A. TITEL

Verdrag tussen de staten die deelnemen in de „Multinational Stand-by High Readiness Brigade for UN Operations" inzake de rechtspositie van hun strijdkrachten;

Kopenhagen, 13 december 2001

B. TEKST

De tekst is geplaatst in Trb. 2002, 191. Zie ook Trb. 2002, 75.

Het Verdrag is voorts nog ondertekend voor:

Zweden15 december 2001
Oostenrijk10 juli 2002

C. VERTALING

Verdrag tussen de Staten die deelnemen in de „Multinational Stand-by High Readiness Brigade for UN Operations" inzake de rechtspositie van hun strijdkrachten

De Staten die deelnemen in de „Multinational Stand-by High Readiness Brigade for UN Operations" (SHIRBRIG),

In herinnering roepend de „Letter of Intent" betreffende samenwerking inzake de „Multinational Stand-by Forces High Readiness Brigade", die in eerste instantie door Denemarken is ondertekend op 15 december 1996, en

In herinnering roepend het Memorandum van Overeenstemming inzake de Stuurgroep, dat in eerste instantie door Denemarken is ondertekend op 9 maart 1997, en

In herinnering roepend het Memorandum van Overeenstemming inzake de werking, de financiering, het beheer en de rechtspositie van de kernbrigadestaf van de „Multinational United Nations Stand-by Forces High Readiness Brigade", dat in eerste instantie door Denemarken is ondertekend op 14 maart 1997, en

In herinnering roepend het Memorandum van Overeenstemming inzake de werking, de financiering, het beheer en de rechtspositie van de „Multinational United Nations Stand-by Forces High Readiness Brigade", dat in eerste instantie door Denemarken is ondertekend op 16 april 1998,

Overwegend dat de strijdkrachten van een Staat die Partij is bij dit Verdrag, door middel van een afzonderlijke regeling, naar het grondgebied van een andere Staat die Partij is kunnen worden gezonden en daar kunnen worden ontvangen,

Verlangend, evenwel, de rechtspositie van dergelijke strijdkrachten tijdens hun verblijf op het grondgebied van een andere Staat die Partij is te bepalen,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel I Begripsomschrijvingen

1. In dit Verdrag wordt verstaan onder:

  • a. „SHIRBRIG", de „Multinational Stand-by Forces High Readiness Brigade for UN Operations", een vooraf samengestelde (niet-staande) snel inzetbare multinationale brigade, samengesteld uit bijdragen aan het „United Nations Stand-by Arrangement System", die in overeenstemming met nationale besluiten kunnen worden aangeboden voor door de Verenigde Naties gemandateerde vredesoperaties;

  • b. „Kernbrigadestaf", de multinationale staf, die het permanente deel van de SHIRBRIG-staf vormt, opgericht om de brigade te ondersteunen door middel van het verrichten van taken voorafgaand aan de ontplooiing, om vervolgens bij de ontplooiing de kern van de ontplooide SHIRBRIG-staf te worden;

  • c. „SHIRBRIG-activiteiten", naast de dagelijkse activiteiten van de kernbrigadestaf, mede alle activiteiten voorafgaand aan de ontplooiing, zoals conferenties, vergaderingen, training en oefeningen.

Artikel II Toepasselijke documenten

1. Behoudens waar in dit Verdrag anders is bepaald, passen de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag:

  • a. Ten aanzien van de SHIRBRIG-activiteiten die plaatsvinden op het grondgebied van een Staat die Partij is, mutatis mutandis de bepalingen toe van:

    • i. het Verdrag tussen de Staten die Partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, gedaan te Londen op 19 juni 1951, hierna te noemen het NAVO Status-verdrag, en

    • ii. het Verdrag tussen de Staten die Partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag en de overige aan het Partnerschap voor de Vrede deelnemende Staten nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, gedaan te Brussel op 19 juni 1995, hierna te noemen het PfP Status-verdrag, en het Aanvullend Protocol bij het PfP Status-verdrag, gedaan te Brussel op 19 juni 1995, hierna te noemen het PfP Aanvullend Protocol betreffende voorbehouden en verklaringen gedaan door de Staten die Partij zijn bij die Verdragen.

  • b. Ten aanzien van de activiteiten van de SHIRBRIG kernbrigade staf terwijl deze zich op het grondgebied van Denemarken bevindt, naast de in het eerste lid, letter a, van dit artikel bedoelde bepalingen, mutatis mutandis de bepalingen toe van het Protocol nopens de rechtspositie van internationale militaire hoofdkwartieren, ingesteld uit hoofde van het Noord-Atlantisch Verdrag, gedaan te Parijs op 28 augustus 1952, hierna te noemen het Protocol van Parijs.

2. Voor de toepassing, mutatis mutandis, van de in het eerste lid bedoelde verdragen zijn de volgende interpretaties van toepassing:

  • a. Ten aanzien van aangelegenheden in het NAVO Status-verdrag waarin verzoeken moeten worden ingediend bij of geschillen moeten worden voorgelegd aan de Noord-Atlantische Raad, de Voorzitter van de Raad van Plaatsvervangers van het Noord-Atlantisch Verdrag of aan een arbiter, worden deze bepalingen van het NAVO Status-verdrag zodanig uitgelegd dat van de betrokken Staten die Partij zijn wordt verlangd dat zij de aangelegenheid regelen door toepassing van artikel V van het onderhavige Verdrag;

  • b. Onder „Partij/Partijen bij het Noord-Atlantisch Verdrag" waarnaar in de toepasselijke documenten wordt verwezen, wordt verstaan de Staten die Partij zijn bij het onderhavige Verdrag;

  • c. Onder „Noord-Atlantisch Verdragsgebied", waarnaar in de toepasselijke documenten wordt verwezen, wordt verstaan de grondgebieden van de Staten die Partij zijn bij het onderhavige Verdrag;

  • d. Onder „Geallieerd Hoofdkwartier", waarnaar in de toepasselijke documenten wordt verwezen, wordt verstaan de kernbrigadestaf van SHIRBRIG.

Artikel III Procedure bij vorderingen

Teneinde tussen de Partijen wederkerigheid te waarborgen ten aanzien van de afstand van vorderingen tot op een vastgesteld bedrag in overeenstemming met artikel VIII, tweede lid, onderdeel f, van het NAVO Status-verdrag, geldt het in dat artikel voor Denemarken vermelde bedrag (9.670 DKK) voor alle Partijen.

Artikel IV Beperkingen

Dit Verdrag laat bestaande internationale verdragen of regelingen onverlet.

Artikel V Beslechting van geschillen

Alle geschillen betreffende de interpretatie of toepassing van dit Verdrag tussen de Staten die Partij zijn, worden geregeld door middel van onderling overleg.

Artikel VI Wijziging

Dit Verdrag kan worden gewijzigd met eenparigheid van stemmen van alle Staten die Partij zijn. De wijzigingen worden van kracht in overeenstemming met artikel VIII, eerste lid, van dit Verdrag.

Artikel VII Bekrachtiging en ondertekening

1. Dit Verdrag staat open ter ondertekening voor elke Staat die het Memorandum van Overeenstemming inzake de werking, de financiering, het beheer en de rechtspositie van de kernbrigadestaf van de „Multinational United Nations Stand-by Forces High Readiness Brigade" en/of het Memorandum van Overeenstemming inzake de werking, de financiering, het beheer en de rechtspositie van de „Multinational United Nations Stand-by Forces High Readiness Brigade" heeft ondertekend.

2. Dit Verdrag dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring dienen te worden nedergelegd bij de Regering van Denemarken, die aan alle ondertekenende Staten van elk van deze nederleggingen kennisgeving doet.

3. Tot dit Verdrag dient te worden toegetreden door elke Staat die het in het eerste lid bedoelde Memorandum van Overeenstemming heeft ondertekend na de inwerkingtreding van dit Verdrag.

Artikel VIII Inwerkingtreding

1. Zestig dagen nadat drie ondertekenende Staten hun akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring hebben nedergelegd, treedt dit Verdrag ten aanzien van die Staten in werking. Ten aanzien van elke andere ondertekenende Staat treedt het in werking zestig dagen na de datum van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring. De rechtspositie van de kernbrigadestaf bedoeld in artikel II, onderdeel b, van dit Verdrag treedt in werking nadat Denemarken het Verdrag heeft bekrachtigd.

2. Eventuele notawisselingen, betreffende de rechtspositie van de kernbrigadestaf van de „Multinational United Nations Stand-by Forces High Readiness Brigade" en zijn personeelsleden, tussen de Regering van Denemarken en andere ondertekenende Staten houden op van kracht te zijn vanaf de datum waarop dit Verdrag in werking treedt tussen Denemarken en de desbetreffende ondertekenende Staat.

3. Dit Verdrag wordt door de Regering van Denemarken geregistreerd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.

Artikel IX Terugtrekking

Elke Staat die Partij is kan zich uit dit Verdrag terugtrekken door middel van een schriftelijke kennisgeving van terugtrekking aan de Regering van Denemarken, die aan alle ondertekenende Staten van elk van deze terugtrekkingen kennisgeving doet. De terugtrekking wordt van kracht een jaar na de ontvangst van de kennisgeving door de Regering van Denemarken. Na het verstrijken van dit tijdvak van een jaar houdt dit Verdrag op van kracht te zijn ten aanzien van de zich terugtrekkende Partij, behoudens voor de regeling van eventueel uitstaande verplichtingen die zijn ontstaan vóór de dag waarop de terugtrekking van kracht wordt, maar blijft het van kracht voor de overige Staten die Partij zijn.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, door hun respectieve Regeringen naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Kopenhagen op 13 december 2001 in de Engelse taal, in een enkel exemplaar, dat zal worden nedergelegd in het archief van de Regering van Denemarken. De Regering van Denemarken zal gewaarmerkte afschriften van dit Verdrag doen toekomen aan alle ondertekenende Staten.


(Zie voor de ondertekeningen blz. 5 van Trb. 2002, 19 en rubriek B hierboven)

D. PARLEMENT

Zie Trb. 2002, 19.

E. BEKRACHTIGING

In overeenstemming met artikel VII, tweede lid, van het Verdrag hebben de volgende staten een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring nedergelegd bij de regering van Denemarken:

Denemarken 4 februari 2002
Noorwegen 6 september 2002
Roemenië 6 augustus 2002

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2002, 19.

Het Verdrag zal ingevolge artikel VIII, eerste lid, op 13 november 2002 in werking treden voor Denemarken, Noorwegen en Roemenië.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 2002, 19 en Trb. 2002, 75.

Uitgegeven de vijfentwintigste oktober 2002

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. DE HOOP SCHEFFER


XNoot
1

In dat Tractatenblad staat ten onrechte vermeld dat Zweden op 13 december 2001 het Verdrag heeft ondertekend.

Naar boven