A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zuid-Afrika inzake sociale zekerheid;

's-Gravenhage, 16 mei 2001

B. TEKST

De tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 2001, 114.

C. VERTALING

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Zuid-Afrika inzake sociale zekerheid

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van de Republiek Zuid-Afrika (hierna gezamenlijk te noemen „Partijen" en afzonderlijk „Partij")

Geleid door de wens tussen de respectieve landen betrekkingen op het gebied van sociale zekerheid tot stand te brengen;

Geleid door de wens de samenwerking ten aanzien van sociale zekerheid tussen de twee landen te regelen ter waarborging van de toepassing van de desbetreffende wetgeving in de onderscheiden landen,

Komen hierbij het volgende overeen:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt, tenzij het zinsverband anders aangeeft, verstaan onder:

– „uitkeringsgerechtigde", een persoon die een uitkering aanvraagt of recht heeft op een uitkering;

– „uitkering", elke uitkering in geld of elk pensioen ingevolge de wetgeving;

– „wetgeving", de wetgeving met betrekking tot de takken van sociale verzekering genoemd in artikel 2, letter a, en de wetgeving genoemd in artikel 2, letter b;

– „gezinslid", een persoon die als zodanig wordt omschreven of aangemerkt door de wetgeving;

– „grondgebied", met betrekking tot:

– a. het Koninkrijk der Nederlanden, het grondgebied van het Koninkrijk in Europa; en

– b. de Republiek Zuid-Afrika, het grondgebied van de Republiek Zuid-Afrika.

2. Andere termen en uitdrukkingen die in dit Verdrag worden gebruikt hebben de betekenis die daaraan respectievelijk in de wetgeving van elk van de Partijen wordt toegekend.

Artikel 2 Materiële werkingssfeer

Dit Verdrag is van toepassing ten aanzien van:

  • a. het Koninkrijk der Nederlanden, op de Nederlandse wetgeving inzake de volgende takken van sociale zekerheid:

    • i. ziekte- en moederschapsuitkeringen;

    • ii. arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor werknemers;

    • iii. arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor zelfstandigen;

    • iv. ouderdomspensioenen;

    • v. nabestaandenuitkeringen;

    • vi. kinderbijslagen.

  • b. wat de Republiek Zuid-Afrika betreft, op de volgende wetgeving:

    • i. sociale bijstandswet (Social Assistance Act nummer 59, 1992);

    • ii. arbeidsverhoudingenwet (Labour Relations Act nummer 66, 1995);

    • iii. pensioenfondsenwet (Pension Funds Act nummer 24, 1956);

    • iv. wet inzake schadeloosstelling voor arbeidsongevallen en -ziekten (Compensation for Occupational Injuries and Diseases Act nummer 130, 1993);

    • v. wet inzake verkeersongevallenfonds (Road Accident Fund Act nummer 56, 1996);

    • vi. wet inzake werkloosheidsverzekeringen (Unemployment Insurance Act nummer 30, 1966);

    • vii. wet inzake primaire arbeidsvoorwaarden (Basic Conditions of Employment Act nummer 75, 1997).

Artikel 3 Bevoegde autoriteiten

De bevoegde autoriteiten voor de toepassing van dit Verdrag zijn:

  • a. in het geval van het Koninkrijk der Nederlanden, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van Nederland; en

  • b. in het geval van de Republiek Zuid-Afrika, de Minister van Sociale Ontwikkeling.

Artikel 4 Bevoegde organen

1. In het geval van het Koninkrijk der Nederlanden geldt als bevoegd orgaan ten aanzien van de takken van sociale verzekering zoals bedoeld in:

  • a. artikel 2, letter a, onder i tot en met iii, het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen, p/a GAK Nederland BV;

  • b. artikel 2, letter a, onder iv tot en met vi, de Sociale Verzekeringsbank; of

  • c. elk orgaan bevoegd tot het uitvoeren van taken die momenteel worden uitgevoerd door voornoemde organen.

2. In het geval van de Republiek Zuid-Afrika gelden als bevoegde organen voor de uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag:

  • a. het nationale Ministerie van Sociale Ontwikkeling;

  • b. de provinciale Departementen van Welzijn;

  • c. het Ministerie van Vervoer;

  • d. het Ministerie van Arbeid;

  • e. het Ministerie van Financiën; of

  • f. elk orgaan bevoegd tot het uitvoeren van taken die momenteel worden uitgevoerd door voornoemde organen.

Artikel 5 Personele werkingssfeer

Tenzij anders bepaald, is dit Verdrag van toepassing op elke uitkeringsgerechtigde alsmede op zijn/haar1 gezinsleden zolang zij wonen op het grondgebied van één van de Partijen.

Artikel 6 Export van uitkeringen

Tenzij anders bepaald in dit Verdrag, is Nederlandse wetgeving die de betaling van een uitkering beperkt, uitsluitend omdat de uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin woont buiten het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden, niet van toepassing ten aanzien van uitkeringsgerechtigden of leden van hun gezin die wonen op het grondgebied van de Republiek Zuid-Afrika.

Artikel 7 Identificatie

1. Een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn of haar gezin dient een onweerlegbaar bewijs van identiteit over te leggen aan het desbetreffende bevoegde orgaan in het land waar hij of zij woont.

2. Het bevoegde orgaan bedoeld in het eerste lid, stelt het desbetreffende bevoegde orgaan van de andere Partij ervan in kennis dat de identiteit van de uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn of haar gezin onweerlegbaar is vastgesteld en overlegt een afschrift van het identiteitsbewijs1 aan dat bevoegde orgaan.

3. De uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn of haar gezin gebruikt een volgens het nationale recht van de landen van de respectieve Partijen aanvaard type identiteitsdocument.

Artikel 8 Verificatie van aanvragen en betalingen

1. Voor de toepassing van dit artikel:

  • a. wordt onder „autoriteit" verstaan een organisatie die betrokken is bij de uitvoering van dit Verdrag en omvat mede:

    • i. bevolkingsregisters;

    • ii. belastingautoriteiten;

    • iii. huwelijksregisters;

    • iv. arbeidsbureaus;

    • v. scholen en andere onderwijsinstellingen;

    • vi. handelsautoriteiten;

    • vii. politie;

    • viii. gevangeniswezen; en

    • ix. immigratiediensten.

  • b. wordt onder „informatie" ten minste verstaan informatie over de uitkeringsgerechtigde of een gezinslid ten aanzien van zijn of haar:

    • i. identiteit;

    • ii. adres;

    • iii. gezinssamenstelling;

    • iv. werk;

    • v. het volgen van scholing;

    • vi. inkomen;

    • vii. gezondheidstoestand;

    • viii. overlijden; en

    • ix. hechtenis.

2. Met betrekking tot de aanvraag van, of de rechtmatigheid van de betaling van uitkeringen, verifieert het bevoegde orgaan van een Partij, op verzoek van het bevoegde orgaan van de andere Partij, de informatie aangaande de uitkeringsgerechtigde of zijn gezinsleden. Indien nodig dient deze verificatie te worden uitgevoerd door de desbetreffende autoriteiten. Het bevoegde orgaan doet een verklaring inzake de verificatie tezamen met gewaarmerkte afschriften van de relevante stukken toekomen aan het bevoegde orgaan van de andere Partij.

3. Onverminderd het tweede lid stelt het bevoegde orgaan van een Partij, zonder voorafgaand verzoek en voor zover mogelijk, het bevoegde orgaan van de andere Partij op de hoogte van wijzigingen in de informatie aangaande de uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid.

4. De bevoegde organen van de Partijen wenden zich rechtstreeks tot zowel elkaar als tot de uitkeringsgerechtigden, hun gezinsleden of hun vertegenwoordigers.

5. Onverminderd het tweede lid, zijn diplomatieke of consulaire vertegenwoordigers en de bevoegde organen van een Partij gerechtigd zich rechtstreeks te wenden tot de desbetreffende autoriteiten van de andere Partij om het recht op uitkeringen en de rechtmatigheid van betalingen aan de uitkeringsgerechtigden te verifiëren.

6. De desbetreffende autoriteiten verlenen hun goede diensten en handelen als betrof het de uitvoering van hun eigen wetgeving. De administratieve bijstand die door de desbetreffende autoriteiten wordt verleend is kosteloos. De bevoegde autoriteiten of de bevoegde organen van de Partijen kunnen echter overeenkomen dat bepaalde kosten worden vergoed.

Artikel 9 Verificatie van informatie in geval van ziekte en invaliditeit

1. Teneinde vast te stellen of een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn of haar gezin arbeidsongeschikt is, mag het bevoegde orgaan van een Partij gebruik maken van de geneeskundige rapporten en andere informatie verstrekt door het bevoegde orgaan van de Partij in het land waar de uitkeringsgerechtigde woont. Het eerstbedoelde bevoegde orgaan kan de uitkeringsgerechtigde of het lid van zijn of haar gezin verzoeken een geneeskundig onderzoek door een arts naar keuze van het orgaan of een geneeskundig onderzoek op zijn grondgebied te ondergaan.

2. De uitkeringsgerechtigde dient gehoor te geven aan ieder in het eerste lid bedoeld verzoek door zich te melden voor een geneeskundig onderzoek. Indien de uitkeringsgerechtigde meent dat hij om medische redenen niet in staat is zich te begeven naar het grondgebied van de andere Partij, stelt hij het bevoegde orgaan van die Partij daarvan onverwijld in kennis. In dat geval dient hij een medische verklaring over te leggen, afgegeven door een arts die daartoe is aangewezen door het bevoegde orgaan op het grondgebied waarvan hij woont. Deze verklaring bevat de medische redenen van de onmogelijkheid om te reizen alsmede, de verwachte duur van deze onmogelijkheid.

3. De kosten van de onderzoeken ingevolge dit artikel en, naar gelang van het geval, de uitgaven voor reis en verblijf worden voldaan door het bevoegde orgaan op verzoek waarvan het onderzoek wordt verricht.

Artikel 10 Terugvordering van onverschuldigde betalingen en administratieve boetes

1. Een voor tenuitvoerlegging vatbare uitspraak van een rechterlijke instantie of beslissing van een bevoegd orgaan van een Partij betreffende de terugvordering van onverschuldigde uitkeringen en betreffende1 administratieve boetes uit hoofde van de wetgeving wordt erkend door de andere Partij.

2. Erkenning kan alleen worden geweigerd indien deze strijdig is met het algemeen belang van de Partij waar de beslissing ten uitvoer moet worden gelegd.

3. Elke in overeenstemming met het eerste lid voor tenuitvoerlegging vatbare, erkende beslissing wordt ten uitvoer gelegd door de andere Partij in overeenstemming met het nationale recht van het land van die Partij dat de tenuitvoerlegging van overeenkomstige beslissingen en vonnissen regelt.

4. Indien een uitkeringsgerechtigde een onverschuldigde betaling heeft ontvangen van een bevoegd orgaan van een Partij en hij een uitkering ontvangt van het bevoegde orgaan van de andere Partij, kan het eerstbedoelde bevoegde orgaan verzoeken de onverschuldigde betaling te verrekenen met de achterstallige of nog verschuldigde bedragen aan de uitkeringsgerechtigde in het land van de laatstbedoelde Partij.

Artikel 11 Inning van premies en administratieve boetes

1. Een voor ten uitvoerlegging vatbare uitspraak van een rechterlijke instantie of beslissing van een bevoegd orgaan van een Partij betreffende de inning van socialeverzekeringspremies en administratieve boetes uit hoofde van de wetgeving wordt erkend door de andere Partij.

2. Erkenning kan alleen worden geweigerd indien deze strijdig is met het algemeen belang van de Partij waar de beslissing ten uitvoer moet worden gelegd.

3. Elke in overeenstemming met het eerste lid voor tenuitvoerlegging vatbare beslissing wordt ten uitvoer gelegd door de andere Partij in overeenstemming met het nationale recht van het land van die Partij dat de tenuitvoerlegging van overeenkomstige beslissingen en vonnissen regelt.

Artikel 12 Weigering te betalen, opschorting, intrekking

1. Een bevoegd orgaan van een Partij kan weigeren een uitkering toe te kennen of de betaling ervan opschorten of intrekken, indien:

  • a. de uitkeringsgerechtigde verzuimt een identiteitsbewijs1 te overleggen of geneeskundige onderzoeken te ondergaan zoals vereist uit hoofde van artikel 7 en artikel 9, eerste en tweede lid, of

  • b. het desbetreffende bevoegde orgaan van de andere Partij verzuimt een identiteitsbewijs of de informatie zoals vereist ingevolge artikel 7 en artikel 8, tweede lid, te overleggen.

2. De bevoegde organen komen administratieve procedures overeen in de gevallen bedoeld in het eerste lid, onder de voorwaarden van de toepasselijke wetgeving, en voor zover deze wetgeving het toestaat.

Artikel 13 Uitvoering van het Verdrag

De bevoegde organen van de Partijen kunnen, door middel van aanvullende regelingen, maatregelen vaststellen voor de toepassing van dit Verdrag.

Artikel 14 Bescherming van persoonsgegevens

1. Wanneer, ingevolge dit Verdrag, de bevoegde autoriteiten of bevoegde organen van een Partij persoonsgegevens mededelen aan de bevoegde autoriteiten of bevoegde organen van de andere Partij, valt deze mededeling onder het nationale recht inzake de bescherming van persoonsgegevens in het land van de Partij die de gegevens verstrekt.

Elke daaropvolgend doorgeven, alsmede opslag, wijziging en vernietiging van de medegedeelde gegevens valt onder het nationale recht inzake de bescherming van persoonsgegevens in het land van de ontvangende Partij.

2. Het gebruik van persoonsgegevens voor andere dan socialeverzekeringsdoeleinden is onderhevig aan de goedkeuring van de betrokkene of gaat vergezeld van andere waarborgen voorzien in de nationale wetgeving van de landen van de Partijen.

Artikel 15 Beslechting van geschillen

Geschillen tussen de Partijen die voortvloeien uit de uitlegging of uitvoering van dit Verdrag worden in der minne geschikt door middel van overleg of onderhandelingen tussen Partijen.

Artikel 16 Wijziging

Dit Verdrag kan met wederzijds goedvinden van de Partijen worden gewijzigd door middel van een diplomatieke notawisseling tussen de Partijen.

Artikel 17 Inwerkingtreding

1. Dit Verdrag treedt in werking nadat beide Partijen elkaar schriftelijk langs diplomatieke weg ervan in kennis hebben gesteld dat zij aan de constitutionele vereisten voor de inwerkingtreding van dit Verdrag hebben voldaan.

2. De datum van inwerkingtreding is de eerste dag van de tweede maand na de datum van de laatste kennisgeving, met dien verstande dat Nederland artikel 6 voorlopig zal toepassen vanaf de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van ondertekening.

Artikel 18 Toepassing van het Verdrag

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag slechts van toepassing op het grondgebied van het Koninkrijk in Europa.

Artikel 19 Beëindiging van het Verdrag

Dit Verdrag kan te allen tijde door elk van de Partijen langs diplomatieke weg worden beëindigd door middel van een schriftelijke kennisgeving. In geval van beëindiging blijft dit Verdrag van kracht tot aan het eind van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de kennisgeving van beëindiging is ontvangen door de andere Partij.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, naar behoren gemachtigd door hun respectieve Regeringen, dit Verdrag in tweevoud in de Engelse taal hebben ondertekend en verzegeld, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

GEDAAN te Den Haag op 16 mei 2001.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden:

(w.g.) J. F. HOOGERVORST

Drs. J. F. Hoogervorst

Voor de Regering van de Republiek Zuid-Afrika

(w.g.) S. T. SKWEYIYA

Dr. S. T. Skweyiya


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2001, 114.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2001, 114.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 2001, 114.

Uitgegeven de veertiende september 2001

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN


XNoot
1

In de Engelse tekst is, foutief, „their" opgenomen.

XNoot
1

In de Engelse tekst ontbreekt, ten onrechte, het woord „document".

XNoot
1

In de Engelse tekst ontbreekt, het woord „regarding".

XNoot
1

Zie noot 2.

Naar boven