A. TITEL

Luchtvaartovereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Israël, met Bijlage;

Jeruzalem, 23 oktober 1950

B. TEKST

De Nederlandse en de Engelse tekst van Overeenkomst en Bijlage zijn bij Koninklijk besluit van 29 november 1950 bekendgemaakt in Stb. K 529.

Voor wijziging van de Bijlage zie rubriek J van Trb. 1994, 240.

Voor wijziging van de Overeenkomst zie rubriek J hieronder.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1956, 78.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1956, 78 en Trb. 1994, 240.

Voor het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart zie ook, laatstelijk, Trb. 1999, 108.

De Nederlandse en Israëlische autoriteiten hebben op 13 januari en 22 april 1999 nota's gewisseld tot invoeging van een artikel IV bis in de onderhavige Overeenkomst. De tekst van de nota's luidt als volgt:

Nr. I

ROYAL NETHERLANDS EMBASSY

The Royal Netherlands Embassy presents its compliments to the Ministry of Foreign Affairs of the State of Israel and with reference tot the consultations held in The Hague on 27 November 1997 between the Kingdom of the Netherlands and the State of Israel, has the honour to propose the following to the Ministry.

The Kingdom of the Netherlands and the State of Israel agree, in accordance with Article X of the Air Transport Agreement between the Government of the Netherlands and the Government of the State of Israel signed in Jerusalem on 23 October 1950 (hereinafter referred to as “the Agreement"), to add to the Agreement a new Article IV bis after Article IV as set out in the Attachment hereto.

If the foregoing proposal is acceptable to the State of Israel, it is suggested that this Note and the Ministry's reply to that effect shall constitute an agreement between the kingdom of the Netherlands and the State of Israel on this matter, which shall enter into force on the date on which both States have informed each other in writing of the completion of their respective constitutional requirements.

The Royal Netherlands Embassy avails itself of this opportunity to renew to the Ministry of Foreign Affairs of the State of Israel the assurances of its highest consideration.

Tel Aviv, 13 January 1999

Ministry of Foreign Affairs of the State of Israel Department for Economic Affairs Jerusalem


Attachment

SAFETY CLAUSE

1. Each Party may request consultations at any time concerning safety standards in any area relating to aircrew, aircraft of their operation adopted by the other Party. Such consultations shall take place within thirty days of that request.

2. If, following such consultations, one Party finds that the other Party does not effectively maintain and administer safety standards that are at least equal to the minimum standards established at that time pursuant to the Chicago Convention, the first Party shall notify the other Party of those findings and the steps considered necessary to conform with those minimum standards, and that other Party shall take appropriate corrective action. Failure by the other Party to take appropriate action within fifteen days or such longer period as may be agreed, shall be grounds for the application of Article VI of this Agreement.

3. Notwithstanding the obligations mentioned in Article 33 of the Chicago Convention it is agreed that any aircraft operated by the airline of one Party on services to or from the territory of the other Party may, while within the territory of the other Party, be made the subject of an examination by the authorised representatives of the other Party, on board and around the aircraft to check both the validity of the aircraft documents and those of its crew and the apparent conditions of the aircraft and its equipment (in this Article referred to as “ramp inspections"), provided this does not lead to unreasonable delay.

4. If any such ramp inspection or series of ramp inspections gives rise to:

  • a) serious concerns that an aircraft of the operation of an aircraft does not comply with the minimum standards established at that time pursuant to the Chicago Convention, or

  • b) serious concerns that there is a lack of effective maintenance and administration of safety standards established at that time pursuant to the Chicago Convention, the Party carrying out the inspection shall, for the purpose of Article 33 of the Chicago Convention, be free to conclude that the requirements under which the certificate or licence in respect of that aircraft of in respect of the crew of that aircraft had been issued or rendered valid, or that the requirements under which that aircraft is operated, are not equal to or above the minimum standards established pursuant to the Chicago Convention.

5. In the event that acces for the purpose of undertaking a ramp inspection of an aircraft operated by the airline of one Party in accordance with paragraph 3 above is denied by the representative of that airline, the other Party shall be free to infer that serious concerns of the type referred to in paragraph 4 above arise and draw the conclusions referred to in that paragraph.

6. Each Party reserves the right to suspend or vary the operation authorization of an airline of the other Party immediately in the event the first Party concludes, whether as a result of a ramp inspection, a series of ramp inspections, a denial of acces for ramp inspection, consultations or otherwise, that immediate action is essential to the safety of an airlines operation.

7. Any action by one Party in accordance with paragraphs 2 or 6 above shall be discontinued once the basis for the taking of that action ceases to exist.


Nr. II

MINISTRY OF FOREIGN AFFAIRS JERUSALEM

General Law Division 181.01

The Ministry of Foreign Affairs presents its compliments to the Embassy of the Kingdom of the Netherlands and has the honour to acknowledge receipt of its Note and attachment1 of 13 January, 1999, which reads as follows:

(Zoals in Nr. I)

The Ministry of Foreign Affairs confirms that the foregoing is acceptable to the State of Israel and that the Royal Netherlands Embassy's Note and this reply shall constitute an agreement between the State of Israel and the Kingdom of the Netherlands which shall enter into force on the date on which both States have informed each other in writing of the completion of their respective constitutional requirements.

The Ministry of Foreign Affairs avails itself of this opportunity to renew to the Royal Netherlands Embassy the assurances of its highest consideration.

Jerusalem, 22 April, 1999

Embassy of the Kingdom of the Netherlands in Israel



De vertaling van de nota's luidt als volgt:

Nr. I

AMBASSADE VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

De Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden biedt het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Staat Israël haar complimenten aan en heeft de eer, met verwijzing naar het overleg tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël op 27 november 1997 te Den Haag, het volgende aan het Ministerie voor te stellen.

Het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël komen overeen, in overeenstemming met artikel X van de Luchtvaartovereenkomst tussen de Regering van Nederland en de Regering van de Staat Israël, ondertekend te Jeruzalem op 23 oktober 1950 (hierna te noemen „de Overeenkomst"), na artikel IV van de Overeenkomst een nieuw artikel IV bis als opgenomen in de bijgaande bijlage in te voegen.

Indien het bovenstaande voorstel aanvaardbaar is voor de Staat Israël, wordt voorgesteld dat deze Nota en het daartoe strekkende antwoord van het Ministerie een verdrag inzake deze aangelegenheid zullen vormen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël, die in werking treedt op de datum waarop beide Staten elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat hun onderscheiden constitutionele procedures zijn voltooid.

De Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden maakt van deze gelegenheid gebruik het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Staat Israël opnieuw te verzekeren van haar bijzondere hoogachting.

Tel Aviv, 13 januari 1999

Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Staat Israël Department for Economic Affairs Jeruzalem


Bijlage

VEILIGHEIDSCLAUSULE

1. Elke Partij kan te allen tijde verzoeken om overleg inzake veiligheidsnormen op elk gebied met betrekking tot bemanning, luchtvaartuigen of de exploitatie ervan die zijn aangenomen door de andere Partij. Dit overleg vindt plaats binnen dertig dagen na dat verzoek.

2. Indien na dit overleg de ene Partij van mening is dat de andere Partij niet op doeltreffende wijze veiligheidsnormen handhaaft en toepast die ten minste gelijk zijn aan de minimumnormen die op dat moment krachtens het Verdrag van Chicago worden gesteld, stelt de eerste Partij de andere Partij in kennis van deze opvatting en van de maatregelen die nodig worden geacht om te voldoen aan deze minimumnormen en neemt de andere Partij passende corrigerende maatregelen. Indien de andere Partij niet binnen vijftien dagen of binnen een tijdvak dat zoveel langer is als kan worden overeengekomen passende maatregelen neemt, is dit een reden voor de toepassing van artikel VI van deze Overeenkomst.

3. Niettegenstaande de verplichtingen genoemd in artikel 33 van het Verdrag van Chicago, wordt overeengekomen dat elk luchtvaartuig dat door de luchtvaartmaatschappij van de ene Partij wordt geëxploiteerd voor diensten naar of vanuit het grondgebied van de andere Partij, tijdens zijn verblijf binnen het grondgebied van de andere Partij, het onderwerp kan worden van onderzoek aan boord en rond het luchtvaartuig door de bevoegde vertegenwoordigers van de andere Partij ten teneinde de geldigheid van zowel de documenten van het luchtvaartuig als die van zijn bemanning en de kennelijke staat van het luchtvaartuig en zijn uitrusting (in dit artikel aangeduid als „platforminspecties") te controleren, mits dit niet leidt tot onredelijke vertraging.

4. Wanneer een dergelijke platforminspectie of reeks platforminspecties aanleiding geeft tot:

  • a. ernstige bezorgdheid dat een luchtvaartuig of de exploitatie van een luchtvaartuig niet voldoet aan de op dat tijdstip krachtens het Verdrag van Chicago gestelde minimumnormen, of

  • b. ernstige bezorgdheid dat het ontbreekt aan doeltreffend onderhoud en doeltreffende toepassing van op dat moment krachtens het Verdrag van Chicago gestelde veiligheidsnormen, dient het de Partij die de inspectie verricht, ten behoeve van de toepassing van artikel 33 van het Verdrag van Chicago, vrij te staan te concluderen dat de vereisten volgens welke het bewijs of de vergunning ten aanzien van dat luchtvaartuig of ten aanzien van de bemanning van dat luchtvaartuig was afgegeven of geldig verklaard, of dat de vereisten volgens welke dat luchtvaartuig wordt geëxploiteerd, niet gelijk zijn aan of hoger dan de krachtens het Verdrag van Chicago gestelde minimumnormen.

5. In het geval dat toegang ten behoeve van het verrichten van een platforminspectie van een luchtvaartuig dat wordt geëxploiteerd door de luchtvaartmaatschappij van de ene Partij in overeenstemming met het derde lid van dit artikel wordt geweigerd door de vertegenwoordiger van die luchtvaartmaatschappij, staat het de andere Partij vrij daaruit af te leiden dat ernstige bezorgdheid als bedoeld in het vierde lid van dit artikel ontstaat en de in dat lid bedoelde conclusies te trekken.

6. Elke Partij behoudt zich het recht voor de exploitatievergunning van een luchtvaartmaatschappij van de andere Partij onmiddellijk op te schorten of te wijzigen in het geval de eerste Partij concludeert, hetzij als gevolg van een platforminspectie, een reeks platforminspecties, een weigering van toegang ten behoeve van een platforminspectie, overleg of op andere gronden, dat onmiddellijke maatregelen essentieel zijn voor de veiligheid van een vlucht door de luchtvaartmaatschappij.

7. Elke maatregel van de ene Partij in overeenstemming met het tweede of zesde lid van dit artikel wordt beëindigd zodra de grond voor het nemen van die maatregel ophoudt te bestaan.


Nr. II

MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN JERUZALEM

General Law Division 181.01

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken biedt de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden zijn complimenten aan en heeft de eer de ontvangst van haar Nota met bijlage1 d.d. 13 januari 1999 te bevestigen die luidt als volgt:

(Zoals in Nr. I)

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken bevestigt dat het bovenstaande aanvaardbaar is voor de Staat Israël en dat de Nota van de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden en dit antwoord een verdrag zullen vormen tussen de Staat Israël en het Koninkrijk der Nederlanden die in werking treedt op de datum waarop beide Staten elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat hun onderscheiden constitutionele procedures zijn voltooid.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken maakt van deze gelegenheid gebruik de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden opnieuw te verzekeren van zijn bijzondere hoogachting.

Jeruzalem, 22 april 1999

Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden in Israël


Het in de nota's vervatte verdrag behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring der Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het verdrag kan worden gebonden.

Het in de nota's vervatte verdrag zal ingevolge het gestelde in de derde alinea van nota nr. I in werking treden op de datum waarop beide staten elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat hun onderscheiden constitutionele procedures zijn voltooid.

Uitgegeven de negenentwintigste mei 2000

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN.


XNoot
1

Voor de Bijlage zie blz. 2 e.v. van dit Tractatenblad.

XNoot
1

Voor de Bijlage zie blz. 5 e.v. van dit Tractatenblad

Naar boven