Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2001, 20 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2001, 20 | Verdrag |
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Slovenië inzake sociale zekerheid, met Slotprotocol;
Ljubljana, 22 maart 2000
De tekst van Verdrag en Protocol is geplaatst in Trb. 2000, 47.
In Trb. 2000, 47 dienen in de tekst van het Verdrag de volgende correcties te worden aangebracht:
Op blz. 13 van dat Tractatenblad in artikel 27, derde lid, dient tussen a) en b) een nieuw onderdeel b) te worden ingevoegd dat als volgt luidt:
``b) periods of insurance completed under General Disablement Insurance Act of 11 December 1975 (AAW)".
De daarop volgende onderdelen b) en c) dienen te worden vernummerd tot c) en d).
In artikel 27, vierde lid, dient „WAZ" te worden vervangen door „AAW".
In artikel 27, vijfde lid, dient „WAZ" te worden vervangen door „AAW".
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Slovenië inzake sociale zekerheid
Het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Republiek Slovenië
– geleid door de wens de betrekkingen tussen beide Staten op het gebied van de sociale zekerheid te regelen,
– rekening houdend met het feit dat de huidige betrekkingen tussen beide landen worden geregeld in een briefwisseling van 18 maart 1992 en 21 april 1992;
zijn overeengekomen een Verdrag te sluiten met de volgende bepalingen:
algemene bepalingen
1. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:
a. „grondgebied":
met betrekking tot Slovenië: het grondgebied van de Republiek Slovenië;
met betrekking tot Nederland: het grondgebied van het Koninkrijk in Europa;
b. „onderdaan": wat Slovenië betreft, een persoon met de nationaliteit van de Republiek Slovenië en wat Nederland betreft, een persoon met de Nederlandse nationaliteit;
c. „werknemer": een persoon die in dienstbetrekking staat tot een werkgever alsmede iedere persoon die krachtens de toegepaste wetgeving wordt aangemerkt als werknemer;
d. „wetgeving": de wetten, voorschriften en regelingen die betrekking hebben op de in artikel 2 bedoelde stelsels en takken van sociale zekerheid;
e. „bevoegde autoriteit", met betrekking tot Slovenië: de minister van Arbeid, Gezin en Sociale Zaken en, voor zover het uitkeringen en verstrekkingen krachtens de wetgeving inzake ziekteverzekering betreft, de minister van Volksgezondheid;
met betrekking tot Nederland: de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en, voor zover het verstrekkingen krachtens de wetgeving inzake ziekteverzekering betreft, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
f. „verzekeringsorgaan": het lichaam dat of de autoriteit die is belast met de uitvoering van de in artikel 2 genoemde wetgeving of een gedeelte daarvan;
g. „bevoegd orgaan": het krachtens de toepasselijke wetgeving bevoegde orgaan;
h. „bevoegde staat": de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan het bevoegde orgaan is gevestigd;
i. „verzekeringstijdvak": een tijdvak van betaling van premie of bijdrage, een tijdvak van arbeid, een tijdvak van wonen of enig ander tijdvak dat als verzekeringstijdvak wordt omschreven, erkend of aangemerkt krachtens de wetgeving die op die persoon van toepassing is gedurende bedoeld tijdvak;
j. „pensioen of uitkering": een pensioen of uitkering krachtens de toepasselijke wetgeving met inbegrip van alle samenstellende delen daarvan ten laste van de openbare middelen alsmede alle verhogingen en aanvullende uitkeringen;
k. „gezinslid": een persoon die als zodanig wordt omschreven of aangemerkt in de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan die persoon woont; indien deze wetgeving echter alleen betrekking heeft op personen die bij de belanghebbende wonen als gezinsleden, wordt aan deze voorwaarde geacht te zijn voldaan indien die personen hoofdzakelijk worden onderhouden door de belanghebbende;
l. „orgaan van de woonplaats": het orgaan dat ter plaatse waar de belanghebbende woont, bevoegd is de desbetreffende prestaties te verlenen krachtens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij die door dit orgaan wordt toegepast, of, indien een dergelijk orgaan niet bestaat, het door de bevoegde autoriteit van de betrokken Verdragsluitende Partij aangewezen orgaan;
m. „orgaan van de tijdelijke verblijfplaats": het orgaan dat ter plaatse waar de belanghebbende tijdelijk verblijft, bevoegd is de desbetreffende prestaties te verlenen krachtens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij die door dit orgaan wordt toegepast, of, indien een dergelijk orgaan niet bestaat, het door de bevoegde autoriteit van de betrokken Verdragsluitende Partij aangewezen orgaan.
2. Andere termen en uitdrukkingen die in dit Verdrag worden gebruikt hebben de betekenis die daaraan onderscheidenlijk in de wetgeving die wordt toegepast, wordt toegekend.
1. Dit Verdrag is van toepassing
A. Met betrekking tot Slovenië, op de wetgeving inzake: a. de verplichte pensioen- en invaliditeitsverzekering; b. de verplichte gezondheidsverzekering (uitkeringen en verstrekkingen); c. de werkloosheidsverzekering; d. de kinderbijslagen; e. de moederschapsverzekering (uitkeringen).
B. Met betrekking tot Nederland, op de wetgeving inzake: a. de ziekteverzekering (uitkeringen en verstrekkingen bij ziekte en moederschap), met inbegrip van de regeling inzake de aansprakelijkheid van een werkgever; b. de invaliditeitsverzekering; c. de ouderdomsverzekering; d. de nabestaandenverzekering; e. de werkloosheidsverzekering; f. de kinderbijslagen.
2. Onder voorbehoud van het bepaalde in het derde en het vierde lid van dit artikel is dit Verdrag ook van toepassing op alle wetgeving waarbij de in het eerste lid van dit artikel genoemde wetgeving wordt gecodificeerd, gewijzigd of aangevuld.
3. Dit Verdrag is van toepassing op alle wetgeving van een Verdragsluitende Partij waarbij de in het eerste lid van dit artikel genoemde wetgeving wordt uitgebreid tot nieuwe groepen personen, indien deze Verdragsluitende Partij niet binnen zes maanden na de officiële bekendmaking van zodanige wetgeving de andere Verdragsluitende Partij te kennen heeft gegeven dat het Verdrag niet op deze wetgeving van toepassing is.
4. Dit Verdrag is niet van toepassing op wetgeving waarbij een nieuwe tak van sociale zekerheid wordt ingevoerd, tenzij de Verdragsluitende Partijen daartoe een overeenkomst sluiten.
5. Dit Verdrag is niet van toepassing op regelingen inzake sociale bijstand noch op bijzondere regelingen voor ambtenaren of met hen gelijk gestelden.
Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, is het van toepassing op:
a. personen op wie de wetgeving van een of beide Verdragsluitende Partijen van toepassing is of is geweest;
b. personen die rechten ontlenen aan een onder onderdeel a van dit artikel genoemde persoon.
Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, hebben de onderdanen van de ene Verdragsluitende Partij, wanneer zij verblijven of wonen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, dezelfde verplichtingen en rechten als de onderdanen van die Verdragsluitende Partij wat betreft de toepassing van de wetgeving van die Verdragsluitende Partij.
1. Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, kunnen pensioenen en andere uitkeringen wegens ouderdom, invaliditeit en overlijden, verkregen krachtens de wetgeving van de ene Verdragsluitende Partij niet worden verminderd, gewijzigd, geschorst of ingetrokken op grond van het feit dat de rechthebbende verblijft of woont op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.
2. Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, worden uitkeringen krachtens de wetgeving van een Verdragsluitende Partij aan de in artikel 3 genoemde personen die verblijven of wonen buiten het grondgebied van beide Verdragsluitende Partijen, betaalbaar gesteld onder dezelfde voorwaarden en in dezelfde mate als aan onderdanen van die Verdragsluitende Partij die buiten genoemde grondgebieden verblijven of wonen.
Bepalingen in de wetgeving van een Verdragsluitende Partij inzake vermindering, schorsing of intrekking van uitkeringen uit een tak van sociale zekerheid daar waar samenloop bestaat met uitkeringen uit een andere tak of met andere inkomsten, of wegens het verrichten van beroepswerkzaamheden, zijn ook van toepassing op de rechthebbende ten aanzien van uitkeringen verkregen krachtens de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij of ten aanzien van inkomsten verworven of werkzaamheden verricht op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.
vaststelling van de toepasselijke wetgeving
1. Personen op wie de bepalingen van dit deel van het Verdrag van toepassing zijn, zijn onderworpen aan de wetgeving van slechts één Verdragsluitende Partij. Die wetgeving wordt vastgesteld in overeenstemming met de bepalingen van de artikelen 8 tot en met 13.
2. Een persoon die in overeenstemming met de bepalingen van dit deel is onderworpen aan de wetgeving van één Verdragsluitende Partij wordt beschouwd als wonend op het grondgebied van die Verdragsluitende Partij.
1. Een persoon die als werknemer werkt op het grondgebied van de ene Verdragsluitende Partij is onderworpen aan de wetgeving van die Verdragsluitende Partij, zelfs indien hij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij woont of indien de zetel of het domicilie van de onderneming of de werkgever waarbij hij werkzaam is, zich bevindt op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.
2. Een persoon die als werknemer werkt op het grondgebied van beide Verdragsluitende Partijen is onderworpen aan de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan hij woont. Indien hij niet op het grondgebied van een van de Verdragsluitende Partijen woont, is hij onderworpen aan de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan de werkgever zijn voornaamste plaats van bedrijfsuitoefening heeft.
3. Ambulant personeel in dienst van een onderneming die tegen betaling of vergoeding of voor eigen rekening internationaal vervoer van personen of goederen verricht per spoor, over de weg of door de lucht is onderworpen aan de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan de onderneming haar hoofdzetel heeft, zelfs indien de betrokken werknemer op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij woont. Indien een persoon echter in dienst is van een filiaal of een vaste vertegenwoordiging van genoemde onderneming op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij of indien die persoon werkt en woont op het grondgebied van deze Partij, is de wetgeving van deze Verdragsluitende Partij van toepassing.
4. De bepalingen van het eerste en tweede lid van dit artikel zijn evenzo van toepassing op zelfstandigen.
Artikel 8, eerste lid, is van toepassing met inachtneming van de volgende uitzonderingen en omstandigheden:
Indien een persoon die op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij werkzaam is, door zijn werkgever waaraan hij normaal verbonden is gedetacheerd wordt op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij om aldaar voor die werkgever bepaalde werkzaamheden te verrichten, terwijl de betaalde dienstbetrekking met deze werkgever wordt gehandhaafd, blijft hij voor de duur van de werkzaamheden onderworpen aan de wetgeving van eerstgenoemde Verdragsluitende Partij alsof hij nog op het grondgebied van deze Verdragsluitende Partij werkzaam was, mits de desbetreffende werkzaamheden niet meer belopen dan een periode van twee jaar en de verklaring inzake detachering uiterlijk binnen de eerste drie maanden van deze periode is ingediend.
Achtereenvolgende detacheringen van dezelfde werknemer door dezelfde werkgever gelden als één detachering, tenzij zij door perioden van ten minste twaalf maanden onderbroken zijn.
Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing, doch zonder enige termijn, op gedetacheerde ambtenaren.
Een persoon die als werknemer werkt aan boord van een schip en die op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij woont, is onderworpen aan de wetgeving van Slovenië, indien het schip vaart onder Sloveense vlag, en aan de wetgeving van Nederland, indien de werkgever zijn zetel of domicilie in Nederland heeft.
1. Onderdanen van een Verdragsluitende Partij die door de Regering van die Verdragsluitende Partij worden uitgezonden naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij als lid van een diplomatieke zending of consulaire post zijn onderworpen aan de wetgeving van de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij.
2. Personen die in dienst zijn bij een diplomatieke zending of consulaire post van een van de Verdragsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij zijn onderworpen aan de wetgeving van laatstgenoemde Verdragsluitende Partij.
3. Indien de diplomatieke zending of consulaire post van een van de Verdragsluitende Partijen personen in dienst heeft die overeenkomstig het tweede lid van dit artikel onderworpen zijn aan de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij, neemt de zending of post de verplichtingen die de wetgeving van de Verdragsluitende Partij aan werkgevers oplegt in acht.
4. Het in het tweede en derde lid van dit artikel bepaalde is evenzo van toepassing op personen in persoonlijke dienst van de in het eerste lid van dit artikel genoemde personen. In dat geval neemt de natuurlijke persoon die andere personen in dienst heeft de verplichtingen in acht die de wetgeving van de Verdragsluitende Partij waar de dienstbetrekking wordt uitgeoefend aan werkgevers oplegt.
5. Het in het eerste tot en met het vierde lid van dit artikel bepaalde is niet van toepassing op honoraire leden van een consulaire post of op personen in persoonlijke dienst van dergelijke personen.
De bevoegde autoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen of de door deze autoriteiten aangewezen lichamen kunnen uitzonderingen op de bepalingen van de artikelen 8 tot en met 12 overeenkomen in het belang van werknemers en daarbij een verplichte verzekering krachtens de desbetreffende wetgeving invoeren.
bijzondere bepalingen met betrekking tot de verschillende soorten prestaties
1. Indien een persoon verzekeringstijdvakken heeft vervuld krachtens de wetgeving van beide Verdragsluitende Partijen worden deze tijdvakken bij elkaar opgeteld voor het verkrijgen, behouden of herstellen van de aanspraak op een prestatie, voor zover zij niet samenvallen.
2. Indien de wetgeving van de ene Verdragsluitende Partij toelating tot de verplichte verzekering afhankelijk stelt van de vervulling van verzekeringstijdvakken, worden daartoe, met het oog op het bij elkaar optellen van tijdvakken, dergelijke tijdvakken die krachtens de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij zijn vervuld, voor zover nodig in aanmerking genomen als waren zij vervuld krachtens de wetgeving van de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij.
1. Personen die op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij dan de bevoegde staat wonen en aan de in de wetgeving van laatstgenoemde staat gestelde voorwaarden voor het recht op prestaties voldoen, ontvangen, wanneer van toepassing met inachtneming van artikel 14, op het grondgebied van de Verdragsluitende Partij waar zij wonen:
a. verstrekkingen die ten laste van het bevoegde orgaan door het orgaan van de woonplaats worden verleend overeenkomstig de bepalingen van de door laatstgenoemd orgaan toegepaste wetgeving, alsof deze personen bij dit orgaan waren aangesloten;
b. uitkeringen die door het bevoegde orgaan worden betaald overeenkomstig de bepalingen van de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof deze personen op het grondgebied van de bevoegde staat woonden.
2. Het in het voorgaande lid bepaalde is, wat het recht op verstrekkingen betreft, van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden die op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij dan de bevoegde staat wonen, voor zover zij krachtens de wetgeving van de staat op het grondgebied waarvan zij wonen, geen aanspraak hebben op dergelijke verstrekkingen vanwege betaalde werkzaamheden of omdat zij een sociale- zekerheidsuitkering ontvangen van de Partij op het grondgebied waarvan zij wonen.
Indien een persoon die verzekerd is krachtens de wetgeving van een van de Verdragsluitende Partijen zijn woonplaats overbrengt naar het grondgebied van de andere Partij, maar niet voldoet aan de voorwaarden voor aanspraak op prestaties krachtens de wetgeving van laatstgenoemde Partij, en indien die persoon krachtens de wetgeving van eerstgenoemde Partij nog steeds aanspraak zou hebben op die prestaties indien hij op het grondgebied van die Partij woonde, zal hij dit recht toch behouden.
In dat geval is artikel 18, eerste, derde, vierde, vijfde, zesde en zevende lid, van overeenkomstige toepassing.
Personen of hun gezinsleden als bedoeld in artikel 15 die verblijven op of hun woonplaats overbrengen naar het grondgebied van de bevoegde staat hebben recht op prestaties op het grondgebied van de bevoegde staat, overeenkomstig de bepalingen van de wetgeving van die staat, zelfs indien zij vóór hun tijdelijk verblijf, respectievelijk de overbrenging van hun woonplaats reeds prestaties hebben genoten voor hetzelfde geval van ziekte of moederschap; indien de door het bevoegde orgaan toegepaste wetgeving voorziet in een maximumperiode voor het verlenen van prestaties, wordt het tijdvak in aanmerking genomen onmiddellijk voorafgaand aan de overbrenging van de woonplaats waarin die prestaties zijn verleend.
1. Een persoon die voldoet aan de voorwaarden voor aanspraak op prestaties krachtens de wetgeving van een van de Verdragsluitende Partijen heeft aanspraak op die prestaties gedurende een tijdelijk verblijf op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wanneer zijn toestand onmiddellijke medische verzorging noodzakelijk maakt.
2. een persoon die aanspraak heeft op prestaties ten laste van een orgaan van een van de Verdragsluitende Partijen en die woont op het grondgebied van die Partij, behoudt die aanspraak wanneer hij zijn woonplaats overbrengt naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.
Voor de overbrenging dient de belanghebbende echter de toestemming van het bevoegde orgaan te verkrijgen. Die toestemming mag alleen worden geweigerd indien is vastgesteld dat verplaatsing van de belanghebbende zijn gezondheidstoestand of het ondergaan van medische behandeling zou schaden.
3. Wanneer een persoon aanspraak heeft op verstrekkingen overeenkomstig het in de voorgaande leden bepaalde, worden deze verstrekkingen verleend ten laste van het bevoegde orgaan door het orgaan in de tijdelijke verblijfplaats of de woonplaats overeenkomstig de bepalingen van de wetgeving die door laatstgenoemd orgaan wordt toegepast, alsof de belanghebbende daarbij was aangesloten. Het tijdvak gedurende welke dergelijke prestaties worden verleend is echter die welke is vastgelegd krachtens de wetgeving van de bevoegde staat.
4. In de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde gevallen is de levering van prothesen, hulpmiddelen van grotere omvang of andere belangrijke verstrekkingen, behalve in zeer urgente gevallen, onderworpen aan de voorwaarde dat het bevoegde orgaan toestemming verleent.
5. In de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde gevallen worden uitkeringen door het bevoegde orgaan verstrekt overeenkomstig de bepalingen van de wetgeving die dit orgaan toepast.
6. Het in dit artikel bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van de belanghebbende.
7. Het in het eerste en zesde lid van dit artikel bepaalde is niet van toepassing op personen die naar het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij dan de bevoegde staat gaan om een medische behandeling te ondergaan.
1. Wanneer een persoon die pensioenen ontvangt krachtens de wetgeving van beide Verdragsluitende Partijen aanspraak heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan hij woont, worden aan hem en zijn gezinsleden door het orgaan van de woonplaats en ten laste van dit orgaan verstrekkingen verleend, alsof hij uitsluitend krachtens de wetgeving van laatstbedoelde Partij gepensioneerde was.
2. Wanneer een persoon die een pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van de ene Verdragsluitende Partij woont op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij en hij geen aanspraak heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van laatstgenoemde Verdragsluitende Partij, verleent het orgaan van zijn woonplaats overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wetgeving en ten laste van het bevoegde orgaan, deze persoon en zijn gezinsleden verstrekkingen waarop deze persoon aanspraak heeft krachtens de wetgeving van eerstgenoemde Verdragsluitende Partij of waarop hij aanspraak zou hebben indien hij op het grondgebied van die Verdragsluitende Partij zou wonen.
3. Wanneer de gezinsleden van een persoon die een pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van de ene Verdragsluitende Partij of pensioenen krachtens de wetgeving van beide Verdragsluitende Partijen, op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij wonen dan de gepensioneerde, ontvangen zij verstrekkingen alsof de gepensioneerde op hetzelfde grondgebied als zij woonde, voor zover hij krachtens de wetgeving van een Verdragsluitende Partij aanspraak op verstrekkingen heeft.
Deze verstrekkingen worden ten laste van het bevoegde orgaan door het orgaan van de woonplaats van de gezinsleden verleend, overeenkomstig de bepalingen van de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof zij krachtens deze wetgeving recht op die verstrekkingen hadden.
4. Indien de in het vorige lid bedoelde gezinsleden hun woonplaats overbrengen naar het grondgebied van de Verdragsluitende Partij waarop de gepensioneerde woont, hebben zij aanspraak op verstrekkingen in overeenstemming met de wetgeving van deze Partij, zelfs indien zij vóór de overbrenging van hun woonplaats reeds uitkeringen of verstrekkingen hebben ontvangen voor hetzelfde geval van ziekte of moederschap.
5. Een persoon die een pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van de ene Verdragsluitende Partij en aanspraak heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van deze Verdragsluitende Partij, heeft, evenals zijn gezinsleden, aanspraak op die verstrekkingen gedurende een tijdelijk verblijf op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij dan die op het grondgebied waarvan zij wonen, wanneer hun gezondheidstoestand het nodig maakt dat die verstrekkingen onmiddellijk worden verleend.
6. In het in het vorige lid bedoelde geval worden de verstrekkingen verleend ten laste van het orgaan van de woonplaats van de gepensioneerde of de gezinsleden, door het orgaan van de tijdelijke verblijfplaats, overeenkomstig de wetgeving daarvan, alsof de belanghebbende krachtens deze wetgeving recht op die verstrekkingen had.
Het tijdvak gedurende welk verstrekkingen worden verleend is echter dat welk is vastgelegd krachtens de wetgeving van de woonstaat. Het in artikel 18, vierde lid, bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
7. Wanneer de wetgeving van een Verdragsluitende Partij bepaalt dat premies of bijdragen moeten worden afgetrokken van het te betalen pensioen in verband met de aanspraak op verstrekkingen, is het orgaan van de Verdragsluitende Partij dat het pensioen betaalt, bevoegd deze bedragen in te houden, indien krachtens dit artikel de kosten van verstrekkingen worden gedragen door een orgaan van die Verdragsluitende Partij.
8. Het in dit artikel bepaalde is niet van toepassing op gezinsleden die aanspraak hebben op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan zij wonen vanwege betaalde werkzaamheden of omdat zij een socialezekerheidsuitkering ontvangen van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan zij wonen.
9. Het in het vijfde lid van dit artikel bepaalde is niet van toepassing op personen die naar het grondgebied gaan van de andere Verdragsluitende Partij dan die op het grondgebied waarvan zij wonen voor het ondergaan van een medische behandeling.
Indien overeenkomstig de Sloveense wetgeving het bedrag van een moederschapsuitkering wordt berekend op de grondslag van het laatst genoten salaris van de verzekerde persoon, dient het Sloveense bevoegde orgaan uitsluitend het salaris in aanmerking te nemen dat door de verzekerde persoon is ontvangen gedurende zijn laatste dienstbetrekking in Slovenië, waarbij het gemiddelde in Slovenië ontvangen salaris van de verzekerde persoon wordt aangehouden als het gemiddelde salaris van het gehele voorgeschreven tijdvak.
1. De verstrekkingen die overeenkomstig dit hoofdstuk zijn verleend, worden door de bevoegde organen of, indien van toepassing, door de organen van de woonplaats vergoed aan de organen die deze verstrekkingen hebben verleend.
2. De vergoedingen worden vastgesteld en vinden plaats op de wijze welke is geregeld in het Administratief Akkoord als bedoeld in artikel 36, hetzij door het aantonen van de werkelijke uitgaven, hetzij op grond van vaste bedragen.
GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN INZAKE ARBEIDSONGESCHIKTHEID, OUDERDOM EN OVERLIJDEN
Wanneer, krachtens de wetgeving van een Verdragsluitende Partij niet aan de voorwaarden voor verkrijgen, behouden of herstellen van het recht op een prestatie wordt voldaan uitsluitend op basis van verzekeringstijdvakken die krachtens deze wetgeving zijn vervuld, houdt het bevoegde orgaan voor het voldoen aan deze voorwaarden ook rekening met verzekeringstijdvakken die zijn vervuld krachtens de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij, tenzij de tijdvakken elkaar overlappen.
Geen recht op een pensioen overeenkomstig de wetgeving van een Verdragsluitende Partij bestaat indien het krachtens deze wetgeving vervulde verzekeringstijdvak korter is dan 12 maanden. Dit is niet van toepassing indien het recht op pensioen alleen bestaat op basis van dit verzekeringstijdvak.
UITVOERING VAN DE SLOVEENSE WETGEVING
1. Indien aan de voorwaarden voor toekenning van het recht op een prestatie krachtens de Sloveense wetgeving wordt voldaan ook zonder bijtelling van in beide Verdragsluitende Staten vervulde verzekeringstijdvakken, verleent het bevoegde orgaan in Slovenië de prestatie uitsluitend op basis van krachtens de Sloveense wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken.
2. Ingeval een persoon slechts voldoet aan de voor de toekenning van prestaties vereiste voorwaarden indien artikel 22 in aanmerking wordt genomen, berekent het bevoegde orgaan eerst de theoretische som van de prestatie waarop een persoon aanspraak zou hebben alsof het gehele krachtens de wetgeving van beide Verdragsluitende Partijen in aanmerking genomen verzekeringstijdvak was vervuld krachtens de voor hem relevante wetgeving. Indien de som van de prestatie niet afhankelijk is van het verzekeringstijdvak, wordt deze beschouwd als de theoretische som.
3. Op basis van de som uit het voorgaande lid berekent het bevoegde orgaan het werkelijke bedrag van een prestatie die het verplicht is uit te betalen met betrekking tot de duur van het krachtens de voor dit orgaan relevante wetgeving in aanmerking te nemen verzekeringstijdvak en het gehele verzekeringstijdvak dat in aanmerking dient te worden genomen krachtens de wetgeving van beide Verdragsluitende Partijen.
1. Ter uitvoering van artikel 24, tweede lid, wordt voor het vaststellen van de pensioengrondslag overeenkomstig de Sloveense wetgeving uitsluitend de Sloveense pensioengrondslag in aanmerking genomen.
2. Indien bij het uitvoeren van artikel 24, derde lid, het gehele verzekeringstijdvak dat in aanmerking wordt genomen krachtens de wetgeving van beide Verdragsluitende Partijen, het maximaal mogelijke verzekeringstijdvak overschrijdt dat overeenkomstig de Sloveense wetgeving is vastgesteld voor het bepalen van de prestaties, wordt het naar evenredigheid uit te betalen pensioen berekend als een verhouding tussen het verzekeringstijdvak krachtens de Sloveense wetgeving en het bovengenoemde maximaal mogelijke aantal verzekeringsmaanden.
UITVOERING VAN DE NEDERLANDSE WETGEVING
Wanneer een persoon, op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid met daarop volgende invaliditeit is ontstaan, onderworpen was aan de Sloveense wetgeving inzake pensioenen en aanspraak had op een Sloveense invaliditeitsuitkering, en hij voordien verzekeringstijdvakken had vervuld krachtens de Nederlandse wetgeving inzake invaliditeitsverzekering, heeft hij aanspraak op een uitkering krachtens laatstgenoemde wetgeving, berekend volgens de regels van artikel 27.
1. Het bedrag van de in artikel 26 bedoelde uitkering wordt berekend naar verhouding van de totale duur van de door de belanghebbende na het bereiken van de leeftijd van 15 jaar krachtens de Nederlandse wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken tot het tijdvak gelegen tussen de datum waarop hij de leeftijd van 15 jaar bereikte en de datum waarop zijn arbeidsongeschiktheid met daarop volgende invaliditeit is ontstaan.
2. Indien de belanghebbende, op het tijdstip dat de arbeidsongeschiktheid met daarop volgende invaliditeit is ontstaan, werknemer was of met een werknemer was gelijkgesteld, wordt de verschuldigde uitkering vastgesteld overeenkomstig de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van 18 februari 1966. Indien dit niet het geval is, wordt de verschuldigde uitkering vastgesteld overeenkomstig de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen (WAZ) van 24 april 1997.
3. Als verzekeringstijdvakken, vervuld krachtens de Nederlandse wetgeving worden aangemerkt:
a. verzekeringstijdvakken vervuld krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van 18 februari 1966;
b. verzekeringstijdvakken vervuld krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet van 11 december 1975 (AAW);
c. verzekeringstijdvakken vervuld krachtens de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen van 24 april 1997 (WAZ);
d. tijdvakken van arbeid en daarmee gelijkgestelde tijdvakken die vóór 1 juli 1967 in Nederland zijn vervuld.
4. In het geval bedoeld in de eerste volzin van het tweede lid van dit artikel wordt, wanneer een verzekeringstijdvak vervuld krachtens de WAO samenvalt met een verzekeringstijdvak vervuld krachtens de AAW, alleen rekening gehouden met het krachtens de WAO vervulde tijdvak.
5. In het geval bedoeld in de tweede volzin van het tweede lid van dit artikel wordt, wanneer een verzekeringstijdvak vervuld krachtens de AAW samenvalt met een verzekeringstijdvak vervuld krachtens de WAO, alleen rekening gehouden met het krachtens de AAW vervulde tijdvak.
1. In geval van ouderdom stelt het Nederlandse verzekeringsorgaan het pensioen rechtstreeks en uitsluitend vast op basis van de krachtens de Nederlandse wetgeving inzake ouderdomsverzekering vervulde verzekeringstijdvakken.
2. De in artikel 13, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet (AOW) bedoelde korting wordt niet toegepast op kalenderjaren of delen daarvan vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag gedurende welke een gehuwde vrouw of een weduwe tussen haar vijftiende en vijfenzestigste levensjaar, en wonend in Slovenië, niet verzekerd was krachtens bovengenoemde wet voor zover de kalenderjaren of delen daarvan samenvallen met door haar echtgenoot gedurende hun huwelijk krachtens die wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken.
In afwijking van artikel 7 van de AOW wordt een dergelijke vrouw beschouwd als rechthebbende op een pensioen.
3. De in artikel 13, tweede lid, van de AOW bedoelde korting wordt niet toegepast op kalenderjaren of delen daarvan vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag gedurende welke de gehuwde vrouw van de gepensioneerde in Slovenië woonde tussen haar vijftiende en vijfenzestigste levensjaar, en niet verzekerd was krachtens bovengenoemde wetgeving voor zover de kalenderjaren of delen daarvan samenvallen met door haar echtgenoot gedurende hun huwelijk krachtens die wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken.
4. De bepalingen bedoeld in het tweede en het derde lid van dit artikel worden uitsluitend toegepast indien de belanghebbende gedurende zes jaar op het grondgebied van Slovenië of Nederland heeft gewoond na het bereiken van de leeftijd van 59 jaar en voor de duur dat die persoon op het grondgebied van een van de Verdragsluitende Partijen woont.
5. In afwijking van het bepaalde in artikel 45, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet (AOW), en artikel 63, eerste lid, van de Algemene Nabestaandenwet (ANW), is de echtgenoot/echtgenote van een werknemer die valt onder de verplichte verzekeringsregeling en woont in Slovenië gerechtigd krachtens die wetgeving een vrijwillige verzekering af te sluiten, maar slechts voor de tijdvakken na de inwerkingtreding van dit Verdrag gedurende welke de werknemer verplicht verzekerd is of was krachtens bovengenoemde wetgeving. Dit recht vervalt op de datum van beëindiging van de verplichte verzekering van de werknemer.
Bovengenoemd recht vervalt echter niet wanneer de verplichte verzekering van de werknemer wordt beëindigd als gevolg van zijn overlijden en wanneer zijn weduwe uitsluitend een pensioen krachtens de Nederlandse Algemene Nabestaandenwet (ANW) ontvangt.
Het recht inzake vrijwillige verzekering vervalt in elk geval op de datum waarop de vrijwillig verzekerde de leeftijd van 65 jaar bereikt.
De premie die dient te worden betaald voor bovengenoemde vrijwillige verzekering wordt voor de echtgenoot/echtgenote van een werknemer die verplicht verzekerd is krachtens de AOW en de ANW vastgesteld overeenkomstig de bepalingen inzake de vaststelling van de premie voor de verplichte verzekering, mits zijn of haar inkomsten geacht worden in Nederland te zijn genoten.
Voor de echtgenoot/echtgenote van een werknemer die verplicht verzekerd was op of na de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag wordt de premie vastgesteld overeenkomstig de bepalingen inzake de vaststelling van de premie voor vrijwillige verzekering krachtens de AOW en de ANW.
6. Het in het vijfde lid van dit artikel bedoelde recht wordt alleen toegekend indien de echtgenoot/echtgenote van een werknemer de Sociale Verzekeringsbank uiterlijk een jaar na aanvang van het tijdvak van de verplichte verzekering in kennis heeft gesteld van het voornemen een vrijwillige verzekering af te sluiten.
Voor de echtgenoot/echtgenote van een werknemer die verplicht verzekerd was onmiddellijk voorafgaand aan of op de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag, vangt de periode van een jaar aan op de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag.
7. De in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde bepalingen zijn niet van toepassing op tijdvakken die samenvallen met tijdvakken die in aanmerking kunnen worden genomen voor de berekening van pensioenrechten krachtens de wetgeving die van toepassing is op ouderdomspensioenen in een andere staat dan Nederland, of voor tijdvakken gedurende welke de belanghebbende een ouderdomspensioen ontving krachtens die wetgeving.
8. Het in het tweede en het derde lid van dit artikel bepaalde wordt alleen toegepast op de echtgenoot/echtgenote die een vrijwillige verzekering heeft afgesloten krachtens de Nederlandse wetgeving overeenkomstig het vijfde lid van dit artikel.
Wanneer een persoon op het tijdstip van zijn overlijden onderworpen was aan de Sloveense wetgeving inzake pensioenen en hij voordien verzekeringstijdvakken had vervuld krachtens de Nederlandse wetgeving inzake algemene nabestaandenverzekering (ANW), hebben zijn nabestaanden aanspraak op een uitkering krachtens deze wetgeving, berekend in overeenstemming met de regels van artikel 30.
Het bedrag van de in artikel 29 bedoelde uitkering wordt berekend naar verhouding van de totale duur van de door de overledene voor het bereiken van de leeftijd van 65 jaar krachtens de Nederlandse wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken tot het tijdvak gelegen tussen de datum waarop hij de leeftijd van 15 jaar bereikte en de datum van zijn overlijden, maar uiterlijk de datum waarop hij de leeftijd van 65 jaar bereikte.
Indien de wetgeving van beide Verdragsluitende Partijen op een persoon van toepassing is geweest, worden de tijdvakken van verzekering of arbeid die overeenkomstig de wetgeving van beide Partijen in aanmerking moeten worden genomen bij elkaar opgeteld voor het verkrijgen, behouden of herstellen van het recht op werkloosheidsuitkeringen, voor zover deze tijdvakken niet samenvallen.
Een werknemer wonende op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij die zijn woonplaats overbrengt naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij en laatstelijk was onderworpen aan de wetgeving van laatstgenoemde Verdragsluitende Partij heeft recht op een werkloosheidsuitkering krachtens de wetgeving van laatsgenoemde Verdragsluitende Partij gedurende zijn verblijf op het grondgebied daarvan, indien:
a. hij voldoet aan de voorwaarden van de wetgeving van die Partij, rekening houdend met de optelling van de in artikel 31 bedoelde verzekeringstijdvakken; en
b. hij gedurende de laatste twaalf maanden voor indiening van de aanvraag in totaal ten minste vier weken op het grondgebied van die Partij als werknemer heeft gewerkt; en
c. hij overeenkomstig de wetgeving inzake plaatsing van buitenlandse werknemers van die Partij een vergunning had om op het grondgebied van die Partij te werken.
Bij berekening van de uitkering in gevallen waarin dit hoofdstuk van toepassing is wordt alleen rekening gehouden met inkomsten die zijn genoten op het grondgebied van de Verdragsluitende Partij die de uitkering betaalt.
1. Een persoon die als werknemer werkt op het grondgebied van de ene Verdragsluitende Partij heeft recht op kinderbijslagen krachtens haar wetgeving zelfs indien het kind op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij woont.
2. Het eerste lid van dit artikel wordt toegepast zolang de Nederlandse wetgeving betaling van kinderbijslagen ten behoeve van kinderen wonende buiten het grondgebied van Nederland toestaat.
Indien aan de voorwaarden voor de aanspraak op kinderbijslagen is voldaan krachtens de wetgeving van beide Verdragsluitende Partijen wordt de aanspraak op kinderbijslagen alleen toegekend krachtens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan het kind woont.
diverse bepalingen
De bevoegde autoriteiten komen bepalingen voor de uitvoering van dit Verdrag overeen door middel van een administratief akkoord. Voorts wijzen zij verbindingsorganen op hun onderscheiden grondgebieden aan om de uitvoering van dit Verdrag te vergemakkelijken.
Om aanspraak te hebben of te behouden op een uitkering overeenkomstig de Nederlandse wetgeving zijn een werknemer, een daarmee gelijkgesteld persoon en zijn nabestaanden, wonende in Slovenië, verplicht zich bij het bevoegde Sloveense orgaan te identificeren door middel van een officieel identiteitsbewijs. Het bevoegde Sloveense orgaan identificeert de persoon naar behoren op vertoon van zijn identiteitsbewijs. Een identiteitsbewijs is een paspoort of ander geldig identiteitsdocument dat is afgegeven door het bevoegde orgaan van de woonplaats. Het bevoegde Sloveense orgaan stelt het bevoegde Nederlandse orgaan door toezending van een kopie van het identiteitsbewijs ervan in kennis dat de identiteit naar behoren gecontroleerd is.
1. De bevoegde autoriteiten doen elkaar mededeling van alle wijzigingen in hun wetgeving die van wezenlijk belang zijn voor de toepassing van dit Verdrag.
2. Bij de toepassing van dit Verdrag zijn de autoriteiten en verzekeringsorganen van de Verdragsluitende Partijen elkaar behulpzaam als betrof het de toepassing van hun eigen wetgeving. Deze wederzijdse administratieve bijstand wordt kosteloos verleend.
3. Voor de toepassing van dit Verdrag kunnen de autoriteiten en verzekeringsorganen van de Verdragsluitende Partijen zich rechtstreeks met elkaar en met de belanghebbenden of hun vertegenwoordigers in verbinding stellen.
4. De autoriteiten, verzekeringsorganen en rechterlijke instanties van een Verdragsluitende Partij mogen aanvragen of andere documenten die bij hun worden ingediend niet afwijzen op grond van het feit dat zij in een vreemde taal zijn gesteld, mits deze de officiële taal van de andere Verdragsluitende Partij of de Engelse taal is.
1. Het bevoegde orgaan van de Verdragsluitende Partij waarbij een aanvraag om prestaties is ingediend, controleert de juistheid van de gegevens betreffende de aanvrager en zijn gezinsleden en verschaft het bewijsmateriaal en de andere documentatie die nodig kunnen zijn voor het orgaan van de andere Verdragsluitende Partij voor verdere behandeling van de aanvraag.
2. Het eerste lid van dit artikel is van overeenkomstige toepassing indien het bevoegde orgaan van een van de Verdragsluitende Partijen een verzoek indient om verificatie van de gegevens bij het orgaan van de andere Verdragsluitende Partij met het oog op het vaststellen van de rechtmatigheid van betalingen aan de gepensioneerden die op het grondgebied van de onderscheiden Verdragsluitende Partijen wonen.
3. De in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde gegevens omvatten tevens gegevens over inkomen, gezinssituatie en gezondheidstoestand.
4. De bevoegde organen van de Verdragsluitende Partijen kunnen zich rechtstreeks met elkaar en met hun onderscheiden gepensioneerden of hun vertegenwoordigers in verbinding stellen.
5. De diplomatieke en consulaire vertegenwoordigers en de organen van de Verdragsluitende Partijen kunnen gegevens rechtstreeks van de organen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij opvragen met het oog op het vaststellen van de aanspraak op een prestatie en de rechtmatigheid van betalingen met betrekking tot de onderscheiden gepensioneerden van de Verdragsluitende Partijen.
De bevoegde autoriteiten, verbindingsorganen en verzekeringsorganen van de Verdragsluitende Partijen corresponderen met elkaar in de Engelse of de Franse taal.
Iedere vrijstelling van zegelrecht, notariële kosten of registratiekosten die op het grondgebied van een van de Verdragsluitende Partijen is verleend met betrekking tot verklaringen en documenten die bij autoriteiten en verzekeringsorganen op dat grondgebied dienen te worden ingediend, geldt ook voor verklaringen en documenten die voor de toepassing van dit Verdrag dienen te worden ingediend bij autoriteiten en verzekeringsorganen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij. Documenten en verklaringen die voor de uitvoering van dit Verdrag dienen te worden overgelegd, zijn vrijgesteld van legalisering door diplomatieke of consulaire autoriteiten.
1. Aanvragen, beroepschriften en andere documenten die overeenkomstig de wetgeving van een Verdragsluitende Partij binnen een bepaalde termijn dienen te worden ingediend bij een autoriteit of verzekeringsorgaan zijn ontvankelijk indien zij binnen dezelfde termijn worden ingediend bij een overeenkomstige autoriteit of overeenkomstig verzekeringsorgaan van de andere Verdragsluitende Partij. De autoriteit of het verzekeringsorgaan van laatstgenoemde Verdragsluitende Partij doet deze onverwijld toekomen aan de autoriteit of het verzekeringsorgaan van eerstgenoemde Verdragsluitende Partij. De datum waarop deze documenten zijn ingediend bij de autoriteit of het verzekeringsorgaan van laatstgenoemde Verdragsluitende Partij wordt beschouwd als datum van indiening bij de autoriteit of het verzekeringsorgaan van eerstgenoemde Verdragsluitende Partij.
2. Een aanvraag om een prestatie die is ingediend in overeenstemming met de wetgeving van de ene Verdragsluitende Partij wordt beschouwd als een aanvraag om de overeenkomstige prestatie krachtens de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij. Ten aanzien van ouderdomspensioenen geldt dit evenwel niet indien de aanvrager stelt of indien volkomen duidelijk is dat de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op een pensioen krachtens de wetgeving van eerstgenoemde Verdragsluitende Partij.
1. Wanneer een verzekeringsorgaan van een Verdragsluitende Partij krachtens dit Verdrag uitkeringen verschuldigd is aan een rechthebbende die zich op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij bevindt, wordt het verschuldigde bedrag uitgedrukt in de munteenheid van eerstgenoemde Verdragsluitende Partij. Dat orgaan kan het verschuldigde geldig voldoen in de munteenheid van de tweede Verdragsluitende Partij.
2. Wanneer een verzekeringsorgaan van een Verdragsluitende Partij krachtens dit Verdrag betalingen verschuldigd is aan een verzekeringsorgaan van de andere Verdragsluitende Partij, wordt het verschuldigde bedrag uitgedrukt in de munteenheid van laatstgenoemde Verdragsluitende Partij. Eerstgenoemd verzekeringsorgaan kan het verschuldigde geldig voldoen in die munteenheid.
3. De uit de toepassing van dit Verdrag voortvloeiende overmaking van gelden geschiedt in overeenstemming met de overeenkomsten die op de datum van overmaking ter zake tussen de Verdragsluitende Partijen van kracht zijn.
4. Ingeval door een van de Verdragsluitende Partijen valutabeperkingen worden toegepast, komen beide Verdragsluitende Partijen onmiddellijk de nodige maatregelen overeen om de overmaking tussen de grondgebieden van beide Verdragsluitende Partijen van bedragen die ingevolge dit Verdrag betaalbaar zijn, te verzekeren.
5. Ingeval de Nederlandse en de Sloveense munteenheid onderling niet convertibel zijn, worden de betalingen tussen organen voor de toepassing van artikelen 21 van dit Verdrag en artikel 30 van het Administratief Akkoord berekend op basis van de indicatieve wisselkoers die op de datum waarop de betaling kan worden verricht geldt, als geadviseerd door De Nederlandsche Bank.
6. Ingeval de Nederlandse en de Sloveense munteenheid onderling niet convertibel zijn, worden de onverschuldigde betalingen of de premies of bijdragen voor de toepassing van de artikelen 44 en 45 berekend op basis van de indicatieve wisselkoers als geadviseerd door De Nederlandsche Bank op de datum vermeld voor de uitvoering van het besluit ten aanzien van het verhaal van onverschuldigde betalingen en ten aanzien van de inning van premies of bijdragen.
1. De Verdragsluitende Partijen erkennen elkaars bestuurlijke of gerechtelijke beslissingen inzake het verhaal van onverschuldigde betalingen die zijn genomen krachtens hun wetgeving, mits tegen die beslissingen geen beroep meer openstaat bij een nationale rechter.
2. De Verdragsluitende Partijen zullen elkaar behulpzaam zijn bij de uitvoering van beslissingen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.
3. Op verzoek van een bevoegd orgaan zal het andere orgaan bestuurlijke of gerechtelijke procedures entameren om de beslissingen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel uit te voeren. De kosten van deze procedures worden vergoed door het verzoekende orgaan.
4. Indien, bij het toekennen of herzien van uitkeringen wegens invaliditeit, ouderdom of overlijden ingevolge het Verdrag, het bevoegde orgaan van de ene Verdragsluitende Partij een uitkeringsgerechtigde een bedrag heeft betaald dat hoger is dan het bedrag waarop hij recht heeft, kan dat orgaan het bevoegde orgaan van de andere Partij dat verantwoordelijk is voor de betaling van overeenkomstige uitkeringen aan die gerechtigde verzoeken het te veel betaalde bedrag in mindering te brengen op de nog verschuldigde bedragen die het aan genoemde gerechtigde betaalt. Het laatstgenoemde bevoegde orgaan draagt het in mindering gebrachte bedrag over aan het orgaan dat de vordering heeft. Wanneer het te veel betaalde bedrag niet in mindering kan worden gebracht op de nog verschuldigde bedragen is het in het vijfde lid van dit artikel bepaalde van toepassing.
5. Wanneer een bevoegd orgaan van een Verdragsluitende Partij een uitkeringsgerechtigde een bedrag heeft betaald dat hoger is dan het bedrag waarop hij recht heeft, kan dat orgaan, onder de voorwaarden en binnen de grenzen neergelegd in de wetgeving die het uitvoert, het bevoegde orgaan van de andere Partij dat verantwoordelijk is voor de betaling van uitkeringen aan die gerechtigde verzoeken het te veel betaalde bedrag in mindering te brengen op de bedragen die het aan genoemde gerechtigde betaalt. Het laatstgenoemde orgaan past de mindering toe onder de voorwaarden en binnen de grenzen die voor een dergelijke compensatie in de wetgeving die het uitvoert zijn voorzien, alsof de te hoge bedragen door dit orgaan zelf waren betaald, en draagt het in mindering gebrachte bedrag over aan het orgaan dat de vordering heeft.
1. De Verdragsluitende Partijen erkennen elkaars beslissingen inzake inning van premies of bijdragen die zijn genomen krachtens hun wetgeving, mits tegen die beslissingen geen beroep meer openstaat bij een nationale rechter.
2. De Verdragsluitende Partijen zullen elkaar behulpzaam zijn bij de uitvoering van de beslissingen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.
3. Op verzoek van een bevoegd orgaan zal het andere orgaan juridische procedures entameren om de beslissingen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel uit te voeren. De kosten van deze procedures worden vergoed door het verzoekende orgaan.
1. Geschillen die met betrekking tot de toepassing van dit Verdrag ontstaan, dienen te worden opgelost door middel van onderhandelingen tussen de bevoegde autoriteiten.
2. Indien het geschil niet is beslecht binnen zes maanden volgend op het eerste verzoek de in het eerste lid van dit artikel voorgeschreven onderhandelingen te beginnen, wordt het voorgelegd aan een scheidsgerecht waarvan samenstelling en procedure worden overeengekomen door de Verdragsluitende Partijen. Het scheidsgerecht beslecht het geschil overeenkomstig de grondslagen en in de geest van het onderhavige Verdrag. De beslissing van het scheidsgerecht is onherroepelijk en bindend voor de Verdragsluitende Partijen.
overgangs- en slotbepalingen
1. Met inachtneming van het derde lid van dit artikel geldt dit Verdrag eveneens ten aanzien van gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden vóór zijn inwerkingtreding. Krachtens dit Verdrag worden echter geen prestaties verleend over enig tijdvak dat aan zijn inwerkingtreding voorafgaat, hoewel tijdvakken van verzekering of van wonen die vóór bedoelde inwerkingtreding zijn vervuld voor de vaststelling van de prestaties in aanmerking worden genomen.
2. Bepalingen in de wetten van de Verdragsluitende Partijen betreffende de verjaring en de beëindiging van het recht op uitkering gelden niet ten aanzien van aan het eerste lid van dit artikel te ontlenen rechten, mits de rechthebbende zijn aanvraag om een uitkering binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag indient.
3. Prestaties die zijn toegekend voor de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië van 11 mei 1977, worden gehandhaafd op basis van laatstgenoemd Verdrag. Indien de methode voor het vaststellen van prestaties of de regels voor de berekening van prestaties echter dienen te worden gewijzigd, bijvoorbeeld vanwege een stijging in de kosten van levensonderhoud of veranderingen in de hoogte van lonen of salarissen of andere redenen voor aanpassing of nieuwe feiten of omstandigheden die de prestaties beïnvloeden in overweging dienen te worden genomen, wordt een herberekening uitgevoerd in overeenstemming met dit Verdrag.
Vanaf de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag houdt het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië, ondertekend te Belgrado op 11 mei 1977, op van kracht te zijn tussen de Republiek Slovenië en het Koninkrijk der Nederlanden.
1. Dit Verdrag kan worden opgezegd door elk van beide Verdragsluitende Partijen. Van de opzegging wordt ten minste drie maanden vóór het verstrijken van het lopende kalenderjaar schriftelijk en langs diplomatieke weg kennis gegeven, waarna het Verdrag ophoudt van kracht te zijn bij het verstrijken van het kalenderjaar waarin het is opgezegd.
2. Indien het Verdrag wordt opgezegd, blijven zijn bepalingen van toepassing ten aanzien van reeds verkregen rechten op prestaties ongeacht enige bepaling welke in de wetgeving van de beide Verdragsluitende Partijen mocht zijn opgenomen aangaande beperkingen van het recht op prestaties in verband met het wonen in of het onderdaan zijn van een ander land. Aanspraken op toekomstige prestaties die op grond van het Verdrag kunnen zijn verkregen, worden geregeld bij bijzondere overeenkomst.
Het aan dit Verdrag gehechte Slotprotocol vormt een integrerend onderdeel van dit Verdrag.
Beide Verdragsluitende Partijen stellen elkaar schriftelijk ervan in kennis dat aan hun onderscheiden grondwettelijke vereisten voor de inwerkingtreding van dit Verdrag is voldaan. Het Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na de datum van de laatste kennisgeving, met dien verstande dat artikel 3 en artikel 5 in werking treden met terugwerkende kracht tot 1 januari 2000.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, dit Verdrag hebben ondertekend.
GEDAAN te Ljubljana, op 22 maart 2000, in twee oorspronkelijke exemplaren, in de Engelse taal.
Voor het Koninkrijk der Nederlanden
(w.g.) J. RAMAKER
Voor de Republiek Slovenië
(w.g.) NATASA BELOPAVLOVIC
Bij de ondertekening van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Slovenië inzake sociale zekerheid zijn de ondergetekende gevolmachtigden het volgende overeengekomen:
Toepassing van de Nederlandse wetgeving inzake ziektekostenverzekeringen
1. Met betrekking tot het recht op verstrekkingen krachtens de Nederlandse wetgeving is hoofdstuk 1 van deel III van dit Verdrag alleen van toepassing op personen die zijn verzekerd krachtens de bepalingen van de Ziekenfondswet.
2. Voor de toepassing van artikel 19 van dit Verdrag worden de volgende pensioenen beschouwd als krachtens de Nederlandse wetgeving verschuldigde pensioenen:
– pensioenen uit hoofde van de Algemene burgerlijke pensioenwet van 6 januari 1966;
– pensioenen uit hoofde van de Algemene militaire pensioenwet van 6 oktober 1966;
– pensioenen uit hoofde van de Spoorwegpensioenwet van 15 februari 1967;
– pensioenen uit hoofde van het Reglement Dienstvoorwaarden van de Nederlandse Spoorwegen (R.D.V., 1964 N.S);
– een uitkering wegens uittreding voor personen jonger dan 65 jaar die wordt verstrekt krachtens een pensioenregeling bedoeld om een ouderdomspensioen te verlenen aan werknemers en voormalige werknemers en
– een uitkering wegens vervroegde uittreding uit beroepsactiviteiten krachtens een door de overheid vastgestelde regeling of krachtens een overeenkomstig een collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde regeling inzake vervroegde uittreding of krachtens een dergelijke door de Ziekenfondsraad aangewezen regeling.
3. De gezinsleden als bedoeld in artikel 15, tweede lid, of de persoon of gezinsleden als bedoeld in artikel 16, of de gepensioneerde en zijn gezinsleden als bedoeld in artikel 19, tweede en derde lid, van het Verdrag, die in Nederland wonen maar recht hebben op verstrekkingen ten laste van de Republiek Slovenië, zijn niet verzekerd krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, dit Slotprotocol hebben ondertekend.
GEDAAN te Ljubljana, op 22 maart 2000, in tweevoud in de Engelse taal.
Voor het Koninkrijk der Nederlanden
(w.g.) J. RAMAKER
Voor de Republiek Slovenië
(w.g.) NATASA BELOPAVLOVIC
Zie Trb. 2000, 47.
Zie Trb. 2000, 47.
Zie Trb. 2000, 47.
De vertaling van het op 22 maart 2000 te Ljubljana tot stand gekomen Administratief Akkoord tussen de bevoegde Nederlandse en Sloveense autoriteiten inzake de toepassing van het onderhavige Verdrag (tekst in Trb. 2000, 47, blz. 25 e.v.) luidt als volgt:
Administratief Akkoord voor de toepassing van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninrijk der Nederlanden en de Republiek Slovenië
Krachtens artikel 36 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Slovenië inzake sociale zekerheid, ondertekend te Ljubljana op 22 maart 2000, zijn de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen, namelijk:
– voor Nederland, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
– voor Slovenië, de minister van Arbeid, Gezin en Sociale Zaken en de minister van Volksgezondheid;
voor de toepassing van het Verdrag de volgende bepalingen overeengekomen:
algemene bepalingen
Voor de toepassing van dit Akkoord:
a. wordt onder „Verdrag" verstaan het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Slovenië inzake sociale zekerheid;
b. hebben de in artikel 1 van het Verdrag omschreven termen de in dat artikel eraan toegekende betekenis.
1. De verbindingsorganen overeenkomstig artikel 36 van het Verdrag zijn:
A. In Nederland a. voor verstrekkingen bij ziekte en moederschap: de Ziekenfondsraad, Amstelveen; b. voor ouderdoms- en nabestaandenpensioenen en voor kinderbijslagen: de Sociale Verzekeringsbank, Amstelveen; c. voor de administratie met betrekking tot gedetacheerde werknemers krachtens de artikelen 9 en 13 van het Verdrag: de Sociale Verzekeringsbank, Amstelveen; d. in alle overige gevallen: het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen, p/a GAK Nederland bv, Amsterdam;
B. In Slovenië a. voor verstrekkingen en uitkeringen bij ziekte: het Sloveense Instituut voor Ziekteverzekering (Zavod za zdravstveno zavarovanje Slovenije), Ljubljana; b. voor uitkeringen op het gebied van pensioen- en invaliditeitsverzekering: het Sloveense Instituut voor Pensioen- en Invaliditeitsverzekering (Zavod za pokojninsko in invalidsko zavarovanje Slovenije), Ljubljana; c. voor kinderbijslagen en uitkeringen bij moederschap: het Ministerie van Arbeid, Gezin en Sociale Zaken (Ministrstvo za delo, druzino in socialne zadeve), Lujbljana; d. voor werkloosheidsuitkeringen: de Sloveense werkgelegenheidsdienst (Republiski zavod za zaposlovanje), Ljubljana; e. voor de administratie inzake gedetacheerde werknemers ingevolge de artikelen 9 en 13 van het Verdrag: het Sloveense Instituut voor Ziekteverzekering (Zavod za zdravstveno zavarovanje Slovenije), Ljubljana.
2. De taken van de verbindingsorganen worden uiteengezet in dit Akkoord. Voor de toepassing van het Verdrag kunnen de verbindingsorganen zich zowel rechtstreeks met elkaar als met de belanghebbenden of hun vertegenwoordigers in verbinding stellen. Zij zijn elkaar bij de toepassing van het Verdrag behulpzaam.
3. De taken van de sociale verzekeringsorganen die ondergeschikt zijn aan de verbindingsorganen worden uiteengezet in dit Akkoord. De verbindingsorganen kunnen andere taken aan dergelijke ondergeschikte organen delegeren en stellen elkaar in voorkomende gevallen daarvan in kennis.
Voor de toepassing van artikel 8, tweede en vierde lid, van het Verdrag stelt een persoon die normaliter zijn werkzaamheden uitvoert op het grondgebied van beide Verdragsluitende Partijen, indien hij in Nederland woont, de in artikel 2, eerste lid, onder A, c. aangewezen instelling in kennis van deze situatie en indien hij in Slovenië woont, de in artikel 2, eerste lid, onder B, c. aangewezen instelling.
1. In de gevallen bedoeld in de artikelen 9, 10 en 13 van het Verdrag, zal het in het tweede en derde lid van dit artikel genoemde orgaan van de Verdragsluitende Partij waarvan de wetgeving van toepassing is, op verzoek van de werkgever of de werknemer een verklaring voor bepaalde tijd afgeven waaruit blijkt dat de werknemer onderworpen blijft aan die wet. In de verklaring worden ook de gezinsleden genoemd die de werknemer vergezellen. De verklaring wordt afgegeven in een overeengekomen vorm.
2. Wanneer de wetgeving van Slovenië van toepassing is, wordt de in het eerste lid van dit artikel genoemde verklaring afgegeven door het Sloveense Instituut voor Ziekteverzekering (Zavod za zdravstveno zavarovanje Slovenije), Ljubljana en gezonden naar de Sociale Verzekeringsbank, Amstelveen.
3. Wanneer de wetgeving van Nederland van toepassing is, wordt de in het eerste lid van dit artikel genoemde verklaring afgegeven door de Sociale Verzekeringsbank, Amstelveen, en gezonden naar het Sloveense Instituut voor Ziekteverzekering (Zavod za zdravstveno zavarovanje Slovenije), Ljubljana.
toepassing van de bijzondere bepalingen inzake de verschillende soorten prestaties
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
– de term „orgaan van de tijdelijke verblijfplaats":
in Nederland, ANOZ Zorgverzekeringen, Utrecht;
in Slovenië, het Sloveense Instituut voor Ziekteverzekering – bijkantoor
– de term „orgaan van de woonplaats":
in Nederland, een door de belanghebbende gekozen ziekenfonds in zijn woonplaats;
in Slovenië, het Sloveense Instituut voor Ziekteverzekering – bijkantoor.
– de term „bevoegd orgaan":
in Nederland:
a. voor verstrekkingen: het ziekenfonds waarbij de belanghebbende aangesloten is ten tijde van de aanvraag om een verstrekking;
b. voor uitkeringen: het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen, p/a de uitvoeringsinstelling waarbij de werkgever van de verzekerde is aangesloten;
in Slovenië:
a. voor verstrekkingen: het Sloveense Instituut voor Ziekteverzekering, Ljubljana;
b. voor uitkeringen: – in geval van ziekte: het Sloveense Instituut voor Ziekteverzekering, Ljubljana,
– in geval van moederschap: Ministerie van Arbeid, Gezin en Sociale Zaken, Ljubljana.
1. Voor de toepassing van artikel 14 van het Verdrag door het bevoegde orgaan van een van de Verdragsluitende Partijen legt een belanghebbende aan dit orgaan een verklaring over waarin de verzekeringstijdvakken zijn vermeld die krachtens de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij zijn vervuld en verstrekt hij de krachtens de wetgeving van dat orgaan vereiste aanvullende informatie.
Deze verklaring wordt op verzoek van de belanghebbende afgegeven:
– in Nederland, door het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen, p/a de uitvoeringsinstelling waarbij de laatste werkgever van de verzekerde was aangesloten. Indien de belanghebbende evenwel slechts verzekerd was voor verstrekkingen, wordt de verklaring afgegeven door het ziekenfonds waarbij hij laatstelijk was aangesloten;
– in Slovenië, het Sloveense Instituut voor Ziekteverzekering – bijkantoor waarbij de belanghebbende laatstelijk was aangesloten.
3. Indien de belanghebbende de gevraagde verklaring niet kan overleggen, verkrijgt het in het eerste lid van dit artikel bedoelde orgaan deze van het in het tweede lid van dit artikel bedoelde orgaan.
1. Om verstrekkingen te ontvangen krachtens artikel 15 van het Verdrag, dient de belanghebbende zichzelf en zijn gezinsleden te laten inschrijven bij het orgaan van zijn woonplaats, onder overlegging van een verklaring waaruit blijkt dat hij en zijn gezinsleden aanspraak hebben op genoemde verstrekkingen. Deze verklaring wordt afgegeven door het bevoegde orgaan, wanneer van toepassing op basis van door de werkgever verstrekte informatie. Indien de belanghebbende of zijn gezinsleden nalaten deze verklaring over te leggen, vraagt het orgaan van de woonplaats deze zelf aan bij het bevoegde orgaan.
2. De in het vorige lid bedoelde verklaring blijft geldig tot de datum waarop het orgaan van de woonplaats een kennisgeving van intrekking ervan heeft ontvangen.
3. Het orgaan van de woonplaats informeert het bevoegde orgaan over iedere inschrijving die het overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid van dit artikel heeft verricht.
4. Voor iedere aanvraag om verstrekkingen legt de aanvrager de bewijsstukken over die doorgaans vereist zijn voor het verlenen van verstrekkingen krachtens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan hij woont.
5. De belanghebbende of zijn gezinsleden informeren het orgaan van de woonplaats over iedere verandering in hun omstandigheden die van invloed zou kunnen zijn op hun aanspraak op verstrekkingen, in het bijzonder over iedere beëindiging of iedere verandering van dienstbetrekking of beroepswerkzaamheid van de belanghebbende of iedere verandering van diens woonplaats of tijdelijke verblijfplaats, of van die van een gezinslid. Evenzo informeert het bevoegde orgaan het orgaan van de woonplaats van de belanghebbende over de beëindiging van zijn aansluiting of van zijn aanspraak op prestaties. Het orgaan van de woonplaats kan het bevoegde orgaan te allen tijde verzoeken informatie te verstrekken met betrekking tot de aansluiting of de aanspraak van genoemde persoon op prestaties.
6. Het orgaan van de woonplaats is het bevoegde orgaan behulpzaam bij het treffen van maatregelen tegen een persoon die prestaties heeft ontvangen die niet aan hem verschuldigd waren.
1. Voor de toepassing van artikel 17 van het Verdrag in geval van een tijdelijk verblijf van het in artikel 15, tweede lid, van het Verdrag bedoelde gezinslid op het grondgebied van de bevoegde staat, zijn de artikelen 9 en 10 van overeenkomstige toepassing. In dat geval wordt het orgaan van de woonplaats geacht het bevoegde orgaan te zijn.
2. Voor de toepassing van artikel 17 van het Verdrag kan het bevoegde orgaan het orgaan van de laatste woonplaats indien nodig verzoeken informatie te verschaffen met betrekking tot de verlening van prestaties die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdelijke verblijf in of de overbrenging van de woonplaats naar de bevoegde staat werden ontvangen.
1. Om verstrekkingen te ontvangen in geval van een tijdelijk verblijf op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij niet zijnde de bevoegde staat, legt de in artikel 18, eerste lid, van het Verdrag bedoelde persoon het orgaan van de tijdelijke verblijfplaats een verklaring over die is afgegeven door het bevoegde orgaan, indien mogelijk voordat hij de bevoegde staat verlaat, waaruit blijkt dat hij aanspraak heeft op die verstrekkingen. Deze verklaring vermeldt met name gedurende welk tijdvak verstrekkingen kunnen worden verleend. Indien de belanghebbende geen verklaring overlegt, vraagt het orgaan van de tijdelijke verblijfplaats deze aan bij het bevoegde orgaan.
2. De bepalingen van het voorgaande lid zijn van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van de belanghebbende.
3. De bepalingen van het eerste lid van dit artikel zijn ook van toepassing op de in artikel 16 van het Verdrag bedoelde personen.
1. Bij opneming in een ziekenhuis in de gevallen bedoeld in de artikelen 16, 17 en 18, eerste en zesde lid, van het Verdrag, geeft het orgaan van de woonplaats of van de tijdelijke verblijfplaats binnen drie dagen na de datum waarop het daarvan kennis heeft gekregen, aan het bevoegde orgaan kennis van de datum van de opneming in een ziekenhuis alsmede van de vermoedelijke duur van de opneming; op de datum van ontslag uit het ziekenhuis geeft het orgaan van de woonplaats of van de tijdelijke verblijfplaats, binnen dezelfde termijn, het bevoegde orgaan kennis van de datum van ontslag.
2. Ter verkrijging van de toestemming waarvan de verlening van de prestaties bedoeld in artikel 18, vierde lid, van het Verdrag afhankelijk is, verzoekt het orgaan van de woonplaats of van de tijdelijke verblijfplaats het bevoegde orgaan daarom. Het laatstgenoemde orgaan heeft vijftien dagen vanaf de dag waarop een dergelijk verzoek is ontvangen, om hiertegen bezwaar maken en de gronden te vermelden waarop dit bezwaar berust. Indien na afloop van die termijn geen bezwaar is gemaakt, kent het orgaan van de woonplaats of van de tijdelijke verblijfplaats de verstrekkingen toe.
3. Wanneer de in artikel 18, vierde lid, van het Verdrag bedoelde verstrekkingen in zeer urgente gevallen zonder toestemming van het bevoegde orgaan moeten worden toegekend, stelt het orgaan van de woonplaats of van de tijdelijke verblijfplaats het bevoegde orgaan hiervan onmiddellijk op de hoogte.
4. De zeer urgente gevallen bedoeld in artikel 18, vierde lid, van het Verdrag zijn die gevallen waarin het verlenen van de verstrekking niet kan worden uitgesteld zonder het leven of de gezondheid van de belanghebbende ernstig in gevaar te brengen. In het geval waarin een prothese of een kunstmiddel is gebroken of beschadigd, is het om de grote urgentie vast te stellen voldoende, de noodzaak van het herstel of de vernieuwing van het desbetreffende benodigde middel aan te tonen.
5. De bevoegde verbindingsorganen stellen de lijst van de verstrekkingen op waarop de bepalingen van artikel 18, vierde lid, van het Verdrag van toepassing zijn.
1. Om in de staat van zijn nieuwe woonplaats voorzien te blijven van verstrekkingen, legt de in artikel 18, tweede lid, van het Verdrag bedoelde persoon aan het orgaan van zijn nieuwe woonplaats een verklaring over, waarbij het bevoegde orgaan hem toestaat na de overbrenging van zijn woonplaats verstrekkingen te blijven ontvangen. Het laatstgenoemde orgaan geeft in deze verklaring, wanneer van toepassing, het maximumtijdvak aan waarover volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving verstrekkingen mogen worden verleend. Het bevoegde orgaan kan op verzoek van de belanghebbende of van het orgaan van de nieuwe woonplaats de verklaring ook na de overbrenging van de woonplaats afgeven wanneer deze, om daarbij vermelde redenen, niet tevoren kon worden opgesteld.
2. Wat betreft het verlenen van verstrekkingen door het orgaan van de nieuwe woonplaats, zijn de bepalingen van artikel 10 van overeenkomstige toepassing.
1. Om verstrekkingen te ontvangen op het grondgebied van de Verdragsluitende Partij waar hij woont, schrijven de in artikel 19, tweede lid, van het Verdrag bedoelde gepensioneerde en zijn gezinsleden zich in bij het orgaan van de woonplaats, onder overlegging van de volgende documenten:
a. een verklaring waaruit blijkt dat hijzelf en zijn gezinsleden recht hebben op verstrekkingen. Deze verklaring wordt afgegeven door het bevoegde orgaan dat een afschrift van deze verklaring naar het verbindingsorgaan van de andere Partij zendt. Indien de gepensioneerde geen verklaring overlegt, vraagt het orgaan van de woonplaats deze aan bij het bevoegde orgaan.
De verklaring blijft geldig zolang het orgaan van de woonplaats van de andere Partij geen kennisgeving heeft ontvangen dat de verklaring is ingetrokken door het orgaan dat de verklaring heeft afgegeven;
b. de bewijsstukken die doorgaans vereist worden voor de verlening van verstrekkingen volgens de wetgeving van de woonstaat.
2. Het orgaan van de woonplaats stelt het bevoegde orgaan in kennis van iedere inschrijving die het overeenkomstig het voorgaande lid heeft verricht.
3. De verlening van verstrekkingen is onderworpen aan de geldigheid van de in het eerste lid, onder a., van dit artikel bedoelde verklaring.
4. De gepensioneerde informeert het orgaan van zijn woonplaats over iedere verandering in zijn omstandigheden waardoor zijn aanspraak op verstrekkingen zou kunnen worden gewijzigd, in het bijzonder over iedere schorsing of intrekking van het pensioen en over iedere verandering van zijn woonplaats of die van zijn gezinsleden.
5. Het orgaan van de woonplaats stelt, zodra het kennis krijgt van enige wijziging die van invloed is op de omvang van de aanspraak op verstrekkingen van de gepensioneerde of zijn gezinsleden, het bevoegde orgaan op de hoogte.
6. Het orgaan van de woonplaats is het bevoegde orgaan behulpzaam bij het treffen van maatregelen tegen een persoon die prestaties heeft ontvangen die niet aan hem verschuldigd waren.
De bepalingen van artikel 12 zijn van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden bedoeld in artikel 19, derde lid, van het Verdrag. In dat geval wordt de verklaring waaruit blijkt dat de gezinsleden aanspraak hebben op verstrekkingen afgegeven door het bevoegde orgaan of, wanneer van toepassing, door het orgaan van de woonplaats van de gepensioneerde.
Ten aanzien van de verlening van verstrekkingen aan gepensioneerden en hun gezinsleden gedurende een tijdelijk verblijf als bedoeld in artikel 19, vijfde lid, van het Verdrag, zijn de bepalingen van de artikelen 9 en 10 van overeenkomstige toepassing. In dat geval wordt het orgaan van de woonplaats geacht het bevoegde orgaan te zijn.
1. Indien de formaliteiten bedoeld in artikel 9 niet konden worden afgewikkeld gedurende het tijdelijk verblijf, worden de uitgaven voor verstrekkingen, op verzoek van de belanghebbende, vergoed door het bevoegde orgaan of, wanneer van toepassing, door het orgaan van de woonplaats, in overeenstemming met de door het orgaan van de tijdelijke verblijfplaats gehanteerde vergoedingstarieven.
2. Het orgaan van de tijdelijke verblijfplaats verschaft, op verzoek van het bevoegde orgaan of, indien van toepassing, op verzoek van het orgaan van de woonplaats, de benodigde informatie over dergelijke tarieven.
1. a. Om uitkeringen krachtens de Nederlandse wetgeving te ontvangen, dient een verzekerde die zich op het grondgebied van Slovenië bevindt zijn aanvraag in bij het Sloveense Instituut voor Ziekteverzekering, Ljubljana.
b. Om uitkeringen krachtens de Sloveense wetgeving te ontvangen, dient een verzekerde die zich op het grondgebied van Nederland bevindt zijn aanvraag in bij het landelijk Instituut Sociale Verzekeringen, p/a GAK Nederland bv, Amsterdam.
2. De aanvraag die is ingediend bij het in het eerste lid van dit artikel genoemde orgaan dient vergezeld te gaan van een verklaring inzake arbeidsongeschiktheid die is afgegeven door de behandelend geneesheer. Deze verklaring vermeldt de aanvangsdatum van de arbeidsongeschiktheid, de diagnose en de vermoedelijke duur van de arbeidsongeschiktheid.
3. a. Het in het eerste lid van dit artikel, onder a., genoemde orgaan dat de aanvraag heeft ontvangen stelt het bevoegde orgaan of, indien dit orgaan niet bekend is, het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen, p/a GAK Nederland bv, Amsterdam, zo spoedig mogelijk in kennis van de indiening van de aanvraag om uitkeringen, onder vermelding van de datum waarop de aanvraag is ingediend, alsmede van de naam en het adres van de eventuele werkgever en zendt de verklaring inzake arbeidsongeschiktheid die bij de aanvraag was gevoegd, naar het bevoegde orgaan of, indien dit orgaan niet bekend is, naar het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen, p/a GAK Nederland bv, Amsterdam.
b. Het in het eerste lid van dit artikel, onder b, genoemde orgaan dat de aanvraag heeft ontvangen stelt het bevoegde orgaan of, indien dit orgaan niet bekend is, het Sloveense Instituut voor Ziekteverzekering, Ljubljana, in kennis van de indiening van de aanvraag om uitkeringen, onder vermelding van de datum waarop de aanvraag is ingediend, alsmede van de naam en het adres van de eventuele werkgever en zendt de verklaring inzake arbeidsongeschiktheid die bij de aanvraag was gevoegd, naar het Sloveense Instituut voor Ziekteverzekering, Ljubljana.
4. Op verzoek van het bevoegde orgaan verricht het in het eerste lid van dit artikel genoemde orgaan de noodzakelijke administratieve controles en medische onderzoeken. Het bevoegde verzekeringsorgaan behoudt het recht de belanghebbende te laten onderzoeken door een arts in de bevoegde Staat.
5. Het bevoegde orgaan betaalt de uitkeringen rechtstreeks aan de rechthebbende, op de daartoe aangewezen wijze.
1. De werkelijke kosten van verstrekkingen verleend krachtens de artikelen 15, 16, 17 (in geval van tijdelijk verblijf), 18, eerste, tweede en zesde lid, en artikel 19, vijfde lid, van het Verdrag worden door de bevoegde organen, of, wanneer van toepassing, door de organen van de woonplaats vergoed aan de organen die deze verstrekkingen hebben verleend zoals blijkt uit de boekhouding van deze organen.
2. Voor de vergoeding mogen geen hogere tarieven in aanmerking worden genomen dan die welke van toepassing zijn op de verstrekkingen verleend aan personen die onderworpen zijn aan de door de organen die de in het voorgaande lid bedoelde verstrekkingen hebben verleend uitgevoerde wetgeving.
1. Het bedrag van de krachtens artikel 15, tweede lid, van het Verdrag verleende verstrekkingen aan gezinsleden die niet wonen op het grondgebied van dezelfde Verdragsluitende Partij als de persoon aan wie zij hun recht ontlenen, alsmede het bedrag van de krachtens artikel 19, derde lid, van het Verdrag verleende verstrekkingen wordt voor ieder kalenderjaar berekend op basis van een vast bedrag.
2. Het door de Nederlandse organen verschuldigde vaste bedrag wordt bepaald door vermenigvuldiging van de gemiddelde jaarlijkse kosten per gezinslid in Slovenië met het in aanmerking te nemen gemiddelde van het jaarlijkse aantal gezinsleden. De gemiddelde jaarlijkse kosten per gezinslid in Slovenië zijn gelijk aan de gemiddelde jaarlijkse uitgaven voor alle door de organen in Slovenië verleende verstrekkingen aan alle actieve verzekerden en hun gezinsleden die onderworpen zijn aan de Sloveense wetgeving.
3. Het door de Sloveense organen verschuldigde vaste bedrag wordt bepaald door vermenigvuldiging van de gemiddelde jaarlijkse kosten per gezinslid in Nederland met het in aanmerking te nemen gemiddelde jaarlijkse aantal gezinsleden. De gemiddelde jaarlijkse kosten per gezinslid zijn gelijk aan de gemiddelde jaarlijkse uitgaven voor alle door de organen in Nederland verleende verstrekkingen aan alle verzekerden jonger dan 65 jaar die onderworpen zijn aan de Nederlandse wetgeving.
1. De uitgaven voor de verstrekkingen verleend krachtens artikel 19, tweede lid, van het Verdrag, worden voor ieder kalenderjaar berekend op basis van een vast bedrag.
2. Het vaste bedrag wordt bepaald door vermenigvuldiging van de gemiddelde jaarlijkse kosten per gepensioneerde en per gezinslid met het gemiddelde aantal gepensioneerden en de in aanmerking te nemen gezinsleden.
3. De gemiddelde kosten per gepensioneerde en per gezinslid van de gepensioneerde voor Slovenië dienen gelijk te zijn aan het gemiddelde per gepensioneerde en per gezinslid van de uitgaven voor alle door de Sloveense organen verleende verstrekkingen aan alle gepensioneerden en hun gezinsleden die onderworpen zijn aan de Sloveense wetgeving.
4. De gemiddelde kosten per gepensioneerde en per gezinslid zijn voor Nederland gelijk aan het gemiddelde per gepensioneerde en per gezinslid van de uitgaven voor alle door de Nederlandse organen verleende verstrekkingen aan alle gepensioneerden en hun gezinsleden die onderworpen zijn aan de Nederlandse wetgeving.
5. Voor de toepassing van het eerste, tweede en vierde lid van dit artikel mogen verschillende berekeningen volgens de leeftijdscategorie waartoe de gepensioneerden behoren worden toegepast.
De verbindingsorganen kunnen, met de instemming van de bevoegde autoriteiten, voor alle verstrekkingen of een deel ervan andere vergoedingsmethoden overeenkomen dan de in de artikelen 17, 18 en 19 voorziene methoden.
1. De in artikel 21 van het Verdrag bedoelde vergoedingen worden betaald via de verbindingsorganen.
2. De verbindingsorganen kunnen overeenkomen de in de artikelen 18 en 19 bedoelde bedragen te verhogen met een percentage voor administratiekosten.
3. Voor de toepassing van de bepalingen van de artikelen 18 en 19 kunnen de verbindingsorganen overeenkomen voorschotten te betalen.
INVALIDITEITSUITKERINGEN, OUDERDOMSPENSIOENEN EN UITKERINGEN BIJ OVERLIJDEN
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder de term „bevoegd orgaan" verstaan
in Nederland:
a. met betrekking tot invaliditeitsuitkeringen: het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen, p/a de uitvoeringsinstelling waarbij de werkgever van de verzekerde is aangesloten;
b. met betrekking tot ouderdoms- en nabestaandenpensioenen: de Sociale Verzekeringsbank, Amstelveen.
in Slovenië:
voor invaliditeitsuitkeringen, ouderdoms- en nabestaandenpensioenen: het Sloveense Instituut voor Pensioen- en Invaliditeitsverzekering (Zavod za pokojninsko in invalidsko zavarovanje Slovenije), Ljubjana.
1. De bevoegde organen stellen elkaar onmiddellijk in kennis van iedere aanvraag om pensioen waarop deel III, hoofdstuk 2, en artikel 42 van het Verdrag van toepassing zijn. Deze gegevens worden verschaft op een speciaal formulier, dat tevens alle gegevens bevat die voor de behandeling van de aanvraag door het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij nodig zijn. Dit formulier geldt als bewijsstuk.
2. De bevoegde organen stellen elkaar voorts in kennis van omstandigheden die van belang zijn bij de vaststelling van een pensioen en van omstandigheden die van invloed zijn op het voortbestaan van het recht op pensioen of uitkering, met inbegrip van relevante medische documenten.
3. De bevoegde organen besluiten over de aanvraag en stellen de aanvrager en het orgaan van de andere Verdragsluitende Partij in kennis van het besluit.
Ter vaststelling van de aanspraak op of de berekening van een pensioen ingevolge deel III, hoofdstuk 2, van het Verdrag geeft het bevoegde orgaan van de ene Verdragsluitende Partij op verzoek van het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij een verklaring af inzake de verzekeringstijdvakken die krachtens haar wetgeving zijn voltooid en verstrekt het zonodig andere informatie.
1. Indien de rechthebbende op een invaliditeits- of nabestaandenpensioen krachtens de wetgeving van een van de Verdragsluitende Partijen woont of tijdelijk verblijft op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, kan het bevoegde verzekeringsorgaan van de Verdragsluitende Partij dat het pensioen betaalt verlangen dat de rechthebbende medische onderzoeken ondergaat ter vaststelling of controle van zijn gezondheidstoestand.
2. Een verzoek om medisch onderzoek wordt ingediend bij het bevoegde verzekeringsorgaan van de andere Verdragsluitende Partij, dat het bevoegde verzekeringsorgaan van de eerste Verdragsluitende Partij zo spoedig mogelijk in kennis stelt van de uitslag van de onderzoeken. Het bevoegde verzekeringsorgaan behoudt echter het recht de belanghebbende te laten onderzoeken door een arts in de bevoegde staat.
Behalve waar artikel 44 van het Verdrag van toepassing is, worden pensioenen direct aan de rechthebbenden uitgekeerd.
Wanneer een persoon ingevolge deel III, de hoofdstukken 3 en 4, van het Verdrag, een uitkering aanvraagt op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij, worden inlichtingen verkregen van het orgaan van de andere Verdragsluitende Partij via het verbindingsorgaan van die Verdragsluitende Partij.
slotbepalingen
1. Voor de uitvoering van dit Akkoord worden modellen van verklaringen en andere documenten opgesteld door de verbindingsorganen.
2. Op voorwaarde dat zij daartoe zijn gemachtigd door de bevoegde autoriteiten, kunnen de verbindingsorganen aanvullende maatregelen van administratieve aard treffen voor de uitvoering van dit Akkoord.
3. De verbindingsorganen zullen elkaar, wanneer nodig, bijstaan bij het in het Engels vertalen van aanvragen en andere documenten die zijn gesteld in hun onderscheiden officiële talen.
Ten behoeve van de dienstverlening aan de cliënt mag het verbindingsorgaan van de ene Verdragsluitende Partij rechtstreeks contact opnemen met rechthebbenden die wonen op het grondgebied van de andere staat.
De kosten voortvloeiend uit medische onderzoeken die noodzakelijk zijn voor het toekennen of herzien van prestaties worden door de organen niet vergoed, tenzij deze onderzoeken alleen worden verricht op verzoek van het bevoegde orgaan.
Dit Akkoord treedt in werking tezamen met het Verdrag en kan worden opgezegd overeenkomstig dezelfde regels als die welke van toepassing zijn op het Verdrag.
GEDAAN te Ljubljana, op 22 maart 2000, in twee originele exemplaren, in de Engelse taal.
Voor de bevoegde Nederlandse autoriteiten
(w.g.) J. RAMAKER
Voor de bevoegde Sloveense autoriteiten
(w.g.) NATASA BELOPAVLOVIC
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-2001-20.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.