A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zuid-Afrika inzake wederzijdse administratieve bijstand tussen hun douaneadministraties ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving;

's-Gravenhage, 30 mei 2001

B. TEKST

De tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 2001, 104.

In de tekst dienen de volgende correcties te worden aangebracht:

In artikel 4, eerste lid, dient vóór ``... that Contracting Party ..." te worden toegevoegd: ``the territory of".

In artikel 5, eerste regel, dient na ``... provide each other ..." het woord ``with" te worden toegevoegd.

In artikel 8, tweede lid, dient de tweede volzin (``Those rules ... of that administration.") te worden geschrapt.

C. VERTALING

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zuid-Afrika inzake wederzijdse administratieve bijstand tussen hun douaneadministraties ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving

Het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zuid-Afrika, hierna gezamenlijk te noemen de „Verdragsluitende Partijen" en afzonderlijk de „Verdragsluitende Partij",

Gelet op het belang van het garanderen van een juiste vaststelling van de douanerechten en andere belastingen die bij invoer of uitvoer worden geïnd en van het waarborgen van een juiste handhaving van verboden, beperkingen en controlemaatregelen;

Overwegende dat inbreuken op de douanewetgeving hun economische, fiscale, sociale en culturele belangen en hun volksgezondheids- en handelsbelangen schaden;

Overwegende dat de grensoverschrijdende handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, gevaarlijke stoffen, bedreigde diersoorten en giftig afval een gevaar voor de volksgezondheid en de samenleving vormt;

Erkennende de noodzaak van internationale samenwerking ter zake van aangelegenheden die verband houden met de toepassing en handhaving van hun douanewetgeving;

Ervan overtuigd dat het optreden tegen inbreuken op de douanewetgeving doeltreffender kan worden door middel van nauwe samenwerking tussen hun douaneadministraties op basis van duidelijke wettelijke bepalingen;

Gelet op de van belang zijnde instrumenten van de Internationale Douaneraad, in het bijzonder de Aanbevelingen inzake wederzijdse administratieve bijstand van 5 december 1953;

Tevens gelet op verdragen die verboden, beperkingen en bijzondere controlemaatregelen met betrekking tot bepaalde goederen bevatten;

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit Verdrag, tenzij de context anders vereist:

  • a. wordt onder „douaneadministratie" verstaan:

    • i. wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft: de centrale administratie die verantwoordelijk is voor de toepassing van de douanewetgeving;

    • ii. wat de Republiek Zuid-Afrika betreft: de South-African Revenue Service;

  • b. wordt onder „douanewetgeving" verstaan: alle wettelijke en administratieve bepalingen die door de douaneadministraties worden toegepast of gehandhaafd in verband met de invoer, uitvoer, overslag, doorvoer, opslag en het vervoer van goederen, met inbegrip van wettelijke en administratieve bepalingen met betrekking tot verboden, beperkingen en controlemaatregelen;

  • c. wordt onder „inbreuk op de douanewetgeving" verstaan: elke schending van de douanewetgeving zoals omschreven in de wetgeving van elk der Verdragsluitende Partijen, alsmede elke poging tot een dergelijke schending;

  • d. wordt onder „douanevordering" verstaan: elk bedrag aan rechten en belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is, en aan verhogingen, administratieve boeten, achterstallige betalingen, renten en kosten die betrekking hebben op de genoemde rechten en belastingen die niet in één van de Verdragsluitende Partijen kunnen worden geïnd;

  • e. wordt onder „persoon" verstaan: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon;

  • f. wordt onder „persoonsgegevens" verstaan: alle gegevens betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;

  • g. wordt onder „informatie" verstaan: alle gegevens, documenten, rapporten, gewaarmerkte of gelegaliseerde afschriften daarvan, of andere mededelingen in ongeacht welke vorm, met inbegrip van de elektronische vorm;

  • h. wordt onder „verzoekende administratie" verstaan: de douane-administratie die om bijstand verzoekt;

  • i. wordt onder „aangezochte administratie" verstaan: de douane-administratie die om bijstand wordt verzocht.

Artikel 2 Toepassingsgebied van het Verdrag

1. De Verdragsluitende Partijen verlenen elkaar door tussenkomst van hun douaneadministraties wederzijdse administratieve bijstand onder de in dit Verdrag genoemde voorwaarden ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving.

2. Alle bijstand uit hoofde van dit Verdrag door één van de Verdragsluitende Partijen wordt verleend in overeenstemming met haar wettelijke en administratieve bepalingen en binnen de grenzen van de bevoegdheden en beschikbare middelen van haar douaneadministratie.

3. Dit Verdrag laat onverlet alle verplichtingen voortvloeiend uit huidige of toekomstige internationale wetgeving en uit wetgeving ter uitvoering van die verplichtingen. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, vloeien die verplichtingen in het bijzonder voort uit de wetgeving van de Europese Unie en internationale verdragen tussen de Lidstaten van de Europese Unie. Wat de Republiek Zuid-Afrika betreft, vloeien die verplichtingen in het bijzonder voort uit internationale verdragen tussen de Lidstaten van de Southern African Development Community en de Lidstaten van de Southern African Customs Union.

4. Dit Verdrag is uitsluitend bedoeld voor wederzijdse administratieve bijstand tussen de Verdragsluitende Partijen. Particulieren kunnen aan de bepalingen van dit Verdrag niet het recht ontlenen bewijsmateriaal te doen verkrijgen, te doen achterhouden of ontoelaatbaar te doen verklaren dan wel de uitvoering van een verzoek te doen beletten.

5. Dit Verdrag laat onverlet de regelgeving inzake wederzijdse bijstand in strafzaken. Indien wederzijdse bijstand dient te worden verleend in overeenstemming met een ander geldend verdrag tussen de Verdragsluitende Partijen, geeft de aangezochte administratie aan welke autoriteiten het betreft.

Artikel 3 Reikwijdte van de bijstand

1. De douaneadministraties verstrekken elkaar op verzoek of uit eigen beweging informatie met het oog op de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving.

2. Elk van beide douaneadministraties handelt bij het instellen van een onderzoek namens de andere douaneadministratie alsof het onderzoek werd ingesteld ten behoeve van haarzelf of op verzoek van een andere autoriteit van haar eigen Staat.

Artikel 4 Verstrekking van informatie

1. De aangezochte administratie verstrekt, op verzoek, alle informatie over de op het grondgebied van die Verdragsluitende Partij toepasselijke douanewetgeving en -regelingen die van belang zijn voor het onderzoek met betrekking tot een inbreuk op de douanewetgeving.

2. Elk van beide douaneadministraties verstrekt, op verzoek of uit eigen beweging en onverwijld, alle beschikbare informatie met betrekking tot:

  • a. nieuwe handhavingstechnieken betreffende de douanewetgeving die hun doeltreffendheid hebben bewezen;

  • b. nieuwe trends, middelen of werkwijzen betreffende het maken van inbreuken op de douanewetgeving.

Artikel 5 Technische bijstand

De douaneadministraties kunnen elkaar technische bijstand verlenen bij onder andere de volgende douanezaken:

  • a. de uitwisseling van douaneambtenaren wanneer dat bevorderlijk is voor het wederzijds begrip van elkaars technieken;

  • b. training en bijstand bij de ontwikkeling van gespecialiseerde vaardigheden van douaneambtenaren;

  • c. de uitwisseling van informatie en ervaringen met betrekking tot het gebruik van detectie-apparatuur;

  • d. de uitwisseling van deskundigen op het gebied van douane-aangelegenheden;

  • e. de uitwisseling van vakmatige, wetenschappelijke en technische gegevens met betrekking tot de douanewetgeving en -regelingen.

Artikel 6 Bijzondere vormen van bijstand

1. De aangezochte administratie verstrekt op verzoek de verzoekende administratie met name de volgende informatie:

  • a. of goederen die worden ingevoerd in het grondgebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij op rechtmatige wijze zijn uitgevoerd uit het grondgebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij;

  • b. of goederen die worden uitgevoerd uit het grondgebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij op rechtmatige wijze zijn ingevoerd in het grondgebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij en de aard van de douaneregeling waaronder de goederen eventueel zijn gebracht.

2. Elke douaneadministratie verstrekt, uit eigen beweging of op verzoek, aan de andere douaneadministratie informatie over verrichte of voorgenomen transacties die een inbreuk op de douanewetgeving vormen of lijken te vormen.

3. In ernstige gevallen die aanzienlijke schade voor de economie, volksgezondheid, openbare veiligheid of enig ander vitaal belang van de ene Verdragsluitende Partij met zich zouden kunnen brengen, verstrekt de douane-administratie van de andere Verdragsluitende Partij waar mogelijk onverwijld uit eigen beweging informatie.

Artikel 7 Bijzonder toezicht op personen, goederen, plaatsen en vervoermiddelen

1. De aangezochte administratie houdt, op verzoek, bijzonder toezicht op:

  • a. personen ten aanzien van wie het de verzoekende administratie bekend is dat zij een inbreuk op de douanewetgeving hebben gemaakt of die daarvan worden verdacht, met name diegenen die het grondgebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij betreden en verlaten;

  • b. goederen in vervoer, in doorvoer of in opslag, en betaalmiddelen die worden gebruikt of vermoedelijk worden gebruikt om inbreuken op de douanewetgeving te maken;

  • c. plaatsen die worden gebruikt of mogelijk worden gebruikt voor de opslag van goederen die worden gebruikt of vermoedelijk worden gebruikt om inbreuken op de douanewetgeving te maken;

  • d. vervoermiddelen die worden gebruikt of vermoedelijk worden gebruikt om inbreuken op de douanewetgeving te maken.

2. De douaneadministraties kunnen, met wederzijdse instemming en door middel van een onderlinge regeling, toestemming verlenen voor de onder hun toezicht verrichte invoer in, uitvoer uit of doorvoer via het grondgebied van hun respectieve staten van goederen die zijn betrokken bij ongeoorloofde handel om deze ongeoorloofde handel tegen te gaan.

Artikel 8 Bijstand bij de invordering

1. De douaneadministraties verlenen elkaar bijstand met het oog op het innen van douanevorderingen, overeenkomstig hun respectieve wettelijke en administratieve bepalingen voor het innen van hun eigen vorderingen betreffende rechten en belastingen, mits beide Verdragsluitende Partijen de nodige wettelijke en administratieve bepalingen hebben vastgesteld.

2. De douaneadministraties schrijven in onderlinge overeenstemming regels voor met betrekking tot de toepassing van dit artikel, overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van dit Verdrag.

Artikel 9 Originele informatie

Om originele informatie wordt slechts verzocht in gevallen waarin niet met gewaarmerkte of gelegaliseerde afschriften kan worden volstaan, en deze wordt zo spoedig mogelijk teruggezonden. Zulks laat rechten van de aangezochte administratie of van derden ter zake onverlet.

Artikel 10 Deskundigen en getuigen

De aangezochte administratie kan op verzoek haar ambtenaren machtigen om ter zake van een inbreuk op de douanewetgeving als deskundige of getuige te verschijnen voor een rechterlijke instantie van de andere Verdragsluitende Partij.

Artikel 11 Toezending van verzoeken

1. Verzoeken om bijstand uit hoofde van dit Verdrag worden, schriftelijk en vergezeld van nuttig geachte documenten, rechtstreeks aan de douaneadministratie van de andere Verdragsluitende Partij gericht. Wanneer de omstandigheden dit vereisen, kunnen ook mondeling verzoeken worden gedaan. Dergelijke verzoeken worden onmiddellijk schriftelijk bevestigd.

2. Verzoeken ingevolge het eerste lid van dit artikel bevatten de volgende bijzonderheden:

  • a. de administratie die het verzoek doet;

  • b. het onderwerp van en de reden voor het verzoek;

  • c. een korte beschrijving van de zaak, de juridische aspecten en de aard van de procedure;

  • d. de namen en adressen van de bij de procedure betrokken partijen, voorzover bekend.

3. Een verzoek van één van de douaneadministraties om een bepaalde procedure te volgen wordt ingewilligd, met inachtneming van de wettelijke en administratieve bepalingen van de aangezochte Verdragsluitende Partij.

4. De in dit Verdrag bedoelde informatie wordt alleen aan ambtenaren medegedeeld die door elke douaneadministratie hiertoe zijn aangewezen. Een lijst van aldus aangewezen ambtenaren wordt aan de douaneadministratie van de andere Verdragsluitende Partij verstrekt in overeenstemming met artikel 18, tweede lid, van dit Verdrag.

Artikel 12 Uitvoering van verzoeken

Indien de aangezochte administratie niet over de gevraagde informatie beschikt, stelt zij een onderzoek in om die informatie te verkrijgen in overeenstemming met haar wettelijke en administratieve bepalingen. Dit onderzoek kan mede het optekenen van verklaringen van personen omvatten van wie informatie wordt verlangd in verband met een inbreuk op de douanewetgeving en van getuigen en deskundigen.

Artikel 13 Bezoeken door ambtenaren

1. Door de verzoekende administratie hiertoe aangewezen ambtenaren kunnen, met instemming van de aangezochte administratie en onder de door laatstgenoemde hieraan verbonden voorwaarden, ten behoeve van de opsporing van een inbreuk op de douanewetgeving, op schriftelijk verzoek:

  • a. ten kantore van de aangezochte administratie de documenten, registers en andere van belang zijnde gegevens bestuderen om daaruit alle informatie met betrekking tot die inbreuk op de douanewetgeving over te nemen;

  • b. kopieën maken van de documenten, registers en andere gegevens die met betrekking tot die inbreuk op de douanewetgeving van belang zijn;

  • c. aanwezig zijn tijdens een door de aangezochte administratie geleid onderzoek op het grondgebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij dat van belang is voor de verzoekende administratie.

2. Wanneer, onder de in artikel 10 of in het eerste lid van dit artikel bedoelde omstandigheden, ambtenaren van de verzoekende administratie aanwezig zijn op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, moeten zij te allen tijde in staat zijn hun ambtelijke hoedanigheid aan te tonen.

3. Gedurende hun verblijf aldaar genieten zij dezelfde bescherming als die welke wordt toegekend aan douaneambtenaren van de andere Verdragsluitende Partij, in overeenstemming met de aldaar geldende wetgeving en zijn zij verantwoordelijk voor de strafbare feiten die zij eventueel begaan.

Artikel 14 Vertrouwelijk karakter van informatie

1. Alle uit hoofde van dit Verdrag ontvangen informatie mag slechts voor de doeleinden van dit Verdrag en door de douaneadministraties worden gebruikt, behalve in gevallen waarin de douaneadministratie die deze informatie heeft verstrekt, uitdrukkelijk haar goedkeuring verleent aan het gebruik daarvan voor andere doeleinden of door andere autoriteiten. In een dergelijk geval is het gebruik onderworpen aan eventuele beperkingen die zijn vastgelegd door de douaneadministratie die de informatie heeft verstrekt. Deze informatie mag, indien de wetgeving van de verstrekkende Verdragsluitende Partij dat voorschrijft, slechts bij strafrechtelijke vervolgingen worden gebruikt nadat het openbaar ministerie of de rechterlijke autoriteiten in de verstrekkende Verdragsluitende Partij met dit gebruik hebben ingestemd.

2. Voor alle uit hoofde van dit Verdrag ontvangen informatie gelden ten minste dezelfde bescherming en vertrouwelijkheid als die welke voor soortgelijke informatie gelden krachtens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan deze wordt ontvangen.

3. Indien door één van beide douaneadministraties informatie moet worden bekendgemaakt ingevolge de in artikel 2, derde lid, van dit Verdrag genoemde verplichtingen van het Koninkrijk der Nederlanden of de Republiek Zuid-Afrika, wordt de andere douaneadministratie vooraf op de hoogte gesteld.

Artikel 15 Bescherming van persoonsgegevens

1. Voor uit hoofde van dit Verdrag uitgewisselde persoonsgegevens geldt een beschermingsniveau dat gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat door de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt, wordt gehanteerd.

2. De Verdragsluitende Partijen verschaffen elkaar alle wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens van hun respectieve staten.

3. Persoonsgegevens worden niet uitgewisseld voordat de Verdragsluitende Partijen overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van dit Verdrag zijn overeengekomen dat het beschermingsniveau in beide Verdragsluitende Partijen gelijkwaardig is.

Artikel 16 Ontheffing

1. Indien de aangezochte administratie van mening is dat de verzochte bijstand schadelijk zou kunnen zijn voor het algemene beleid, de soevereiniteit, de veiligheid of andere wezenlijke belangen van die Verdragsluitende Partij, of naar het oordeel van die douaneadministratie tot een schending van een industrieel, commercieel of beroepsgeheim zou kunnen leiden, kan zij weigeren bijstand te verlenen of kan zij uitsluitend bijstand verlenen indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

2. Indien de verzoekende administratie niet in staat zou zijn een soortgelijk verzoek van de aangezochte administratie in te willigen, wijst zij daarop in haar verzoek. Inwilliging van een dergelijk verzoek wordt overgelaten aan het oordeel van de aangezochte administratie.

3. De bijstand kan door de aangezochte administratie worden uitgesteld op grond van het feit dat een lopend onderzoek of een lopende vervolging of procedure hiermee wordt doorkruist. In een dergelijk geval pleegt de aangezochte administratie overleg met de verzoekende administratie om te bepalen of de bijstand toch kan worden verleend onder de voorwaarden of omstandigheden die de aangezochte administratie eventueel verlangt.

4. Wanneer de bijstand wordt geweigerd of uitgesteld, dienen de redenen voor de weigering of het uitstel te worden gegeven.

Artikel 17 Kosten

1. De douaneadministraties zien af van alle vorderingen tot vergoeding van ter uitvoering van dit Verdrag gemaakte kosten, met uitzondering van bedragen en vergoedingen betaald aan deskundigen en getuigen alsook de kosten van tolken die niet in dienst zijn van de Regering, welke worden gedragen door de verzoekende administratie.

2. Financiële gevolgen van invorderingshandelingen waarvan is gebleken dat zij niet gerechtvaardigd zijn op grond van de vaststaande feiten met betrekking tot de geldigheid van de desbetreffende douanevordering of van de executoriale titel in de verzoekende Verdragsluitende Partij, worden gedragen door de verzoekende administratie.

3. Indien met de uitvoering van het verzoek aanmerkelijke kosten van buitengewone aard zijn of zullen zijn gemoeid, plegen de Verdragsluitende Partijen overleg om de voorwaarden en omstandigheden te bepalen waaronder het verzoek zal worden uitgevoerd, alsmede de wijze waarop de kosten worden gedragen.

Artikel 18 Uitvoering van het Verdrag

1. De douaneadministraties stellen hun met de opsporing of bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving belaste ambtenaren in staat persoonlijke en rechtstreekse betrekkingen met elkaar te onderhouden.

2. De douaneadministraties besluiten over nadere regelingen, binnen het kader van dit Verdrag, ter vergemakkelijking van de uitvoering van dit Verdrag.

3. De douaneadministraties streven ernaar eventuele problemen of twijfels naar aanleiding van de uitlegging of toepassing van dit Verdrag in onderlinge overeenstemming op te lossen.

4. Conflicten waarvoor geen oplossing wordt gevonden, worden langs diplomatieke weg geschikt.

5. De Verdragsluitende Partijen komen bijeen om dit Verdrag te herzien, op verzoek of na het verstrijken van vijf jaar vanaf de inwerkingtreding ervan, tenzij zij elkaar schriftelijk ervan in kennis stellen dat een dergelijke herziening niet nodig is.

Artikel 19 Toepassing

1. Wat de Republiek Zuid-Afrika betreft, is dit Verdrag van toepassing op haar grondgebied.

2. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag van toepassing op het grondgebied in Europa. Het Verdrag kan echter, hetzij in zijn geheel, hetzij met de nodige wijzigingen, worden uitgebreid tot de Nederlandse Antillen of Aruba.

3. Bedoelde uitbreiding wordt van kracht met ingang van een datum en met inachtneming van wijzigingen en voorwaarden, met inbegrip van voorwaarden ten aanzien van de beëindiging, die nader worden vastgesteld en overeengekomen bij diplomatieke notawisseling.

Artikel 20 Inwerkingtreding

De Verdragsluitende Partijen geven elkaar langs diplomatieke weg schriftelijk kennis van het feit dat is voldaan aan de grondwettelijke vereisten voor de inwerkingtreding van dit Verdrag. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van ontvangst van de laatste van deze kennisgevingen.

Artikel 21 Beëindiging

1. Dit Verdrag wordt in principe voor onbepaalde tijd gesloten, maar elk van beide Verdragsluitende Partijen kan het te allen tijde langs diplomatieke weg opzeggen.

2. De beëindiging wordt van kracht drie maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving van opzegging door de andere Verdragsluitende Partij. Lopende procedures op het tijdstip van beëindiging worden niettemin voltooid in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag.

3. Tenzij anders overeengekomen, wordt door de beëindiging van dit Verdrag niet tegelijkertijd de toepassing daarvan op de Nederlandse Antillen of Aruba beëindigd, indien het daartoe is uitgebreid overeenkomstig de bepalingen van artikel 19, tweede lid.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend en gezegeld, in tweevoud in de Engelse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

GEDAAN in tweevoud te 's-Gravenhage op de 30ste mei 2001.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) W. BOS

Staatssecretaris van Financiën

Voor de Republiek Zuid-Afrika

(w.g.) P. JANA

Ambassadeur


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2001, 104.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2001, 104.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 2001, 104.

Voor het op 15 december 1950 te Brussel tot stand gekomen Verdrag houdende instelling van een Internationale Douaneraad zie ook, laatstelijk, Trb. 1991, 111.

Uitgegeven de negenentwintigste oktober 2001

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN

Naar boven