A. TITEL

Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Hongarije inzake privileges en immuniteiten voor verbindingsofficieren die door de Republiek Hongarije bij Europol te 's-Gravenhage gedetacheerd worden;

's-Gravenhage, 7/8 februari 2002

B. TEKST

De tekst van het in nota's vervatte verdrag is geplaatst in Trb. 2002, 77.

C. VERTALING

Nr. I

Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden

Boedapest, 7 februari 2002

De Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden biedt het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Hongarije haar complimenten aan en heeft de eer, met verwijzing naar de Samenwerkingsovereenkomst van 4 oktober 2001 tussen de Republiek Hongarije en de Europese Politiedienst (hierna te noemen „de Overeenkomst"), en met het oog op artikel 41, tweede lid, van de Overeenkomst op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-Overeenkomst, 26 juli 1995), voor te stellen dat ten aanzien van de voorrechten en immuniteiten benodigd voor de goede taakvervulling van de verbindingsofficieren bij Europol, bedoeld in artikel 14, eerste lid, en Bijlage 3 van de Overeenkomst, overeenstemming wordt bereikt zoals vervat in het Aanhangsel.

Indien dit voorstel aanvaardbaar is voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Hongarije, stelt de Ambassade voor dat deze nota en de bevestigende nota van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een verdrag zullen vormen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Hongarije, dat in werking zal treden op de dag waarop de Overeenkomst in werking treedt, mits het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Hongarije elkaar hebben medegedeeld dat aan de procedures voor de inwerkingtreding is voldaan. In het geval dat de in de voorgaande volzin bedoelde inwerkingtreding niet plaatsvindt, wordt dit verdrag voorlopig toegepast vanaf de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst.

De Ambassade maakt van deze gelegenheid gebruik om het Ministerie opnieuw te verzekeren van haar zeer bijzondere hoogachting.

Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Hongarije

Boedapest


Bijlage

1. Begripsomschrijvingen

In dit verdrag wordt verstaan onder:

  • a. „verbindingsofficier", elke functionaris die in overeenstemming met artikel 14 van de Overeenkomst bij Europol wordt geplaatst;

  • b. „Regering", de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden;

  • c. „autoriteiten van de gaststaat", overheids-, gemeentelijke of andere autoriteiten van het Koninkrijk der Nederlanden, naar gelang het geval is in het kader van en in overeenstemming met de wetten en gebruiken die in het Koninkrijk der Nederlanden van toepassing zijn;

  • d. „zendstaat", de Republiek Hongarije;

  • e. „archief van de verbindingsofficier", alle dossiers, correspondentie, documenten, manuscripten, computer- en mediagegevens, foto's, films, video- en geluidsopnamen die toebehoren aan of in het bezit zijn van de verbindingsofficier, alsmede enig ander soortgelijk materiaal dat naar het unanieme oordeel van de zendstaat en de Regering deel uitmaakt van het archief van de verbindingsofficier.

2. Voorrechten en immuniteiten

1. Onverminderd de bepalingen van dit Verdrag genieten de verbindingsofficier en zijn gezinsleden die deel uitmaken van zijn huishouding en niet de Nederlandse nationaliteit bezitten, in en ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden dezelfde voorrechten en immuniteiten als die welke worden verleend aan de leden van het diplomatieke personeel door het Verdrag van Wenen van 18 april 1961 inzake diplomatiek verkeer.

2. De immuniteit die aan de in het eerste lid van dit artikel genoemde personen wordt verleend, strekt zich niet uit tot:

    • i. civiele vorderingen van derden wegens schade, met inbegrip van lichamelijk letsel of overlijden ten gevolge van verkeersongevallen die door deze personen zijn veroorzaakt; of

    • ii. strafrechtelijke en civielrechtelijke rechtsmacht ten aanzien van handelingen verricht buiten de uitoefening van hun officiële taken.

3. De verplichtingen van zendstaten en hun personeel die krachtens het Verdrag van Wenen van toepassing zijn op diplomatieke personeel, zijn van toepassing op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde personen.

3. Binnenkomst, verblijf en vertrek

1. Indien nodig vergemakkelijkt de Regering de binnenkomst, het verblijf en het vertrek van de verbindingsofficier en van zijn gezinsleden die deel uitmaken van de huishouding.

2. Dit artikel laat de mogelijkheid onverlet om te verlangen dat redelijk bewijs wordt geleverd waaruit blijkt dat de personen die zich op de in dit artikel bedoelde behandeling beroepen, onder de in het eerste lid van dit artikel genoemde categorieën vallen.

3. De eventueel benodigde visa voor de in dit artikel genoemde personen worden kosteloos en zo spoedig mogelijk verstrekt.

4. Tewerkstelling

Gezinsleden die deel uitmaken van de huishouding van de verbindingsofficier die niet de nationaliteit van een EU-staat hebben, zijn voor de duur van de detachering van de verbindingsofficier vrijgesteld van de verplichting een werkvergunning te verkrijgen.

5. Onschendbaarheid van het archief

De archieven van de verbindingsofficier, waar deze zich ook bevinden en wie deze ook onder zich heeft, zijn onschendbaar.

6. Persoonlijke bescherming

Indien de zendstaat daarom verzoekt, nemen de autoriteiten van de gaststaat in overeenstemming met hun nationale wetten alle doenlijke maatregelen om de nodige veiligheid en bescherming te waarborgen van de verbindingsofficier, alsmede van de leden van zijn gezin die deel uitmaken van zijn huishouding, wier veiligheid in het geding is als gevolg van de taakvervulling van de verbindingsofficier bij Europol.

7. Faciliteiten en immuniteiten met betrekking tot berichtenverkeer

1. De Regering staat de verbindingsofficier toe om vrijelijk en zonder het vereiste van bijzondere toestemming te communiceren voor alle officiële doeleinden, en beschermt dit recht van de verbindingsofficier. De verbindingsofficier is gerechtigd codes te gebruiken en zijn officiële correspondentie en andere officiële berichten te verzenden of te ontvangen per koerier of in verzegelde tassen, waarvoor dezelfde voorrechten en immuniteiten gelden als voor diplomatieke koeriers en tassen.

2. Voor zover dit verenigbaar is met het Internationaal Verdrag betreffende de Telecommunicatie van 6 november 1982, geniet de verbindingsofficier voor zijn officiële berichtenverkeer een behandeling die niet minder gunstig is dan die welke door het Koninkrijk der Nederlanden aan een internationale organisatie of regering wordt toegekend, inzake prioriteiten voor poststukken, kabeltelegrammen, telegrammen, telexberichten, radiotelegrammen, televisie-, telefoon-, fax-, satelliet- of andere verbindingen.

8. Kennisgeving

1. De zendstaat stelt de Regering onverwijld in kennis van de naam van de verbindingsofficier, van zijn aankomst en van zijn definitieve vertrek of van de beëindiging van zijn detachering alsmede van de aankomst en het definitieve vertrek van de gezinsleden die deel uitmaken van zijn huishouding en, indien van toepassing, van het feit dat een persoon niet langer deel uitmaakt van de huishouding.

2. De Regering verstrekt aan de verbindingsofficier en aan de gezinsleden die deel uitmaken van zijn huishouding een identiteitskaart voorzien van de foto van de houder.Deze kaart dient ter identificatie van de houder ten overstaan van alle autoriteiten van de gaststaat.

9. Beslechting van geschillen

1. Elk geschil tussen de zendstaat en de Regering betreffende de interpretatie of toepassing van dit verdrag dat niet in der minne, of enige kwestie die betrekking heeft op de verbindingsofficier of op de verhouding tussen de zendstaat en de Regering die niet in der minne wordt geschikt, wordt, op verzoek van de zendstaat of van de Regering, ter onherroepelijke beslissing voorgelegd aan een scheidsgerecht bestaande uit drie scheidsrechters. Elke partij benoemt één scheidsrechter. De derde scheidsrechter, die voorzitter van het scheidsgerecht zal zijn, wordt gekozen door de eerste twee scheidsrechters.

2. Indien een van de partijen verzuimt een scheidsrechter te benoemen binnen twee maanden na een verzoek van de andere partij een dergelijke benoeming te verrichten, kan de andere partij de President van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, of in zijn afwezigheid de Vice-President, verzoeken deze benoeming te verrichten.

3. Indien de eerste twee scheidsrechters binnen twee maanden na hun benoeming geen overeenstemming bereiken over de derde, kan elke partij de President van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, of in zijn afwezigheid de Vice-President, verzoeken deze benoeming te verrichten.

4. Tenzij de partijen anders overeenkomen, stelt het scheidsgerecht zijn eigen procedure vast.

5. Het scheidsgerecht neemt zijn beslissing bij meerderheid van stemmen. De Voorzitter heeft een beslissende stem. De beslissing is onherroepelijk en bindend voor de partijen bij het geschil.

10. Territoriale reikwijdte

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit verdrag slechts van toepassing op het deel van het Koninkrijk in Europa.


Nr. II

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Boedapest, 8 februari 2002

2938-1/Adm/KÜM/2002.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Hongarije biedt zijn complimenten aan de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden aan en heeft de eer de ontvangst te bevestigen van de Nota van de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden van 7 februari 2002, betreffende een voorstel aan de Hongaarse partij een verdrag te sluiten tussen de Republiek Hongarije en het Koninkrijk der Nederlanden, dat als volgt luidt:

(Zoals in Nr. I)

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Hongarije heeft de eer de Ambassade ervan op de hoogte te brengen dat de Regering van de Republiek Hongarije met de inhoud van bovengenoemde Nota en het Aanhangsel daarbij instemt, en verklaart dat de Nota van de Ambassade en deze Nota een verdrag zullen vormen tussen de Republiek Hongarije en het Koninkrijk der Nederlanden. Dit verdrag treedt in werking op de dag waarop de Overeenkomst in werking treedt, mits de Republiek Hongarije en het Koninkrijk der Nederlanden elkaar hebben medegedeeld dat aan de procedures voor de inwerkingtreding is voldaan. In het geval dat de in de voorgaande volzin bedoelde inwerkingtreding niet plaatsvindt, wordt dit Verdrag voorlopig toegepast vanaf de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst.

Het Ministerie maakt van deze gelegenheid gebruik om de Ambassade opnieuw te verzekeren van zijn zeer bijzondere hoogachting.

De Ambassade van het Koninkrijk der NederlandenBoedapest


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2002, 77.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2002, 77.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 2002, 77.

Uitgegeven de twaalfde november 2002

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. DE HOOP SCHEFFER

Naar boven