A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek der Filipijnen inzake de erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen ingevolge voorschrift I/10 van het STCW-Verdrag van 1978;

Manilla, 31 mei 2001

B. TEKST

De tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 2001, 103.

In dat Tractatenblad dient in de tekst van het Verdrag de volgende correctie te worden aangebracht:

Op blz. 3 in artikel 4, eerste lid, vierde regel, dient „of" te worden vervangen door „or".

C. VERTALING

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek der Filipijnen inzake de erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen ingevolge voorschrift I/10 van het STCW-Verdrag van 1978

Het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek der Filipijnen:

Handelend in overeenstemming met de procedures bedoeld in voorschrift I/10 van de bijlage bij het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst (STCW-Verdrag) van 1978, zoals gewijzigd in 1995;

Voorts handelend in overeenstemming met artikel 9 van Richtlijn 98/35/EG van de Raad van 25 mei 1998 van de Europese Unie;

Erkennend de doelstellingen neergelegd in het Memorandum of Understanding inzake maritiem vervoer tussen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat van het Koninkrijk der Nederlanden en het Departement van Transport en Communicatie van de Republiek der Filipijnen ter bevordering van de samenwerking en het wederzijds begrip op het gebied van maritiem vervoer en aanverwante activiteiten;

Met inachtneming van de richtlijnen inzake regelingen tussen Partijen bij het STCW-Verdrag, goedgekeurd door de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie tijdens haar drieënzeventigste zitting in mei 2000;

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

1. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat van Nederland, hierna te noemen „de Administratie" is de bevoegde autoriteit voor het Koninkrijk der Nederlanden. De Maritime Training Council (MTC), hierna te noemen de „partij die vaarbevoegdheidsbewijzen afgeeft", is de bevoegde autoriteit voor de Republiek der Filipijnen.

2. De instantie die optreedt voor de Administratie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van dit Verdrag is de Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Scheepvaart, van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

3. De instanties die optreden voor de partij die vaarbevoegdheidsbewijzen afgeeft en verantwoordelijk is voor de uitvoering van dit Verdrag zijn de „Professional Regulation Commission" (PRC) voor de officieren en de „Technical Education and Skills Development Authority" (TESDA) voor de scheepsgezellen.

Artikel 2

1. De Administratie is gerechtigd faciliteiten te bezoeken; deze bezoeken kunnen de naleving van procedures of de toetsing van de aangenomen beleidslijnen, zoals goedgekeurd of gehanteerd door de partij die vaarbevoegdheidsbewijzen afgeeft, betreffen;

2. Bij de uitoefening van dit recht, hanteert de Administratie de volgende procedures:

  • a. een verzoek tot het bezoeken van faciliteiten wordt door de instantie die optreedt voor de Administratie ten minste dertig (30) dagen voor de beoogde datum van het bezoek hetzij schriftelijk, hetzij per telefax, hetzij per E-mail verzonden aan de instantie die optreedt voor de partij die vaarbevoegdheidsbewijzen afgeeft;

  • b. het verzoek bevat de redenen die, naar de opvatting van de Administratie noodzaken tot het afleggen van een bezoek;

  • c. het verzoek vermeldt de specifieke faciliteit of faciliteiten die de Administratie beoogt te bezoeken;

  • d. het verzoek bevat de namen van de functionarissen die deelnemen aan het bezoek en hun functie binnen de Administratie;

  • e. de doelen van het verzoek worden beperkt tot een of meer van de volgende:

  • • normen inzake bekwaamheid;

  • • de afgifte, officiële verklaringen inzake, verlenging van de geldigheid en opschorting van vaarbevoegdheidsbewijzen;

  • • bijhouden van dossiers;

  • • normen voor medische geschiktheid; en

  • • procedures voor toezending en beantwoording van verzoeken om onderzoek.

Artikel 3

De partij die vaarbevoegdheidsbewijzen afgeeft, stelt aan de Administratie de resultaten ter beschikking van vijf (5) jaarlijkse externe auditrapporten inzake beoordelingen van kwaliteitsnormen die zijn uitgevoerd in overeenstemming met Sectie A-I/8, derde lid, van de STCW-Code.

Artikel 4

1. Indien de Administratie, in overeenstemming met voorschrift I/10 van het STCW-Verdrag, de geldigheid of de inhoud van een vaarbevoegdheidsbewijs afgegeven door de partij die vaarbevoegdheidsbewijzen afgeeft wenst te onderzoeken, stelt zij hetzij schriftelijk, hetzij per telefax, hetzij per E-mail in verbinding met de instantie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van dit Verdrag van de partij die vaarbevoegdheidsbewijzen afgeeft of met een persoon of personen die door de instantie is of zijn aangewezen om namens haar op te treden.

2. De lijst met namen en functies van aangewezen personen wordt schriftelijk medegedeeld aan de Administratie voordat dit Verdrag in werking treedt.

3. Wijzigingen in de lijst van aangewezen personen worden zo spoedig mogelijk aan de Administratie doorgegeven.

4. Voordat dit Verdrag in werking treedt, deelt de instantie die namens de Administratie verantwoordelijk is voor de uitvoering van dit Verdrag schriftelijk de lijst mee van personen en hun functie die de instantie heeft aangewezen om namens haar op te treden voor het uitvoeren van onderzoeken naar de geldigheid of de inhoud van een vaarbevoegdheidsbewijs afgegeven door de partij die vaarbevoegdheidsbewijzen afgeeft.

5. Voor de toepassing van dit artikel fungeert de „Maritime Industry Authority" (MARINA) van de partij die vaarbevoegdheidsbewijzen afgeeft als centraal punt voor de uitvoering van het onderzoek naar de geldigheid van de inhoud van vaarbevoegdheidsbewijzen afgegeven door de partij die vaarbevoegdheidsbewijzen afgeeft.

Artikel 5

De verantwoordelijke instantie of een persoon aangewezen door de instantie van de partij die vaarbevoegdheidsbewijzen afgeeft, reageert binnen drie (3) werkdagen hetzij schriftelijk, hetzij per telefax, hetzij per E-mail op een verzoek van de verantwoordelijke instantie of een persoon aangewezen door de instantie van de Administratie voor het onderzoek naar de geldigheid of de inhoud van een vaarbevoegdheidsbewijs.

Artikel 6

De verantwoordelijke instantie of een persoon aangewezen door de instantie van de partij die vaarbevoegdheidsbewijzen afgeeft stelt de verantwoordelijke instantie of een persoon aangewezen door de instantie van de Administratie binnen twee (2) weken in kennis van de definitieve en uitvoerbare intrekking of opschorting op disciplinaire of andere gronden van een door haar afgegeven vaarbevoegdheidsbewijs of officiële verklaring. De verantwoordelijke instantie of een persoon aangewezen door de instantie van de Administratie stelt de verantwoordelijke instantie of een persoon aangewezen door de instantie van de partij die vaarbevoegdheidsbewijzen afgeeft binnen twee (2) weken in kennis van de intrekking of opschorting op disciplinaire of andere gronden van een door haar afgegeven officiële verklaring of erkenning.

Artikel 7

De partij die vaarbevoegdheidsbewijzen afgeeft, stelt de Administratie onverwijld in kennis van wezenlijke veranderingen in de regelingen voor opleiding en diplomering zoals voorzien in overeenstemming met het STCW-Verdrag; een dergelijke kennisgeving geschiedt ten minste onder de volgende omstandigheden:

  • a. veranderingen in de taak, het adres of bereikbaarheidsgegevens van de instantie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van dit Verdrag;

  • b. veranderingen die leiden tot wezenlijke afwijkingen van de informatie die ingevolge sectie A-1/7 van de STCW-Code zijn toegezonden aan de Secretaris-Generaal van de IMO.

Artikel 8

1. Dit Verdrag kan door elke Partij worden opgezegd door hiervan zes (6) maanden van tevoren schriftelijk kennis te geven aan de andere Partij.

2. Alvorens in overeenstemming met het eerste lid van dit artikel kennis te geven van beëindiging, zendt een Partij die redenen heeft voor opzegging van dit Verdrag deze redenen per post aan de verantwoordelijke functionaris van de andere Partij.

3. De andere Partij antwoordt binnen twee maanden.

Artikel 9

1. Dit Verdrag treedt eerst in werking op de datum waarop de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie heeft vastgesteld dat zowel de Administratie als de partij die vaarbevoegdheidsbewijzen afgeeft de bepalingen van het STCW-Verdrag volledig hebben uitgevoerd.

2. Dit Verdrag treedt eerst in werking op de datum waarop de procedure uit Richtlijn 98/35 van de Europese Raad is afgerond, mits bij afronding geen bezwaren zijn gerezen tegen de inwerkingtreding van dit Verdrag.

Artikel 10

1. De Administratie stelt de partij die vaarbevoegdheidsbewijzen afgeeft in kennis van de datum van de kennisgeving van dit Verdrag aan de Europese Commissie in overeenstemming met Richtlijn 98/35 van de Europese Raad.

2. De Administratie stelt de partij die vaarbevoegdheidsbewijzen afgeeft in kennis van de ontvangst van eventuele bezwaren tegen het Verdrag in overeenstemming met Richtlijn 98/35 van de Europese Raad die zijn ontvangen door de Administratie.

3. De Administratie stelt de partij die vaarbevoegdheidsbewijzen afgeeft in kennis van de datum waarop de procedure van artikel 9, tweede lid, is afgerond mits bij afronding geen bezwaren zijn gerezen tegen de inwerkingtreding van dit Verdrag.

Artikel 11

Onverminderd artikel 9 is dit Verdrag voorlopig van toepassing vanaf de datum van ondertekening en treedt het in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat beide Partijen elkaar schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat in hun respectieve landen aan de vereiste procedures voor de inwerkingtreding van het Verdrag is voldaan.

GEDAAN te Manilla op 31 mei 2001.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) THEO ARNOLD

Ambassadeur van het Koninkrijk der Nederlanden

Voor de Republiek der Filipijnen

(w.g.) PATRICIA A. STO. TOMAS

Minister van Arbeid en Werkgelegenheid

en voorzitter van de „Maritime Training Council"


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2001, 103.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2001, 103.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 2001, 103.

Uitgegeven de derde augustus 2001

De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,

A. H. KORTHALS

Naar boven