A. TITEL

Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het financieel protocol bij de Partnerschapsovereenkomst tussen de staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, ondertekend te Cotonou (Benin) op 23 juni 2000, en de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het EG-Verdrag van toepassing zijn, met Bijlage;

Brussel, 18 september 2000

B. TEKST1

Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het financieel protocol bij de Partnerschapsovereenkomst tussen de staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, ondertekend te Cotonou (Benin) op 23 juni 2000, en de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het EG-Verdrag van toepassing zijn

De vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Gemeenschap, in het kader van de Raad bijeen,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Overwegende hetgeen volgt:

1. Het totale bedrag van de steun van de Gemeenschap aan de ACS-staten is in de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou (Benin) op 23 juni 2000 (hierna „de ACS-EG-overeenkomst" genoemd) voor de periode van vijf jaar 2000–2005, vastgesteld op maximaal 15.200 miljoen euro. Dit bedrag bestaat enerzijds uit maximaal 13.500 miljoen euro van het 9e Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), afkomstig van de lidstaten, en anderzijds uit maximaal 1700 miljoen euro van de Europese Investeringsbank (hierna „de Bank" genoemd).

2. Voorts worden alle resterende middelen van eerdere EOF's op de datum van inwerkingtreding van het Financieel Protocol van de ACS-EG-overeenkomst overgedragen naar het 9e EOF en gebruikt overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de ACS-EG-overeenkomst. Het totale vastgestelde bedrag heeft betrekking op de periode 2000–2007. Die periode omvat de periode van ongeveer twee jaar die nodig is voor de bekrachtiging van het 9e EOF en de twee jaren die volgen op het verstrijken van de geldigheidsduur van het 9e EOF.

3. De toepassingsduur van Besluit 91/482/EEG van 25 juli 1991 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Economische Gemeenschap, is bij Besluit 2000/169/EG1van de Raad van 25 februari 2000 verlengd tot en met 28 februari 2001. Een nieuw besluit op basis van artikel 187 van het Verdrag wordt vóór die datum goedgekeurd. In dat besluit wordt het bedrag van het EOF voor financiële bijstand aan de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het Verdrag van toepassing zijn (hierna LGO genoemd), vastgesteld op 175 miljoen euro. Ook zijn voorzieningen getroffen voor maatregelen in de LGO voor een bedrag van maximaal 20 miljoen euro, afkomstig uit de eigen middelen van de Bank. Voorts worden alle resterende middelen van eerdere EOF's die zijn toegewezen aan de LGO, op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst overgedragen naar het 9e EOF en gebruikt overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in dat besluit van de Raad.

4. De vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, zijn overeengekomen om 125 miljoen euro te reserveren voor de financiering van de kosten van de Commissie in verband met de uitvoering van het negende EOF.

5. Met het oog op de uitvoering van de ACS-EG-overeenkomst en het toekomstige besluit betreffende de associatie van de LGO (hierna „het besluit" genoemd), dient een 9e EOF te worden ingesteld en dienen de voorwaarden voor de toewijzing van middelen aan dit fonds en de bijdragen van de lidstaten te worden vastgesteld.

6. De regels voor het beheer van de financiële samenwerking, alsmede de procedure voor programmering, onderzoek en goedkeuring van de steun en de wijze van toezicht op het gebruik van de steun dienen te worden vastgesteld.

7. In de conclusies inzake de financiële toewijzing voor het 9e EOF, als vastgesteld in het kader van de coördinatie van de ministers van de zijde van de Gemeenschap bij gelegenheid van de derde ministeriële onderhandelingsconferentie van de ACS en de EG van 6 en 7 december 1999, wordt gerefereerd aan het voornemen van de Commissie om de administratieve besluitvorming te decentraliseren en wordt het accent gelegd op de behoefte aan hervormingen die gericht zijn op het herdefiniëren van de taakverdeling tussen de Commissie en de Raad in het EOF-besluitvormingsproces.

8. Overeenkomstig de verklaring van de Raad en de Commissie inzake het programmeringsproces, waarnaar wordt verwezen in de notulen van de ministeriële onderhandelingsconferentie van de ACS en de EG van 2 en 3 februari 2000, dienen de procedures en rapportagevereisten in verband met het programmeringproces zorgvuldig te worden beheerd, en dient de taakverdeling van de lidstaten en de Commissie in het kader van het besluitvormingsproces te worden herzien en aangepast.

9. In de conclusies van de Raad van 21 mei 1999 inzake de evaluatie van de ontwikkelingsinstrumenten en -programma's van de Europese Gemeenschap worden verschillende terreinen genoemd waarop de Commissie en de lidstaten volgens de Raad de efficiency van de ontwikkelingshulp van de Europese Gemeenschap kunnen verbeteren, zoals decentralisering naar de delegaties, verbetering van coördinatie en complementariteit tussen donors, vermindering van het aantal instrumenten, een sterker gebruik van prestatiecriteria en heroriëntering van de werkzaamheden van de beheercomités voor ontwikkeling.

10. Op 21 mei 1999 heeft de Raad een resolutie aangenomen over de complementariteit van de ontwikkelingssamenwerking van de Gemeenschap en die van de lidstaten. Op 18 mei 2000 heeft de Raad conclusies aangenomen betreffende operationele coördinatie. In die teksten wordt er nogmaals op gewezen dat er meer coördinatie en complementariteit nodig is en dat de partnerlanden daarin een vooraanstaande rol dienen te spelen.

11. Bij de Commissie wordt een comité van vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten gevestigd en bij de EIB wordt een soortgelijk comité gevestigd. De werkzaamheden die door de Commissie en de Bank worden verricht voor de toepassing van de ACS-EG-overeenkomst en de overeenkomstige bepalingen van het besluit dienen te worden geharmoniseerd,

Na raadpleging van de Commissie en de Bank,

Hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen:

HOOFDSTUK I

financiële middelen

Artikel 1 Middelen van het 9e EOF

1. De lidstaten stellen een 9e Europees Ontwikkelingsfonds (2000) in, hierna „het 9e EOF" genoemd.

2. Het 9e EOF omvat:

  • a. een bedrag van maximaal EUR 3.800 miljoen, waaraan de lidstaten als volgt bijdragen:

LidstaatBijdrage in miljoen euro
België   54,96
Denemarken  295,32
Duitsland 3 223,68
Griekenland  172,50
Spanje  805,92
Frankrijk 3 353,40
Ierland   85,56
Italië 1 730,52
Luxemburg   40,02
Nederland  720,36
Oostenrijk  365,70
Portugal  133,86
Finland  204,24
Zweden  376,74
Verenigd Koninkrijk 1 751,22
 13 800,00

Dit totaalbedrag omvat:

    • i. een bedrag van EUR 13.500 miljoen dat wordt toegewezen aan de ACS-staten;

    • ii. een bedrag van EUR 175 miljoen dat wordt toegewezen aan de LGO;

    • iii. een bedrag van EUR 25 miljoen dat wordt toegewezen aan de Commissie voor kosten in verband met de uitvoering van het 9e EOF.

  • b. Alle op de datum van inwerkingtreding van het Financieel Protocol bij de ACS-EG-overeenkomst resterende middelen van eerdere EOF's en bedragen die op een latere datum worden vrijgemaakt van in het kader van deze EOF's lopende projecten, worden overgedragen naar het 9e EOF. Voor alle aldus naar het 9e EOF overgedragen middelen die voordien waren toegewezen aan het indicatieve programma van een ACS-staat, een ACS-regio of een LGO, blijft de toewijzing aan die staat, regio of LGO van kracht.

  • c. Het totale bedrag dat voor steun aan de ACS is vastgesteld, wordt aangevuld met de overgebleven middelen uit de vorige EOF's. Het totaalbedrag van de middelen heeft betrekking op de periode 2000–2007.

3. De rentebaten uit deposito's bedoeld in lid 2 van dit artikel bij de betalingsgemachtigden in Europa als bedoeld in artikel 37, lid 1, van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst, worden gecrediteerd op een of meerdere ten name van de Commissie geopende rekeningen, en gebruikt overeenkomstig het bepaalde in artikel 10.

4. De in lid 2, onder a, bedoelde verdeling kan, op voorstel van de Commissie bij een door de Raad met eenparigheid van stemmen genomen besluit, worden gewijzigd in geval van toetreding van een nieuwe staat tot de Gemeenschap.

5. Voorts kunnen de financiële middelen worden aangepast bij een door de Raad met eenparigheid van stemmen genomen besluit, overeenkomstig artikel 62, lid 2, van de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst.

Artikel 2 Voor de ACS-staten gereserveerde middelen

1. Van het in artikel 1, lid 2, onder a), genoemde totaalbedrag wordt ten hoogste 13.500 miljoen euro als volgt toegewezen aan de ACS-staten:

  • a. maximaal EUR 10.000 miljoen in de vorm van niet-terugvorderbare steun, waarvan:

    • i. maximaal EUR 9836 miljoen voor een bijdrage ter ondersteuning van de langetermijnontwikkeling, te programmeren overeenkomstig de artikelen 1 tot en met 5 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst. Deze middelen kunnen worden benut voor de financiering van kortlopende spoedhulp, overeenkomstig artikel 72, lid 3, van de ACS-EG-overeenkomst;

    • ii. EUR 90 miljoen voor de financiering van de begroting van het Centrum voor de Ontwikkeling van het Bedrijfsleven (COB), overeenkomstig het bepaalde in bijlage III bij de ACS-EG-overeenkomst;

    • iii. EUR 70 miljoen voor de financiering van de begroting van het Technisch Centrum voor Landbouwsamenwerking en Plattelandsontwikkeling (TCLP), overeenkomstig het bepaalde in bijlage III bij de ACS-EG-overeenkomst; en

    • iv. EUR 4 miljoen ten behoeve van de uitgaven in verband met de Paritaire Parlementaire Vergadering van de ACS en de EG, ingesteld bij artikel 17 van de ACS-EG-overeenkomst;

  • b. maximaal EUR 1300 miljoen voor de financiering van steun ten behoeve van de regionale samenwerking en integratie van de ACS-staten, overeenkomstig de artikelen 6 tot en met 14 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst;

  • c. maximaal EUR 2200 miljoen wordt voor de financiering van de Investeringsfaciliteit, overeenkomstig de voorwaarden die uiteen worden gezet in bijlage II „Financieringsvoorwaarden" van de ACS-EG-overeenkomst, onverminderd de financiering van de rentesubsidies waarin wordt voorzien in artikel 2 en artikel 4 van bijlage II van de overeenkomst, die worden gefinancierd uit de middelen genoemd in punt 3, onder a), van bijlage I bij de bovengenoemde overeenkomst.

2. Van het bedrag van EUR 13.500 miljoen bedoeld in lid 1 mag EUR 1000 miljoen pas worden vrijgegeven na een evaluatie van de resultaten, die de Raad in 2004 zal maken op basis van een voorstel van de Commissie. Deze middelen worden, indien zij worden vrijgegeven, op passende wijze verdeeld onder de financiële middelen bedoeld in lid 1, onder a), b) en c), hierboven.

3. Voor het verstrijken van de geldigheidsduur van het 9e EOF gaan de lidstaten, overeenkomstig punt 7 van het financieel protocol van de ACS-EG-overeenkomst, samen met de ACS-staten na in welke mate de vastleggingen en betalingen zijn gerealiseerd. De behoefte aan nieuwe middelen voor de ondersteuning van de financiële samenwerking wordt bepaald in het licht van deze evaluatie, waarbij de niet-vastgelegde en niet-betaalde middelen uit hoofde van het 9e EOF volledig in aanmerking worden genomen.

4. Vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van het 9e EOF bepalen de lidstaten een datum na welke de middelen van het 9e EOF niet meer worden vastgelegd.

Artikel 3 Voor de LGO gereserveerde middelen

1. Van het totale bedrag genoemd in artikel 1, lid 2, onder a), wordt door de Gemeenschap voor EUR 175 miljoen financiële bijstand verleend aan de LGO, waarvan 155 miljoen euro in de vorm van niet-terugvorderbare steun en EUR 20 miljoen in het kader van de Investeringsfaciliteit. De voorschriften voor de uitvoering van deze bijstand worden vastgesteld in het besluit van de Raad inzake de associatie met de landen en gebieden overzee met de Gemeenschap, dat is vastgesteld krachtens artikel 187 van het Verdrag.

2. Indien een LGO onafhankelijk wordt en tot de ACS-EG-overeenkomst toetreedt, worden de in lid 1 aangegeven bedragen verlaagd en die van artikel 2, onder a), onder i), dienovereenkomstig verhoogd bij besluit van de Raad, genomen met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie.

Artikel 4 Middelen gereserveerd voor uitvoeringskosten

Voor het financieren van de kosten die de Commissie maakt voor de uitvoering van de ACS-EG-overeenkomst wordt EUR 125 miljoen gereserveerd, voor het gebruik van welk bedrag, samen met de middelen bedoeld in artikel 1, lid 3, van dit akkoord, de beginselen gelden die zijn nedergelegd in artikel 10 van dit akkoord.

Artikel 5 Leningen uit de eigen middelen van de EIB

1. Het in artikel 1, lid 2, vastgestelde bedrag wordt vermeerderd met leningen die door de Bank uit eigen middelen worden verstrekt voor een bedrag van maximaal EUR 1720 miljoen. Deze middelen worden verstrekt voor de doeleinden die uiteen worden gezet in bijlage II bij de ACS-EG-overeenkomst en het geldend besluit van de Raad vastgesteld op grond van artikel 187 van het EG-Verdrag inzake de LGO, hierna „het besluit" genoemd, overeenkomstig de voorwaarden waarin is voorzien in de statuten en de desbetreffende bepalingen van de voorwaarden voor de financiering van investeringen, zoals die zijn vastgesteld in bovengenoemde bijlage en besluit.

2. Deze leningen zijn bestemd:

  • a. tot een bedrag van maximaal EUR 1700 miljoen voor financieringsverrichtingen in de ACS-staten;

  • b. tot een bedrag van maximaal EUR 20 miljoen voor financieringsverrichtingen in de LGO.

Artikel 6 Garantie van de EIB

1. Naar rato van hun intekening op het kapitaal van de Bank verplichten de lidstaten zich ertoe zich tegenover de Bank borg te stellen, onder afstand van het voorrecht van uitwinning, voor alle financiële verplichtingen welke voor de leningnemers van de Bank voortvloeien uit de door de Bank uit eigen middelen op grond van artikel 1 van bijlage II bij de ACS-EG-overeenkomst en de overeenkomstige bepalingen van het besluit.

2. De in lid 1 bedoelde borgstelling blijft beperkt tot 75% van het totale bedrag van de door de Bank uit hoofde van alle leningsovereenkomsten geopende kredieten; zij geldt ter dekking van alle risico's.

3. De uit lid 1 voortvloeiende verplichtingen van de lidstaten worden vastgelegd in borgstellingsovereenkomsten tussen elk der lidstaten en de Bank.

Artikel 7 Door de Bank beheerde verrichtingen krachtens eerdere EOF's

1. De bedragen die aan de Bank worden betaald uit hoofde van aan de ACS-staten, de LGO en de Franse overzeese gebiedsdelen verstrekte speciale leningen, alsmede de opbrengsten en revenuen van de verrichtingen met risicodragend kapitaal die krachtens eerdere EOF's hebben plaatsgevonden, komen aan de lidstaten toe naar rato van hun bijdragen aan het fonds waaruit deze middelen afkomstig zijn, tenzij de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen besluit deze bedragen te reserveren of voor andere verrichtingen aan te wenden.

2. De provisies die voor het beheer van de in de eerste alinea bedoelde leningen en verrichtingen aan de Bank verschuldigd zijn, worden vooraf op deze middelen in mindering gebracht.

Artikel 8 Door de Bank beheerde verrichtingen krachtens het 9e EOF

1. Opbrengsten en revenuen die door de Bank worden ontvangen uit verrichtingen in het kader van de Investeringsfaciliteit worden door de Bank aangewend voor andere verrichtingen in het kader van de Faciliteit, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van bijlage II bij de overeenkomst, na aftrek voor uitzonderlijke uitgaven en andere verplichtingen die zijn ontstaan in verband met de Faciliteit.

2. De kosten van de Bank voor het beheer van verrichtingen in het kader van de Investeringsfaciliteit worden volledig vergoed. De Raad besluit, met de in artikel 21 van dit akkoord bedoelde gekwalificeerde meerderheid en op basis van een in overleg met de bank opgesteld voorstel van de Commissie, over de middelen en mechanismen voor de vergoeding aan de Bank. De bij dat besluit vastgelegde voorwaarden worden opgenomen in de overeenkomst waarbij de Bank zich verbindt tot het uitvoeren van deze verrichtingen.

Artikel 9 Kosten in verband met de benutting van de middelen van het 9e EOF

1. De middelen bedoeld in artikel 4 van dit akkoord worden samen met de middelen bedoeld in artikel 1, lid 3, aangewend ter dekking van de administratie- en financieringskosten die uit de benutting van de middelen van het 9e EOF voortvloeien. De Commissie gebruikt deze middelen voor de volgende doeleinden:

  • a. dekking van de administratie- en financieringskosten die uit het beheer van de kasmiddelen van het fonds voortvloeien;

  • b. versterking van de administratieve capaciteit van de Commissie en van haar delegaties, teneinde te voorzien in soepele voorbereiding en uitvoering van de verrichtingen die uit het EOF gefinancierd worden;

  • c. financiering van studies, evaluaties, audits of advies op het gebied van onder meer analyse, diagnose en formulering van strategieën en ander beleid voor structurele aanpassing; en

  • d. controle en evaluatie.

    Deze middelen mogen niet worden aangewend voor de kerntaken van het Europees openbaar bestuur, dat wil zeggen het vaste personeel van de Commissie.

2. De Commissie dient bij het in artikel 21 bedoelde Comité van het EOF, hierna „het comité" genoemd, jaarlijks een globaal financieringsvoorstel voor de benutting van deze middelen in, waaronder een verslag over de activiteiten van het vorige jaar. Het Comité van het EOF brengt over dit financieringsvoorstel advies uit volgens de procedure van artikel 27.

3. Op voorstel van de Commissie kan de Raad evenwel met gekwalificeerde meerderheid als bepaald in artikel 21 besluiten de in dit artikel bedoelde ontvangsten te gebruiken voor andere dan de in lid 1 genoemde doeleinden.

Artikel 10 Bijdragen aan het 9e EOF

1. Met inachtneming van de vereisten van de Bank betreffende het beheer en de verrichtingen van de Investeringsfaciliteit, stelt de Commissie ieder jaar de staat van de voor het volgende begrotingsjaar te verwachten betalingen en het tijdschema voor het afroepen van de bijdragen vast en stelt zij de Raad hiervan vóór 15 oktober in kennis. Het gevraagde bedrag wordt door de Commissie verantwoord op basis van het vermogen van de Commissie om de voorgestelde middelen op effectieve wijze te verstrekken. De Raad spreekt zich hierover, alsmede over elke geplande afroeping van een bijdrage, uit met de in artikel 21 van dit akkoord vastgestelde gekwalificeerde meerderheid.

2. Ten aanzien van middelen die overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder b, zijn overgedragen van eerdere EOF's naar het 9e EOF, wordt de bijdrage van iedere lidstaat berekend naar rato van de bijdrage van die lidstaat aan het desbetreffende EOF.

3. Bij de jaarlijkse ramingen van de bijdragen die de Commissie de Raad moet doen toekomen, voegt zij haar ramingen van de vastleggingen en betalingen voor ieder van de vier jaren die volgen op het jaar waarin de bijdragen worden afgeroepen. Het tijdschema wordt jaarlijks door de Raad herzien en goedgekeurd.

4. Indien de bijdragen niet volstaan om te voorzien in de daadwerkelijke behoeften van het fonds tijdens het betreffende begrotingsjaar, dient de Commissie voorstellen voor aanvullende stortingen in bij de Raad, die zich zo spoedig mogelijk uitspreekt met de in artikel 21 bedoelde gekwalificeerde meerderheid.

5. De wijze van storting van de bijdragen door de lidstaten wordt vastgesteld bij het in artikel 31 bedoelde Financieel Reglement.

HOOFDSTUK II

taken van de commissie en de europese investeringsbank

Artikel 11 Financiële uitvoering van projecten en programma's

1. De Commissie draagt zorg voor de financiële uitvoering van de verrichtingen met middelen in de vorm van niet-terugvorderbare steun, andere dan rentesubsidies. De Commissie verricht de betalingen overeenkomstig het in artikel 31 van dit akkoord bedoelde Financieel Reglement.

2. Namens de Gemeenschap beheert de Bank de Investeringsfaciliteit en voert zij verrichtingen uit, overeenkomstig de voorschriften van het Financieel Reglement bedoeld in artikel 31 van dit akkoord. De Bank handelt hierbij uit naam en voor risico van de Gemeenschap. Alle daaruit voortvloeiende rechten komen de lidstaten toe, met name in de hoedanigheid van schuldeiser of eigenaar.

3. De Bank draagt zorg voor de financiële uitvoering van de verrichtingen in verband met leningen uit eigen middelen, in voorkomend geval gecombineerd met rentesubsidies uit de subsidiemiddelen van het fonds.

4. Zowel de Commissie als de Bank kunnen met betrekking tot mede door de lidstaten of hun met de uitvoering belaste organen gefinancierde programma's of projecten, en overeenkomstig de prioriteiten die zijn vastgesteld in de in hoofdstuk III bedoelde nationale samenwerkingsstrategieën, de lidstaten of hun met uitvoering belaste organisaties de verantwoordelijkheid opdragen voor het beheer van de middelen van de Europese Unie. De zichtbaarheid van de bijdrage van de Europese Unie moet evenwel ten volle gewaarborgd worden. De Commissie zorgt voor financiële vergoeding van de administratieve lasten.

Artikel 12 Eisen in verband met het toezicht op en de rapportage over de voortgang van de implementatie van de bijstand uit het EOF

1. De Commissie en de Bank oefenen toezicht uit, elk voor wat haar aangaat, op het gebruik van de bijstand uit het EOF door de ACS-staten, de LGO en andere begunstigden, alsmede op de uitvoering van met de bijstand uit het EOF gefinancierde projecten, waarbij met name wordt gelet op de doelstellingen genoemd in de artikelen 55 en 56 van de ACS-EG-overeenkomst en de overeenkomstige bepalingen in het besluit.

2. De Bank stelt de Commissie periodiek op de hoogte van de uitvoering van de projecten die worden gefinancierd met de middelen van het fonds die door haar worden beheerd, overeenkomstig de procedures van de operationele richtsnoeren voor de Investeringsfaciliteit. De Commissie en de Bank zorgen voor nauwe coördinatie en samenwerking ter bevordering van de ontwikkeling van de particuliere sector in de ACS-staten.

3. De Commissie en de Bank voorzien overeenkomstig de artikelen 17, 18 en 19 van dit akkoord de lidstaten, in het comité bijeen, van informatie over de wijze waarop de middelen uit het 9e EOF op nationaal en regionaal vlak op het terrein worden aangewend. Deze informatie betreft ook de uit middelen van de Investeringsfaciliteit gefinancierde verrichtingen.

4. Zoals bepaald in artikel 2, lid 2 en lid 3, van dit akkoord, dient de Commissie bij de Raad een voorstel in voor de algehele evaluatie van de resultaten die de Raad in 2004 moet maken. In deze evaluatie wordt met name nagegaan in welke mate de vastleggingen en betalingen zijn gerealiseerd.

Artikel 13 Evaluaties

1. De Commissie en de Bank zorgen ervoor, elk voor wat haar aangaat, dat de kwaliteit en het effect van de financiële bijstand uit het fonds grondig geëvalueerd wordt door onafhankelijke beoordelaars, zulks wat betreft belangrijke sectoren, onderwerpen en instrumenten.

2. Onverminderd de evaluaties van belangrijke sectoren, onderwerpen en instrumenten als bedoeld in lid 1, kunnen projecten afzonderlijk geëvalueerd worden door onafhankelijke beoordelaars. Projecten kunnen worden geëvalueerd op initiatief van de Commissie en worden vermeld in het financieringsvoorstel. De lidstaten kunnen ook om een evaluatie van een project verzoeken wanneer het financieringsvoorstel in het comité wordt besproken.

3. Alle evaluaties worden verricht conform de beste praktijken inzake evaluatie, waaronder de door de Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de OESO opgestelde evaluatiecriteria en richtsnoeren voor de evaluatie van ontwikkelingsbijstand.

4. Het Comité van het EOF wordt ervan in kennis gesteld dat de evaluatie is afgerond. Deze evaluatie kan vervolgens overeenkomstig artikel 28, onder c, worden besproken door het Comité van het EOF. Met de resultaten van de evaluaties wordt rekening gehouden bij de tussentijdse en eindevaluaties van de nationale samenwerkingsstrategieën bedoeld in artikel 18.

HOOFDSTUK III

programmering

Artikel 14 Programmering van de steun

1. De programmering van de steun voor afzonderlijke ACS-staten geschiedt overeenkomstig de artikelen 1 tot en met 5 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst.

2. De programmering van de steun voor regionale samenwerking en integratie van de ACS-staten geschiedt overeenkomstig de artikelen 6 tot en met 14 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst.

3. Voor de toepassing hiervan houdt programmering onder meer in:

  • a. formulering en ontwikkeling van een nationale samenwerkingsstrategie (NSS)/regionale samenwerkingsstrategie (RSS) op basis van de ontwikkelingsdoelstellingen van het land/de regio voor de middellange termijn;

  • b. een duidelijke indicatie van de kant van de Gemeenschap van de indicatieve programmeerbare financiële middelen bedoeld in artikel 3 van bijlage IV, waarover het land/de regio gedurende de periode van vijf jaar kan beschikken;

  • c. opstelling en goedkeuring van een indicatief programma voor de uitvoering van de NSS respectievelijk RSS;

  • d. een evaluatieproces dat betrekking heeft op de NSS respectievelijk RSS, het indicatieve programma en de daarvoor toegewezen middelen.

Artikel 15 Nationale samenwerkingsstrategie en operationeel indicatief programma

1. Bij aanvang van het programmeringsproces stelt de Commissie, samen met de betrokken ACS-staat en na overleg met de Bank, de nationale samenwerkingsstrategie vast en het bijbehorende operationele indicatieve programma voor activiteiten in het veld.

2. De NSS wordt opgesteld in coördinatie met de vertegenwoordigingen van de lidstaten in de betrokken ACS-staat. Deze coördinatie:

  • a. geschiedt zoveel mogelijk via in de betrokken ACS-staat bestaande mechanismen voor donorcoördinatie;

  • b. staat open voor deelneming door lidstaten die geen permanente vertegenwoordiging in de betrokken ACS-staat hebben en door andere donoren die in die ACS-staat actief zijn. Lidstaten die niet bij machte zijn om aan de coördinatie deel te nemen, krijgen toegang tot informatie over de resultaten;

  • c. houdt in dat de Bank betrokken wordt op terreinen die verband houden met haar activiteiten en die van de Investeringsfaciliteit.

3. Bij de coördinatie op het terrein wordt de klemtoon gelegd op de gezamenlijke evaluatie van behoeften en resultaten, analyse van de sector, alsmede prioriteiten. Bij de coördinatie moet worden gezorgd voor samenhang van de NSS/NIP van het land uitgaande maatregelen, zoals de Poverty Reduction Strategy Papers en het Comprehensive Development Framework, waar dergelijke dialoog bestaat.

4. De niet-terugvorderbare steun van de Gemeenschap wordt geconcentreerd op een beperkt aantal concentratiesectoren, waarbij wordt gezorgd voor complementariteit met activiteiten die worden gefinancierd door de ACS-staat zelf, de lidstaten en andere donoren.

5. Elke NSS, met het bijbehorende ontwerp voor een indicatief programma, wordt uiteengezet in één document. Over dit document wordt tussen de lidstaten en de Commissie een gedachtewisseling gehouden in het Comité van het EOF. Overeenkomstig artikel 4, lid 3, en artikel 5, lid 4, van bijlage IV van de ACS-EG-overeenkomst zal het indicatief programma specifieke en duidelijk omschreven verrichtingen bevatten om de doelstellingen en streefcijfers te halen, vooral die welke kunnen worden toegewezen vóór de volgende herziening. Het indicatief programma zal voorts indicatoren bevatten om het effect van de maatregelen te meten, alsook sectorgebonden beleidsverbintenissen en een tijdschema voor de uitvoering en herziening van het indicatieve programma, met inbegrip van vastleggingen en betalingen van middelen.

Ook de Bank neemt aan deze gedachtewisseling deel. Het Comité van het EOF brengt over de ontwerp-NOS en het indicatieve programma advies uit volgens de procedure van artikel 27 van dit akkoord.

6. Het operationele indicatieve programma wordt vervolgens door de Gemeenschap en de betrokken ACS-staat in onderling overleg vastgesteld en is dan voor de Gemeenschap en die staat bindend. De uiteindelijke NSS en het indicatieve programma worden vervolgens ter informatie voorgelegd aan het Comité van het EOF.

Indien de NSS en het indicatief programma waarover het Comité van het EOF advies heeft uitgebracht aanzienlijk worden gewijzigd voordat de NSS met de betrokken ACS-staat wordt getekend, zullen de herziene NSS en het herziene indicatief programma opnieuw ter advies aan het Comité van het EOF worden voorgelegd.

7. De Commissie, de Bank en de lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen, in het bijzonder met betrekking tot de in lid 5 bedoelde gedachtewisseling, om te bewerkstelligen dat de NSS en het indicatieve programma binnen zo kort mogelijke tijd worden vastgesteld. Uitzonderlijke omstandigheden daargelaten, dient dit proces binnen twaalf maanden na de ondertekening van de partnerschapsovereenkomst te zijn afgerond.

Artikel 16 Toewijzing van middelen

Bij de aanvang van de programmeringsprocessen als bedoeld in de artikelen 1 en 8 van bijlage IV bij de partnerschapsovereenkomst tussen ACS en EG stelt de Commissie, aan de hand van de criteria van de artikelen 3 en 6 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst, voor elke ACS-staat en voor elke regio waarop het programmeringsproces van toepassing is de indicatieve toewijzing van niet-terugvorderbare steun vast als aandeel in de middelen vermeld in artikel 2, lid 1, onder a), onder i) en onder b). De in artikel 3, lid 2, van bijlage IV van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst genoemde twee elementen van de toewijzing voor elke staat zullen in dit verband worden vastgesteld. De Commissie stelt het Comité van het EOF in kennis van deze toewijzingen, alsmede van alle overeenkomstig artikel 3, lid 4, van bijlage IV.

Het Comité brengt overeenkomstig de procedure van artikel 27 van het onderhavige akkoord advies uit over de werkwijze die voor de toepassing van de algemene criteria voor toewijzing van middelen, zoals voorgelegd door de Commissie, is gevolgd.

Artikel 17 Jaarlijkse evaluatie van de indicatieve programma's

1. Overeenkomstig artikel 5, lid 4, van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst wordt jaarlijks door de Commissie een operationele evaluatie van de nationale indicatieve programma's uitgevoerd, in samenwerking met de betrokken ACS-staten en in nauwe coördinatie met de lidstaten. De Bank wordt geraadpleegd op terreinen die verband houden met haar activiteiten en die van de Investeringsfaciliteit.

2. De jaarlijkse evaluatie moet binnen zestig dagen worden afgerond. De Commissie, de Bank en de lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen, in het bijzonder met betrekking tot de in lid 3 bedoelde gedachtewisseling, om te bewerkstelligen dat het tijdschema voor de jaarlijkse evaluatie wordt aangehouden.

3. In de loop van deze zestig dagen bespreekt het Comité van het EOF de jaarlijkse evaluatie aan de hand van een document dat door de Commissie wordt ingediend.

4. De jaarlijkse evaluatie wordt door de Commissie en de betrokken ACS-staat afgerond. De eindresultaten van de jaarlijkse evaluatie worden ter informatie aan het Comité van het EOF toegezonden.

Artikel 18 Tussentijdse en eindevaluatie van de NSS

1. Halverwege en aan het einde van de toepassingsperiode van het Financieel Protocol wordt het evaluatieproces, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, lid 6, en artikel 11 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst, uitgebreid met een evaluatie en herziening van de samenwerkingsstrategie en het Indicatieve Programma voor de volgende periode van vijf jaar. Deze evaluaties vormen een integrerend deel van het programmeringsproces en bevatten een onderdeel dat van wezenlijk belang is, namelijk een beoordeling van het effect van de ontwikkelingssamenwerking van de Gemeenschap, afgemeten aan de in de NSS vooropgestelde doelstellingen en indicatoren.

De tussentijdse evaluaties en de eindevaluatie worden voor iedere ACS-staat uitgevoerd door de Commissie en de betrokken ACS-staat, in nauwe coördinatie met de lidstaten die in die ACS-staat zijn vertegenwoordigd. De Bank wordt geraadpleegd op terreinen die verband houden met haar activiteiten en die van de Investeringsfaciliteit.

2. De tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie kan voor de Commissie aanleiding zijn om de toewijzing van middelen voor de volgende periode van vijf jaar te herzien in het licht van de behoeften en resultaten van de betrokken ACS-staat.

3. De tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie van de toepassingsperiode van het Financieel Protocol, met inbegrip van de mogelijke herziening van de toewijzing van middelen, moeten binnen in totaal negentig dagen zijn afgerond. De Commissie, de Bank en de lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen, in het bijzonder met betrekking tot het in lid 4 bedoelde advies van het Comité van het EOF, om te bewerkstelligen dat het tijdschema voor deze evaluaties wordt aangehouden.

4. Binnen de periode waarin de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie plaatsvinden, brengt het Comité van het EOF advies uit overeenkomstig artikel 27 van dit akkoord, aan de hand van een door de Commissie verstrekt document dat de volgende elementen bevat:

  • a. de conclusies van de tussentijdse evaluatie of van de eindevaluatie;

  • b. de NSS en het bijbehorende operationele indicatieve programma;

  • c. een voorstel van de Commissie voor de toewijzing van de middelen.

Artikel 19 Regionale programma's

1. De regionale samenwerkingsstrategie (RSS) en het bijbehorende operationele indicatieve programma worden opgesteld door de Commissie en een regionale organisatie of regionale organisaties met een passend mandaat, of bij ontbreken van een dergelijk mandaat, de nationale ordonnateurs van de ACS-staten in de betrokken regio. Ingeval een regionale ordonnateur is aangesteld, wordt RSS en het bijbehorende NIS in coördinatie met de lidstaten opgesteld.

2. De EIB wordt bij deze coördinatie betrokken voor de aangelegenheden in verband met haar activiteiten en die van de Investeringsfaciliteit.

3. De RSS met het bijbehorende ontwerp voor een indicatief programma wordt uiteengezet in één samenvattend document. Over dit document wordt tussen de lidstaten en de Commissie een gedachtewisseling gehouden in het Comité van het EOF. Het Comité van het EOF brengt over de ontwerp-RSS en het indicatieve programma advies uit volgens de procedure van artikel 27, met inachtneming van het bepaalde in artikel 23, lid 1, van dit akkoord.

4. Het operationele indicatieve programma wordt vervolgens in onderling overleg vastgesteld door de Gemeenschap en de regionale organisatie(s) met een passend mandaat, of bij ontbreken van een regionale organisatie met een dergelijk mandaat, de nationale ordonnateurs van de ACS-staten in de betrokken regio. Het indicatieve programma is dan voor de Gemeenschap en die staten bindend.

5. Overeenkomstig artikel 11 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst wordt een tussentijdse evaluatie en een eindevaluatie van de RSS en het indicatieve programma verricht. In de loop van het evaluatieproces brengt het Comité van het EOF advies uit overeenkomstig het bepaalde in artikel 27, aan de hand van een overzichtsdocument dat door de Commissie wordt ingediend. Na de besprekingen in het Comité van het EOF wordt het evaluatieproces afgerond door de Commissie en de regionale organisatie(s) met een passend mandaat, of bij ontbreken van dergelijk mandaat, de nationale ordonnateurs van de ACS-staten in de betrokken regio. De eindresultaten van de evaluatie worden in samenvattende vorm vastgelegd en ter informatie aan het Comité van het EOF voorgelegd.

6. In het kader van de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie kan de toewijzing van middelen worden aangepast aan de behoeften en prestaties van de betrokken ACS-regio.

Artikel 20 Evaluaties in uitzonderlijke omstandigheden

In uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in de artikelen 72 en 73 van de ACS-EG-overeenkomst kan de evaluatie van de NSS worden uitgevoerd op verzoek van de betrokken ACS-staat of de Commissie. In dergelijke gevallen is de evaluatieprocedure van artikel 18 van dit akkoord van toepassing, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met het bepaalde in artikel 3, lid 4, van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst.

HOOFDSTUK IV

besluitvormingsprocedures

Artikel 21 Het Comité van het Europees Ontwikkelingsfonds

1. Een comité wordt ingesteld voor de middelen van het fonds die het beheert, hierna het „Comité van het EOF" genoemd, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten. Het comité van het EOF staat onder voorzitterschap van een vertegenwoordiger van de Commissie. Het secretariaat wordt gevoerd door de Commissie. Een vertegenwoordiger van de Bank neemt deel aan de werkzaamheden van dit Comité.

2. De Raad stelt met eenparigheid van stemmen het reglement van orde van het Comité van het EOF vast.

3. De stemmen van de lidstaten in het Comité van het EOF worden als volgt gewogen:

LidstaatStemmen
België 9
Denemarken 5
Duitsland50
Griekenland 4
Spanje13
Frankrijk52
Ierland 2
Italië27
Luxemburg 1
Nederland12
Oostenrijk 6
Portugal 3
Finland 4
Zweden 6
Verenigd Koninkrijk27

4. Het Comité van het EOF spreekt zich uit met een gekwalificeerde meerderheid van 145 stemmen, waarbij ten minste acht lidstaten voorstemmen.

5. De in lid 3 genoemde weging alsmede de in lid 4 vermelde gekwalificeerde meerderheid van stemmen kunnen bij eenparig besluit van de Raad worden gewijzigd in het in artikel 1, lid 4, bedoelde geval.

Artikel 22 Taken van het Comité van het EOF

1. Het Comité van het EOF concentreert zich bij zijn werkzaamheden op de inhoudelijke punten van de ontwikkelingssamenwerking op het niveau van landen en regio's. Ter bevordering van de coherentie, coördinatie en complementariteit oefent het Comité toezicht uit op de uitvoering van de ontwikkelingsstrategieën die de Gemeenschap en haar lidstaten hebben vastgesteld.

2. De taken van het Comité van het EOF hebben betrekking op drie aspecten:

  • a. programmering van de steun van de Gemeenschap en programmering van de evaluaties, met name geconcentreerd op de nationale en regionale strategieën, inclusief het in kaart brengen van projecten en programma's;

  • b. deelname aan het besluitvormingsproces met betrekking tot de financiering uit het EOF; en

  • c. het uitoefenen van toezicht op de uitvoering van de steun van de Gemeenschap, met inbegrip van de sectorale aspecten, de transsectorale kwesties en de werking van de coördinatie op het terrein.

Artikel 23 Programmering, identificatie, complementariteit en samenhang

1. Wat de programmering betreft, heeft het Comité de volgende bevoegdheden:

  • a. advies uitbrengen over de onderzoeken als bedoeld in artikel 15, lid 5, en lid 6, tweede alinea, artikel 16, tweede alinea, artikel 18, lid 4, artikel 19, lid 3, en artikel 19, leden 3 en 5, overeenkomstig de in artikel 27 beschreven procedure;

  • b. de in artikel 17, lid 3, bedoelde conclusies van de jaarlijkse evaluaties bespreken.

2. Het Comité bespreekt ook de samenhang en complementariteit van de steun van de Gemeenschap en die van de lidstaten. Ten behoeve van transparantie en onderlinge samenhang van de samenwerkingsactiviteiten en ter verbetering van de complementariteit van de activiteiten van de Gemeenschap met de bilaterale hulp, doet de Commissie de lidstaten en hun vertegenwoordigers ter plaatse binnen een maand na het behandelingsbesluit de identificatiedocumenten voor de projecten toekomen. Deze documenten worden regelmatig bijgewerkt en aan het Comité van het EOF, de lidstaten en hun vertegenwoordigers ter plaatse voorgelegd.

3. Ten behoeve van de complementariteit stelt iedere lidstaat de Commissie stelselmatig in kennis van de samenwerkingsactiviteiten die die lidstaat in ieder land onderneemt of wil ondernemen. Informatie over bilaterale hulp wordt verstrekt wanneer de eerste nationale samenwerkingsstrategie wordt opgesteld en wordt ten minste eenmaal per jaar, bij de jaarlijkse evaluatie, bijgewerkt.

Artikel 24 Financieringsvoorstellen waarover het Comité van het EOF advies uitbrengt

1. Het Comité van het EOF brengt volgens de procedure van artikel 27 advies uit over:

  • a. financieringsvoorstellen voor projecten of programma's waarmee meer dan 8 miljoen euro gemoeid is of welke meer dan 25% van het nationale indicatieve programma uitmaken;

  • b. financieringsvoorstellen die op grond van artikel 9 zijn opgesteld.

2. Financieringsvoorstellen

  • a. waarmee meer dan 15 miljoen euro gemoeid is of welke meer dan 25% van het nationale indicatieve programma uitmaken worden via een mondelinge procedure goedgekeurd,

  • b. met een waarde van tussen 8 miljoen en 15 miljoen euro worden via een schriftelijke procedure goedgekeurd.

3. De Commissie is gerechtigd om zonder raadpleging van het Comité van het EOF verrichtingen goed te keuren waarmee een bedrag van 8 miljoen euro of minder gemoeid is en die minder dan 25% van het nationale indicatieve programma uitmaken. Iedere lidstaat kan erom verzoeken dat rechtstreeks door de Commissie goedgekeurde verrichtingen in een toekomstige vergadering van het comité besproken worden. Bij verrichtingen met een waarde van:

  • a. tussen 2 miljoen en 8 miljoen euro, zal de Commissie ten minste twee weken voordat het besluit wordt genomen het Comité van het EOF informatie ex-ante verstrekken volgens de in lid 5 gespecificeerde criteria.

  • b. tussen 500.000 en 2 miljoen euro, zal de Commissie het Comité van het EOF ten minste twee weken voordat het besluit wordt genomen beknopte informatie ex-ante verstrekken.

  • c. minder dan 500.000 euro, zal de Commissie het Comité van het EOF op de hoogte stellen nadat zij haar besluit heeft genomen.

4. De Commissie is eveneens gerechtigd om zonder raadpleging van het Comité van het EOF de extra betalingsverplichtingen goed te keuren die nodig zijn voor het dekken van verwachte of geconstateerde overschrijdingen met betrekking tot een project of programma bedoeld in lid 1, onder a) en b), indien de overschrijding of de extra financieringsbehoefte niet meer bedraagt dan 20% van de oorspronkelijk bij het financieringsbesluit vastgelegde betalingsverplichting en/of 5 miljoen euro, en niet gepaard gaat met een substantiële wijziging van het project.

5. In de financieringsvoorstellen als bedoeld in de leden 1 en 3, onder a, wordt met name het volgende aangegeven:

  • a. welke bijdrage projecten of programma's leveren tot de ontwikkeling van het betrokken land of de betrokken landen en tot het bereiken van de in de NSS of RSS genoemde doelstellingen,

  • b. welk effect van deze projecten en programma's wordt verwacht, alsmede in hoeverre zij haalbaar zijn en welke maatregelen kunnen worden genomen om hun duurzaamheid te waarborgen wanneer de financiering door de Gemeenschap wordt beëindigd.

    In de financieringsvoorstellen wordt ook gespecificeerd in welke procedures en welk tijdschema voor de uitvoering is voorzien, alsmede aan de hand van welke sleutel-indicatoren zal worden beoordeeld in hoeverre de beoogde doelstellingen en resultaten zijn bereikt. In deze voorstellen wordt ook aangegeven hoe de uit eerdere ervaringen en programma's getrokken lessen hebben bijgedragen tot en in aanmerking zijn genomen voor de ontwikkeling van het programma en op welke wijze in de coördinatie tussen de donoren in het betrokken land of de betrokken landen is voorzien.

Artikel 25 Financiering van spoedhulp uit het EOF

1. Humanitaire en spoedhulp wordt verstrekt overeenkomstig de artikelen 72 en 73 van de ACS-EG-overeenkomst en het corresponderende artikel van het besluit van de Raad inzake de LGO. Indien financiering uit de begroting niet beschikbaar is, kan dergelijke hulp gefinancierd worden uit de in artikel 2, lid 1, sub a, onder i, bedoelde niet-terugvorderbare steun van het 9e EOF.

2. Het optreden van plotselinge en onvoorspelbare ernstige humanitaire, economische en sociale moeilijkheden van uitzonderlijke aard welke het gevolg zijn van natuurrampen, door menselijk handelen teweeggebrachte crises, zoals oorlogen, en andere conflicten of buitengewone omstandigheden met vergelijkbare gevolgen, kan beschouwd worden als spoedeisende situatie. In dergelijke gevallen is de Commissie gerechtigd rechtstreeks besluiten te nemen waarmee bedragen tot ten hoogste 10 miljoen euro gemoeid zijn. Dergelijke hulp wordt gedurende een periode van ten hoogste zes maanden verstrekt.

3. Bij spoedeisende verrichtingen

– neemt de Commissie een besluit

– brengt de Commissie de lidstaten binnen 48 uur schriftelijk hiervan op de hoogte

– geeft de Commissie tijdens de eerstvolgende vergadering van het Comité van het EOF toelichting op haar besluit. Bij die gelegenheid legt de Commissie in het bijzonder uit, waarom dat zij haar toevlucht heeft genomen tot de procedure voor spoedhulp.

Artikel 26 Algemene machtigingen

1. Teneinde de gang van zaken te bespoedigen, kan de Commissie, volgens de procedures die in artikel 24, leden 1 tot 3, voor financieringsvoorstellen zijn vastgesteld, na een kwalitatieve en kwantitatieve beoordeling, algemene machtigingen vaststellen voor algemene bedragen waarmee de activiteiten als bedoeld in artikel 16, lid 7, van bijlage IV kunnen worden gefinancierd.

2. Algemene machtigingen kunnen ook worden gebruikt voor rentesubsidies die onder het bepaalde in artikel 30 vallen.

3. In de financieringsvoorstellen moeten de doelstellingen en, in voorkomend geval, het beoogde gevolg van de bijdrage van de Gemeenschap, de houdbaarheid van de activiteiten, de opgedane ervaring en vroegere evaluaties, alsmede de coördinatie met andere donoren worden vermeld.

Artikel 27 Besluitvormingsprocedure

1. In de gevallen waarin het Comité van het EOF advies moet uitbrengen legt de Commissie het Comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor.

2. Het Comité van het EOF brengt advies uit overeenkomstig het bepaalde in artikel 21 en het reglement van orde als bedoeld in artikel 21, lid 2.

3. Wanneer het Comité van het EOF advies heeft uitgebracht, neemt de Commissie maatregelen, welke onmiddellijk van toepassing zijn. Indien de Commissie besluit af te wijken van het advies van het Comité of het Comité een negatief advies heeft uitgebracht, trekt de Commissie het voorstel in of legt zij het zo spoedig mogelijk voor aan de Raad. De Raad neemt binnen een periode welke in de regel de duur van twee maanden niet overschrijdt, een besluit over het voorstel volgens dezelfde stemprocedure als die welke in het Comité geldt.

4. Indien de door de Commissie aan de Raad voorgelegde maatregel bestaat uit een financieringsvoorstel als bedoeld in artikel 24, lid 1, of een algemene machtiging als bedoeld in artikel 26, wordt/worden de betrokken ACS-staat/ACS-staten hiervan in kennis gesteld overeenkomstig artikel 16 van bijlage IV van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst. De Gemeenschap neemt in zo een geval geen definitief besluit voordat de in artikel 16, lid 5, van bijlage IV van de ECS-EG-partnerschapsovereenkomst genoemde periode van zestig dagen verstreken is.

Artikel 28 Toezicht op de uitvoering

Ten aanzien van het toezicht op de uitvoering van de samenwerking vinden in het Comité van het EOF besprekingen plaats over:

  • a. algemene ontwikkelingsvraagstukken, indien deze aanleiding geven tot problemen met betrekking tot de uitvoering van het Europees Ontwikkelingsfonds;

  • b. sectorale strategieën die door de Commissie in samenwerking met deskundigen van de lidstaten zijn ontwikkeld, indien zulks noodzakelijk wordt geacht met het oog op de coherentie van het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap;

  • c. de resultaten van de beoordeling van nationale of sectorale strategieën, programma's, projecten of andere beoordelingen die voor het Comité van belang worden geacht;

  • d. de tussentijdse evaluatie van projecten en programma's, indien het Comité van het EOF daarom ten behoeve van de goedkeuring van financieringsvoorstellen heeft verzocht, of indien deze evaluatie aanleiding geeft tot ingrijpende wijzigingen in het betrokken project of programma.

HOOFDSTUK V

comité van de investeringsfaciliteit

Artikel 29 Het Comité van de Investeringsfaciliteit

1. Er wordt bij de Bank een Comité ingesteld (hierna „het IF-comité genoemd) dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten en een vertegenwoordiger van de Commissie. Iedere regering benoemt een vertegenwoordiger en wijst een plaatsvervanger aan. De Commissie gaat voor haar vertegenwoordiger op dezelfde wijze te werk. Ter wille van de continuïteit wordt de voorzitter van het IF-comité gekozen door en onder de leden van het IF-comité voor een periode van twee jaar. De Bank draagt zorg voor het secretariaat en de ondersteunende dienstverlening van het comité. Enkel de door de lidstaten benoemde leden van het comité of hun plaatsvervangers hebben stemrecht.

2. De Raad stelt met eenparigheid van stemmen het reglement van orde van het IF-comité vast op basis van een door de Bank na raadpleging van de Commissie opgesteld voorstel.

3. Het IF-comité besluit bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen. De stemmen worden gewogen zoals bepaald in artikel 21.

4. Het IF-comité komt tenminste vier maal per jaar bijeen. Daarnaast komt het bijeen op verzoek van de Bank of van leden van het comité, zoals bepaald in het reglement van orde. Voorts kan het IF-comité schriftelijk advies uitbrengen betreffende in artikel 30, lid 2, opgesomde zaken.

Artikel 30 Taken van het Comité van de Investeringsfaciliteit, de Bank en de Commissie

1. Het IF-comité hecht zijn goedkeuring aan:

  • 1. de operationele richtsnoeren voor de faciliteit en voorstellen voor de herzieningen ervan;

  • 2. de investeringsstrategieën en de bedrijfsplannen van de faciliteit, met inbegrip van prestatie-indicatoren, overeenkomstig de doelstellingen van de overeenkomst van Cotonou en de algemene beginselen van het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap;

  • 3. de jaarverslagen van de Investeringsfaciliteit;

  • 4. alle algemene beleidsdocumenten, met inbegrip van evaluatierapporten betreffende de Investeringsfaciliteit.

2. Voorts brengt het IF-comité advies uit over:

  • 1. voorstellen voor de toekenning van een rentesubsidie uit hoofde van artikel 2, lid 7, en artikel 4, lid 2, van bijlage II bij de overeenkomst. In dat geval brengt het comité tevens advies uit over het gebruik van deze rentesubsidie;

  • 2. voorstellen voor een IF-investering voor projecten waarvoor de Commissie een negatief advies heeft uitgebracht;

  • 3. andere voorstellen betreffende de Investeringsfaciliteit, op basis van de algemene beginselen zoals vastgelegd in de operationele richtsnoeren.

3. Het is aan de Bank om iedere kwestie waarvoor de goedkeuring of het advies van het IF-comité is vereist, zoals bepaald in de leden 1 en 2 van dit artikel, tijdig aan het IF-comité voor te leggen. De voorstellen die voor advies aan het comité worden voorgelegd moeten worden gedaan overeenkomstig de desbetreffende criteria en beginselen die in de operationele richtsnoeren zijn vastgelegd.

4. De Bank en de Commissie werken nauw samen en coördineren, in voorkomend geval, hun optreden, met name op de volgende gebieden:

  • 1. de Bank stelt, samen met de Commissie, het ontwerp van operationele richtsnoeren van de Faciliteit op;

  • 2. de Bank vraagt de Commissie vooraf om advies betreffende:

  • a. investeringsstrategieën, bedrijfsplannen en algemene beleidsdocumenten

  • b. de conformiteit van projecten in de overheidssector of in de financiële sector met de desbetreffende NSS of RSS of, in voorkomend geval, de algemene doelstellingen van de Investeringsfaciliteit;

  • 3. tevens verzoekt de Bank de Commissie om instemming betreffende aan het IF-comité gedane voorstellen voor rentesubsidie, wat de overeenstemming ervan betreft met bijlage II, artikel 2, lid 7, en artikel 4, lid 2, van de ACS-EG-overeenkomst en met de in de operationele richtsnoeren van de Faciliteit vastgestelde criteria.

De Commissie wordt geacht een positief advies te hebben uitgebracht of met het voorstel te hebben ingestemd, tenzij zij uiterlijk twee weken na de indiening van het voorstel een negatief advies uitbrengt. Wanneer het advies van de Commissie is vereist voor een voorstel uit hoofde van het tweede streepje, onder b, dient de Bank haar verzoek in in de vorm van een kort memorandum waarin de doelstellingen en de grondgedachte van de voorgestelde actie worden geschetst, alsmede het belang ervan voor de landenstrategie.

5. De Bank onderneemt geen in lid 2 vermelde actie tenzij het IF-comité een positief advies heeft uitgebracht.

Indien het IF-comité een positief advies uitbrengt, besluit de Bank over het voorstel overeenkomstig haar eigen procedures. Meer bepaald kan zij, in het licht van nieuwe omstandigheden, besluiten het voorstel niet uit te voeren. De Bank stelt het IF-comité en de Commissie op gezette tijden in kennis van gevallen waarin zij heeft besloten een actie niet te ondernemen.

Voor leningen uit haar eigen middelen en voor IF-investeringen waarvoor het advies van het IF-comité niet is vereist, besluit de Bank overeenkomstig haar eigen procedures en, in het geval van de Faciliteit, overeenkomstig de door het IF-comité goedgekeurde richtsnoeren en investeringsstrategieën.

Ondanks een negatief advies van het IF-comité betreffende een voorstel tot toekenning van een rentesubsidie, kan de Bank de desbetreffende lening zonder rentesubsidie toekennen. De Bank stelt het IF-comité en de Commissie op gezette tijden in kennis van de gevallen waarin zij heeft besloten op deze wijze te handelen.

Onder voorbehoud van in de operationele richtsnoeren vastgestelde voorwaarden en op voorwaarde dat de hoofddoelstelling van de lening of IF-investering niet wordt gewijzigd, kan de Bank besluiten tot wijziging van de voorwaarden van een IF-lening of -investering waarover het IF-comité overeenkomstig lid 2 een positief advies heeft gegeven of een lening waarvoor het comité een positief advies betreffende de rentesubsidie heeft uitgebracht. In het bijzonder kan de Bank besluiten het bedrag van de lening of de IF-investering met maximum 20% te verhogen.

Voor projecten met rentesubsidie die onder artikel 2, lid 7, onder a, van bijlage II van de overeenkomst vallen, kan een dergelijke verhoging gepaard gaan met een proportionele verhoging van de rentesubsidie. De Bank stelt het IF-comité en de Commissie op gezette tijden in kennis van de gevallen waarin zij hiertoe heeft besloten. Indien voor projecten die onder artikel 2, lid 7, onder b, van bijlage II van de overeenkomst vallen, om verhoging van de subsidie wordt verzocht, moet het IF-comité advies uitbrengen vóór de Bank deze afhandelt.

6. De Bank beheert de IF-investeringen en alle middelen die zij namens de Investeringsfaciliteit houdt overeenkomstig de doelstellingen van de overeenkomst. Zij mag meer bepaald zitting hebben in de beheers- en toezichtsorganen van de rechtspersonen waarin de Investeringsfaciliteit is geïnvesteerd en mag transigeren, kwijting verlenen en de rechten die zij namens de Investeringsfaciliteit houdt, wijzigen.

HOOFDSTUK VI

slotbepalingen

Artikel 31 Financieel reglement

De uitvoeringsbepalingen van dit akkoord worden nedergelegd in een Financieel Reglement, dat vóór de inwerkingtreding van de ACS-EG-overeenkomst door de Raad met de in artikel 21 vastgestelde gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt vastgesteld op basis van een voorstel van de Commissie, na advies van de Bank inzake de voor haar relevante bepalingen en van de bij artikel 247 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap ingestelde Rekenkamer.

Artikel 32 Financiële regelingen

1. Bij de afsluiting van elk begrotingsjaar stelt de Commissie de jaarrekening en de balans van het fonds vast.

2. Onverminderd het bepaalde in lid 4 oefent tevens de Rekenkamer haar bevoegdheden uit ten aanzien van de verrichtingen van het fonds. De wijze waarop dit geschiedt, wordt in het in artikel 31 bedoelde Financieel Reglement bepaald.

3. Voor het financiële beheer van het fonds, met uitzondering van door de Bank beheerde verrichtingen, wordt de Commissie kwijting verleend door het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die daarover besluit met de in artikel 21 vastgestelde gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

4. De in artikel 12 bedoelde gegevens worden door de Commissie ter beschikking van de Rekenkamer gehouden, zodat deze de uit de middelen van het fonds verleende steun aan de hand van de stukken kan controleren.

5. De uit de middelen van het fonds gefinancierde verrichtingen die onder het beheer van de Bank vallen, zijn onderworpen aan de controle- en kwijtingsprocedures zoals die voor alle verrichtingen van de Bank in haar statuten zijn vastgelegd. De Bank doet jaarlijks aan de Commissie en de Raad haar jaarverslag toekomen over de uitvoering van de verrichtingen die zijn gefinancierd uit de onder het beheer van de Bank vallende middelen van het fonds.

Artikel 33 Eerdere EOF's

1. Resterende saldi van eerdere EOF's worden, als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder b, overgedragen naar het negende EOF, en worden onverminderd het bepaalde in lid 2 beheerd volgens de voorschriften van dit akkoord, respectievelijk, voorzover zij betrekking hebben op de LGO, volgens die van het besluit van de Raad.

2. Indien de omvang van de middelen die aldus van eerdere EOF's zijn overgedragen naar bepaalde nationale en regionale indicatieve programma's als bedoeld in artikel 14, lid 3, onder c, en in artikel 19, en die onder het negende EOF vallen, meer bedraagt dan 10 miljoen euro per land of regio, zijn op deze middelen de regels van het EOF waaruit zij afkomstig zijn van toepassing betreffende de deelname aan aanbestedingen en de gunning van opdrachten. Indien de overgedragen middelen 10 miljoen euro of minder bedragen, zijn de voorwaarden voor de deelname aan aanbestedingen van het negende EOF van toepassing.

Artikel 34 Herzieningsclausule

De artikelen van de hoofdstukken II tot en met V kunnen, met uitzondering van artikel 21, op voorstel van de Commissie door de Raad met eenparigheid van stemmen worden gewijzigd. De Bank sluit zich aan bij het voorstel van de Commissie betreffende aangelegenheden die verband houden met haar activiteiten en die van de Investeringsfaciliteit. De bedoelde wijzigingen kunnen worden aangebracht teneinde:

  • a. de coherentie met de ACS-EG-overeenkomst te versterken, in het bijzonder met de bijlagen bij die overeenkomst betreffende uitvoeringsbepalingen en systemen voor het beheer; en

  • b. de EOF-middelen efficiënter te kunnen benutten. In dit verband kunnen de drempels inzake het voorleggen van financieringsvoorstellen aan het Comité van het EOF, als in artikel 24, en de besluitvormingsprocedure, als bedoeld in artikel 27, in 2003 herzien worden.

Artikel 35 Ratificatie, inwerkingtreding en looptijd

1. Dit akkoord wordt door elke lidstaat goedgekeurd overeenkomstig zijn eigen grondwettelijke voorschriften. De regering van elke lidstaat stelt het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie in kennis van de voltooiing van de procedures die voor de inwerkingtreding van dit akkoord zijn vereist.

2. Dit akkoord treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de laatste lidstaat van goedkeuring van dit akkoord kennis geeft.

3. Dit akkoord wordt gesloten voor dezelfde duur als het aan de ACS-EG-overeenkomst gehechte Financieel Protocol. Onverminderd het bepaalde in artikel 2, lid 4, blijft dit akkoord echter van kracht voor zover dit nodig is voor de volledige uitvoering van alle uit hoofde van de ACS-EG-overeenkomst en het Financieel Protocol gefinancierde verrichtingen.

Artikel 36 Authentieke talen

Dit akkoord, opgesteld in één exemplaar in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, wordt nedergelegd in het archief van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie, dat een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toezendt aan de regering van elk der ondertekenende staten.

TEN BLIJKE WAARVAN de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, hun handtekening onder dit akkoord hebben gesteld.

GEDAAN te Brussel, de achttiende september 2000.


Het Akkoord is op 18 september 2000 ondertekend voor:

België

Denemarken

Duitsland

Finland

Frankrijk

Griekenland

Ierland

Italië

Luxemburg

het Koninkrijk der Nederlanden

Oostenrijk

Portugal

Spanje

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

Zweden


Bijlage

Verklaringen bij Hoofdstuk III, te hechten aan het intern Akkoord

1. Verklaring van de Commissie en de lidstaten voor de Raadsnotulen

„De Commissie en de lidstaten wijzen andermaal op het belang dat zij hechten aan het eenvormige kader voor de strategische nota's per land, dat ontwikkeld wordt als follow-up van de resolutie van de Raad Ontwikkelingssamenwerking van mei 1999 over complementariteit. De procedure voor de programmering van de bijstand uit het EOF zal beantwoorden aan de toekomstige conclusies van de Raad met betrekking tot de strategische nota's per land."

2. Verklaringen van de Commissie:

„1. De Commissie ziet erop toe dat de nationale samenwerkingsstrategie (NSS) voor de ACS-staten beantwoordt aan het eenvormige kader voor de strategische nota's per land. De NSS bevat met name de volgende elementen:

  • a. een analyse van de politieke, economische en sociale achtergrond van het land, de beperkingen, capaciteiten en vooruitzichten, alsmede een gedetailleerd overzicht van de ontwikkelingsstrategie van het land voor de middellange termijn. Het bevat tevens een overzicht van de relevante plannen en maatregelen van andere donoren die in het land actief zijn, met name de EU-lidstaten als bilaterale donoren;

  • b. een omschrijving van de door de Commissie te ondersteunen responsstrategieën. De responsstrategie moet gebaseerd zijn op de ontwikkelingsstrategie van het land zelf en de analyse van de situatie in dat land. De responsstrategie moet worden opgebouwd rond een strikt beperkt aantal overeengekomen interventiesectoren, en moet worden afgestemd op en complementair zijn met de interventies van andere donoren in het betrokken land. Het moet horizontale en transsectorale thema's bevatten, zoals de centrale rol van armoedebestrijding, gendergelijkwaardigheid, milieukwesties, capaciteitsopbouw en thema's in verband met duurzame ontwikkeling. Voor het opstellen van de NOS moet lering worden getrokken uit het verleden en rekening worden gehouden met alle relevante evaluaties.

2. De responsstrategie wordt vertaald in een realistisch, jaarlijks bijgewerkt, indicatief werkprogramma, dat als een integrerend deel wordt opgenomen in het NSS-document. In het werkprogramma wordt bepaald welke instrumenten gebruikt worden voor de projecten/programma's in elke concentratiesector. Om resultaatgerichte aanpak te garanderen, moet de klemtoon liggen op operationele doelstellingen en indicatoren. Het werkprogramma moet ook een tijdschema bevatten voor de uitvoering en de evaluatie van het indicatief werkprogramma en indicatoren bepalen om de resultaten te meten.

3. De jaarlijkse operationele evaluatie wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 5, lid 4, van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst en bestaat onder meer in een beoordeling van de vorderingen van de in het indicatieve programma genoemde activiteiten, afgemeten aan specifieke doelstellingen en indicatoren.

4. Bij de tussentijdse en eindevaluaties, die overeenkomstig artikel 5, lid 6, van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst worden uitgevoerd, wordt het NSS geëvalueerd. De tussentijdse en eindevaluaties bevatten onder meer:

  • a. een analyse van de politieke, economische en sociale situatie en de samenhang en relevantie van de responsstrategie van de EG ten opzichte van de situatie van het land;

  • b. de resultaten van de vroegere of huidige EG-samenwerking met het betrokken land, waarbij de resultaten van de relevante evaluaties in aanmerking worden genomen alsmede, een evaluatie van de horizontale en transsectorale kwesties;

  • c. een evaluatie en een bijwerking van het NSS, waarbij de algehele graad van complementariteit van de activiteiten uit hoofde van het NSS-werkprogramma en de interventies van de lidstaten en andere donors in aanmerking wordt genomen.

    Zowel de jaarlijkse evaluatie als de tussentijdse en eindevaluaties bevatten een concrete en specifieke bijwerking en herziening van het indicatieve programma, waaronder een uitbreiding van de programmeringsperspectieven voor de volgende vijf jaar.

5. De Commissie is gedetailleerde richtsnoeren aan het opstellen inzake programmering en evaluatie, waarin deze beginselen in detail weerspiegeld zullen worden. Deze richtsnoeren zullen stelselmatig door de Commissiediensten worden gebruikt tijdens het programmeringsproces. De richtsnoeren zullen ter informatie worden toegezonden aan de lidstaten.

6. De respectieve rollen van de hoofden van de delegaties en de Commissie in Brussel zijn die welke in de ACS-EG-overeenkomst worden beschreven.".


D. PARLEMENT

Het Akkoord behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Akkoord kan worden gebonden.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Akkoord zullen ingevolge artikel 35, tweede lid, in werking treden op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de laatste lidstaat van goedkeuring van het Akkoord kennis geeft.

Ingevolge het in rubriek J hieronder genoemde Besluit betreffende de voorlopige toepassing van het onderhavige Akkoord worden de bepalingen van het Akkoord met ingang van 3 oktober 2000 voorlopig toegepast.

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt het Akkoord alleen voor Nederland.

J. GEGEVENS

Van het op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, naar welk Verdrag in de preambule tot het onderhavige Akkoord wordt verwezen, is de Franse tekst geplaast in Trb. 1957, 74 en de Nederlandse tekst in Trb. 1957, 91. Zie ook, laatstelijk, Trb. 1998, 13.

De Europese Investeringsbank welke wordt genoemd in de eerste paragraaf van de preambule tot het onderhavige Akkoord is ingesteld bij artikel 4B van het hierbovengenoemde Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Van het op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Protocol betreffende de Statuten van de Europese Investeringsbank is de Nederlandse tekst geplaatst in Trb. 1957, 91; zie blz. 130 e.v.. Zie ook Trb. 1957, 249. Vergelijk ook het op 10 juli 1975 te Brussel tot stand gekomen Verdrag houdende wijziging van een aantal bepalingen van het Protocol betreffende de Statuten van de Europese Investeringsbank, van welk Verdrag de Nederlandse tekst is geplaatst in Trb. 1975, 119. Zie ook Trb. 1977, 59. Vergelijk ook de op 25 maart 1993 te Brussel tot stand gekomen Akte tot wijziging van het Protocol betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank waarbij de raad van gouverneurs de bevoegdheid wordt verleend tot de oprichting van een Europees Investeringsfonds, van welke Akte de Nederlandse tekst is geplaatst in Trb. 1993, 95. Zie ook Trb. 1994, 128.

Van het op 14 december 1960 te Parijs tot stand gekomen Verdrag nopens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, naar welke Organisatie in artikel 13, derde lid, van het onderhavige Akkoord wordt verwezen, zijn de Engelse en Franse tekst geplaatst in Trb. 1961, 42 en de vertaling in Trb. 1961, 60. Zie ook, laatstelijk, Trb. 1994, 193.

Van het op 7 februari 1992 te Maastricht tot stand gekomen Verdrag betreffende de Europese Unie, naar welke Organisatie in artikel 11, vierde lid, van het onderhavige Akkoord wordt verwezen, is de Nederlandse tekst geplaatst in Trb. 1992, 74 en de geconsolideerde versie in rubriek J van Trb. 1998, 12.

Van de op 23 juni 2000 te Contonou tot stand gekomen Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, is de Nederlandse tekst geplaatst in Trb. 2001, 57.

Op 3 oktober 2000 is te Brussel tot stand gekomen een Besluit van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 3 oktober 2000, inzake voorlopige toepassing van het Interne Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het Financieel Protocol bij de Partnerschapovereenkomst tussen de staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, ondertekend in Benin op 23 juni 2000, en de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het EG-Verdrag van toepassing zijn. Van dat Besluit is de tekst geplaatst in Pb EG L 317 van 15 december 2000, blz. 354.

Op 18 september 2000 is eveneens te Brussel tot stand gekomen het Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, inzake maatregelen en procedures voor de tenuitvoerlegging van de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst. Van dat Akkoord is de Nederlandse tekst geplaatst in Trb. 2001, 58.

In overeenstemming met artikel 19, tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen heeft de Minister van Buitenlandse Zaken bepaald dat het onderhavige Akkoord in Nederland zal zijn bekendgemaakt op de dag na de datum van uitgifte van dit Tractatenblad.

Uitgegeven de vijfentwintigste april 2001

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN


XNoot
1

De Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Portugese, de Spaanse, en de Zweedse tekst zijn niet afgedrukt.

XNoot
1

PB L 263 van 19.9.1991, blz. 1. Besluit gewijzigd bij besluit 97/803/EG (PB L 329 van 29.11.1997, blz. 50) en verlengd bij besluit 2000/169/EG (PB L 55 van 29.2.2000, blz. 67).

Naar boven