A. TITEL

Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind inzake de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten;

New York, 25 mei 2000

B. TEKST

De Engelse en de Franse tekst van het Protocol zijn geplaatst in Trb. 2001, 36.

In dat Tractatenblad dienen de volgende correcties te worden aangebracht:

Op blz. 10 in artikel 9, derde lid, laatste regel, dient „article 13" te worden vervangen door „article 3".

Op blz. 11 in artikel 9, derde lid, laatste regel, dient „l'article 13" te worden vervangen door „l'article 3".

Het Protocol is voorts nog ondertekend voor de volgende staten:

Rusland15 februari 2001
Benin22 februari 2001
China15 maart 2001
Bulgarije 8 juni 2001
de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië17 juli 2001

C. VERTALING

Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind inzake de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten

De Staten die Partij zijn bij dit Protocol,

Aangemoedigd door de overweldigende steun voor het Verdrag inzake de rechten van het kind, waaruit de huidige algemene wil blijkt zich in te zetten voor de bevordering en bescherming van de rechten van het kind,

Opnieuw bevestigend dat de rechten van kinderen speciale bescherming vereisen en oproepend tot voortdurende verbetering van de situatie van kinderen zonder onderscheid, alsmede tot hun ontplooiing en onderwijs onder vreedzame en veilige omstandigheden,

Verontrust over de schadelijke en grote gevolgen van gewapende conflicten voor kinderen en de consequenties ervan op de lange termijn voor duurzame vrede, veiligheid en ontwikkeling,

Hun veroordeling uitsprekend over het gebruik van kinderen als doelwit bij gewapende conflicten en over rechtstreekse aanvallen op objecten die onder bescherming van het internationale recht staan, met inbegrip van plaatsen waar over het algemeen veel kinderen aanwezig zijn, zoals scholen en ziekenhuizen,

Gelet op de aanneming van het Statuut van het Internationaal Strafhof, in het bijzonder dat daarin als oorlogsmisdaad wordt aangemerkt het voor militaire dienst oproepen of recruteren van kinderen jonger dan 15 jaar of hun inzet voor actieve deelname aan vijandelijkheden, in zowel internationale als niet-internationale conflicten,

Daarom overwegende dat, ter verdere versterking van de verwezenlijking van de in het Verdrag inzake de rechten van het kind erkende rechten, het nodig is de bescherming van kinderen tegen betrokkenheid bij gewapende conflicten uit te breiden,

Vaststellend dat artikel 1 van het Verdrag inzake de rechten van het kind aangeeft dat voor de toepassing van dat Verdrag onder een kind wordt verstaan ieder mens jonger dan achttien jaar, tenzij meerderjarigheid eerder wordt bereikt volgens het op het kind van toepassing zijnde recht,

Ervan overtuigd dat een facultatief protocol bij het Verdrag dat de leeftijd verhoogt, waarop personen kunnen worden gerecruteerd of opgenomen in de strijdkrachten en kunnen deelnemen aan vijandelijkheden, doeltreffend zal bijdragen aan de verwezenlijking van het beginsel dat de belangen van het kind de eerste overweging dienen te vormen bij alle maatregelen betreffende kinderen,

Gelet op het feit dat de zesentwintigste Internationale Conferentie van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan in december 1995 onder andere heeft aanbevolen dat Partijen bij een conflict iedere uitvoerbare maatregel nemen om te waarborgen dat kinderen jonger dan 18 jaar niet deelnemen aan vijandelijkheden,

De unanieme aanneming in juni 1999 verwelkomend van ILO-Verdrag nr. 182 betreffende het verbod op en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid, dat onder andere de gedwongen of verplichte recrutering van kinderen voor inzet in gewapende conflicten verbiedt,

Hun scherpe veroordeling uitsprekend over de recrutering, training en inzet van kinderen binnen en buiten nationale grenzen voor vijandelijkheden door gewapende groepen die zich onderscheiden van de strijdkrachten van een Staat, en de verantwoordelijkheid erkennend van diegenen die kinderen in dit verband recruteren, trainen en inzetten,

Herinnerend aan de verplichting van elke Partij bij een gewapend conflict de bepalingen van het internationale humanitaire recht te eerbiedigen,

Benadrukkend dat dit Protocol onverlet laat de doelstellingen en beginselen vervat in het Handvest van de Verenigde Naties, met inbegrip van artikel 51, en de relevante normen van het humanitaire recht,

Indachtig dat vreedzame en veilige omstandigheden op basis van volledige eerbiediging van de doelstellingen en beginselen vervat in het Handvest en eerbiediging van toepasselijke mensenrechteninstrumenten onontbeerlijk zijn voor de volledige bescherming van kinderen, in het bijzonder tijdens gewapende conflicten en buitenlandse bezetting,

Erkennend de speciale behoeften van kinderen die vanwege hun economische of sociale situatie of geslacht bijzonder kwetsbaar zijn voor recrutering of inzet bij vijandelijkheden in strijd met dit Protocol,

Gelet op de noodzaak rekening te houden met de economische, sociale en politieke oorzaken die ten grondslag liggen aan de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten,

Overtuigd van de noodzaak de internationale samenwerking te intensiveren bij de toepassing van dit Protocol, alsmede het lichamelijk en geestelijk herstel en de herintegratie in de maatschappij van kinderen die het slachtoffer zijn van gewapende conflicten,

De gemeenschap en, in het bijzonder, kinderen en kinderslachtoffers, aanmoedigend deel te nemen aan de verspreiding van informatieve en educatieve programma's met betrekking tot de toepassing van het Protocol,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

De Staten die Partij zijn, nemen alle uitvoerbare maatregelen om te waarborgen dat leden van hun strijdkrachten die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt niet rechtstreeks deelnemen aan vijandelijkheden.

Artikel 2

De Staten die Partij zijn, waarborgen dat personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, niet gedwongen worden ingelijfd of opgenomen in hun strijdkrachten.

Artikel 3

1. De Staten die Partij zijn, verhogen de minimumleeftijd voor de vrijwillige inlijving of opneming van personen in hun nationale strijdkrachten met jaren ten opzichte van de minimumleeftijd genoemd in artikel 38, derde lid, van het Verdrag inzake de rechten van het kind, rekening houdend met de beginselen vervat in dat artikel en erkennend dat personen jonger dan 18 jaar ingevolge het Verdrag recht hebben op speciale bescherming.

2. Elke Staat die Partij is, legt een bindende verklaring neer bij de bekrachtiging van of toetreding tot dit Protocol waarin de minimumleeftijd wordt genoemd waarop hij vrijwillige recrutering of opname in zijn nationale strijdkrachten zal toestaan en een beschrijving van de garanties die hij heeft aangenomen om te waarborgen dat deze recrutering of opname niet onder dwang geschiedt.

3. De Staten die Partij zijn die vrijwillige recrutering of opname in hun nationale strijdkrachten toestaan onder de leeftijd van 18 jaar handhaven garanties om ten minste te waarborgen dat:

  • a. de recrutering of opname echt vrijwillig is;

  • b. de recrutering of opname plaatsvindt met instemming van de ouders of wettige voogden van de persoon, nadat zij zijn ingelicht;

  • c. de personen volledig ingelicht worden over de plichten die gemoeid zijn met de militaire dienst;

  • d. de personen voorafgaand aan hun toelating tot de nationale militaire dienst een betrouwbaar bewijs van hun leeftijd overleggen.

4. Elke Staat die Partij is, kan zijn verklaring te allen tijde kracht bijzetten door een kennisgeving van die strekking gericht aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, die alle Staten die Partij zijn in kennis stelt. De kennisgeving wordt van kracht op de datum van ontvangst door de Secretaris-Generaal.

5. De eis in het eerste lid van dit artikel tot verhoging van de leeftijd is niet van toepassing op scholen die worden geëxploiteerd door of onder toezicht staan van de strijdkrachten van de Staten die Partij zijn, in overeenstemming met de artikelen 28 en 29 van het Verdrag inzake de rechten van het kind.

Artikel 4

1. Gewapende groepen die zich onderscheiden van de strijdkrachten van een Staat mogen onder geen enkele omstandigheid personen onder de leeftijd van 18 jaar recruteren of inzetten bij vijandelijkheden.

2. De Staten die Partij zijn, nemen alle uitvoerbare maatregelen om een dergelijke recrutering en inzet te voorkomen, met inbegrip van de aanneming van de nodige wettelijke maatregelen om dergelijke praktijken te verbieden en strafbaar te stellen.

3. De toepassing van dit artikel uit hoofde van dit Protocol laat de juridische status van een Partij bij een gewapend conflict onverlet.

Artikel 5

Geen enkele bepaling van dit Protocol mag worden uitgelegd als een beletsel voor de toepassing van bepalingen uit het recht van een Staat die Partij is of uit internationale instrumenten en internationaal humanitair recht die gunstiger zijn voor de verwezenlijking van de rechten van het kind.

Artikel 6

1. Elke Staat die Partij is, neemt alle nodige juridische, bestuurlijke en andere maatregelen om de doeltreffende toepassing en daadwerkelijke uitvoering van de bepalingen van dit Protocol binnen zijn rechtsmacht te waarborgen.

2. De Staten die Partij zijn, verbinden zich ertoe de beginselen en bepalingen van dit Protocol algemeen bekend te maken aan zowel volwassenen als kinderen en met gepaste middelen te bevorderen.

3. De Staten die Partij zijn, nemen alle uitvoerbare maatregelen om te waarborgen dat personen onder hun rechtsmacht die in strijd met dit Protocol worden gerecruteerd of ingezet bij vijandelijkheden worden gedemobiliseerd of anderszins worden vrijgesteld van de dienst. De Staten die Partij zijn, bieden, indien nodig, deze personen alle passende hulp ten behoeve van hun lichamelijk en geestelijk herstel en hun herintegratie in de maatschappij.

Artikel 7

1. De Staten die Partij zijn, werken samen bij de toepassing van dit Protocol, met inbegrip van de voorkoming van elke activiteit die in strijd is met het Protocol en bij de revalidatie en herintegratie in de maatschappij van personen die het slachtoffer zijn van handelingen die in strijd zijn met dit Protocol, onder andere door middel van technische samenwerking en financiële bijstand. Deze bijstand en samenwerking zullen plaatsvinden in overleg met de betrokken Staten die Partij zijn en de relevante internationale organisaties.

2. De Staten die Partij zijn die daartoe in staat zijn, verlenen deze bijstand via bestaande multilaterale, bilaterale of andere programma's, of, onder andere, via een in overeenstemming met de regels van de Algemene Vergadering opgericht vrijwillig fonds.

Artikel 8

1. Elke Staat die Partij is, brengt, binnen twee jaar na de inwerkingtreding van het Protocol voor die Staat die Partij is, verslag uit aan het Comité voor de Rechten van het Kind met uitvoerige informatie over de maatregelen die hij heeft genomen voor de toepassing van de bepalingen van het Protocol, met inbegrip van de maatregelen voor de toepassing van de bepalingen inzake deelname en recrutering.

2. Nadat hogergenoemd uitvoerig verslag is uitgebracht, neemt elke Staat die Partij is in de verslagen die hij uitbrengt aan het Comité voor de Rechten van het Kind in overeenstemming met artikel 44 van het Verdrag alle verdere informatie op met betrekking tot de toepassing van het Protocol. De andere Staten die Partij zijn bij het Protocol brengen iedere vijf jaar verslag uit.

3. Het Comité voor de Rechten van het Kind kan de Staten die Partij zijn verzoeken om nadere informatie die relevant is voor de toepassing van dit Protocol.

Artikel 9

1. Dit Protocol staat open voor ondertekening voor elke Staat die Partij is bij het Verdrag of voor wie het is ondertekend.

2. Dit Protocol dient te worden bekrachtigd en staat open voor toetreding door iedere Staat. De akten van bekrachtiging of toetreding dienen te worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.

3. De Secretaris-Generaal, in zijn hoedanigheid van depositaris van het Verdrag en van het Protocol, stelt alle Staten die Partij zijn bij het Verdrag en alle Staten voor wie het Verdrag is ondertekend in kennis van de nederlegging van elke verklaring uit hoofde van artikel 3.

Artikel 10

1. Dit Protocol treedt in werking drie maanden na de nederlegging van de tiende akte van bekrachtiging of toetreding.

2. Voor elke Staat die dit Protocol bekrachtigt of ertoe toetreedt nadat het in werking is getreden, treedt dit Protocol een maand na de datum van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging of toetreding in werking.

Artikel 11

1. Iedere Staat die Partij is, kan dit Protocol te allen tijde opzeggen door een schriftelijke kennisgeving aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, die vervolgens de andere Staten die Partij zijn bij het Verdrag en alle Staten voor wie het Verdrag is ondertekend in kennis stelt. De opzegging wordt van kracht een jaar na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal. Indien na afloop van dat jaar de opzeggende Staat die Partij is echter betrokken is bij een gewapend conflict, wordt de opzegging niet van kracht voordat het gewapende conflict beëindigd is.

2. Een dergelijke opzegging heeft niet tot gevolg dat de Staat die Partij is, wordt ontslagen van zijn verplichtingen uit hoofde van dit Protocol met betrekking tot handelingen die geschieden voorafgaand aan de datum waarop de opzegging van kracht wordt. Evenmin tast een dergelijke opzegging op enigerlei wijze de voortzetting van het onderzoek aan van een aangelegenheid die reeds wordt bestudeerd door het Comité voorafgaand aan de datum waarop de opzegging van kracht wordt.

Artikel 12

1. Iedere Staat die Partij is, kan een wijziging voorstellen en deze indienen bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. De Secretaris-Generaal deelt de voorgestelde wijziging vervolgens mede aan de Staten die Partij zijn, met het verzoek hem te berichten of zij een conferentie van de Staten die Partij zijn verlangen teneinde de voorstellen te bestuderen en in stemming te brengen. Indien, binnen vier maanden na de datum van deze mededeling, ten minste een derde van de Staten die Partij zijn een dergelijke conferentie verlangt, roept de Secretaris-Generaal de vergadering onder auspiciën van de Verenigde Naties bijeen. Iedere wijziging die wordt aangenomen door een meerderheid van de ter conferentie aanwezige Staten die Partij zijn en die hun stem uitbrengen, wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Algemene Vergadering.

2. Een wijziging die in overeenstemming met het eerste lid van dit artikel wordt aangenomen, treedt in werking wanneer zij is goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en is aanvaard door een meerderheid van tweederde van de Staten die Partij zijn.

3. Wanneer een wijziging in werking treedt, is zij bindend voor de Staten die Partij zijn die haar hebben aanvaard, terwijl de andere Staten die Partij zijn gebonden zullen blijven door de bepalingen van dit Protocol en door iedere voorgaande wijziging die zij hebben aanvaard.

Artikel 13

1. Dit Protocol, waarvan de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt nedergelegd in het archief van de Verenigde Naties.

2. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties zendt gewaarmerkte afschriften van dit Protocol toe aan alle Staten die Partij zijn bij het Verdrag en aan alle Staten voor wie het Verdrag is ondertekend.


(Voor de ondertekeningen zie blz. 16 e.v. van Trb. 2001, 36 en rubriek B van dit Tractatenblad)

D. PARLEMENT

Zie Trb. 2001, 36.

E. BEKRACHTIGING

Zie Trb. 2001, 36.

Behalve de aldaar genoemde hebben nog de volgende staten in overeenstemming met artikel 9, tweede lid, een akte van bekrachtiging nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties:

Andorra130 april 2001
Panama 8 augustus 2001

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2001, 36.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 2001, 36.

Uitgegeven de vijfde september 2001

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN


XNoot
1

Onder de volgende verklaring:

``With regard to article 3, paragraph 2, of the Protocol, the Principality of Andorra declares that it currently has no armed forces. The only specialized forces in the Principality are those of the Police and Customs, for which the minimum recruitment age is that specified in article 2 of the Optional Protocol. Moreover, the Principality wishes to reiterate in this declaration its disagreement with the content of article 2, in that that article permits the voluntary recruitment of children under the age of 18 years (translation).".

Naar boven