdienst van Libanon is gerechtigd voor pakketten tot 1 kilogram de toeslag te heffen die geldt voor pakketten van 1 tot 3 kilogram.

3. De postdienst van (de Republiek) Panama is gerechtigd een toeslag van 0,20 BTR per kilogram te heffen voor land- en/of zeepostpakketten in doorvoer die per luchtpost worden vervoerd (S.A.L.).

TEN BLIJKE WAARVAN de hieronder vermelde gevolmachtigden dit Protocol hebben opgesteld, dat dezelfde rechtskracht en dezelfde waarde heeft als waren de bepalingen ervan in de tekst van het Verdrag zelf opgenomen, en dit hebben ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Een afschrift hiervan zal door de Regering van de lidstaat waar het Congres zetelt aan elke Partij worden toegezonden.

GEDAAN te Peking, op 15 september 1999.

(Voor de ondertekeningen zie blz. 89 e.v. van Trb. 2002, 205)


Verdrag inzake postale financiële diensten

Gelet op artikel 22, vierde lid, van de op 10 juli 1964 te Wenen totstandgekomen Constitutie van de Wereldpostunie, hebben de ondergetekenden, gevolmachtigden van de Regeringen van de lidstaten van de Unie, in gemeenschappelijk overleg en onder voorbehoud van artikel 25, vierde lid, van genoemde Constitutie, het volgende Verdrag vastgesteld.

HOOFDSTUK I

INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 Voorwerp van het Verdrag

1. Dit Verdrag is van toepassing op alle vormen van dienstverlening gericht op de overmaking van postale gelden. De verdragsluitende landen komen in gemeenschappelijk overleg overeen welke producten in dit Verdrag zij van plan zijn in hun wederzijdse betrekkingen aan te bieden.

2. Niet-postale instanties kunnen, door tussenkomst van de postdienst, de postchequedienst, of een instantie die een netwerk voor de overmaking van postale gelden beheert, deelnemen aan de uitwisselingen waarop de bepalingen van dit Verdrag van toepassing zijn. Deze moeten overleg plegen met de postdienst van hun land om de volledige uitvoering van alle bepalingen van het Verdrag te waarborgen en, in het kader van dit overleg, voor de uitoefening van hun rechten en de nakoming van hun in dit Verdrag vastgelegde verplichtingen in hun hoedanigheid van postale instanties. De postdienst is hun intermediair in hun betrekkingen met de postdiensten van de overige verdragsluitende landen en met het Internationaal Bureau.

Artikel 2 Verschillende diensten die kunnen worden aangeboden

1. Postwissel

1.1 De afzender overhandigt geld aan het loket van een postkantoor of geeft opdracht tot afschrijving van zijn girorekening en verzoekt om betaling van het bedrag in contanten aan de begunstigde.

1.2 De afzender overhandigt geld aan het loket van een postkantoor en geeft opdracht tot overschrijving hiervan op de girorekening van de begunstigde of op andere soorten door de postdiensten beheerde rekeningen.

2. Overschrijving

2.1 De houder van een girorekening verzoekt, door middel van afschrijving van zijn rekening, om overschrijving van een bedrag op de girorekening, op andere door de postdiensten beheerde rekeningen of op de bankrekening van de begunstigde door tussenkomst van de postdienst van bestemming.

3. Postcheque

3.1 Een postcheque is een internationaal waardepapier dat kan worden afgegeven aan de houder van een girorekening en is betaalbaar aan toonder in de postkantoren van de aan die dienst deelnemende landen.

3.2 Een postcheque kan eveneens na overleg tussen de verdragsluitende postdiensten als betaalmiddel worden overhandigd aan derden.

4. Opname bij POSTNET-geldautomaten

4.1 De – al dan niet postale – financiële instellingen die bij overeenkomst zijn aangesloten bij het POSTNET-netwerk kunnen hun kaarthouders de mogelijkheid bieden contant geld op te nemen bij POSTNET-betaalautomaten.

5. Overige diensten:

5.1 De postdiensten kunnen overeenkomen in hun bi- of multilaterale betrekkingen, onder de tussen de betrokken diensten vast te stellen voorwaarden, andere diensten aan te bieden.

HOOFDSTUK II

INDIENING VAN BETAALOPDRACHTEN

Artikel 3 Uitgifte van acceptgirokaarten en acceptatie van betaalopdrachten (munteenheid, wisselkoers, bedrag)

1. Behoudens bijzondere afspraken wordt het bedrag van acceptgiro's en betaalopdrachten uitgedrukt in de munteenheid van het land van uitbetaling.

2. De postdienst van uitgifte stelt de wisselkoers vast van zijn munteenheid in de munteenheid van het land van uitbetaling.

3. Behoudens besluiten door de betrokken postdiensten is het bedrag van de overmaking van gelden onbeperkt.

4. Het staat de postdienst van uitgifte volledig vrij de documenten en wijze van indiening van acceptgiro's en betaalopdrachten vast te stellen, behalve wanneer deze langs postale weg moeten worden overgemaakt. In dat geval mogen uitsluitend de in de Regeling bedoelde formulieren worden gebruikt.

5. De via telecommunicatie te verzenden acceptgiro's en betaalopdrachten zijn onderworpen aan de bepalingen van het reglement inzake internationale telecommunicatie.

Artikel 4 Heffingen

1. De postdienst van uitgifte bepaalt vrijelijk de bij uitgifte op te leggen heffing. Aan deze hoofdheffing kunnen eventueel heffingen worden toegevoegd die samenhangen met de aan de afzender verleende bijzondere diensten.

2. De postdienst van uitgifte kan, na overleg met de met de betaling belaste postdienst, aan de afzender, op zijn verzoek heffingen opleggen die samenhangen met de aan de begunstigde verleende bijzondere diensten. Het bedrag van deze heffingen wordt teruggestort bij de met de betaling belaste postdienst.

3. De overmaking van gelden die, door tussenkomst van een land dat partij is bij deze Regeling, tussen een land dat partij is en een land dat geen partij is worden uitgewisseld, kunnen door de tussenkomende postdienst worden onderworpen aan een extra heffing, die door deze laatste dienst wordt vastgesteld aan de hand van de kosten van de door hem verrichte transacties, waarvan het bedrag door de betrokken postdiensten wordt overeengekomen en op het bedrag van de acceptgiro in mindering wordt gebracht; deze heffing kan evenwel aan de afzender worden opgelegd en aan de postdienst van het tussenkomende land worden toegekend indien de betrokken postdiensten hiertoe overeenstemming hebben bereikt.

4. Indien ingevolge de bepalingen van de Regeling duplicaten van betaalopdrachten kunnen worden verlangd en indien de postdiensten geen fouten hebben gemaakt, kan hiervoor door de postdienst bij welke een verzoek is gedaan een heffing worden opgelegd aan de afzender of de begunstigde, behalve wanneer deze heffing reeds is opgelegd voor het bericht van betaling.

5. Documenten, acceptgiro's en betaalopdrachten die betrekking hebben op de overmaking langs postale weg van tussen de postdiensten uitgewisselde postale gelden zijn, onder de in de artikelen 8.2 en 3.1 tot en met 3.3 van het Verdrag bedoelde voorwaarden, vrijgesteld van alle heffingen.

HOOFDSTUK III

VERZENDING VAN BETAALOPDRACHTEN

Artikel 5 Middelen voor uitwisseling

1. De uitwisseling langs postale weg vindt rechtstreeks plaats tussen kantoor van uitgifte en kantoor van uitbetaling of door tussenkomst van uitwisselingskantoren, door middel van de in de Regeling bedoelde formulieren.

2. De uitwisseling door middel van telecommunicatie vindt plaats door middel van rechtstreekse verzending aan een kantoor van uitbetaling of aan een uitwisselingskantoor, mits alle nodige maatregelen met betrekking tot de veiligheid van de uitwisselingen op basis van onderlinge overeenstemming tussen de betrokken postdiensten in acht worden genomen.

3. De overmakingen van gelden kunnen aan het land van uitbetaling worden aangeboden op magneetbanden of op elke andere tussen de postdiensten overeengekomen drager. De postdiensten van uitbetaling zijn vrij in hun keuze van de formulieren die zij gebruiken waarop de in contanten aan de begunstigden uit te betalen bedragen vermeld staan.

4. Alle overmakingen kunnen worden gedaan via elektronische netwerken, al naar gelang de door de betrokken postdiensten gehanteerde bijzondere conventies.

5. De postdiensten kunnen overeenkomen andere middelen voor uitwisseling te gebruiken dan de in artikel 5.1 tot en met 5.4 bedoelde middelen.

HOOFDSTUK IV

BEHANDELING IN HET LAND VAN UITBETALING EN KLACHTEN

Artikel 6 Uitbetaling

1. In beginsel moet het volledige bedrag van de wissel aan de begunstigde worden uitbetaald; indien de begunstigde om aanvullende bijzondere diensten verzoekt, kunnen facultatieve heffingen worden opgelegd.

2. De geldigheid van wissels bedraagt:

2.1 in het algemeen, tot aan het verstrijken van de eerste maand volgend op de maand van uitgifte;

2.2 na overeenstemming tussen de betrokken postdiensten, tot aan het verstrijken van de derde maand volgend op de maand van uitgifte.

3. Na deze termijn worden door het kantoor van uitbetaling ontvangen wissels slechts uitbetaald wanneer deze op verzoek van het kantoor van uitbetaling zijn voorzien van een door de postdienst van uitgifte aangewezen dienst aangebrachte verklaring tot verlenging van de geldigheid (visa pour date). Deze verklaring voorziet wissels, vanaf de datum waarop de verklaring wordt afgegeven, van een nieuwe geldigheidstermijn die gelijk is aan die van een wissel die op dezelfde dag zou zijn uitgegeven. Van wissels die op de in artikel 5.3 bedoelde wijze door de postdiensten van uitbetaling worden ontvangen, mag de geldigheidstermijn niet worden verlengd.

4. Indien de niet-betaling van een wissel vóór het verstrijken van de geldigheidsduur niet het gevolg is van een fout van de dienst kan een toeslag voor verlenging van de geldigheid worden geheven, die door de postdienst van uitbetaling wordt vastgesteld.

5. De uitbetaling van wissels vindt plaats op basis van de regelgeving van het land van uitbetaling.

Artikel 7 Klachten

1. De bepalingen van artikel 30 van het Verdrag zijn van toepassing.

Artikel 8 Aansprakelijkheid

1. Beginsel en reikwijdte van de aansprakelijkheid

1.1 De postdiensten zijn aansprakelijk voor de aan het loket gestorte bedragen of de aan de debetzijde van de rekening van de trekker toegevoegde bedragen totdat de wissel rechtsgeldig is uitbetaald c.q. op de rekening van de begunstigde is bijgestort.

1.2 De postdiensten zijn aansprakelijk voor de door hen gedane foute vermeldingen die hebben geleid tot niet-betaling, hetzij voor fouten bij de uitvoering van de overmaking van gelden. De aansprakelijkheid strekt zich uit tot fouten bij het berekenen van de wisselkoers en bij de overmaking.

1.3 De postdiensten zijn ontheven van aansprakelijkheid:

1.3.1 in geval van vertraging bij de overmaking, de verzending of de uitbetaling van acceptgiro's en betaalopdrachten;

1.3.2 wanneer zij, naar aanleiding van de vernietiging van de dienstdocumenten als gevolg van overmacht, niet kunnen aantonen dat een overmaking van gelden is uitgevoerd, tenzij het bewijs van hun aansprakelijkheid op andere wijze is vastgelegd;

1.3.3 wanneer de afzender geen klacht heeft ingediend binnen de in artikel 30.1 van het Verdrag bedoelde termijn;

1.3.4 wanneer de verjaringstermijn voor wissels in het land van uitgifte is verlopen.

1.4 In geval van terugstorting kan, ongeacht de oorzaak ervan, het aan de afzender terug te storten bedrag niet meer bedragen dan het bedrag dat hij heeft gestort of dat van zijn rekening is afgeschreven.

1.5 De postdiensten kunnen onderling overeenkomen uitgebreidere voorwaarden voor aansprakelijkheid toe te passen die aansluiten bij de behoeften in hun binnenlandse diensten.

1.6 De voorwaarden voor de toepassing van het aansprakelijkheidsbeginsel, met name de kwestie van vaststelling van de aansprakelijkheid, betaling van de verschuldigde bedragen, beroep, de betalingstermijn en de bepalingen inzake terugbetaling aan de desbetreffende postdienst, zijn die welke in de Regeling zijn voorgeschreven.

HOOFDSTUK V

AFTREK, CLEARANCE-REKENINGEN

Artikel 9 Vergoeding van de postdienst van uitbetaling

1. Voor elke uitbetaalde wissel kent de postdienst van uitgifte aan de postdienst van betaling een vergoeding toe, waarvan het bedrag afhankelijk van het gemiddelde maandbedrag van de wissels op een en dezelfde rekening wordt vastgesteld in de Regeling.

2. In plaats van de in artikel 9.1 bedoelde bedragen kunnen de postdiensten andere vergoedingen overeenkomen of een forfaitaire vergoeding vaststellen voor elke verrichte uitbetaling.

3. Voor elke overboeking kan de postdienst van bestemming de storting van een aankomsttoeslag verlangen. Deze toeslag kan hetzij worden afgeschreven van de rekening van de begunstigde, hetzij worden betaald door de postdienst van uitgifte door afschrijving van zijn clearance-rekening.

4. Voor de overmaking van gelden met ontheffing van toeslag worden geen vergoedingen betaald.

5. Indien de betrokken postdiensten hierover overeenstemming hebben bereikt, kunnen de overmakingen van noodfondsen die door de postdienst van uitgifte zijn vrijgesteld van toeslagen, van vergoeding worden vrijgesteld.

Artikel 10 Financiële betrekkingen tussen de deelnemende postdiensten

1. De postdiensten komen onderling de te gebruiken technische middelen overeen om hun schulden te vereffenen.

2. De clearance-rekening

2.1 Wanneer de postdiensten beschikken over een postcheque-instelling, laat elk van deze instellingen op haar naam bij de corresponderende postdienst een clearance-rekening openen via welke de wederzijdse schulden en vorderingen worden vereffend die voortvloeien uit de uitwisselingen uit hoofde van de postchequedienst en, eventueel, de wissels en alle overige transacties waarvan de postdiensten overeenkomen deze door middel hiervan te regelen.

2.2 Indien de postdienst van uitbetaling niet over een postcheque-instelling beschikt, kan de clearance-rekening bij een andere financiële instelling worden geopend.

2.3 In geval van tekort op een clearance-rekening is over de verschuldigde bedragen rente verschuldigd, waarvan het percentage in de Regeling wordt vastgesteld.

3. Maandrekening

3.1 De postdienst van uitbetaling stelt voor elke postdienst van uitgifte een maandrekening op van de voor de postwissels betaalde bedragen. De maandrekeningen worden periodiek opgenomen in een algemene rekening aan de hand waarvan een saldo wordt bepaald.

3.2 De verrekening kan eveneens plaatsvinden op basis van de maandrekeningen, zonder clearing.

4. Door geen enkele eenzijdige maatregel zoals een moratorium, overmakingsverbod, enz. kan inbreuk worden gemaakt op de bepalingen van dit artikel en de daaruit voortvloeiende bepalingen van de Regeling.

HOOFDSTUK VI

DE POSTCHEQUE

Artikel 11 Werking van postcheques

1. Afgifte van postcheques

1.1 Elke postdienst kan aan zijn houders van girorekeningen postcheques afgeven.

1.2 Aan de houders van girorekeningen aan wie postcheques zijn afgegeven wordt eveneens een giropas verstrekt die bij betalingen moet worden getoond.

1.3 Het maximaal gegarandeerde bedrag is op de achterzijde van elke postcheque, of op een bijlage, afgedrukt in de tussen de verdragsluitende landen overeengekomen munteenheid.

1.4 Behoudens bijzondere overeenkomst met de postdienst van uitbetaling stelt de postdienst van afgifte de omrekenkoers van zijn munteenheid in die van het land van uitbetaling vast.

1.5 De postdienst van afgifte kan van de trekker van een postcheque een toeslag heffen.

1.6 In voorkomend geval wordt de geldigheidsduur van de postcheques door de postdienst van afgifte vastgesteld. Deze geldigheidsduur wordt vermeld door middel van een op de postcheque afgedrukte uiterste geldigheidsdatum. Bij ontbreken van een dergelijke vermelding is de geldigheidsduur van de postcheques onbeperkt.

2. Uitbetaling

2.1 Het bedrag van de postcheques wordt aan de begunstigde uitbetaald in de wettelijke munteenheid van het land van uitbetaling.

2.2 Het maximumbedrag dat door middel van een postcheque kan worden betaald wordt in onderlinge overeenstemming tussen de verdragsluitende landen vastgesteld.

3. Aansprakelijkheid

3.1 De postdienst van uitbetaling is van alle aansprakelijkheid ontheven wanneer deze kan aantonen dat de betaling heeft plaatsgevonden onder de voorwaarden vastgesteld in de desbetreffende artikelen van de Regeling die betrekking heeft op de aanbieding van postcheques aan het betaalloket en onder de voorwaarden voor de uitbetaling hiervan.

3.2 De postdienst van afgifte is niet verplicht over te gaan tot de uitbetaling van vervalste of nagemaakte postcheques die na het verstrijken van de in het desbetreffende artikel van de Regeling inzake de terugzending van aan de postchequedienst van herkomst betaalde postcheques bedoelde termijn aan hem worden geretourneerd.

4. Vergoeding van de postdienst van uitbetaling

4.1 De postdiensten die postcheques afgeven en uitbetalen stellen bilateraal de vergoeding vast die aan de postdienst van uitbetaling wordt toegekend.

HOOFDSTUK VII

HET POSTNET-NETWERK

Artikel 12 Voorwaarden voor toetreding en deelname

1. Voor de toetreding tot het netwerk is de ondertekening van het POSTNET-verdrag vereist en de betaling van een toegangsrecht.

2. De voorwaarden voor toetreding tot en deelname aan de dienst zijn vastgesteld in het POSTNET-verdrag.

HOOFDSTUK VIII

REMBOURSZENDINGEN

Artikel 13 Omschrijving van de dienst

1. Op basis van bilaterale akkoorden kunnen gewone briefpostzendingen, aangetekende briefpostzendingen met waardeaangifte en gewone postpakketten met waardeaangifte onder rembours worden verzonden.

2. De instantie die de zending heeft besteld draagt de gelden over aan de postale financiële instelling en verzoekt om betaling van het bedrag aan de begunstigde.

HOOFDSTUK IX

DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 14 Verzoek om opening van een girorekening in het buitenland

1. Bij de opening van een girorekening in het buitenland en in het kader van de gebruikelijke verificaties betreffende de verzoeker, plegen de postale en niet-postale financiële instellingen van de landen die partij zijn bij dit Verdrag bilateraal overleg inzake de bijstand die zij elkaar kunnen verlenen.

HOOFDSTUK X

SLOTBEPALINGEN

Artikel 15 Slotbepalingen

1. Het Verdrag is in voorkomend geval mutatis mutandis van toepassing op alles wat niet uitdrukkelijk in dit Verdrag is geregeld.

2. Artikel 4 van de Constitutie is niet van toepassing op dit Verdrag.

3. Voorwaarden voor goedkeuring van voorstellen met betrekking tot dit Verdrag

3.1 Om uitvoerbaar te worden, moeten de aan het Congres voorgelegde voorstellen die betrekking hebben op dit Verdrag worden goedgekeurd door de meerderheid van de aanwezige en hun stem uitbrengende lidstaten die partij zijn bij dit Verdrag. Ten tijde van de stemming moet ten minste de helft van deze lidstaten die bij het Congres vertegenwoordigd zijn, aanwezig zijn.

3.2 Om uitvoerbaar te worden, moeten de voorstellen met betrekking tot dit Verdrag worden goedgekeurd door de meerderheid van de leden van de Postraad die partij zijn bij dit Verdrag.

3.3 Om uitvoerbaar te worden, moeten de tussen twee Congressen in ingediende voorstellen die betrekking hebben op dit Verdrag:

3.3.1 tweederde van de stemmen verenigen, waarbij ten minste de helft van de lidstaten die partij zijn bij dit Verdrag aan het overleg hebben deelgenomen, indien het de toevoeging van nieuwe bepalingen betreft;

3.3.2 de meerderheid van de stemmen verenigen, waarbij ten minste de helft van de lidstaten die partij zijn bij dit Verdrag aan het overleg hebben deelgenomen, indien het wijzigingen van de bepalingen van dit Verdrag betreft;

3.3.3 de meerderheid van de stemmen verenigen, indien het de uitlegging van de bepalingen van dit Verdrag betreft;

3.4 Niettegenstaande het bepaalde in 3.3.1 is elke lidstaat waarvan de nationale wetgeving nog niet verenigbaar is met de voorgestelde toevoeging gerechtigd, binnen negentig dagen na de kennisgeving van deze toevoeging, een schriftelijke verklaring aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau te richten waarin wordt vermeld dat het niet mogelijk is deze toevoeging te aanvaarden.

4. Dit Verdrag treedt in werking op 1 januari 2001 en blijft van kracht tot de inwerkingtreding van de Akten van het volgende Congres.

TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden van de Regeringen van de verdragsluitende landen dit Verdrag hebben ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Een afschrift hiervan zal door de Regering van de lidstaat waar het Congres zetelt aan elke Partij worden toegezonden.

GEDAAN te Peking, op 15 september 1999.

(Voor de ondertekeningen zie blz. 89 e.v. van Trb. 2002, 205)


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2002, 205.

E. BEKRACHTIGING

Zie Trb. 2002, 205.

F. TOETREDING

Zie Trb. 2002, 205.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2002, 205.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 2002, 205.

Uitgegeven de achttiende december 2002

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. DE HOOP SCHEFFER


XNoot
1

Er bestaat geen vertaling van de volledige tekst van de Constitutie van de Wereldpostunie.

Naar boven