A. TITEL

Verdrag inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie;

Straatsburg, 27 januari 1999

B. TEKST

De tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 2000, 130.

Het Verdrag is voorts nog ondertekend voor de volgende Staten:

Andorra1 8 november 2001
Belarus1 23 januari 2001
Malta1 20 november 2000
Oostenrijk1 13 oktober 2000
Turkije1 27 september 2001
Zwitserland1 26 februari 2001

C. VERTALING

Zie Trb. 2000, 130.

D. PARLEMENT

De artikelen 3 en 6 van de Rijkswet van 22 juni 2001 (Stb.315) luiden als volgt:

„Artikel 3

Het op 27 januari 1999 te Straatsburg totstandgekomen Verdrag inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie, waarvan de Nederlandse tekst is geplaatst in Tractatenblad 2000, 130, wordt goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk.

Artikel 6

Goedgekeurd wordt dat bij de binding van het Koninkrijk aan het in artikel 3 genoemde verdrag voor Nederland de volgende voorbehouden worden gemaakt:

1°. Met betrekking tot het eerste lid van artikel 17 kan door Nederland rechtsmacht worden uitgeoefend in de volgende gevallen:

onderdeel a:

ter zake van het strafbare feit dat geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied wordt gepleegd;

onderdeel b:

– ter zake van de overeenkomstig artikel 2 en ter zake van de in verbinding met artikel 2 overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 6 en 9 tot en met 11 strafbaar gestelde feiten, ten aanzien van zowel Nederlanders als Nederlandse ambtenaren voor zover daarop door de wet van het land waar het feit begaan is, straf is gesteld,

– ter zake van de overeenkomstig artikel 3 en terzake van de in verbinding met artikel 3 overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 6 en 9 tot en met 11 strafbaar gestelde feiten, ten aanzien van Nederlandse ambtenaren en voorts ten aanzien van Nederlanders die geen Nederlands ambtenaar zijn voor zover daarop door de wet van het land waar het feit begaan is, straf is gesteld,

– ter zake van de overeenkomstig de artikelen 7, 8, 13 en 14 strafbaar gestelde feiten, ten aanzien van Nederlanders, voor zover daarop door de wet van het land waar het feit begaan is, straf is gesteld,

onderdeel c:

– ten aanzien van Nederlanders voor zover daarop door de wet van het land waar het feit begaan is, straf is gesteld;

2°. Aan de verplichting van artikel 12 wordt geen uitvoering gegeven.

Deze Rijkswet is gecontrasigneerd door de Minister van Justitie A. H. KORTHALS en de Minister van Buitenlandse Zaken J. J. VAN AARTSEN.

Voor de behandeling in de Staten-Generaal zie: Kamerstukken II 2000/2001, 27 509 (R 1671); Handelingen II 2000/2001, blz. 4929; Kamerstukken I 2000/2001, 27 509 (R 1671) nrs. 285 en 285a; Handelingen I 2000/2001, zie vergadering d.d. 19 juni 2001.

E. BEKRACHTIGING

Zie Trb. 2000, 130.

Behalve de aldaar genoemde staten hebben nog de volgende staten in overeenstemming met artikel 32, tweede lid, van het Verdrag een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa nedergelegd:

Albanië 19 juli 2001
Bosnië en Herzegowina 30 januari 2002
Bulgarije1 7 november 2001
Cyprus2 17 januari 2001
Estland3 6 december 2001
Hongarije422 november 2000
Kroatië5 8 november 2000
Letland6 9 februari 2001
Litouwen7 8 maart 2002
het Koninkrijk der Nederlanden (voor Nederland)811 april 2002

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Verdrag zullen ingevolge artikel 32, derde lid, van het Verdrag op 1 juli 2002 in werking treden.

Voor een staat die na 1 juli 2002 overeenkomstig artikel 32, eerste en tweede lid, zijn instemming door dit Verdrag te worden gebonden tot uitdrukking brengt, treedt het ingevolge artikel 32, vierde lid, in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van nederlegging van de betreffende akte.

Het Verdrag zal ingevolge artikel 32, vierde lid, voor hetKoninkrijk der Nederlanden op 1 augustus 2002 in werking treden.

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal het Verdrag alleen voor Nederland gelden.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 2000, 130.

Verwijzingen

Titel:Handvest der Verenigde Naties; San Francisco, 26 juni 1945
Laatste Trb. :Trb. 2001, 179
   
Titel:Verdrag inzake de rechten van het kind; New York, 20 november 1989
Laatste Trb. :Trb. 2001, 169

Uitgegeven de vierentwintigste juni 2002

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN


XNoot
1

Onder voorbehoud van bekrachtiging.

XNoot
1

Onder het volgende voorbehoud en de volgende verklaring:

``In accordance with Article 37, paragraph 1, of the Convention, the Republic of Bulgaria reserves the right not to establish as criminal offence under its domestic law the conduct referred to in Articles 6, 10 and 12 as well as the passive bribery offences defined in Article 5.

In accordance with Article 37, paragraph 1, of the Convention, the Republic of Bulgaria declares that it shall establish the conduct referred to in Articles 7 and 8 as criminal offence under its domestic law only if it comes under any of the definitions of criminal offences laid down in the Criminal Code of the Republic of Bulgaria.".

XNoot
2

Onder het volgende voorbehoud:

``In accordance with Article 37, paragraph 3, of the Convention, the Republic of Cyprus reserves its right to refuse mutual legal assistance under Article 26, paragraph 1, if the request concerns an offence, which the requested Party considers a political offence.".

XNoot
3

Onder de volgende mededeling en verklaring:

``In accordance with Article 29, paragraph 1, of the Convention, the Republic of Estonia has designated the Ministry of Justice as the central authority.

Pursuant to Article 37, paragraph 1, of the Convention, the Republic of Estonia does not establish as a criminal act the exertion of influence over decision-making referred to in Article 12.".

XNoot
4

Onder de volgende mededelingen en voorbehouden:

``In accordance with Article 29, paragraph 2, of the Convention, the Republic of Hungary designates the Ministry of Justice (1055 Budapest, Kossuth Lajos tér 4.) and the State Prosecutor's Office (1055 Budapest, Markó u. 16) as central authorities.

In accordance with Article 30, paragraph 6, of the Convention, the Republic of Hungary informs that, for reasons of efficiency, requests made under Chapter IV are to be addressed to one of these authorities.

In accordance with Article 37, paragraph 1, of the Convention, Hungary reserves the right not to establish as criminal offences the passive bribery offences defined in Article 5 and 6 of the Convention.

In accordance with Article 37, paragraph 1, of the Convention, Hungary reserves the right not to establish as criminal offences the conduct referred to in Article 8 and committed by foreign citizens in the course of business activities abroad.".

XNoot
5

Onder de volgende mededelingen:

``In accordance with Article 29 of the Convention, the central authority of the Republic of Croatia is the :

Ministry of Justice, Administration and Local Self-Government of the Republic of Croatia

Directorate for International Co-operation,

International Judicial Cooperation and Human Rights

Ulica Republike Austrije 14

10 000 Zagreb

Croatia

Liaison Officer:

Ms Lidija Lukina KARAJKOVIC, Deputy Minister

Tel.: 00.385.1.37.10.670

Fax : 00.385.1.37.10.672".

XNoot
6

Onder de volgende verklaring, het volgende voorbehoud en de volgende mededelingen:

``For the purposes of the Convention, the Republic of Latvia declares that the term ``national" relates to the citizens of the Republic of Latvia and to the non-citizens who are subjects of the Law on the Status of Former USSR Citizens who are not Citizens of Latvia or any other State.

In accordance with Article 37, paragraph 3, of the Convention, the Republic of Latvia declares that it may refuse mutual legal assistance under paragraph 1 of Article 26 of the Convention, if the request concerns an offence which the Republic of Latvia considers a political offence.

In accordance with Article 29, paragraph 2, of the Convention, the Republic of Latvia declares that the authorities designated in pursuance of Article 29, paragraph 1, are:

1. Ministry of the Interior - during pre-trial investigation until prosecution.

Raina blvd. 6, Riga, LV-1050, Latvia

Phone: +371.721.9263 ; Fax: +371.227.1005

E-mail: kanceleja@iem.gov.lv

2. Prosecutor General's Office - during pre-trial investigation until submitting the case to the court.

O. Kalpaka blvd. 6, Riga, LV-1801, Latvia

Phone: +371.704.4400 ; Fax: +371.704.4449

E-mail: gen@lrp.gov.lv

3. Ministry of Justice - during the trial.

Brivibas blvd. 36, Riga, LV-1536, Latvia

Phone: +371.708.8220, 728.0437

Fax: +371.721.0823, 728.5575

E-mail: justice@latnet.lv".

XNoot
7

Onder de volgende mededeling:

``The Republic of Lithuania designates the Ministry of Justice of Lithuania and the Prosecutor's General Office under the Supreme Court of the Republic of Lithuania as the central authorities which shall be responsible for the implementation of the provisions of Article 29 of the Convention.".

XNoot
8

Onder de volgende voorbehouden:

``1. In accordance with Article 37, paragraph 2:

With regard to article 17, paragraph 1, the Netherlands may exercise jurisdiction in the following cases:

point a:

– in respect of a criminal offence that is committed in whole or in part on Dutch territory;

point b:

– over both Dutch nationals and Dutch public officials in respect of offences established in accordance with article 2 and in respect of offences established in accordance with articles 4 to 6 and articles 9 to 11 in conjunction with article 2, where these constitute criminal offences under the law of the country in which they were committed,

– over Dutch public officials and also over Dutch nationals who are not Dutch public officials in respect of offences established in accordance with article 2 and in respect of offences established in accordance with articles 4 to 6 and 9 to 11 in conjunction with article 3, where these constitute criminal offences under the law of the country in which they were committed,

– over Dutch nationals in respect of offences established in accordance with articles 7, 8. 13 and 14, where these constitute criminal offences under the law of the country in which they were committed,

point c:

– over Dutch nationals involved in an offence that constitutes a criminal offence under the law of the country in which it was committed.

2. In accordance with Article 37, paragraph 1:

The Netherlands will not fulfil the obligation under Article 12.",

en onder aanwijzing van de volgende autoriteit:

``Het Ministerie van Justitie

Directie Internationale Strafrechtelijke Aangelegenheden en Drugsbeleid

Bureau Internationale Rechtshulp in Strafzaken

Postbus 20301

2500 EH Den Haag".

Naar boven