A. TITEL

Internationale Graanovereenkomst, 1995 I. Graanhandelsverdrag 1995, met Bijlage II. Voedselhulpverdrag 19951;

Londen, 7/5 december 1994

B. TEKST

De Internationale Graanovereenkomst 1995 bestaat tot de inwerkingtreding van het hieronder genoemde Voedselhulpverdrag 1999 uit het Graanhandelsverdrag 1995 en het Voedselhulpverdrag 1995. De Engelse en de Franse tekst van het Graanhandelsverdrag 1995 en het Voedselhulpverdrag 1995 zijn geplaatst in Trb. 1996, 105. Op 13 april 1999 is te Londen het Voedselhulpverdrag 1999 tot stand gekomen. De Engelse en de Franse tekst van dat Verdrag zijn geplaatst in Trb. 2000, 20.

C. VERTALING

De vertaling van het op 13 april 1999 te Londen tot stand gekomen Voedselhulpverdrag 1999 luidt als volgt:

Voedselhulpverdrag, 1999

Preambule

De Partijen bij dit Verdrag,

Getoetst hebbend het Voedselhulpverdrag van 1995 en zijn doelstelling jaarlijks ten minste 10 miljoen ton voedselhulp in de vorm van voor menselijke consumptie geschikt graan te verzekeren, en verlangend hun wens tot handhaving van de internationale samenwerking inzake voedselhulpkwesties tussen de Regeringen die lid zijn te bevestigen;

In herinnering roepend de Verklaring inzake het veilig stellen van de wereldvoedselvoorziening en het te Rome in 1996 aangenomen Actieplan van de Wereldvoedseltop, in het bijzonder de verplichting zekerheid van de voedselvoorziening voor iedereen te bereiken en zich voortdurend in te zetten voor het uitbannen van honger;

Geleid door de wens de capaciteit van de internationale gemeenschap om op voedselnoodsituaties te reageren, te vergroten en de veiligstelling van de wereldvoedselvoorziening te verbeteren door middel van het leveren van voedselhulp, ongeacht de wereldvoedselprijzen en het fluctuerende aanbod;

In herinnering roepend dat de ministers van de landen die WTO-lid zijn bij hun besluit van Marrakesh in 1994 inzake maatregelen met betrekking tot de minstontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden die netto-importeur van voedsel zijn, zijn overeengekomen het niveau van de voedselhulp dat is vastgesteld ingevolge het Voedselhulpverdrag en overeenkomstig de vervolgens in 1996 tijdens de Ministeriële Conferentie te Singapore uitgewerkte aanbevelingen, opnieuw te toetsen;

Erkennend dat de ontvangers en leden hun eigen beleid inzake voedselhulp en aanverwante aangelegenheden hebben, en dat het uiteindelijke doel van voedselhulp is de behoefte aan voedselhulp zelf weg te nemen;

Geleid door de wens de doeltreffendheid en kwaliteit van voedselhulp als instrument ter ondersteuning van de zekerheid van de voedselvoorziening in ontwikkelingslanden te verbeteren, met name om de armoede en honger van de meest kwetsbare groepen te verlichten, en de coördinatie en samenwerking op het gebied van voedselhulp tussen de leden te verbeteren;

Zijn het volgende overeengekomen:

DEEL I

doelstelling en definities

Artikel I Doelstellingen

De doelstellingen van dit Verdrag zijn het bijdragen aan het veiligstellen van de wereldvoedselvoorziening en het verbeteren van het vermogen van de internationale gemeenschap om te reageren op voedselnoodsituaties en andere voedselbehoeften van ontwikkelingslanden door:

  • a. het beschikbaar stellen van een behoorlijk niveau van voedselhulp op een voorspelbare basis, zoals in de bepalingen van dit Verdrag is vastgesteld;

  • b. het aanmoedigen van de leden om ervoor zorg te dragen dat de verstrekte voedselhulp in het bijzonder gericht is op de verlichting van armoede en honger van de meest kwetsbare groepen, en in overeenstemming is met de ontwikkeling van de landbouw in die landen;

  • c. het toepassen van principes voor optimalisering van de invloed, de doeltreffendheid en de kwaliteit van de verstrekte voedselhulp als instrument ter ondersteuning van de zekerheid van de voedselvoorziening; en

  • d. het bieden van een kader voor samenwerking, coördinatie en informatie-uitwisseling tussen de leden inzake voedselhulpkwesties, teneinde de doeltreffendheid van voedselhulpoperaties in al hun aspecten te verbeteren en een betere samenhang te realiseren tussen voedselhulp en andere beleidsinstrumenten.

Artikel II Definities

  • a. Ingevolge dit Verdrag wordt, tenzij het zinsverband anders vereist, verstaan onder:

    • i. „c.i.f.": kosten, verzekering en vracht;

    • ii. „verbintenis": de minimumhoeveelheid jaarlijks door een lid te verstrekken voedselhulp ingevolge artikel III, onderdeel e);

    • iii. „Comité": het Comité inzake voedselhulp zoals bedoeld in artikel XV;

    • iv. „bijdrage": de hoeveelheid voedselhulp die jaarlijks door een lid is verstrekt en opgegeven aan het Comité in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag;

    • v. „Verdrag": het Voedselhulpverdrag 1999;

    • vi. „DAC": de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand van de OESO;

    • vii. „ontwikkelingsland": elk land of gebied dat in aanmerking komt voor het ontvangen van voedselhulp ingevolge artikel VII;

    • viii. „in aanmerking komend product": een product, zoals bedoeld in artikel IV, dat door een lid als voedselhulp kan worden verstrekt als bijdrage ingevolge dit Verdrag;

    • ix. „Uitvoerend Directeur": de Uitvoerend Directeur van de Internationale Graanraad;

    • x. „f.o.b.": vrij aan boord;

    • xi. „voedsel" of „voedselhulp": in voorkomend geval mede de zaden van gewassen;

    • xii. „lid": een Partij bij dit Verdrag;

    • xiii. „micronutriënten": vitaminen en mineralen gebruikt ter verrijking of aanvulling van ingevolge artikel IV, onderdeel c), in aanmerking komende voedselhulpproducten die worden meegeteld voor de bijdrage van een lid;

    • xiv. „OESO": de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling;

    • xv. „producten van primaire be- of verwerking":

    • meel van granen;

    • gries en griesmeel van granen;

    • andere bewerkte granen (bijvoorbeeld geplet, in vlokken, gepolijst, gepareld of gebroken, doch niet verder bereid) met uitzondering van gepelde, geglansde of gepolijste rijst of breukrijst;

    • graankiemen, ook indien geplet, in vlokken of gemalen;

    • bulgur; en

    • soortgelijke graanproducten die bij besluit van het Comité ertoe worden gerekend;

    • xvi. „producten van secundaire be- of verwerking":

    • macaroni, spaghetti en soortgelijke producten; en

    • andere, met gebruikmaking van een product van de primaire be- of verwerking vervaardigde, producten die bij besluit van het Comité ertoe worden gerekend;

    • xvii. „rijst": rijst met inbegrip van gepelde, geglansde of gepolijste rijst of breukrijst;

    • xviii. „Secretariaat": het Secretariaat van de Internationale Graanraad;

    • xix. „ton": een metrieke ton, gelijk aan 1000 kg;

    • xx. „vervoerskosten en overige operationele kosten": kosten zoals genoemd in Bijlage A, kosten vanaf de f.o.b.-plaats of, in geval van lokale aankoop, vanaf de plaats van aankoop, die samenhangen met een voedselhulpoperatie, die geheel of ten dele kunnen worden meegerekend voor de bijdrage van een lid;

    • xxi. „waarde": de verplichting van een lid in een omwisselbare munteenheid;

    • xxii. „tarwe-equivalent": de overeenkomstig artikel V van dit Verdrag omgerekende omvang van de verplichting of bijdrage van een lid;

    • xxiii. „WTO": de Wereldhandelsorganisatie;

    • xxiv. „jaar": de periode van 1 juli tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar, tenzij anders is vermeld.

  • b. Elke verwijzing in dit Verdrag naar een „Regering" of „Regeringen" of een „lid" wordt geacht tevens een verwijzing naar de Europese Gemeenschap (hierna te noemen EG) in te houden. Dienovereenkomstig wordt elke verwijzing in dit Verdrag naar „ondertekening" of de „nederlegging van een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring" of een „akte van toetreding" of een „verklaring van voorlopige toepassing" door een Regering, in het geval van de EG geacht tevens in te houden de ondertekening of verklaring van voorlopige toepassing namens de EG door haar bevoegde autoriteit, alsmede de nederlegging van de akte die krachtens de institutionele procedures van de EG vereist is voor het sluiten van een internationale overeenkomst.

  • c. Elke verwijzing in dit Verdrag naar een „Regering" of „Regeringen" of een „lid" wordt, indien van toepassing, geacht tevens een verwijzing in te houden naar een afzonderlijk douanegebied in de zin van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel of de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie.

DEEL II

bijdragen en behoeften

Artikel III Hoeveelheden en kwaliteit

  • a. De leden komen overeen aan de ontwikkelingslanden voedselhulp of de geldswaarde daarvan te verstrekken tot de jaarlijkse minimumhoeveelheden aangegeven in onderdeel e) hieronder (hierna te noemen „de verbintenis").

  • b. De verbintenis van elk lid wordt uitgedrukt in tonnen tarwe-equivalent of in waarde, of in een combinatie van tonnage en waarde. Leden die hun verbintenis uitdrukken in waarde geven eveneens een gegarandeerde jaarlijkse tonnage aan.

  • c. In het geval waarin leden een verbintenis uitdrukken in waarde of in een combinatie van tonnage en waarde, mag de waarde de met de voedselhulpoperaties samenhangende vervoerskosten en overige operationele kosten omvatten.

  • d. Ongeacht of zijn verbintenis wordt uitgedrukt in tonnage, in waarde, of in een combinatie van tonnage en waarde, kan een lid tevens een indicatieve waarde opgeven die een weergave is van zijn totale geraamde kosten, met inbegrip van de met de voedselhulpoperaties samenhangende vervoerskosten en overige operationele kosten.

  • e. Onverminderd de bepalingen van artikel VI is de verbintenis van elke lid:

LidTonnage1 (tarwe-equivalent)Waarde1 (miljoen)Totale indicatieve waarde (miljoen)
Argentinië35 000 
Australië250 000A$ 902
Canada420 000C$ 1502
de Europese Gemeenschap en haar lidstaten1 320 000Euro 1302Euro 4222
Japan300 000 
Noorwegen30 000NOK 592
Zwitserland40 000 
de Verenigde Staten van Amerika2 500 000US$ 900–10002

1 Leden rapporteren hun voedselhulpoperaties in overeenstemming met de desbetreffende procedureregels.

2 Met inbegrip van vervoerskosten en overige operationele kosten.

  • f. Vervoerskosten en overige operationele kosten moeten, wanneer deze worden meegeteld voor de verbintenis van een lid, worden gemaakt in het kader van een voedselhulpoperatie die eveneens in aanmerking komt om te worden meegeteld voor de verbintenis van een lid.

  • g. Ten aanzien van vervoerskosten en overige operationele kosten kan een lid niet meer meetellen voor zijn verbintenis dan de aankoopkosten van de in aanmerking komende producten, behoudens in geval van internationaal erkende noodsituaties.

  • h. Elk lid dat ingevolge artikel XXIII, onderdeel b), tot dit Verdrag is toegetreden, wordt geacht te zijn opgenomen in onderdeel e) van dit artikel, tezamen met zijn verbintenis.

  • i. De verbintenis van een toetredend lid bedoeld in letter h. van dit artikel, bedraagt minimaal 20 000 ton of een door het Comité goedgekeurde passende waarde. Deze verbintenis is in beginsel volledig van toepassing met ingang van het eerste jaar gedurende hetwelk een land door het Comité wordt geacht tot het Verdrag te zijn toegetreden. Teneinde de toetreding van andere Regeringen dan die bedoeld in onderdeel e) van dit artikel, te vergemakkelijken, kan het Comité er evenwel mee instemmen dat de verbintenis van een toetredend lid gefaseerd wordt ingevoerd over een tijdvak van maximaal drie jaar, mits de verbintenis in het eerste jaar ten minste 10 000 ton of een passende waarde bedraagt, en elk volgend jaar met minimaal 5 000 ton per jaar of een passende waarde toeneemt.

  • j. Alle als voedselhulp verstrekte producten moeten voldoen aan internationale kwaliteitsnormen, in overeenstemming zijn met de voedingsgewoonten en -behoeften van de ontvangers en, met uitzondering van zaden, geschikt zijn voor menselijke consumptie.

Artikel IV Producten

  • a. De volgende producten komen in aanmerking om te worden verstrekt ingevolge dit Verdrag, onverminderd de in de desbetreffende procedureregels uiteengezette specificaties:

    • i. granen (tarwe, gerst, maïs, gierst, haver, rogge, sorghum of triticale) of rijst;

    • ii. tarwe- en rijstproducten van primaire of secundaire be- of verwerking;

    • iii. peulvruchten;

    • iv. spijsoliën;

    • v. knolgewassen (cassave, ronde aardappelen, zoete aardappelen, yammen, of taro) wanneer verstrekt in het kader van trilaterale transacties of lokale aankoop;

    • vi. magere-melkpoeder;

    • vii. suiker;

    • viii. zaden van in aanmerking komende producten; en

    • ix. binnen de beperkingen van onderdeel b) hieronder, producten die een onderdeel vormen van de traditionele voeding van kwetsbare groepen, of een onderdeel van projecten voor aanvullende voeding, en die voldoen aan de vereisten bedoeld in artikel III, onderdeel j., van dit Verdrag.

  • b. De hoeveelheid van de door een lid in een jaar verstrekte voedselhulp ter nakoming van zijn verbintenis in de vorm van:

    • i. alle producten bedoeld in onderdeel a., onder vi tot en met viii, van dit artikel mogen gezamenlijk niet meer dan 15% en geen enkele afzonderlijke categorie van deze producten mag meer dan 7% van zijn verbintenis bedragen, de vervoerskosten en overige operationele kosten niet meegerekend;

    • ii. alle producten bedoeld in onderdeel a), onder ix, van dit artikel mogen gezamenlijk niet meer dan 5% en geen enkel afzonderlijk product mag meer dan 3% van zijn verbintenis bedragen, de vervoerskosten en overige operationele kosten niet meegerekend;

    • iii. in het geval van verbintenissen uitgedrukt in een combinatie van tonnage en waarde, worden de onder i en ii genoemde percentages afzonderlijk berekend voor tonnage en waarde, de vervoerskosten en overige operationele kosten niet meegerekend.

  • c. In het kader van de nakoming van hun verbintenis kunnen de leden micronutriënten verstrekken in combinatie met in aanmerking komende producten. Zij worden aangemoedigd in voorkomend geval verrijkte voedselhulpproducten te verstrekken, in het bijzonder in noodsituaties en bij specifieke ontwikkelingsprojecten.

Artikel V Equivalentie

  • a. Bijdragen worden als volgt in termen van tarwe-equivalent berekend:

    • i. graan voor menselijke consumptie is gelijkgesteld aan tarwe;

    • ii. de bijdragen in rijst worden vastgesteld op grond van de verhouding tussen de internationale exportprijzen van rijst en van tarwe, in overeenstemming met de in de procedureregels genoemde methoden;

    • iii. de equivalentie van producten van primaire of secundaire be- of verwerking van granen of rijst wordt vastgesteld aan de hand van hun onderscheiden graan- of rijstgehalte, in overeenstemming met de in de procedureregels genoemde methoden;

    • iv. de equivalentie van peulvruchten, graanzaden, rijst of andere voedselgewassen en van alle overige in aanmerking komende producten wordt vastgesteld op basis van hun aankoopkosten, in overeenstemming met de in de procedureregels genoemde methoden.

  • b. In het geval van bijdragen in de vorm van gemengde producten, wordt uitsluitend het gedeelte van het mengsel dat bestaat uit in aanmerking komende producten meegerekend voor de bijdrage van een lid.

  • c. Het Comité stelt procedureregels op voor de vaststelling van het tarwe-equivalent van verrijkte producten en micronutriënten.

  • d. Geldbijdragen voor de aankoop van in aanmerking komende producten die worden verstrekt als voedselhulp, worden gewaardeerd hetzij in overeenstemming met het tarwe-equivalent van deze producten, hetzij tegen de geldende tarweprijzen op de internationale markt, in overeenstemming met de in de procedureregels vastgestelde methoden.

Artikel VI Voorwaartse en achterwaartse compensatie

  • a. Elk lid draagt er zorg voor dat operaties met betrekking tot zijn verbintenis voor een bepaald jaar zoveel mogelijk binnen dat jaar worden gerealiseerd.

  • b. Indien een lid niet in staat is het in onderdeel e) van artikel III bepaalde bedrag in een bepaald jaar te verstrekken, meldt het dit zo snel mogelijk aan het Comité, doch in elk geval uiterlijk tijdens de eerste zitting volgend op het einde van het desbetreffende jaar. Tenzij het Comité anders beslist, wordt de niet verstrekte hoeveelheid toegevoegd aan de verbintenis van het lid voor het volgende jaar.

  • c. Indien de bijdrage van een lid zijn verbintenis voor een bepaald jaar overschrijdt, kan tot 5% van het totaal van zijn verbintenis, of het bedrag van de overschrijding, welk van beide lager is, worden meegeteld voor de verbintenis van het lid voor het volgende jaar.

Artikel VII In aanmerking komende ontvangers

  • a. Voedselhulp ingevolge dit Verdrag kan worden verstrekt aan de in Bijlage B genoemde ontwikkelingslanden en -gebieden, te weten:

    • i. minstontwikkelde landen;

    • ii. landen met lage inkomens;

    • iii. landen met middellage inkomens, en andere landen die zijn opgenomen in de WTO-lijst van netto voedselimporterende ontwikkelingslanden ten tijde van de onderhandelingen over dit Verdrag, wanneer deze te maken hebben met voedselnood of met internationaal erkende financiële crises die voedseltekorten tot gevolg hebben, of wanneer voedselhulpoperaties speciaal zijn gericht op kwetsbare groepen.

  • b. Voor de toepassing van onderdeel a) hierboven, zijn veranderingen in de DAC-lijst van ontwikkelingslanden en -gebieden vermeld in Bijlage B, onderdeel a. tot en met c., tevens van toepassing op de lijst van in aanmerking komende ontvangers ingevolge dit Verdrag.

  • c. Bij de toekenning van voedselhulp geven de leden voorrang aan de minstontwikkelde landen en landen met lage inkomens.

Artikel VIII Behoeften

  • a. Voedselhulp dient alleen te worden verstrekt wanneer dit de meest doeltreffende en geschikte wijze van bijstand is.

  • b. Voedselhulp dient gebaseerd te zijn op een evaluatie van de behoeften door de ontvanger en de leden, ieder in het kader van zijn eigen respectieve beleid, en dient gericht te zijn op de verbetering van de zekerheid van de voedselvoorziening in de ontvangende landen. Bij het reageren op deze behoeften zien de leden erop toe dat zij voorzien in de specifieke voedingsbehoeften van vrouwen en kinderen.

  • c. Voedselhulp voor kosteloze verdeling dient gericht te zijn op kwetsbare groepen.

  • d. Bij de verstrekking van voedselhulp in noodsituaties dient in het bijzonder rekening te worden gehouden met het herstel en de ontwikkelingsdoelen in de ontvangende landen op de langere termijn en dienen de fundamentele humanitaire beginselen te worden geëerbiedigd. De leden dienen ervoor zorg te dragen dat de verstrekte voedselhulp de beoogde ontvangers tijdig bereikt.

  • e. Voedselhulp die geen verband houdt met noodsituaties wordt door de leden zoveel mogelijk verstrekt op basis van een voorafgaande planning, zodat de ontvangende landen in hun ontwikkelingsprogramma's rekening kunnen houden met de te verwachten aanvoer van voedselhulp die zij jaarlijks gedurende de looptijd van dit Verdrag ontvangen.

  • f. Indien blijkt dat door een aanzienlijk tekort in de voedselproductie of door andere omstandigheden zich in een bepaald land, een bepaalde regio of een bepaalde groep regio's buitengewone voedselbehoeften voordoen, buigt het Comité zich over deze kwestie. Het Comité kan aanbevelen dat de leden op de situatie reageren door de verstrekte hoeveelheid voedselhulp te vergroten.

  • g. Op het moment van de vaststelling van de voedselhulpbehoefte trachten de leden of hun partners op regionaal niveau en op het niveau van het ontvangende land overleg te plegen teneinde een gezamenlijke aanpak voor de analyse van de behoefte te ontwikkelen.

  • h. De leden komen overeen, wanneer passend, de landen en regio's aan te wijzen die voorrang hebben in het kader van hun voedselhulpprogramma's. Ten aanzien van hun prioriteiten, beleid en projecten dragen de leden zorg voor transparantie door het verstrekken van informatie aan andere donors.

  • i. De leden plegen rechtstreeks of via hun desbetreffende partners overleg met elkaar inzake de mogelijkheden voor de opstelling van gemeenschappelijke actieplannen voor de landen die voorrang genieten, indien mogelijk voor meerdere jaren.

Artikel IX Vormen van en voorwaarden voor voedselhulp

  • a. Voedselhulp ingevolge dit Verdrag kan worden verstrekt als:

    • i. voedselschenkingen, of geldschenkingen ten behoeve van de aankoop van voedsel voor of door het ontvangende land;

    • ii. verkopen van voedsel tegen de valuta van het ontvangende land, die niet kan worden overgemaakt of omgewisseld in valuta of in goederen en diensten voor gebruik door donorlanden;

    • iii. verkopen van voedsel op krediet met betaling te voldoen in redelijke jaarlijkse bedragen over perioden van twintig jaar of langer en met een rente die lager is dan de op de wereldmarkten geldende gangbare commerciële tarieven.

  • b. Uitsluitend wat betreft de voedselhulp die meetelt voor de verbintenis van een lid wordt alle voedselhulp aan de minstontwikkelde landen verstrekt in de vorm van schenkingen.

  • c. De ingevolge dit Verdrag in de vorm van schenkingen verstrekte voedselhulp maakt ten minste 80% uit van de bijdrage van een lid en, voor zover mogelijk, trachten de leden dit percentage gaandeweg te overtreffen.

  • d. De leden verplichten zich ertoe alle voedselhulptransacties ingevolge dit Verdrag zodanig uit te voeren dat daardoor een schadelijke verstoring van de normale productiepatronen en de internationale handel wordt vermeden.

  • e. De leden zien er op toe dat:

    • i. de verstrekking van voedselhulp niet direct of indirect, formeel of informeel, expliciet of impliciet aan commerciële uitvoer van landbouwproducten of andere goederen en diensten naar ontvangende landen wordt gekoppeld;

    • ii. voedselhulptransacties, met inbegrip van bilaterale voedselhulp die in geld wordt uitgedrukt, worden uitgevoerd op een wijze die verenigbaar is met „FAO-beginselen inzake het wegwerken van overschotten en verplicht overleg".

Artikel X Vervoer en aflevering

  • a. De kosten van het vervoer en de aflevering van voedselhulp vanaf de f.o.b.-plaats worden zoveel mogelijk gedragen door de donors, in het bijzonder in geval van voedselnoodhulp of voedselhulp verstrekt aan landen die bij voorrang hulp ontvangen.

  • b. Bij het plannen van voedselhulpoperaties wordt naar behoren rekening gehouden met de eventuele moeilijkheden die zich zouden kunnen voordoen bij het vervoer, de verwerking of de opslag van de voedselhulp en met de gevolgen die de verstrekking van de hulp zou kunnen hebben voor het op de markt brengen van de lokale oogsten in het ontvangende land.

  • c. Teneinde optimaal gebruik te maken van de beschikbare logistieke capaciteit stellen de leden, voor zover mogelijk, met de andere voedselhulpdonors, de ontvangende landen, en alle andere bij de aflevering van de voedselhulp betrokken partijen, een gecoördineerd tijdschema op voor de aflevering van hun hulp.

  • d. Bij de toetsing van de prestaties van de leden ingevolge dit Verdrag wordt naar behoren rekening gehouden met de betaling van vervoerskosten en overige operationele kosten.

  • e. Vervoerskosten en overige operationele kosten dienen te zijn gemaakt in het kader van een voedselhulpoperatie die zelf mag worden meegerekend voor de bijdrage van een lid.

Artikel XI Kanalisering

  • a. De leden kunnen hun voedselhulp bilateraal, via intergouvernementele of andere internationale organisaties, of via niet-gouvernementele organisaties verstrekken.

  • b. De leden dienen alle aandacht te schenken aan de voordelen die het leiden van de voedselhulp via multilaterale kanalen, met name het Wereldvoedselprogramma, biedt.

  • c. Bij de ontwikkeling en uitvoering van hun voedselhulpoperaties maken de leden, steeds wanneer zulks mogelijk is, gebruik van de informatie en deskundigheid die voorhanden zijn binnen de bevoegde internationale organisaties, intergouvernementele dan wel niet-gouvernementele organisaties, die actief zijn op het gebied van voedselhulp.

  • d. De leden worden aangemoedigd hun voedselhulpbeleid en voedselhulpactiviteiten te coördineren met internationale organisaties die actief zijn op het gebied van voedselhulp, met het oog op verbetering van de samenhang van voedselhulpoperaties.

Artikel XII Lokale aankopen en trilaterale transacties

  • a. Teneinde de ontwikkeling van de lokale landbouw te bevorderen, de regionale en lokale markten te versterken en de zekerheid van de voedselvoorziening van de ontvangende landen op langere termijn te verbeteren, bestuderen de leden de mogelijkheid om hun geldbijdragen te gebruiken of aan te wenden voor de aankoop van voedsel:

    • i. ter levering aan het ontvangende land vanuit een ander ontwikkelingsland („trilaterale transacties"); of

    • ii. in een deel van een ontwikkelingsland ter levering aan een ander gebied van dat land waar een tekort heerst („lokale aankoop").

  • b. Geldbijdragen mogen normaliter niet worden gedaan voor de aankoop van voedsel van hetzelfde soort als het voedsel dat het land van waaruit het te leveren product wordt betrokken, bij wijze van bilaterale of multilaterale voedselhulp heeft ontvangen in het jaar van de aankoop of in een vorig jaar indien het in dit laatste jaar ontvangen voedsel nog niet volledig is verbruikt.

  • c. Teneinde de aankoop van voedsel van ontwikkelingslanden te vergemakkelijken verstrekken de leden, voor zover mogelijk, aan het Secretariaat de bij hen beschikbare informatie inzake de mogelijk bestaande of verwachte voedseloverschotten in ontwikkelingslanden.

  • d. De leden zien er in het bijzonder op toe dat consumenten met een laag inkomen geen nadelige gevolgen ondervinden van door lokale aankopen veroorzaakte prijsschommelingen.

Artikel XIII Doeltreffendheid en invloed

  • a. Bij alle voedselhulptransacties zien de leden er met name op toe:

    • i. dat nadelige gevolgen voor de lokale oogsten, voor de productie en voor de structuren voor het op de markt brengen, worden voorkomen door een juiste keuze van het tijdstip voor de verdeling van voedselhulp;

    • ii. dat rekening wordt gehouden met de lokale voedingsgewoonten en voedselbehoeften van de ontvangers en dat mogelijke negatieve gevolgen voor hun voedingsgewoonten zoveel mogelijk worden beperkt; en

    • iii. dat de deelname door vrouwen aan het besluitvormingsproces en bij de uitvoering van voedselhulpoperaties wordt vergemakkelijkt, waardoor de zekerheid van de voedselvoorziening op het niveau van de huishoudens wordt verbeterd.

  • b. De leden zetten zich ervoor in de inspanningen van de regeringen in de ontvangende landen te ondersteunen teneinde de voedselhulpprogramma's op een met dit Verdrag verenigbare wijze te ontwikkelen en uit te voeren.

  • c. De leden geven hun steun en leveren, waar nodig, een bijdrage ter verbetering van de capaciteit en de deskundigheid van de ontvangende regeringen en de desbetreffende samenlevingen op het gebied van de ontwikkeling en uitvoering van strategieën ten behoeve van de zekerheid van de voedselvoorziening ter vergroting van het effect van voedselhulpprogramma's.

  • d. Indien voedselhulp binnen een ontvangend land wordt verkocht, vindt de verkoop zoveel mogelijk plaats binnen de particuliere sector en op basis van een marktanalyse. Bij de besteding van de opbrengst van deze verkopen wordt voorrang gegeven aan projecten die gericht zijn op verbetering van de zekerheid van de voedselvoorziening van de ontvangers.

  • e. Overwogen dient te worden om voedselhulp via andere middelen te versterken (financiële hulp, technische bijstand, enzovoort) teneinde voedselhulp beter geschikt te maken voor vergroting van de zekerheid van de voedselvoorziening en de capaciteit van de regeringen en de samenlevingen om op alle niveaus strategieën voor de zekerheid van de voedselvoorziening te ontwikkelen, te verbeteren.

  • f. De leden streven ernaar samenhang te verzekeren tussen het voedselhulpbeleid en beleid in andere sectoren, zoals ontwikkeling, landbouw en handel.

  • g. De leden komen overeen zoveel mogelijk overleg te plegen met alle betrokken partners op het niveau van elk ontvangend land teneinde het toezicht op de coördinatie van voedselhulpprogramma's en voedselhulpoperaties te waarborgen.

  • h. De leden streven ernaar gezamenlijke evaluaties van hun voedselhulpprogramma's en voedselhulpoperaties uit te voeren. Deze evaluaties vinden plaats op basis van overeengekomen internationale beginselen.

  • i. Bij de uitvoering van evaluaties van hun voedselhulpprogramma's en voedselhulpoperaties houden de leden rekening met de bepalingen van dit Verdrag die betrekking hebben op de doeltreffendheid en de invloed van deze voedselhulpprogramma's en voedselhulpoperaties.

  • j. De leden worden aangemoedigd het effect van hun voedselprogramma's, die bilateraal of multilateraal worden gekanaliseerd of worden uitgevoerd via niet-gouvernementele organisaties, te beoordelen door gebruik te maken van passende indicatoren, zoals de voedingstoestand van de ontvangers en overige indicatoren die verband houden met de zekerheid van de wereldvoedselvoorziening.

Artikel XIV Informatie en coördinatie

  • a. De leden verstrekken het Comité periodieke rapporten inzake de hoeveelheid, inhoud, kanalisering, kosten met inbegrip van vervoerskosten en overige operationele kosten, vormen van en voorwaarden voor hun bijdragen in overeenstemming met de procedureregels.

  • b. De leden verplichten zich ertoe de statistische en overige informatie te verstrekken die voor de uitvoering van dit Verdrag nodig kan zijn, in bijzonder met betrekking tot:

    • i. de door hen verstrekte hulp, met inbegrip van de aankoop van producten met geldbijdragen, lokale aankopen of trilaterale operaties, en hulp die wordt gekanaliseerd via internationale organisaties;

    • ii. akkoorden die zij hebben gesloten voor de toekomstige verstrekking van voedselhulp;

    • iii. hun beleid inzake de verstrekking en verdeling van voedselhulp. Voor zover mogelijk worden deze rapporten schriftelijk ingediend bij de Uitvoerend Directeur voorafgaand aan elke gewone zitting van het Comité.

  • c. Leden die bijdragen leveren in de vorm van multilaterale geldbijdragen aan internationale organisaties, brengen overeenkomstig de bepalingen van de procedureregels verslag uit van de vervulling van hun verplichtingen.

  • d. De leden wisselen informatie uit over hun voedselhulpbeleid en voedselhulpprogramma's en over de resultaten van hun evaluatie van dit beleid en deze programma's, en streven naar het waarborgen van samenhang tussen hun voedselhulpprogramma's en de strategieën ten behoeve van de zekerheid van de voedselvoorziening op nationaal, regionaal en lokaal niveau, en op het niveau van de huishoudens.

  • e. De leden maken vooraf aan het Comité bekend welk gedeelte van hun verbintenis niet wordt verstrekt in de vorm van schenkingen en op welke wijze deze hulp wordt verstrekt.

DEEL III B

administratie

Artikel XV Comité inzake Voedselhulp

  • a. Het Comité inzake Voedselhulp, dat is ingesteld bij het Voedselhulpverdrag van de Internationale Graanovereenkomst 1967, blijft voor de uitvoering van dit Verdrag bestaan met de in dit Verdrag bepaalde bevoegdheden en functies.

  • b. Alle Partijen bij dit Verdrag zijn lid van het Comité.

  • c. Elk lid van het Comité wijst een vertegenwoordiger aan die verblijft in de zetel van het Comité en aan wie de mededelingen van het Secretariaat en overige bekendmakingen met betrekking tot de werkzaamheden van het Comité normaliter worden gericht. Leden van het Comité kunnen in overleg met de Uitvoerend Directeur andere regelingen treffen.

Artikel XVI Bevoegdheden en taken

  • a. Het Comité neemt alle besluiten en verricht alle taken die voor de uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag nodig zijn. Het stelt de procedureregels vast die hiervoor nodig zijn.

  • b. De besluiten van het Comité worden bij consensus genomen.

  • c. Het Comité toetst de voedselhulpbehoefte in ontwikkelingslanden en de mogelijkheid van de leden om op deze behoefte te reageren.

  • d. Het Comité toetst de vooruitgang die wordt geboekt bij het bereiken van de in artikel I van dit Verdrag genoemde doelstellingen alsook de naleving van de bepalingen van dit Verdrag.

  • e. Het Comité kan informatie van ontvangende landen ontvangen en met deze landen overleg plegen.

Artikel XVII Voorzitter en vice-voorzitter

  • a. Tijdens elke laatste statutair voorgeschreven zitting in een jaar benoemt het Comité een voorzitter en een vice-voorzitter voor het volgende jaar.

  • b. De taken van de voorzitter zijn:

    • i. het goedkeuren van de ontwerpagenda voor elke zitting;

    • ii. het voorzitten van de zittingen;

    • iii. het geopend en gesloten verklaren van elke vergadering en van elke zitting;

    • iv. het aan het begin van elke zitting aan het Comité ter aanneming voorleggen van de ontwerpagenda;

    • v. het leiden van de besprekingen en het zorgdragen voor de toepassing van de procedureregels;

    • vi. het geven van het woord en het nemen van besluiten inzake alle voorstellen van orde in overeenstemming met de desbetreffende procedureregels;

    • vii. het ter besluitneming voorleggen van vragen en het mededelen van de besluiten;

    • viii. het nemen van besluiten inzake door afgevaardigden gedane voorstellen van orde.

  • c. Indien de voorzitter afwezig is tijdens een zitting of een deel daarvan, of tijdelijk niet in staat is de functie van voorzitter te vervullen, treedt de vice-voorzitter op als voorzitter. Bij afwezigheid van de voorzitter en de vice-voorzitter benoemt het Comité een tijdelijke voorzitter.

  • d. Indien de voorzitter om enige reden niet in staat is de functie van voorzitter te blijven vervullen, treedt de vice-voorzitter op als voorzitter totdat het Comité een nieuwe voorzitter benoemt.

  • e. Wanneer de vice-voorzitter optreedt als voorzitter of tijdelijk voorzitter, heeft hij dezelfde bevoegdheden en taken als de voorzitter.

Artikel XVIII Zittingen

  • a. Het Comité komt ten minste tweemaal per jaar bijeen tegelijk met de statutair voorgeschreven zittingen van de Internationale Graanraad. Het Comité komt voorts op andere tijdstippen bijeen als de voorzitter daartoe beslist, of op verzoek van drie leden, of indien de bepalingen van dit Verdrag zulks vereisen.

  • b. De aanwezigheid van afgevaardigden die tweederde van het aantal leden van het Comité vertegenwoordigen, is nodig om een quorum voor een zitting van het Comité te vormen.

  • c. Het Comité kan, wanneer passend, elke regering die geen lid is en vertegenwoordigers van andere internationale organisaties uitnodigen zijn openbare vergaderingen als waarnemer bij te wonen.

  • d. De zetel van het Comité is te Londen.

Artikel XIX Secretariaat

  • a. Het Comité maakt gebruik van de diensten van het Secretariaat van de Internationale Graanraad voor het verrichten van de administratieve taken om de uitvoering waarvan het kan verzoeken, met inbegrip van de bewerking en verspreiding van documentatiemateriaal en rapporten.

  • b. De Uitvoerend Directeur voert de aanwijzingen van het Comité uit en vervult alle in dit Verdrag en in de procedureregels genoemde functies.

Artikel XX Niet-nakoming van verplichtingen en geschillen

  • a. In geval van een geschil aangaande de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag, of van niet-nakoming van verplichtingen ingevolge dit Verdrag, komt het Comité bijeen en neemt het passende maatregelen.

  • b. De leden houden in geval van meningsverschillen betreffende de toepassing van de bepalingen van dit Verdrag rekening met de aanbevelingen en conclusies die bij consensus door het Comité zijn geformuleerd.

DEEL IV B

slotbepalingen

Artikel XXI Depositaris

De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties wordt hierbij aangewezen als de depositaris van dit Verdrag.

Artikel XXII Ondertekening en bekrachtiging

  • a. Dit Verdrag staat van 1 mei 1999 tot en met 30 juni 1999 open voor ondertekening door de in artikel III, onderdeel e), genoemde Regeringen.

  • b. Dit Verdrag dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd door elke ondertekenende Regering in overeenstemming met haar constitutionele procedures. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden uiterlijk 30 juni 1999 nedergelegd bij de depositaris, met dien verstande dat het Comité eenmaal of meermalen uitstel kan verlenen aan een ondertekenende Regering die op die datum haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring niet heeft nedergelegd.

  • c. Elke ondertekenende Regering kan een verklaring van voorlopige toepassing van dit Verdrag nederleggen bij de depositaris. Deze Regering past dit Verdrag voorlopig toe overeenkomstig haar wetten en voorschriften en wordt voorlopig beschouwd als een Partij bij dit Verdrag.

  • d. De depositaris stelt alle ondertekenende en toetredende Regeringen in kennis van elke ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring, voorlopige toepassing van en toetreding tot dit Verdrag.

Artikel XXIII Toetreding

  • a. Dit Verdrag staat open voor toetreding door elke in artikel III, onderdeel e), genoemde Regering die dit Verdrag niet heeft ondertekend. De akten van toetreding worden uiterlijk 30 juni 1999 nedergelegd bij de depositaris, met dien verstande dat het Comité eenmaal of meermalen uitstel kan verlenen aan een Regering die op deze datum haar akte van toetreding niet heeft nedergelegd.

  • b. Wanneer dit Verdrag in werking is getreden ingevolge artikel XXIV, staat het open voor toetreding door elke Regering, anders dan de in artikel III, onderdeel e), genoemde, op de door het Comité passend geachte voorwaarden. De akten van toetreding worden nedergelegd bij de depositaris.

  • c. Een Regering die tot dit Verdrag toetreedt ingevolge onderdeel a) van dit artikel of waarvan de toetreding door het Comité ingevolge onderdeel b) van dit artikel is goedgekeurd, kan een verklaring van voorlopige toepassing van dit Verdrag nederleggen bij de depositaris hangende de nederlegging van haar akte van toetreding. Deze Regering past dit Verdrag voorlopig toe overeenkomstig haar wetten en voorschriften en wordt voorlopig beschouwd als een Partij bij het Verdrag.

Artikel XXIV Inwerkingtreding

  • a. Dit Verdrag treedt op 1 juli 1999 in werking, mits uiterlijk op 30 juni 1999 de Regeringen waarvan de in artikel III, onderdeel e), vermelde verbintenissen gezamenlijk ten minste gelijk zijn aan 75% van het totaal van de in dat lid vermelde verbintenissen van alle Regeringen, een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, of een verklaring van voorlopige toepassing hebben nedergelegd en het Graanhandelsverdrag 1995 van kracht is.

  • b. Indien dit Verdrag niet in werking treedt overeenkomstig onderdeel a) van dit artikel, kunnen de Regeringen die een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, of een verklaring van voorlopige toepassing hebben nedergelegd, met unanieme instemming beslissen dat het tussen hen in werking treedt, mits het Graanhandelsverdrag 1995 van kracht is.

Artikel XXV Werkingsduur en opzegging

  • a. Dit Verdrag blijft van kracht tot en met 30 juni 2002, tenzij het wordt verlengd ingevolge onderdeel b) van dit artikel of eerder wordt beëindigd ingevolge onderdeel f) van dit artikel, mits het Graanhandelsverdrag 1995 of een nieuw daarvoor in de plaats gekomen Graanhandelsverdrag van kracht blijft tot en met die datum.

  • b. Het Comité kan het Verdrag verlengen tot na 30 juni 2002 voor achtereenvolgende termijnen van ten hoogste twee jaar, mits het Graanhandelsverdrag 1995 of een nieuw daarvoor in de plaats gekomen Graanhandelsverdrag van kracht blijft gedurende de termijn van de verlenging.

  • c. Indien het Verdrag wordt verlengd ingevolge onderdeel b) van dit artikel, kunnen de verbintenissen van de leden vastgesteld ingevolge artikel III, onderdeel e), door de leden worden onderworpen aan een herziening vóór de inwerkingtreding van elke verlenging. Hun onderscheiden verbintenissen, zoals herzien, blijven voor de duur van elke verlenging ongewijzigd.

  • d. De werking van dit Verdrag blijft voorwerp van toetsing, in het bijzonder ten aanzien van de resultaten van multilaterale onderhandelingen inzake de verstrekking van voedselhulp, met name op concessionele kredietvoorwaarden, en de noodzaak de resultaten daarvan toe te passen.

  • e. De situatie met betrekking tot alle voedselhulpoperaties en in het bijzonder die op concessionele kredietvoorwaarden, wordt getoetst alvorens wordt besloten tot een verlenging van dit Verdrag of tot een nieuw verdrag.

  • f. Ingeval dit Verdrag wordt beëindigd, blijft het Comité bestaan voor zolang als nodig is om zijn liquidatie uit te voeren, en beschikt het over de bevoegdheden en vervult het de functies die daartoe nodig zijn.

  • g. Een lid kan dit Verdrag opzeggen aan het eind van elk jaar door middel van een schriftelijke kennisgeving van opzegging aan de depositaris ten minste negentig dagen vóór de afloop van dat jaar, maar het wordt daardoor niet ontheven van enige verplichting ingevolge dit Verdrag die het aan het einde van dat jaar nog niet is nagekomen. Het lid brengt tegelijkertijd het Comité op de hoogte van de actie die het heeft ondernomen.

  • h. Een lid dat het Verdrag opzegt, kan daarna opnieuw Partij worden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan het Comité en aan de depositaris. Voorwaarde voor hernieuwde toetreding is dat het lid aansprakelijk zal zijn voor het nakomen van zijn verbintenis met ingang van het jaar waarin dit lid opnieuw Partij wordt bij dit Verdrag.

Artikel XXVI Internationale Graanovereenkomst

Dit Verdrag vervangt het Voedselhulpverdrag 1995, zoals verlengd, en vormt een van de samenstellende instrumenten van de Internationale Graanovereenkomst 1995.

Artikel XXVII Authentieke teksten

De teksten van dit Verdrag in de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse taal zijn gelijkelijk authentiek.

GEDAAN te Londen, de dertiende april negentienhonderdnegenennegentig.


(Voor de ondertekeningen zie blz. 38 van Trb. 2000, 20)


Bijlage A Vervoerskosten en overige operationele kosten

De volgende vervoerskosten en overige operationele kosten die samenhangen met voedselhulpbijdragen zijn inbegrepen ingevolge de artikelen II, onderdeel a, onder vii, III, X en XIV van dit Verdrag:

  • a. Vervoerskosten vracht, met inbegrip van laden en lossen overliggelden en expeditie overslag verpakking in zakken verzekering en toezicht havengelden en opslagkosten in de haven tijdelijke opslagvoorzieningen, havengelden en transitokosten binnenlands vervoer, voertuighuur, tol en begeleiding, konvooikosten en grensheffingen huur van materieel vliegtuig, luchtbrug

  • b. Overige operationele kosten door de begunstigden gebruikte goederen anders dan voedsel (gereedschappen, gerei, landbouw inputs) aan de uitvoerende partners verschafte goederen anders dan voedsel (voertuigen, opslagvoorzieningen) kosten voor de opleiding van lokale partners operationele kosten die worden gedragen door de uitvoerende partners, die niet vallen onder de vervoerskosten maalkosten en andere bijzondere kosten binnenlandse NGO-kosten technische ondersteuningsdiensten en logistiek beheer projectvoorbereiding, haalbaarheidsstudie, controle en evaluatie inschrijving van begunstigden binnenlandse technische diensten

Bijlage B In aanmerking komende landen

De ingevolge artikel VII van dit Verdrag voor voedselhulp in aanmerking komende landen zijn de door de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand van de OESO per 1 januari 1997 als hulpontvangers aangemerkte ontwikkelingslanden en -gebieden, alsmede de landen die zijn opgenomen in de WTO-lijst van netto voedselimportende ontwikkelingslanden, per 1 maart 1999.

  • a. Minstontwikkelde landen Afghanistan, Angola, Bangladesh, Benin, Bhutan, Burkina Faso, Burundi, Cambodja, Centraal-Afrikaanse Republiek, Comoren, Democratische Republiek Congo, Djibouti, Equatoriaal Guinea, Eritrea, Ethiopië, Gambia, Guinea, Guinee-Bissau, Haïti, Jemen, Kaapverdië, Kiribati, Laos, Lesotho, Liberia, Madagascar, Malawi, Maldiven, Mali, Mauritanië, Mozambique, Myanmar, Nepal, Niger, Rwanda, Salomonseilanden, Sao Tome en Principe, Sierra Leone, Somalië, Soedan, Tanzania, Togo, Tsjaad, Tuvalu, Uganda, Vanuatu, West-Samoa, Zambia.

  • b. Landen met lage inkomens Albanië, Armenië, Azerbeidzjan, Bosnië-Herzegovina, China, Republiek Congo, Georgië, Ghana, Guyana, Honduras, India, Ivoorkust, Kameroen, Kenia, Republiek Kyrgyzstan, Mongolië, Nicaragua, Nigeria, Pakistan, Senegal, Sri Lanka, Tadzjikistan, Vietnam en Zimbabwe.

  • c. Landen met middellage inkomens Algerije, Belize, Bolivia, Botswana, Colombia, Costa Rica, Cuba, Dominica, Dominicaanse Republiek, Ecuador, Egypte, El Salvador, Fiji, Filipijnen, Grenada, Guatemala, Indonesië, Iran, Irak, Jamaica, Federale Republiek Joegoslavië, Jordanië, Kazachstan, Democratische Volksrepubliek Korea, Libanon, Libië, Macedonië (voormalige Joegoslavische Republiek), Marokko, de Marshall-eilanden, de Federale Staten van Micronesië, Moldavië, Niue, Palau Eilanden, gebieden onder Palestijns bestuur, Panama, Papoea-Nieuw-Guinea, Paraguay, Peru, Sint Vincent en de Grenadines, Suriname, Swaziland, Syrië, Thailand, Timor, de Tokelau-eilanden, Tonga, Tunesië, Turkije, Turkmenistan, Oezbekistan, Venezuela, Wallis en Futuna.

  • d. Volgens de WTO netto voedselimporterende ontwikkelingslanden (niet opgenomen in de voorgaande lijst) Barbados, Mauritius, Sint Lucia, Trinidad en Tobago.


D. PARLEMENT

Zie Trb. 1996, 212 en Trb. 2000, 20.

E. BEKRACHTIGING

Zie Trb. 1996, 105, Trb. 1996, 212 en Trb. 2000, 20.

F. TOETREDING

Zie Trb. 1996, 105, Trb. 1996, 212 en Trb. 2000, 20.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1996, 105, Trb. 1996, 212 en Trb. 2000, 20.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1996, 105 en Trb. 2000, 20.

Uitgegeven de achtentwintigste april 2000

De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,

EVELINE HERFKENS


XNoot
1

Zie het gestelde in de eerste zin van rubriek B.

Naar boven