A. TITEL

Verdrag tot oprichting van het Adviescentrum voor WTO-recht, met bijlagen;

Seattle, 30 november 1999

B. TEKST

De Engelse en de Franse tekst van het Verdrag zijn geplaatst in Trb. 2000, 5.

Op blz. 18 van dat Tractatenblad dienen in de lijst van ondertekenaars de volgende correcties te worden aangebracht:

„China" dient te luiden „Hong Kong, China".

Bij Canada dient de volgende noot te worden geplaatst: „1) Definitieve ondertekening.".

Bij Pakistan dient de volgende noot te worden geplaatst: „2) Definitieve ondertekening.".

Het Verdrag is voorts nog ondertekend voor:

Letland29 maart 2000
Senegal30 maart 2000
India31 maart 2000

C. VERTALING

Verdrag tot oprichting van het Adviescentrum voor WTO-recht

De Partijen bij dit Verdrag

– Vaststellend dat de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (hierna te noemen de „WTO") een complex juridisch stelsel en uitvoerige procedures voor geschillenregeling tot stand heeft gebracht;

– Voorts vaststellend dat ontwikkelingslanden, in het bijzonder de minstontwikkelde landen, en de landen met overgangseconomieën beperkte deskundigheid inzake WTO-recht en het behandelen van complexe handelsgeschillen bezitten en dat hun vermogen om zulke deskundigheid te verwerven onderhevig is aan aanzienlijke financiële en institutionele beperkingen;

– Erkennend dat een juist evenwicht tussen rechten en verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst tot oprichting van de WTO slechts gehandhaafd kan worden indien alle Leden van de WTO volledig inzicht hebben in hun daaruit voortvloeiende rechten en plichten en gelijke mogelijkheden om gebruik te maken van de WTO-procedures voor geschillenbeslechting;

– Voorts erkennend dat de geloofwaardigheid en aanvaardbaarheid van de WTO-procedures voor geschillenbeslechting slechts kunnen worden gewaarborgd indien alle Leden van de WTO daadwerkelijk daaraan kunnen deelnemen;

– Derhalve vastbesloten een bron te scheppen voor rechtskundig onderricht, deskundigheid en advies inzake WTO-recht die eenvoudig toegankelijk is voor ontwikkelingslanden, in het bijzonder de minstontwikkelde landen, en landen met overgangseconomieën;

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Oprichting van het Adviescentrum voor WTO-recht

Het Adviescentrum voor WTO-recht (hierna te noemen het „Centrum") wordt hierbij opgericht.

Artikel 2 Doelstellingen en taken van het Centrum

1. Doel van het Centrum is het geven van rechtskundig onderricht, bijstand en advies inzake WTO-recht en -procedures voor geschillenbeslechting aan ontwikkelingslanden, in het bijzonder de minstontwikkelde landen, en aan landen met overgangseconomieën.

2. Hiertoe:

– verstrekt het Centrum rechtskundig advies inzake WTO-recht;

– verleent het bijstand aan partijen en aan derden bij procedures voor geschillenbeslechting;

– onderricht het overheidsfunctionarissen door middel van seminars over WTO-recht en -rechtspraak, stages en andere geëigende middelen; en

– verricht het alle andere taken die het door de Algemene Vergadering opgedragen krijgt.

Artikel 3 Structuur van het Centrum

1. Het Centrum heeft een Algemene Vergadering, een Bestuur en een Uitvoerend Directeur.

2. De Algemene Vergadering bestaat uit de vertegenwoordigers van de Leden van het Centrum en de vertegenwoordigers van de minstontwikkelde landen vermeld in Bijlage III bij dit Verdrag. De Algemene Vergadering komt ten minste tweemaal per jaar bijeen om:

– het functioneren van het Centrum te evalueren;

– het Bestuur te kiezen;

– door het Bestuur voorgestelde voorschriften aan te nemen;

– de door het Bestuur voorgestelde jaarlijkse begroting aan te nemen;

– de taken te verrichten die haar uit hoofde van andere bepalingen van dit Verdrag worden opgedragen.

De Algemene Vergadering neemt haar procedureregels aan.

3. Het Bestuur bestaat uit vier leden, een vertegenwoordiger van de minstontwikkelde landen en de Uitvoerend Directeur. De personen die zitting hebben in het Bestuur doen dit op persoonlijke titel en worden gekozen op grond van hun beroepskwalificaties op het gebied van WTO-recht of internationale handelsbetrekkingen en ontwikkeling.

4. De leden van het Bestuur en de vertegenwoordiger van de minstontwikkelde landen in het Bestuur worden benoemd door de Algemene Vergadering. De Uitvoerend Directeur maakt ex officio deel uit van het Bestuur. De groep van Leden vermeld in Bijlage I bij dit Verdrag en de drie groepen Leden vermeld in Bijlage II bij dit Verdrag kunnen elk een lid van het Bestuur voordragen voor benoeming door de Algemene Vergadering. De minstontwikkelde landen vermeld in Bijlage III bij dit Verdrag kunnen hun vertegenwoordiger in het Bestuur voordragen voor benoeming door de Algemene Vergadering.

5. Het Bestuur legt verantwoording af aan de Algemene Vergadering. Het Bestuur vergadert zo dikwijls als nodig om:

– de beslissingen te nemen die nodig zijn om het doelmatig en doeltreffend functioneren van het Centrum te waarborgen in overeenstemming met dit Verdrag;

– de jaarlijkse begroting voor het Centrum voor te bereiden voor goedkeuring door de Algemene Vergadering;

– te beslissen over het beroep door Leden aan wie rechtskundige bijstand bij een procedure voor geschillenbeslechting is geweigerd;

– toezicht te houden op de administratie van het dotatiefonds van het Centrum;

– een externe accountant aan te wijzen;

– de Uitvoerend Directeur te benoemen in overleg met de Leden;

– voor aanneming door de Algemene Vergadering voorstellen te doen voor voorschriften inzake:

– de procedures van het Bestuur;

– de taken en arbeidsvoorwaarden van de Uitvoerend Directeur, het personeel van het Centrum en door het Centrum gecontracteerde adviseurs; en

– de administratie en het investeringsbeleid van het dotatiefonds van het Centrum;

– de taken te vervullen die ingevolge andere bepalingen van dit Verdrag aan het Bestuur worden toegewezen.

6. De Uitvoerend Directeur legt verantwoording af aan het Bestuur en wordt uitgenodigd deel te nemen aan alle vergaderingen daarvan. De Uitvoerend Directeur:

– leidt de dagelijkse gang van zaken van het Centrum;

– neemt het personeel van het Centrum in dienst, geeft het leiding en ontslaat het in overeenstemming met het door de Algemene Vergadering aangenomen personeelsreglement;

– contracteert en houdt toezicht op adviseurs;

– dient bij het Bestuur en de Algemene Vergadering een door een onafhankelijke accountant goedgekeurde opgave in van inkomsten en uitgaven betreffende de begroting over het voorgaande belastingjaar; en

– vertegenwoordigt het Centrum naar buiten.

Artikel 4 Besluitvorming

1. De Algemene Vergadering besluit bij consensus. Een voorstel waarvan aanneming wordt overwogen tijdens een vergadering van de Algemene Vergadering wordt geacht bij consensus te zijn aangenomen indien er tijdens de vergadering geen formele bezwaren tegen zijn ingebracht door een Lid van het Centrum. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op besluiten van het Bestuur.

2. Indien de Voorzitter van de Algemene Vergadering of het Bestuur vaststelt dat geen beslissing kan worden genomen bij consensus, kan de Voorzitter besluiten de zaak in stemming te brengen in de Algemene Vergadering. In een dergelijk geval neemt de Algemene Vergadering haar beslissing met een meerderheid van vier vijfde van de aanwezige Leden die hun stem uitbrengen. Elk Lid heeft één stem. Een enkelvoudige meerderheid van de Leden van het Centrum vormt het quorum voor elke vergadering van de Algemene Vergadering waarin een zaak in stemming wordt gebracht.

3. In het geval van beslissingen over wijzigingen zijn de procedures weergegeven in artikel 11, eerste lid, van dit Verdrag van toepassing.

Artikel 5 Financiële structuur van het Centrum

1. Een dotatiefonds wordt opgericht van de door Leden in overeenstemming met Artikel 6, tweede lid, van dit Verdrag betaalde bijdragen.

2. Het Centrum brengt vergoedingen in rekening voor rechtskundige diensten in overeenstemming met het vergoedingenschema weergegeven in Bijlage IV bij dit Verdrag.

3. De jaarlijkse begroting van het Centrum wordt gefinancierd uit de inkomsten uit het dotatiefonds van het Centrum, de vergoedingen voor door het Centrum verleende diensten en alle vrijwillige bijdragen van regeringen, internationale organisaties of particuliere sponsors.

4. Het Centrum heeft een externe accountant.

Artikel 6 Rechten en verplichtingen van de Leden

1. Elk ontwikkelingsland dat Lid is en elk Lid met een overgangseconomie vermeld in Bijlage II bij dit Verdrag heeft recht op de diensten van het Centrum in overeenstemming met de voorschriften aangenomen door de Algemene Vergadering en het vergoedingenschema weergegeven in Bijlage IV. Elk Lid kan verzoeken om bijstand bij WTO-procedures voor geschillenbeslechting in een der drie officiële talen van de WTO.

2. Elk Lid dat dit Verdrag heeft aanvaard betaalt terstond een eenmalige bijdrage aan het dotatiefonds van het Centrum en/of jaarlijkse bijdragen gedurende de eerste vijf jaar waarin het Centrum werkzaam is in overeenstemming met de schaal van bijdragen weergegeven in de Bijlagen I en II bij dit Verdrag. Elk Lid dat is toegetreden tot dit Verdrag betaalt bijdragen in overeenstemming met zijn akte van toetreding.

3. Elk Lid betaalt terstond de vergoedingen voor de door het Centrum verleende diensten.

4. Indien het Bestuur bepaalt dat een Lid in gebreke is inzake een van zijn verplichtingen ingevolge het tweede of derde lid van dit artikel, kan hij besluiten dat Lid uit te sluiten van de uitoefening van zijn rechten ingevolge het eerste lid van dit artikel.

5. Niets in dit Verdrag wordt zo uitgelegd dat het enige financiële aansprakelijkheid inhoudt voor enig Lid buiten de aansprakelijkheden voortvloeiend uit het tweede of derde lid van dit artikel.

Artikel 7 Rechten van de minstontwikkelde landen

Aan de minstontwikkelde landen vermeld in Bijlage III worden op hun verzoek de diensten van het Centrum verleend in overeenstemming met de voorschriften aangenomen door de Algemene Vergadering en het in Bijlage IV weergegeven vergoedingenschema. Elk van deze landen kan verzoeken om bijstand bij WTO-procedures voor geschillenbeslechting in een der drie officiële talen van de WTO.

Artikel 8 Voorrang bij het toewijzen van bijstand bij WTO-procedures voor geschillenbeslechting

Indien twee landen die recht hebben op bijstand bij WTO-procedures voor geschillenbeslechting betrokken zijn bij dezelfde procedure, wordt bijstand toegekend in overeenstemming met de volgende voorrangsregel: Ten eerste, de minstontwikkelde landen; ten tweede, Leden die dit Verdrag hebben aanvaard; ten derde, Leden die tot dit Verdrag zijn toegetreden. De Algemene Vergadering neemt voorschriften aan inzake het toekennen van bijstand bij WTO-procedures voor geschillenbeslechting overeenkomstig deze voorrangsregel.

Artikel 9 Samenwerking met andere internationale organisaties

Het Centrum werkt samen met de Wereldhandelsorganisatie en andere internationale organisaties ten behoeve van de realisatie van de doelstellingen van dit Verdrag.

Artikel 10 Rechtspositie van het Centrum

1. Het Centrum heeft rechtspersoonlijkheid. Het heeft met name de bevoegdheid overeenkomsten te sluiten, onroerende en roerende zaken te verkrijgen en te vervreemden en rechtsvorderingen in te stellen.

2. Het Centrum is gevestigd in Genève, Zwitserland.

3. Het Centrum streeft naar het sluiten van een akkoord met de Zwitserse Bondsstaat inzake de status, voorrechten en immuniteiten van het Centrum. Het akkoord kan worden ondertekend door de Voorzitter van de Algemene Vergadering onder voorbehoud van goedkeuring door de Algemene Vergadering. Het akkoord kan bepalen dat de Zwitserse Bondsstaat aan het Centrum, zijn Uitvoerend Directeur en zijn personeel de status, voorrechten en immuniteiten verleent die de Zwitserse Bondsstaat verleent aan permanente diplomatieke vertegenwoordigingen en hun leden of aan internationale organisaties en hun personeel.

Artikel 11 Herziening, terugtrekking en beëindiging

1. Elk lid van het Centrum en het Bestuur kan aan de Algemene Vergadering een voorstel voorleggen tot wijziging van een bepaling van dit Verdrag. Van het voorstel wordt terstond kennisgeving gedaan aan alle Leden. De Algemene Vergadering kan besluiten het voorstel ter aanneming voor te leggen aan de Leden. De wijziging wordt van kracht op de dertigste dag volgend op de datum waarop de depositaris de akten van aanvaarding van alle Leden heeft ontvangen.

2. Indien de financiële situatie van het Centrum dit vereist, kan elk Lid van het Centrum en het Bestuur aan de Algemene Vergadering een voorstel voorleggen tot wijziging van de schaal van bijdragen weergegeven in de Bijlagen I en II en het vergoedingenschema weergegeven in Bijlage IV bij dit Verdrag. De wijziging wordt van kracht op de dertigste dag volgend op de datum waarop de Algemene Vergadering haar heeft aangenomen bij eenparig besluit.

3. Het eerste en tweede lid van dit artikel laten onverlet de verplichting van het Bestuur de Bijlagen II en IV te wijzigen in overeenstemming met de daarin opgenomen Noten.

4. Elk Lid kan zich te allen tijde uit dit Verdrag terugtrekken bij schriftelijke kennisgeving gedaan aan de Depositaris. De Depositaris doet aan de Uitvoerend Directeur van het Centrum en de Leden van het Centrum mededeling van een dergelijke kennisgeving. De terugtrekking wordt van kracht op de dertigste dag volgend op de datum waarop de kennisgeving door de Depositaris is ontvangen. De verplichting tot betaling van de vergoedingen voor door het Centrum verleende diensten in overeenstemming met artikel 6, derde lid, van dit Verdrag blijft bij terugtrekking in stand. Het zich terugtrekkende Lid heeft geen recht op terugbetaling van zijn bijdragen aan het dotatiefonds van het Centrum.

5. De Algemene Vergadering kan besluiten dit Verdrag te beëindigen. Bij de beëindiging worden de vermogensbestanddelen van het Centrum verdeeld onder de Leden van dat tijdstip en voormalige Leden van het Centrum naar evenredigheid van het totaal van de bijdragen van elk Lid aan het doteringsfonds en/of de jaarlijkse begroting van het Centrum.

Artikel 12 Overgangsregelingen

1. Gedurende de eerste vijf jaar waarin het Centrum werkzaam is, wordt de jaarlijkse begroting van het Centrum gefinancierd uit de jaarlijkse bijdragen van de Leden in overeenstemming met artikel 6, tweede lid, van dit Verdrag en Bijlage I bij dit Verdrag. Gedurende dit tijdvak vloeien de inkomsten uit het doteringsfonds en uit de vergoedingen voor verleende diensten naar het doteringsfonds.

2. Gedurende de eerste vijf jaar waarin het Centrum werkzaam is, heeft het Bestuur vijf leden. De Leden vermeld in de lijst in Bijlage 1 bij dit Verdrag kunnen twee personen aanwijzen om gedurende dat tijdvak zitting te nemen in het Bestuur.

3. De verplichting van een Lid tot het voldoen van jaarlijkse bijdragen gedurende de eerste vijf jaar waarin het Centrum werkzaam is in overeenstemming met artikel 6, tweede lid, van dit Verdrag en Bijlage I bij dit Verdrag blijft bij de terugtrekking van dat Lid uit dit Verdrag in stand.

Artikel 13 Aanvaarding en inwerkingtreding

1. Elke Staat of elk afzonderlijk douanegebied vermeld in de Bijlagen I, II of III bij dit Verdrag kan Lid van het Centrum worden door aanvaarding van dit Verdrag, door ondertekening of ondertekening onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, tijdens de derde Ministeriële Conferentie van de WTO, te houden in Seattle van 30 november tot 3 december 1999, en nadien tot 31 maart 2000. De akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring wordt niet later nedergelegd dan 30 september 2002.

2. Dit Verdrag treedt in werking op de dertigste dag volgend op de datum waarop aan alle navolgende voorwaarden is voldaan:

– de twintigste akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring of ondertekening zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring is nedergelegd;

– het totaal van de eenmalige bijdragen aan het dotatiefonds van het Centrum dat de staten of douanegebieden die dit Verdrag hebben aanvaard verplicht zijn te voldoen in overeenstemming met artikel 6, tweede lid, van dit Verdrag en de Bijlagen I en II bij dit Verdrag is hoger dan zes miljoen US dollar; en

– het totaal van de jaarlijkse bijdragen dat de Staten of douanegebieden die dit Verdrag hebben aanvaard verplicht zijn te voldoen in overeenstemming met artikel 6, tweede lid, van dit Verdrag en Bijlage I bij dit Verdrag is hoger dan zes miljoen US dollar.

3. Voor elke ondertekenaar van dit Verdrag die zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring nederlegt na de datum waarop aan de in het tweede lid van dit artikel weergegeven voorwaarden is voldaan, treedt het Verdrag in werking op de dertigste dag volgend op de datum waarop de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring is nedergelegd.

Artikel 14 Voorbehouden

Geen voorbehouden kunnen worden gemaakt ten aanzien van enige bepaling van dit Verdrag.

Artikel 15 Bijlagen

De Bijlagen bij dit Verdrag vormen een integrerend onderdeel van dit Verdrag.

Artikel 16 Toetreding

Elk Lid van de WTO en elke Staat die, of elk afzonderlijk douanegebied dat, bezig is met toetreding kan Lid worden van het Centrum door toe te treden tot dit Verdrag met voorwaarden overeengekomen tussen dat Lid, die Staat of dat gebied en het Centrum. Toetredingen komen tot stand bij een akte van toetreding goedgekeurd door de Algemene Vergadering. De Algemene Vergadering keurt de akte van toetreding slechts goed indien het Bestuur haar adviseert dat de toetreding voor het Centrum noch financiële noch operationele problemen zal veroorzaken. Dit Verdrag treedt voor het toetredende Lid van de WTO of voor de Staat die, of het afzonderlijk douanegebied dat, bezig is met toetreding tot de WTO in werking op de dertigste dag volgend op de datum waarop de akte van toetreding bij de depositaris is nedergelegd.

Artikel 17 Depositaris en registratie

1. Dit Verdrag wordt nedergelegd bij de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden.

2. Dit Verdrag wordt geregistreerd in overeenstemming met de bepalingen van artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties.

GEDAAN te Seattle op dertig november 1999, in een enkel exemplaar, in de Engelse, de Franse en de Spaanse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.


Bijlage I

Minimumbijdragen van ontwikkelingslanden

WTO-LidBijdrage aan DoteringsfondsBijdrage aan de jaarlijkse begroting gedurende de eerste vijf jaar
Australië   
België  
CanadaUS$ 1 000 000  
DenemarkenUS$ 1 000 000 
Europese Gemeenschappen   
FinlandUS$ 1 000 000 
Frankrijk   
Duitsland   
Griekenland  
IerlandUS$ 1 000 000US$ 1 250 000
ItaliëUS$ 1 000 000  
Japan   
Liechtenstein  
Luxemburg   
NederlandUS$ 1 000 000US$ 1 250 000
Nieuw-Zeeland   
NoorwegenUS$ 1 000 000US$ 1 250 000
Oostenrijk   
Portugal   
Spanje   
Verenigd Koninkrijk US$ 1 250 000
Verenigde Staten van Amerika  
IJsland   
ZwedenUS$ 1 000 000 
Zwitserland  

Noot: Indien een Lid dit nodig acht kan het zijn bijdrage aan het doteringsfonds voldoen in gelijke jaarlijkse termijnen gedurende de drie jaren volgend op de inwerkingtreding van dit Verdrag.


Bijlage II

Minimumbijdragen van ontwikkelingslanden die lid zijn en leden met een overgangseconomie

CriteriumWTO-Lid% van WTOBijdrage aan het Financieringsfonds
CATEGORIE A
>1,5%Hongkong, China3,54US$ 300 000
 Korea2,32US$ 300 000
 Mexico1,51US$ 300 000
 Singapore2,25US$ 300 000
of hoogBrunei Darussalam0,04US$ 300 000
inkomenCyprus0,07US$ 300 000
 Israël0,59US$ 300 000
 Koeweit0,24US$ 300 000
 Macao0,07US$ 300 000
 Qatar0,06US$ 300 000
 Verenigde Arabische  
 Emiraten0,52US$ 300 000
CATEGORIE B
>0,15%<1,5%Argentinië0,47100 000
 Brazilië0,92100 000
 Chili0,29100 000
 Colombia0,25100 000
 Egypte0,26100 000
 Filipijnen0,46100 000
 Hongarije0,32100 000
 India0,57100 000
 Indonesië0,87100 000
 Maleisië1,31100 000
 Marokko0,16100 000
 Nigeria0,20100 000
 Pakistan0,19100 000
 Polen0,48100 000
 Roemenië0,15100 000
 Slovenië0,19100 000
 Slowaakse Republiek0,17100 000
 Thailand1,19100 000
 Tsjechische Republiek0,51100 000
 Turkije0,60100 000
 Venezuela0,32100 000
 Zuid-Afrika0,55100 000
of boven-Antigua en Barbuda0,03100 000
gemiddeldBahrein0,09100 000
inkomenBarbados0,03100 000
 Gabon0,04100 000
 Malta0,05100 000
 Mauritius0,04100 000
 St. Kitts en Nevis0,03100 000
 St. Lucia0,03100 000
 Trinidad en Tobago0,04100 000
 Uruguay0,06100 000
CATEGORIE C
<0,15%Belize0,03US$ 50 000
 Bolivia0,03US$ 50 000
 Botswana0,04US$ 50 000
 Bulgarije0,11US$ 50 000
 Congo0,04US$ 50 000
 Costa Rica0,07US$ 50 000
 Cuba0,04US$ 50 000
 Dominicaanse Republiek0,10US$ 50 000
 Dominica0,03US$ 50 000
 Ecuador0,09US$ 50 000
 El Salvador0,04US$ 50 000
 Estland*0,03US$ 50 000
 Fiji0,03US$ 50 000
 Ghana0,03US$ 50 000
 Georgië*0,03US$ 50 000
 Grenada0,03US$ 50 000
 Guatemala0,05US$ 50 000
 Guyana0,03US$ 50 000
 Honduras0,03US$ 50 000
 Ivoorkust0,07US$ 50 000
 Jamaica0,06US$ 50 000
 Kameroen0,04US$ 50 000
 Kenia0,05US$ 50 000
 Republiek Kirgizstan0,03US$ 50 000
 Letland0,03US$ 50 000
 Mongolië0,03US$ 50 000
 Namibië0,03US$ 50 000
 Nicaragua0,03US$ 50 000
 Panama0,14US$ 50 000
 Papoea Nieuw-Guinea0,05US$ 50 000
 Paraguay0,05US$ 50 000
 Peru0,12US$ 50 000
 Senegal0,03US$ 50 000
 St.Vincent en de Grenadines0,03US$ 50 000
 Sri Lanka0,09US$ 50 000
 Suriname0,03US$ 50 000
 Swaziland0,03US$ 50 000
 Tunesië0,14US$ 50 000
 Zimbabwe0,03US$ 50 000
Minstontwikkelde landen vermeld in Bijlage III die dit Verdrag hebben aanvaardUS$ 50 000

* Hangende nederlegging van akte van bekrachtiging

Noten:

Indien een Lid dit nodig acht kan het zijn bijdrage voldoen in gelijke jaarlijkse termijnen gedurende de vier jaren volgend op de inwerkingtreding van dit Verdrag.

De indeling van de in deze Bijlage II vermelde landen in leden van Groep A, B en C is gemaakt op grond van hun aandeel in de wereldhandel met een correctie naar boven overeenkomstig hun inkomen per hoofd van de bevolking, als aangegeven in onderstaande tabel. Het aandeel in de wereldhandel werd vastgesteld op grond van het aandeel in de wereldhandel dat de WTO heeft gebruikt om het aandeel van haar Leden in de uitgaven van de WTO te bepalen. Het inkomen per hoofd van de bevolking is gebaseerd op statistieken van de Wereldbank. Rekening houdend met deze criteria en statistische bronnen herziet het Bestuur de indeling van de in deze Bijlage vermelde landen ten minste een maal per vijf jaar en wijzigt het, zo nodig, de indeling overeenkomstig wijzigingen in het aandeel in de wereldhandel en/of inkomen per hoofd van de bevolking van die Leden.

CategorieAandeel wereldhandelBNP
A> = 1,5% ofLanden met hoog inkomen
B> = 0,15% en <1,5%Landen met bovengemiddeld
 ofinkomen
C<0,15% 

De bepalingen van Artikel 7 van dit Verdrag en Bijlage IV bij dit Verdrag zijn gelijkelijk van toepassing op de minstontwikkelde landen vermeld in Bijlage III die dit Verdrag niet hebben aanvaard en de minstontwikkelde landen vermeld in Bijlage III die dit Verdrag hebben aanvaard.

Staten en douanegebieden opgenomen in Bijlage II die geen Lid van het Centrum zijn kunnen verzoeken om bijstand van het Centrum bij WTO-procedures voor geschillenbeslechting waarvoor de vergoedingen gelden genoemd in Bijlage IV bij dit Verdrag. Deze bijstand wordt verleend op de voorwaarde dat geen Lid van het Centrum is betrokken bij dezelfde zaak of een Lid dat bij dezelfde zaak betrokken is instemt met de bijstand van het Centrum aan die staat of dat douanegebied. Alle andere diensten worden uitsluitend verleend aan Leden en minstontwikkelde landen.


Bijlage III

Minstontwikkelde landen met aanspraak op de diensten van het centrum

WTO-lid% van WTO-bijdrage
Angola0,07
Bangladesh0,09
Benin0,03
Bhutan*0,03
Burkina Faso0,03
Burundi0,03
Cambodja0,03
Centraal-Afrikaanse Republiek0,03
Democratische Republiek Congo0,03
Democratische Volksrepubliek Laos*0,03
Djibouti0,03
Gambia0,03
Guinee-Bissau0,03
Haïti0,03
Kaapverdië0,03
Lesotho0,03
Madagascar0,03
Malawi0,03
Malediven0,03
Mali0,03
Mauritanië0,03
Mozambique0,03
Myanmar0,03
Nepal*0,03
Niger0,03
Oeganda0,03
Republiek Guinee0,03
Rwanda0,03
Samoa*0,03
Sierra Leone0,03
Salomonseilanden0,03
Soedan*0,03
Tanzania0,03
Togo0,03
Tsjaad0,03
Vanuatu*0,03
Zambia0,03

* Bezig met toetreding tot de WTO

Noot: Indien de Verenigde Naties een niet in deze Bijlage opgenomen land aanwijzen als een minstontwikkeld land, wordt dit land geacht in deze Bijlage te zijn opgenomen mits het een Lid van de WTO is of bezig is met toetreding tot de WTO. Indien een in deze Bijlage opgenomen land niet langer door de Verenigde Naties wordt aangewezen als een minstontwikkeld land, wordt het geacht een niet in deze Bijlage opgenomen land te zijn.


Bijlage IV

Vergoedingenschema voor door het centrum verleende diensten

DIENSTKOSTEN (uurtarief)
Rechtskundig advies over WTO-recht  
Leden en minstontwikkelde landenKosteloos, gebonden aan een door het Bestuur vast te stellen maximum aantal uren
Ontwikkelingslanden die geen Lid van het Centrum zijn:  
Categorie AUS$ 350
Categorie BUS$ 300
Categorie CUS$ 250
Bijstand bij WTO-procedures voor geschillenbeslechting:
Vergoedingen worden in rekening gebracht per uur of per zaak. Indien zij berekend worden per zaak, wordt een kostenraming gegeven voor elke fase van de procedure (voor de behandeling door een panel, voor beroep, enz.). \
Wanneer twee leden, of een Lid en een minstontwikkeld land, om diensten van het Centrum verzoeken en een extern rechtskundig adviseur moet worden ingeschakeld, wordt de vergoeding voor beide partijen met 20 procent verhoogd.
Leden en minstontwikkelde landen:Een percentage van het uurtarief (US$ 250)
 KortingTe betalen uurtarief
Categorie A20%US$ 200
Categorie B40%US$ 150
Categorie C60%US$ 100
Minstontwikkelde landen90%US$  25
Ontwikkelingslanden die geen Lid van het Centrum zijn:  
Categorie AUS$ 350
Categorie BUS$ 300
Categorie CUS$ 250
Seminars over rechtspraak en andere opleidingsactiviteitenKosteloos voor Leden
Stages  
Minstontwikkelde landenAfhankelijk van beschikbare sponsoring. Het Centrum betaalt de kosten en het salaris.
LedenKosten en salaris te betalen door de regering van de stagiaire tenzij sponsoring beschikbaar is.

Noot: Dit vergoedingenschema kan door de Algemene Vergadering worden aangepast na een voorstel van het Bestuur overeenkomstig wijzigingen in het Zwitserse consumentenprijsindexcijfer.


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2000, 5.

E. BEKRACHTIGING

In overeenstemming met artikel 13, eerste lid, van het Verdrag heeft de volgende staat een akte van aanvaarding nedergelegd bij de regering van het Koninkrijk der Nederlanden:

Finland24 mei 2000

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2000, 5.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 2000, 5.

Uitgegeven de achtentwintigste augustus 2000

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN

Naar boven