A. TITEL

Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, met Bijlagen en Protocollen;

Cotonou, 23 juni 2000

B. TEKST

De Nederlandse tekst van Overeenkomst, Bijlagen en Protocollen is geplaatst in Trb. 2001, 57.

D. PARLEMENT

Bij Koninklijke boodschap van 12 april 2001 (Kamerstukken II 2000/01, 27 672, nrs. 1 t/m 3) is aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal ter overweging aangeboden een ontwerp van wet ter goedkeuring van de onderhavige Overeenkomst. De memorie van toelichting die het ontwerp vergezelt, is ondertekend door de Minister van Buitenlandse Zaken J. J. VAN AARTSEN.

E. BEKRACHTIGING

De volgende staten hebben in overeenstemming met artikel 93, tweede lid, van de Overeenkomst een akte van bekrachtiging of goedkeuring nedergelegd bij het Secretariaat-Generaal van de Europese Unie:

Cookeilanden27 juni 2000
Mauritius18 september 2000
Marshalleilanden30 november 2000
Niue 4 december 2000
Seychellen11 december 2000
Malawi18 december 2000
Jamaica16 februari 2001
Tonga 2 maart 2001
Samoa16 maart 2001
Mauritanië30 maart 2001
Kenya 6 april 2001
Mali19 april 2001
Bahama's26 april 2001
Lesotho 6 juni 2001
Guinee28 juni 2001
Guyana28 juni 2001
Denemarken 4 juli 2001
Fiji10 juli 2001
Saint Kitts en Nevis16 juli 2001
Tuvalu26 juli 2001
Ethiopië31 juli 2001
Palau31 augustus 2001
Comoren 4 september 2001
Sierra Leone 4 september 2001
Eritrea10 september 2001
Belize13 september 2001
Djibouti 2 oktober 2001
Soedan29 oktober 2001
Togo21 november 2001
Antigua en Barbuda26 november 2001
Tanzania 3 december 2001
Benin 4 december 2001

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2001, 57.

De bepalingen van de Overeenkomst worden ingevolge artikel 1, eerste lid, juncto artikel 7 van het in rubriek J hieronder afgedrukte besluit van de ACS-EG-Raad van Ministers van 27 juli 2000, met ingang van 2 augustus 2000 vervroegd toegepast, met uitzondering van Bijlage I, Bijlage II, hoofdstuk 1, Bijlage IV, hoofdstuk 3, artikelen 17, 18 en 19, en de hoofdstukken 4 t/m 6.

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt de vervroegde toepassing alleen voor Nederland.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 2001, 57.

Voor het op 22 maart 1989 tot stand gekomen Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, zie ook Trb. 1999, 105. Voor de op 22 september 1995 tot stand gekomen wijziging van dat Verdrag zie ook rubriek J van Trb. 1999, 105.

De ACS-EG-Raad van Ministers heeft op 27 juli 2000 te Brussel een besluit genomen betreffende de vervroegde toepassing van de onderhavige Overeenkomst. De Nederlandse tekst van dat besluit luidt als volgt:

Besluit nr. 1/2000 van de ACS-EG-Raad van Ministers van 27 juli 2000 betreffende overgangsmaatregelen die geldig zijn van 2 augustus 2000 tot de inwerkingtreding van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst

(2000/483/EG)

De ACS-EG-Raad van Ministers,

Gelet op de vierde ACS-EG-overeenkomst, ondertekend op 15 december 1989 te Lomé en gewijzigd op 4 november 1995 te Port Louis, hierna de „Overeenkomst van Lomé" genoemd, met name op artikel 366, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

1. De onderhandelingen over een nieuwe ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, hierna de „partnerschapsovereenkomst" genoemd, werden op 2 en 3 februari 2000 te Brussel afgesloten. De partnerschapsovereenkomst treedt niet eerder in werking dan nadat het ratificatieproces overeenkomstig artikel 93 is voltooid.

2. Het ACS-EG-Comité van Ambassadeurs nam op 28 februari 2000 een besluit1 tot instelling van overgangsmaatregelen die van toepassing zijn tot 1 augustus 2000.

3. Op grond van artikel 366, lid 3, tweede alinea, van de Overeenkomst van Lomé dient de Raad van Ministers overgangsmaatregelen vast te stellen ter overbrugging van de periode van 2 augustus 2000 tot de inwerkingtreding van de partnerschapsovereenkomst.

4. De partijen achten het passend te voorzien in vervroegde toepassing van de partnerschapsovereenkomst met ingang van 2 augustus 2000, met uitzondering van de bepalingen betreffende de vrijgave en benutting van de financiële middelen van het negende Europees Ontwikkelingsfonds (EOF).

5. De bepalingen betreffende de vrijgave en benutting van de financiële middelen van het negende EOF kunnen niet eerder van kracht worden dan wanneer het aan de partnerschapsovereenkomst gehechte financiële protocol in werking is getreden. De financiële samenwerking gedurende de tussenliggende periode zal daarom worden gefinancierd met de middelen die van eerdere EOF's resteren.

6. De programmering van de middelen van het negende EOF kan echter reeds voor de inwerkingtreding van het aan de partnerschapsovereenkomst gehechte financiële protocol beginnen. Bij die programmering kunnen middelen die onder het negende EOF beschikbaar komen indicatief worden toegewezen, maar nog niet worden vastgelegd,

Besluit:

Artikel 1 Voorlopige toepassing van de partnerschapsovereenkomst

1. Met ingang van 2 augustus 2000 worden de bepalingen van de partnerschapsovereenkomst vervroegd toegepast, met de volgende uitzonderingen:

  • a. bijlage I;

  • b. bijlage II, hoofdstuk 1;

  • c. bijlage IV, hoofdstuk 3, artikelen 17, 18 en 19, en de hoofdstukken 4 tot en met 6.

2. De toepasselijke bepalingen van de partnerschapsovereenkomst hebben voorrang boven de bepalingen van de Overeenkomst van Lomé op gelijkwaardige gebieden.

3. De bepalingen die overeenkomstig lid 1 met ingang van 2 augustus 2000 vervroegd worden toegepast zijn tevens geldig voor alle staten die de partnerschapsovereenkomst hebben ondertekend, doch geen partij waren bij de Overeenkomst van Lomé.

4. De tekst van de partnerschapsovereenkomst is in de bijlage1bij dit besluit opgenomen.

Artikel 2 Voortzetting van de toepassing van de Overeenkomst van Lomé

De volgende bepalingen van de Overeenkomst van Lomé blijven van toepassing gedurende de gehele overgangsperiode of gedeelten daarvan:

  • a. De toepassing van het derde deel, titel II, hoofdstuk 1, wordt verlengd tot 31 december 2000 voor transferbesluiten betreffende de toepassingsjaren 1998 en 1999 en voor de terugstorting van resterende bedragen in het kader van het tweede financiële protocol (artikel 195, onder a).

  • b. De toepassing van het derde deel, titel II, hoofdstuk 3, wordt verlengd tot 31 december 2000 voor verrichtingen waarvoor vóór 1 augustus 2000 een steunaanvraag was ingediend. Overeenkomstig artikel 281 van de Overeenkomst van Lomé en met inachtneming van de bepalin-gen van de partnerschapsovereenkomst wordt in het kader van de programmering rekening gehouden met nog te verwerken steunaanvragen die vóór 1 augustus 2000 zijn ingediend maar ten aanzien waarvan een besluit niet vóór 31 december 2000 kan worden genomen in verband met de noodzakelijke procedures voor het nemen van dergelijke besluiten, en de aangewezen financiële middelen zullen voorzover mogelijk worden gehandhaafd ter ondersteuning van de bekende ontwikkelingsprogramma's.

  • c. Derde deel, titel III, hoofdstuk 3, afdelingen 3 en 4, blijven van toepassing totdat de middelen zijn uitgeput. Dit heeft tevens betrekking op verhogingen van het door de Europese Investeringsbank beheerde risicodragende kapitaal waartoe de ACS-EG-Raad van Ministers gedurende de overgangsperiode besluit.

  • d. Derde deel, titel III,

    • i. hoofdstuk 5, afdeling 1 (voor ACS-staten die door buitengewone omstandigheden de programmering in het kader van de Overeenkomst van Lomé niet hebben afgerond),

    • ii. hoofdstuk 5, afdelingen 2 tot en met 6,

    • iii. hoofdstuk 6,

blijven van toepassing tot de inwerkingtreding van de partnerschapsovereenkomst.

  • e. De bepalingen betreffende de bevoegdheid van de Raad van Ministers om te besluiten over de aanwending van niet toegewezen middelen van het zesde, het zevende en het achtste EOF, overeenkomstig artikel 195, onder b), artikel 219, lid 2, onder d), artikel 245, lid 2, artikel 257 en artikel 282, lid 5.

Artikel 3 Middelen van het zesde, het zevende en het achtste EOF

1. Middelen van het zesde, het zevende of het achtste EOF die vóór 1 augustus 2000 aan een ACS-staat zijn toegewezen overeenkomstig artikel 245, lid 1, artikel 254 of artikel 281 van de Overeenkomst van Lomé, behouden hun bestemming voor die staat. De saldi van deze middelen worden aangewend voor de programmering in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van de partnerschapsovereenkomst.

2. Middelen van het zesde, het zevende of het achtste EOF die vóór 1 augustus 2000 aan een ACS-regio zijn toegewezen overeenkomstig artikel 160 van de Overeenkomst van Lomé, behouden hun bestemming voor die regio. De saldi van deze middelen worden aangewend voor de programmering in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van de partnerschapsovereenkomst.

3. Niet toegewezen middelen van eerdere Europese Ontwikkelingsfondsen worden toegewezen aan ACS-staten en ACS-regio's en aangewend voor de programmering in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van de partnerschapsovereenkomst, onverminderd het bepaalde in artikel 2, onder d, punt 1. Onder niet toegewezen middelen worden in dit verband verstaan:

  • a. middelen van het zesde, het zevende of het achtste EOF die niet eerder overeenkomstig lid 1 of lid 2 aan een specifieke ACS-staat of een specifieke ACS-regio zijn toegewezen, en

  • b. middelen van de instrumenten Stabex en Sysmin die na afloop van de periode bedoeld in artikel 2, onder a) en b), over zijn gebleven, met uitzondering van een reserve die vóór 30 september 2000 zal worden vastgesteld voor de financiering van besluiten zoals bedoeld in artikel 2, onder a en b, die vóór 31 december 2000 worden genomen. De aan deze reserve toegewezen financiële middelen omvatten de rechten die voortvloeien uit de toepassing van het instrument Stabex. Vanaf de inwerkingtreding van dit besluit worden de op de Stabex-rekening beschikbare middelen geleidelijk overgemaakt op de speciale EOF-rekening. De middelen van de reserve die op 31 december 2000 nog op de speciale Stabex-rekening beschikbaar zijn, worden vóór 31 december 2001 op de speciale EOF-rekening overgemaakt. Het Comité van Ambassadeurs bepaalt vóór 30 september 2000 de methoden voor de berekening van deze reserve en het eindbedrag van deze reserve en de methode voor de overdracht van eventuele saldi op de speciale EOF-rekening.

Artikel 4 Centrum voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven

1. Alle middelen en activiteiten van het Centrum voor industriële ontwikkeling worden overgedragen aan het Centrum voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven.

2. Het Comité van Ambassadeurs benoemt zo spoedig mogelijk vóór 1 december 2000, na een eerlijke en transparante selectieprocedure, twee adjunct-directeuren van het Centrum voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven voor de overgangsperiode tot en met 31 augustus 2002.

Artikel 5 Reglement van orde

1. Met inachtneming van de voorlopige toepassing van de partnerschapsovereenkomst en overeenkomstig artikel 15, lid 5, en artikel 16, lid 3, daarvan, stellen de Raad van Ministers en het Comité van Ambassadeurs binnen zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit hun reglement van orde vast.

2. Tot de vaststelling van de in lid 1 bedoelde reglementen van orde blijven het reglement van orde van de Raad van Ministers, zoals vast-gesteld bij besluit van 22 mei 19971, en het reglement van orde van het Comité van Ambassadeurs, zoals vastgesteld bij besluit van 18 maart 19972, van toepassing.

Artikel 6 Tenuitvoerlegging van dit besluit

De ACS-staten, de lidstaten en de Gemeenschap nemen de voor elk van hen passende maatregelen voor de tenuitvoerlegging van dit besluit.

Artikel 7 Inwerkingtreding en geldigheid van dit besluit

Dit besluit treedt in werking op 2 augustus 2000. Het is van toepassing tot de inwerkingtreding van de partnerschapsovereenkomst, doch uiterlijk tot 1 juni 2002. De Raad van Ministers kan besluiten de toepassing te verlengen.

GEDAAN te Brussel, 27 juli 2000.

De voorzitter van het ACS-EG-Comité van Ambassadeurs

per delegatie, voor de ACS-EG-Raad van Ministers

(w.g.) Y. AZOR-CHARLES

Y. Azor-Charles


Uitgegeven de achtentwintigste februari 2002

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN


XNoot
1

PB L 220 van 11.8.1997, blz. 58.

XNoot
2

PB L 220 van 11.8.1997, blz. 62.

XNoot
1

PB L 56 van 1.3.2000, blz. 47.

XNoot
1

Niet afgedrukt.

Naar boven