A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kroatië inzake sociale zekerheid, met Slotprotocol;

Zagreb, 11 september 1998

B. TEKST

De tekst van Verdrag en Protocol zijn geplaatst in Trb. 1998, 249.

In Trb. 1998, 249 dienen in de tekst de volgende correcties te worden aangebracht:

Op blz. 14 dient artikel 28, vierde lid, als volgt te worden vervangen: „In the case referred to in paragraph 2, first sentence of this Article, when an insurance period under the AAW coincides with an insurance period under the WAO, only the period completed under the WAO shall be taken into account.".

Op blz. 14 dient artikel 28, vijfde lid, als volgt te worden vervangen: „In the case referred to in paragraph 2, second sentence of this Aricle, when an insurance period under the AAW coincides with an insurance period under the WAO, only the period completed under the AAW shall be taken into account.".

C. VERTALING

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kroatië inzake sociale zekerheid

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Republiek Kroatië

geleid door de wens de betrekkingen tussen de beide Staten op het gebied van de sociale zekerheid te regelen,

rekening houdend met het feit dat de huidige betrekkingen tussen beide landen worden geregeld in een briefwisseling van 25 februari 1992 en 21 april 1992;

zijn overeengekomen een Verdrag te sluiten met de volgende bepalingen:

DEEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:

  • a. „Kroatië": de Republiek Kroatië, en onder „Nederland": het Koninkrijk der Nederlanden;

  • b. „grondgebied":

    met betrekking tot Kroatië: het grondgebied van de Republiek Kroatië;

    met betrekking tot Nederland: het grondgebied van het Koninkrijk in Europa;

  • c. „onderdaan": wat Kroatië betreft, een persoon met de nationaliteit van de Republiek Kroatië en wat Nederland betreft, een persoon met de Nederlandse nationaliteit;

  • d. „werknemer": een persoon die in dienstbetrekking staat tot een werkgever alsmede ieder die krachtens de toegepaste wetgeving wordt aangemerkt als werknemer;

  • e. „Wetgeving": de wetten, voorschriften en regelingen die betrekking hebben op de in artikel 2 bedoelde stelsels en takken van sociale zekerheid;

  • f. „bevoegde autoriteit":

    met betrekking tot Kroatië: de minister van Arbeid en Sociaal Welzijn en de Minister van Volksgezondheid;

    met betrekking tot Nederland: de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en, voor zover het verstrekkingen uit hoofde van de wetgeving inzake ziekteverzekering betreft, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • g. „verzekeringsorgaan": het lichaam dat of de autoriteit die is belast met de uitvoering van de in artikel 2 genoemde wetgeving of een gedeelte daarvan;

  • h. „bevoegd orgaan": het krachtens de toepasselijke wetgeving bevoegde orgaan;

  • i. „bevoegde staat": de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan het bevoegde orgaan is gevestigd;

  • j. „verzekeringstijdvak": een tijdvak van betaling van premie of bijdrage, een tijdvak van arbeid, een tijdvak van wonen of enig ander tijdvak dat als verzekeringstijdvak wordt omschreven, erkend of aangemerkt krachtens de wetgeving die op die persoon van toepassing is gedurende bedoeld tijdvak;

  • k. „pensioen of uitkering": een pensioen of uitkering krachtens de toepasselijke wetgeving met inbegrip van alle samenstellende delen daarvan ten laste van de openbare middelen alsmede alle verhogingen en wettelijke betalingen van loon in geval van ziekte;

  • l. „gezinslid": een persoon die als zodanig wordt omschreven of aangemerkt in de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan die persoon woont; indien deze wetgeving echter alleen betrekking heeft op personen die bij de betrokkene wonen als gezinsleden, wordt aan deze voorwaarde geacht te zijn voldaan indien die personen hoofdzakelijk worden onderhouden door de betrokkene;

  • m. „orgaan van de woonplaats": het orgaan dat ter plaatse waar de belanghebbende woont, bevoegd is de desbetreffende prestaties te verlenen krachtens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij die door dit orgaan wordt toegepast, of, indien een dergelijk orgaan niet bestaat, het door de bevoegde autoriteit van de betrokken Verdragsluitende Partij aangewezen orgaan;

  • n. „orgaan van de tijdelijke verblijfplaats": het orgaan dat ter plaatse waar de belanghebbende tijdelijk verblijft, bevoegd is de desbetreffende prestaties te verlenen krachtens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij die door dit orgaan wordt toegepast, of, indien een dergelijk orgaan niet bestaat, het door de bevoegde autoriteit van de betrokken Verdragsluitende Partij aangewezen orgaan.

2. Andere termen en uitdrukkingen die in dit Verdrag worden gebruikt hebben de betekenis die daaraan onderscheidenlijk in de wetgeving die wordt toegepast, wordt toegekend.

Artikel 2 Aangelegenheden waarop dit Verdrag van toepassing is

1. Dit Verdrag is van toepassing

A. Met betrekking tot Kroatië, op de wetgeving inzake:

  • a. de ziekteverzekering en medische zorg (verstrekkingen en uitkeringen bij ziekte en moederschap);

  • b. de pensioen- en arbeidsongeschiktheidsverzekering (ouderdoms-, arbeidsongeschiktheids- en nabestaandenpensioenen met inbegrip van uitkeringen in geval van arbeidsongevallen en beroepsziekten en andere pensioenen en uitkeringen uit hoofde van de arbeidsongeschiktheidsverzekering);

  • c. de werkloosheidsverzekering (uitkering gedurende werkloosheid);

  • d. de kinderbijslagen.

B. Met betrekking tot Nederland, op de wetgeving inzake:

  • a. de ziekteverzekering (uitkeringen en verstrekkingen bij ziekte en moederschap), met inbegrip van de regeling inzake de aansprakelijkheid van een werkgever;

  • b. de invaliditeitsverzekering;

  • c. de ouderdomsverzekering;

  • d. de nabestaandenverzekering;

  • e. de werkloosheidsverzekering;

  • f. de kinderbijslagen.

2. Onder voorbehoud van het bepaalde in het derde en het vierde lid van dit artikel is dit Verdrag ook van toepassing op alle wetgeving waarbij de in het eerste lid van dit artikel genoemde wetgeving wordt gecodificeerd, gewijzigd of aangevuld.

3. Dit Verdrag is van toepassing op alle wetgeving van een Verdragsluitende Partij waarbij de in het eerste lid van dit artikel genoemde wetgeving wordt uitgebreid tot nieuwe groepen personen, indien deze Verdragsluitende Partij niet binnen zes maanden na de officiële bekendmaking van zodanige wetgeving de andere Verdragsluitende Partij te kennen heeft gegeven dat het Verdrag niet op deze wetgeving van toepassing is.

4. Dit Verdrag is niet van toepassing op wetgeving waarbij een nieuwe tak van sociale zekerheid wordt ingevoerd, tenzij de Verdragsluitende Partijen daartoe een overeenkomst sluiten.

5. Dit Verdrag is niet van toepassing op regelingen inzake sociale bijstand noch op bijzondere regelingen voor ambtenaren of met hen gelijkgestelden.

Artikel 3 Personele werkingssfeer

Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, is het van toepassing op:

  • a. personen op wie de wetgeving van een of beide Verdragsluitende Partijen van toepassing is of is geweest;

  • b. personen die rechten ontlenen aan een onder letter a van dit artikel genoemde persoon.

Artikel 4 Gelijkheid van behandeling

Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, hebben de onderdanen van een Verdragsluitende Partij, wanneer zij verblijven of wonen op het grondgebied van een van de Verdragsluitende Partijen, dezelfde rechten en verplichtingen als de onderdanen van die Verdragsluitende Partij wat betreft de toepassing van de wetgeving van die Verdragsluitende Partij.

Artikel 5 Betaling van uitkeringen in het buitenland

1. Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, kunnen pensioenen en andere uitkeringen wegens ouderdom, invaliditeit en overlijden, verkregen krachtens de wetgeving van de ene Verdragsluitende Partij niet worden verminderd, gewijzigd, geschorst of ingetrokken op grond van het feit dat de rechthebbende verblijft of woont op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.

2. Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, worden uitkeringen krachtens de wetgeving van een Verdragsluitende Partij aan de in artikel 3 genoemde personen die verblijven of wonen buiten het grondgebied van beide Verdragsluitende Partijen, betaalbaar gesteld onder dezelfde voorwaarden en in dezelfde mate als aan onderdanen van die Verdragsluitende Partij die buiten genoemde grondgebieden verblijven of wonen.

Artikel 6 Non-cumulatie van uitkeringen

1. Bepalingen in de wetgeving van een Verdragsluitende Partij inzake vermindering, schorsing of intrekking van uitkeringen uit een tak van sociale zekerheid waarbij sprake is van samenloop met uitkeringen uit een andere tak of met andere inkomsten, of wegens het verrichten van beroepswerkzaamheden, zijn ook van toepassing op de rechthebbende ten aanzien van uitkeringen verkregen krachtens de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij of ten aanzien van inkomsten verworven of werkzaamheden verricht op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.

2. Indien de krachtens de wetgeving van de Verdragsluitende Partijen verschuldigde uitkeringen afhankelijk zijn van verminderingen, schorsingen of intrekkingen, worden de bedragen van de uitkeringen die niet zouden worden betaald bij strikte toepassing van de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking gedeeld door het aantal uitkeringen dat onderworpen is aan vermindering, schorsing of intrekking.

DEEL II

VASTSTELLING VAN DE TOEPASSELIJKE WETGEVING

Artikel 7 Algemene regel

1. Personen op wie de bepalingen van dit deel van het Verdrag van toepassing zijn, zijn onderworpen aan de wetgeving van slechts één Verdragsluitende Partij. Die wetgeving wordt vastgesteld in overeenstemming met de bepalingen van de artikelen 8 tot en met 13.

2. Een persoon die in overeenstemming met de bepalingen van dit deel is onderworpen aan de wetgeving van één Verdragsluitende Partij wordt beschouwd als wonend op het grondgebied van die Verdragsluitende Partij.

Artikel 8 Werknemers

1. Een persoon die als werknemer werkt op het grondgebied van de ene Verdragsluitende Partij is onderworpen aan de wetgeving van die Verdragsluitende Partij, zelfs indien hij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij woont of indien de zetel of het domicilie van de onderneming of de werkgever waarbij hij werkzaam is, zich bevindt op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.

2. Een persoon die als werknemer werkt op het grondgebied van beide Verdragsluitende Partijen is onderworpen aan de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan hij woont. Indien hij niet op het grondgebied van een van de Verdragsluitende Partijen woont, is hij onderworpen aan de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan de werkgever zijn voornaamste plaats van bedrijfsuitoefening heeft.

3. Ambulant personeel in dienst van een onderneming die tegen betaling of vergoeding of voor eigen rekening internationaal vervoer van personen of goederen verricht per spoor, over de weg of door de lucht is onderworpen aan de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan de onderneming haar hoofdzetel heeft, zelfs indien de betrokken werknemer op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij woont.

Indien een persoon echter in dienst is van een filiaal of een vaste vertegenwoordiging van genoemde onderneming op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij of indien die persoon werkt en woont op het grondgebied van deze Partij, is hij onderworpen aan de wetgeving van deze Verdragsluitende Partij.

Artikel 9 Gedetacheerde werknemers

Artikel 8, eerste lid, is van toepassing, met inachtneming van de volgende uitzonderingen en omstandigheden:

Indien een persoon die op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij werkzaam is, door zijn werkgever waaraan hij normaal verbonden is gedetacheerd wordt op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij om aldaar voor die werkgever bepaalde werkzaamheden te verrichten, terwijl de betaalde dienstbetrekking met deze werkgever wordt gehandhaafd, blijft hij voor de duur van de werkzaamheden onderworpen aan de wetgeving van eerstgenoemde Verdragsluitende Partij alsof hij nog op het grondgebied van deze Verdragsluitende Partij werkzaam was, mits de desbetreffende werkzaamheden niet meer belopen dan een periode van twee jaar en de verklaring van detachering uiterlijk binnen de eerste drie maanden van deze periode is ingediend. Achtereenvolgende detacheringen van dezelfde werknemer door dezelfde werkgever gelden als één detachering, tenzij zij door perioden van ten minste twaalf maanden onderbroken zijn.

Artikel 10 Gedetacheerde ambtenaren

Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing, doch zonder enige termijn, op gedetacheerde ambtenaren.

Artikel 11 Bemanningsleden aan boord van schepen

Een persoon die als werknemer werkt aan boord van een schip en die op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij woont, is onderworpen aan de wetgeving van de Partij op het grondgebied waarvan de werkgever zijn zetel of domicilie heeft.

Artikel 12 Personeel van diplomatieke en consulaire zendingen

1. Onderdanen van een Verdragsluitende Partij die door de regering van die Verdragsluitende Partij worden uitgezonden naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij als lid van een diplomatieke zending of consulaire post zijn onderworpen aan de wetgeving van de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij.

2. Personen die in dienst zijn bij een diplomatieke zending of consulaire post van een van de Verdragsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij zijn onderworpen aan de wetgeving van laatstgenoemde Verdragsluitende Partij.

3. Indien de diplomatieke zending of consulaire post van een van de Verdragsluitende Partijen personen in dienst heeft die overeenkomstig het tweede lid van dit artikel onderworpen zijn aan de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij, neemt de zending of post de verplichtingen die de wetgeving van de Verdragsluitende Partij aan werkgevers oplegt in acht.

4. Het in het tweede en derde lid van dit artikel bepaalde is van overeenkomstige toepassing op personen in persoonlijke dienst van de in het eerste lid van dit artikel genoemde personen. In dat geval neemt de natuurlijke persoon die andere personen in dienst heeft de verplichtingen in acht die de wetgeving van de Verdragsluitende Partij waar de dienstbetrekking wordt uitgeoefend aan werkgevers oplegt.

5. Het in het eerste tot en met het vierde lid van dit artikel bepaalde is niet van toepassing op honoraire leden van een consulaire post of personen in persoonlijke dienst van dergelijke personen.

Artikel 13 Uitzonderingen op de bepalingen van de artikelen 8 tot en met 12

De bevoegde autoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen of de door de autoriteiten aangewezen lichamen kunnen uitzonderingen op de bepalingen van de artikelen 8 tot en met 12 overeenkomen in het belang van werknemers en daarbij een verplichte verzekering krachtens de desbetreffende wetgeving invoeren.

DEEL III

BIJZONDERE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE VERSCHILLENDE SOORTEN PRESTATIES

HOOFDSTUK 1

ZIEKTE EN MOEDERSCHAP

Artikel 14 Recht op prestaties bij ziekte en moederschap

1. Indien een persoon verzekeringstijdvakken heeft vervuld krachtens de wetgeving van beide Verdragsluitende Partijen worden deze tijdvakken bij elkaar opgeteld met het oog op het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op een prestatie, voor zover deze tijdvakken niet samenvallen.

2. Indien de wetgeving van de ene Verdragsluitende Partij toelating tot de verplichte verzekering afhankelijk stelt van de vervulling van verzekeringstijdvakken, wordt, met het oog op het bij elkaar optellen van tijdvakken, daartoe voor zover nodig rekening gehouden met dergelijke tijdvakken die krachtens de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij zijn vervuld, alsof deze verzekeringstijdvakken krachtens de wetgeving van de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij waren vervuld.

Artikel 15 Woonplaats op het grondgebied van de andere dan de bevoegde staat

1. Personen die op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij dan de bevoegde staat wonen en aan de in de wetgeving van de laatstgenoemde staat gestelde voorwaarden voor het recht op prestaties voldoen, ontvangen, eventueel met inachtneming van artikel 14, op het grondgebied van de Verdragsluitende Partij waar zij wonen:

  • a. verstrekkingen die ten laste van het bevoegde orgaan door het orgaan van de woonplaats worden verleend overeenkomstig de bepalingen van de door laatstgenoemd orgaan toegepaste wetgeving, alsof deze personen bij dit orgaan waren aangesloten;

  • b. uitkeringen die door het bevoegde orgaan worden betaald overeenkomstig de bepalingen van de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof deze personen op het grondgebied van de bevoegde staat woonden.

2. Het in het voorgaande lid bepaalde is, wat het recht op verstrekkingen betreft, van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden die op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij dan de bevoegde staat wonen, voor zover zij krachtens de wetgeving van de staat op het grondgebied waarvan zij wonen, geen recht hebben op zulke verstrekkingen vanwege betaalde werkzaamheden of omdat zij een socialezekerheidsuitkering ontvangen van de Partij op het grondgebied waarvan zij wonen.

Artikel 16 Overbrenging van de woonplaats zonder recht op prestaties krachtens de wetgeving van de nieuwe woonstaat

Indien een persoon die verzekerd is krachtens de wetgeving van een van de Verdragsluitende Partijen zijn woonplaats overbrengt naar het grondgebied van de andere Partij, maar niet voldoet aan de voorwaarden voor recht op prestaties krachtens de wetgeving van laatstgenoemde Partij, en indien die persoon krachtens de wetgeving van de eerstgenoemde Partij nog steeds recht zou hebben op die prestaties indien hij op het grondgebied van die Partij woonde, zal hij dit recht toch behouden. In dat geval is artikel 18, eerste, derde, vierde, vijfde, zesde en zevende lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 Tijdelijk verblijf in of overbrenging van de woonplaats naar de bevoegde staat

1. Personen of hun gezinsleden als bedoeld in artikel 15 die verblijven op of hun woonplaats overbrengen naar het grondgebied van de bevoegde staat hebben recht op prestaties op het grondgebied van de bevoegde staat, overeenkomstig de bepalingen van de wetgeving van die staat, zelfs indien zij vóór de overbrenging van hun woonplaats reeds prestaties hebben genoten voor hetzelfde geval van ziekte of moederschap; indien de door het bevoegde orgaan toegepaste wetgeving voorziet in een maximumperiode voor het verlenen van prestaties, wordt rekening gehouden met de periode direct voorafgaand aan de overbrenging van de woonplaats waarin die prestaties zijn verleend.

2. In geval van tijdelijk verblijf van de gezinsleden als bedoeld in artikel 15, tweede lid, op het grondgebied van de bevoegde staat, is artikel 18, eerste en zevende lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18 Verblijf buiten het grondgebied van de bevoegde staat – terugkeer naar of overbrenging van de woonplaats naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij tijdens ziekte of moederschap – verlening van belangrijke prestaties

1. Een persoon die voldoet aan de voorwaarden voor recht op prestaties krachtens de wetgeving van een van de Verdragsluitende Partijen heeft recht op die prestaties gedurende een tijdelijk verblijf op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wanneer zijn toestand onmiddellijke medische verzorging noodzakelijk maakt.

2. Een persoon die recht heeft op prestaties ten laste van een orgaan van een van de Verdragsluitende Partijen en die woont op het grondgebied van die Partij, behoudt dat recht wanneer hij zijn woonplaats overbrengt naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij. Voor de overbrenging dient de betrokkene echter de toestemming van het bevoegde orgaan te verkrijgen. Die toestemming mag alleen worden onthouden indien is vastgesteld dat verplaatsing van de betrokkene zijn gezondheidstoestand of het ondergaan van medische behandeling zou schaden.

3. Wanneer een persoon recht heeft op prestaties overeenkomstig het in de voorgaande leden bepaalde, worden de verstrekkingen verleend ten laste van het bevoegde orgaan door het orgaan in de tijdelijke verblijfplaats of de woonplaats overeenkomstig de bepalingen van de wetgeving die door laatstgenoemd orgaan wordt toegepast, alsof de betrokkene daar verzekerd was. De periode gedurende welke prestaties worden verleend is echter die welke is vastgelegd krachtens de wetgeving van de bevoegde staat.

4. In de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde gevallen is de levering van prothesen, hulpmiddelen van grotere omvang of andere belangrijke verstrekkingen, behalve in zeer urgente gevallen, onderworpen aan de voorwaarde dat het bevoegde orgaan toestemming verleent.

5. In de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde gevallen worden uitkeringen door het bevoegde orgaan verstrekt overeenkomstig de bepalingen van de wetgeving die dit orgaan toepast.

6. Het in dit artikel bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van de betrokkene.

7. Het in het eerste en zesde lid van dit artikel bepaalde is niet van toepassing op personen die naar het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij dan de bevoegde staat gaan om een medische behandeling te ondergaan.

Artikel 19 Prestaties voor gepensioneerden en hun gezinsleden

1. Wanneer een persoon die pensioenen ontvangt krachtens de wetgeving van beide Verdragsluitende Partijen recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan hij woont, worden aan hem en zijn gezinsleden door het orgaan van de woonplaats en ten laste van dit orgaan verstrekkingen verleend, alsof hij uitsluitend krachtens de wetgeving van laatstbedoelde Partij gepensioneerde was.

2. Wanneer een persoon die een pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van de ene Verdragsluitende Partij woont op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij en hij geen recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de laatstgenoemde Verdragsluitende Partij, verleent het orgaan van de woonplaats overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wetgeving en ten laste van het bevoegde orgaan, deze persoon en zijn gezinsleden verstrekkingen waarop deze persoon recht heeft krachtens de wetgeving van de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij of waarop hij recht zou hebben indien hij op het grondgebied van die Verdragsluitende Partij zou wonen.

3. Wanneer de gezinsleden van een persoon die een pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van de ene Verdragsluitende Partij of pensioenen krachtens de wetgeving van beide Verdragsluitende Partijen, op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij wonen dan de gepensioneerde, ontvangen zij verstrekkingen alsof de gepensioneerde op hetzelfde grondgebied als zij woonde, voor zover hij krachtens de wetgeving van een Verdragsluitende Partij recht op verstrekkingen heeft.

De verstrekkingen worden ten laste van het bevoegde orgaan door het orgaan van de woonplaats van de gezinsleden verleend, overeenkomstig de bepalingen van de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof zij krachtens deze wetgeving recht op die verstrekkingen hadden.

4. Indien de in het vorige lid bedoelde gezinsleden hun woonplaats overbrengen naar het grondgebied van de Verdragsluitende Partij waarop de gepensioneerde woont, hebben zij recht op verstrekkingen in overeenstemming met de wetgeving van deze Partij, zelfs indien zij vóór de overbrenging van hun woonplaats reeds uitkeringen of verstrekkingen hebben ontvangen voor hetzelfde geval van ziekte of moederschap.

5. Een persoon die een pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van de ene Verdragsluitende Partij en recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van deze Verdragsluitende Partij, heeft, evenals zijn gezinsleden, recht op die verstrekkingen gedurende een tijdelijk verblijf op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij dan die op het grondgebied waarvan zij wonen, wanneer hun gezondheidstoestand het nodig maakt dat die verstrekkingen onmiddellijk worden verleend.

6. In het in het vorige lid bedoelde geval worden de verstrekkingen verleend ten laste van het orgaan van de woonplaats van de gepensioneerde of de gezinsleden, door het orgaan van de tijdelijke verblijfplaats, overeenkomstig de wetgeving daarvan, alsof de betrokkene krachtens deze wetgeving recht op die verstrekkingen had. De periode gedurende welke verstrekkingen worden verleend is echter die welke is vastgelegd krachtens de wetgeving van de woonstaat. Het in artikel 18, vierde lid, bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

7. Wanneer de wetgeving van een Verdragsluitende Partij bepaalt dat premies of bijdragen moeten worden afgetrokken van het te betalen pensioen in verband met het recht op verstrekkingen, is het orgaan van de Verdragsluitende Partij dat het pensioen betaalt, gemachtigd deze bedragen in te houden, indien krachtens dit artikel de kosten van verstrekkingen worden gedragen door een orgaan van die Verdragsluitende Partij.

8. Het in dit artikel bepaalde is niet van toepassing op gezinsleden die recht hebben op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan zij wonen vanwege betaalde werkzaamheden of omdat zij een sociale-zekerheidsuitkering ontvangen van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan zij wonen.

9. Het in het vijfde lid van dit artikel bepaalde is niet van toepassing op personen die naar het grondgebied gaan van de andere Verdragsluitende Partij dan die op het grondgebied waarvan zij wonen voor het ondergaan van een medische behandeling.

Artikel 20 Vergoedingen tussen organen onderling

1. De verstrekkingen die overeenkomstig dit hoofdstuk zijn verleend, worden door de bevoegde organen of, indien van toepassing, door de organen van de woonplaats vergoed aan de organen die deze verstrekkingen hebben verleend.

2. De vergoedingen worden vastgesteld en vinden plaats op de wijze welke is geregeld in het Administratief Akkoord als bedoeld in artikel 37, hetzij door het aantonen van de werkelijke uitgaven, hetzij op grond van vaste bedragen.

HOOFDSTUK 2

ARBEIDSONGESCHIKTHEID, OUDERDOM EN OVERLIJDEN

A. BEPALINGEN VOOR DE UITVOERING VAN DE KROATISCHE WETGEVING

Artikel 21

1. Wanneer een persoon krachtens de Kroatische wetgeving niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op prestaties uitsluitend op basis van verzekeringstijdvakken of andere tijdvakken die krachtens de Kroatische wetgeving zijn vervuld, houdt het bevoegde orgaan voor het recht van de onderdanen van een van de Verdragsluitende Partijen op die prestaties ook rekening met verzekeringstijdvakken die krachtens de Nederlandse wetgeving zijn vervuld, alsof zij krachtens de Kroatische wetgeving waren vervuld.

2. Wanneer, niettegenstaande het in het eerste lid van dit artikel bepaalde, een persoon niet voldoet aan de voorwaarden voor de prestatie, houdt het Kroatische verzekeringsorgaan, voor de onderdanen van een van de Verdragsluitende Partijen rekening met verzekeringstijdvakken die zijn vervuld in derde staten waarmee beide Verdragsluitende Partijen aparte verdragen inzake sociale zekerheid hebben gesloten die voorzien in het bij elkaar optellen van verzekeringstijdvakken in dergelijke gevallen. Wanneer alleen de Republiek Kroatië een dergelijk bilateraal verdrag heeft met een derde staat houdt het Kroatische orgaan rekening met de verzekeringstijdvakken die door Kroatische onderdanen in die derde staat zijn vervuld, tenzij in dat bilaterale verdrag anderszins wordt bepaald.

3. Het in het eerste en het tweede lid van dit artikel bepaalde met betrekking tot optelling van verzekeringstijdvakken is alleen van toepassing op verzekeringstijdvakken die in andere staten zijn vervuld voor zover deze niet samenvallen met Kroatische tijdvakken.

4. Het in het eerste en het tweede lid van dit artikel bepaalde is alleen van toepassing indien het totale krachtens de Kroatische wetgeving vervulde verzekeringstijdvak ten minste twaalf maanden beloopt, tenzij de minimumwachttijd korter dan twaalf maanden is.

Artikel 22

Wanneer een persoon recht heeft op een prestatie krachtens de Kroatische wetgeving zonder optelling van de in artikel 21 bedoelde tijdvakken, kent het Kroatische verzekeringsorgaan een prestatie toe die uitsluitend op basis van krachtens de Kroatische wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken is berekend.

Deze bepaling is eveneens van toepassing op een verzekerde persoon die in aanmerking komt voor een prestatie krachtens de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij, berekend overeenkomstig de artikelen 28 en 31.

Artikel 23

Wanneer een persoon in aanmerking komt voor een prestatie krachtens de Kroatische wetgeving zonder optelling van de in artikel 21 bedoelde verzekeringstijdvakken, stelt het bevoegde orgaan de hoogte van de prestatie op de volgende wijze vast:

  • a. het berekent eerst het theoretische bedrag van de prestatie die zou moeten worden betaald indien alle bij elkaar opgetelde verzekeringstijdvakken waren vervuld krachtens de Kroatische wetgeving;

  • b. het orgaan berekent vervolgens het werkelijke bedrag van de te betalen prestatie op basis van het theoretische bedrag dat is berekend overeenkomstig het onder a. bepaalde al naar gelang de verhouding tussen de duur van de verzekeringstijdvakken die zijn vervuld krachtens de wetgeving die door dit orgaan wordt toegepast en de totale duur van de in artikel 21 bedoelde verzekeringstijdvakken;

  • c. wanneer de totale duur van de overeenkomstig artikel 21 bij elkaar opgetelde verzekeringstijdvakken de maximumduur overschrijdt die in de Kroatische wetgeving is opgenomen voor de berekening van het maximumbedrag van de prestatie, neemt het bevoegde verzekeringsorgaan voor de berekening van de onder a en b bedoelde prestaties bovengenoemde maximumduur in aanmerking, in plaats van de opgetelde perioden;

  • d. het onder a, b en c bepaalde is niet van toepassing wanneer berekening op basis van de Kroatische wetgeving voor de betrokkene gunstiger is.

Artikel 24

Bij berekening van de prestatie nemen de Kroatische verzekeringsorganen alleen salarissen of inkomsten, respectievelijk premies of bijdragen in aanmerking die krachtens de Kroatische wetgeving zijn ontvangen respectievelijk betaald.

Artikel 25

Prestaties die zijn toegekend krachtens de Kroatische wetgeving in overeenstemming met de artikelen 21 tot en met 24 worden niet herberekend in geval van een later krachtens de Nederlandse wetgeving toegekende prestatie.

Artikel 26

In geval van het overlijden van een verzekerde die recht had op een pensioen of een pensioen ontving in overeenstemming met de bepalingen van de artikelen 21 tot en met 25, hebben zijn nabestaanden recht op een nabestaandenpensioen.

B. BEPALINGEN VOOR DE UITVOERING VAN DE NEDERLANDSE WETGEVING

Artikel 27 Bepalingen inzake de Nederlandse invaliditeitsuitkering

Wanneer een onderdaan van een van de Verdragsluitende Partijen, op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid met daarop volgende invaliditeit is ontstaan, onderworpen was aan de Kroatische wetgeving inzake pensioenen en recht had op een Kroatische invaliditeitsuitkering, en hij voordien in totaal een verzekeringstijdvak had vervuld van ten minste twaalf maanden krachtens de Nederlandse wetgeving inzake invaliditeitsverzekering, heeft hij recht op een uitkering krachtens laatstgenoemde wetgeving, berekend volgens de regels van artikel 28.

Artikel 28

1. Het bedrag van de in artikel 27 bedoelde uitkering wordt berekend naar verhouding van de totale duur van de door de betrokkene na het bereiken van de leeftijd van 15 jaar krachtens de Nederlandse wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken tot het tijdvak gelegen tussen de datum waarop hij de leeftijd van 15 jaar bereikte en de datum waarop zijn arbeidsongeschiktheid met daarop volgende invaliditeit is ontstaan.

2. Indien de betrokkene, op het tijdstip dat de arbeidsongeschiktheid met daarop volgende invaliditeit is ontstaan, werknemer was of met een werknemer was gelijkgesteld, wordt de verschuldigde uitkering vastgesteld overeenkomstig de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van 18 februari 1966. Indien dit niet het geval is, wordt de verschuldigde uitkering vastgesteld overeenkomstig de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen (WAZ) van 24 april 1997.

3. Als verzekeringstijdvakken, vervuld krachtens de Nederlandse wetgeving worden aangemerkt:

  • a. verzekeringstijdvakken vervuld krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van 18 februari 1966;

  • b. verzekeringstijdvakken vervuld krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) van 11 december 1975;

  • c. verzekeringstijdvakken vervuld krachtens de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen van 24 april 1997 (WAZ);

  • d. tijdvakken van arbeid en daarmee gelijkgestelde tijdvakken die vóór 1 juli 1967 in Nederland zijn vervuld.

4. In het geval bedoeld in de eerste volzin van het tweede lid van dit artikel wordt, wanneer een verzekeringstijdvak vervuld krachtens de AAW samenvalt met een verzekeringstijdvak vervuld krachtens de WAO, alleen rekening gehouden met het krachtens de WAO vervulde tijdvak.

5. In het geval bedoeld in de tweede volzin van het tweede lid van dit artikel wordt, wanneer een verzekeringstijdvak vervuld krachtens de AAW samenvalt met een verzekeringstijdvak vervuld krachtens de WAO, alleen rekening gehouden met het krachtens de AAW vervulde tijdvak.

Artikel 29 Bepalingen inzake het Nederlandse ouderdomspensioen

1. In geval van ouderdom stelt het Nederlandse verzekeringsorgaan het pensioen rechtstreeks en uitsluitend vast op basis van de krachtens de Nederlandse wetgeving inzake ouderdomsverzekering vervulde verzekeringstijdvakken.

2. De in artikel 13, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet (AOW) bedoelde korting wordt niet toegepast op kalenderjaren of delen daarvan vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag gedurende welke een gehuwde vrouw of een vrouw die gehuwd is geweest tussen haar vijftiende en vijfenzestigste levensjaar, en tijdens haar huwelijk wonende in Kroatië, niet verzekerd was krachtens bovengenoemde wet voor zover de kalenderjaren of delen daarvan samenvallen met door haar echtgenoot krachtens die wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken.

In afwijking van artikel 7 van de AOW wordt een dergelijke vrouw beschouwd als rechthebbende op een pensioen.

3. De in artikel 13, tweede lid, van de AOW bedoelde korting wordt niet toegepast op kalenderjaren of delen daarvan vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag gedurende welke de gehuwde vrouw van de gepensioneerde in Kroatië woonde tussen haar vijftiende en vijfenzestigste levensjaar, en niet verzekerd was krachtens bovengenoemde wetgeving voor zover de kalenderjaren of delen daarvan samenvallen met door haar echtgenoot krachtens die wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken.

4. De bepalingen bedoeld in het tweede en het derde lid van dit artikel worden uitsluitend toegepast indien de betrokkene gedurende zes jaar op het grondgebied van Kroatië of Nederland heeft gewoond na het bereiken van de leeftijd van 59 jaar en voor de duur dat die persoon op het grondgebied van een van deze Verdragsluitende Partijen woont.

5. In afwijking van het bepaalde in artikel 45, eerste lid, van de AOW, en artikel 63, eerste lid, van de Algemene Nabestaandenwet (ANW), is de echtgenoot/echtgenote van een werknemer die valt onder een verplichte verzekeringsregeling en wonende in Kroatië gerechtigd krachtens die wetgeving een vrijwillige verzekering af te sluiten, maar slechts voor de tijdvakken na de inwerkingtreding van dit Verdrag gedurende welke de werknemer verplicht verzekerd is of was krachtens bovengenoemde wetgeving. Dit recht vervalt op de datum van beëindiging van de verplichte verzekering van de werknemer.

Bovengenoemd recht vervalt echter niet wanneer de verplichte verzekering van de werknemer wordt beëindigd als gevolg van zijn/haar overlijden en wanneer zijn echtgenote/haar echtgenoot uitsluitend een pensioen krachtens de ANW ontvangt.

Het recht inzake vrijwillige verzekering vervalt in elk geval op de datum waarop de vrijwillig verzekerde de leeftijd van 65 jaar bereikt.

De premie die dient te worden betaald voor bovengenoemde vrijwillige verzekering wordt voor de echtgenoot/echtgenote van een werknemer die verplicht verzekerd is krachtens de AOW en de ANW vastgesteld overeenkomstig de bepalingen inzake de vaststelling van de premie voor de verplichte verzekering, met dien verstande dat hij/zij wordt geacht zijn/haar inkomsten in Nederland te hebben genoten.

Voor de echtgenoot/echtgenote van een werknemer die verplicht verzekerd was op of na de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag wordt de premie vastgesteld overeenkomstig de bepalingen inzake de vaststelling van de premie voor vrijwillige verzekering krachtens de Nederlandse wetgeving inzake algemene ouderdomsverzekering en de Nederlandse wetgeving inzake algemene nabestaandenverzekering.

6. Het in het vijfde lid van dit artikel bedoelde recht wordt alleen toegekend indien de echtgenoot/echtgenote van een werknemer de Sociale Verzekeringsbank uiterlijk een jaar na aanvang van het tijdvak van zijn/haar verplichte verzekering in kennis heeft gesteld van het voornemen een vrijwillige verzekering af te sluiten.

Voor de echtgenoot/echtgenote van een werknemer die verplicht verzekerd was onmiddellijk voorafgaand aan of op de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag, vangt de periode van een jaar aan op de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag.

7. De in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde bepalingen zijn niet van toepassing op tijdvakken die samenvallen met tijdvakken die in aanmerking kunnen worden genomen voor de berekening van pensioenrechten krachtens de wetgeving die van toepassing is op ouderdomspensioenen in een andere staat dan Nederland, of voor tijdvakken gedurende welke de betrokkene een ouderdomspensioen ontving krachtens die wetgeving.

8. Het in het tweede en het derde lid van dit artikel bepaalde wordt alleen toegepast op echtgenoten die een vrijwillige verzekering hebben afgesloten krachtens de Nederlandse wetgeving overeenkomstig het vijfde lid van dit artikel.

Artikel 30 Bepalingen inzake het Nederlandse nabestaandenpensioen

Wanneer een onderdaan van een van de Verdragsluitende Partijen, op het tijdstip van zijn overlijden onderworpen was aan de Kroatische wetgeving inzake pensioenen en hij voordien in totaal een verzekeringstijdvak had vervuld van ten minste twaalf maanden krachtens de Nederlandse wetgeving inzake nabestaandenverzekering, hebben zijn weduwe of wezen recht op uitkeringen krachtens deze wetgeving, berekend in overeenstemming met de regels van artikel 31.

Artikel 31

Het bedrag van de in artikel 30 bedoelde uitkering wordt berekend naar verhouding van de totale duur van de door de overledene voor het bereiken van de leeftijd van 65 jaar krachtens de Nederlandse wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken tot het tijdvak gelegen tussen de datum waarop hij de leeftijd van 15 jaar bereikte en de datum van zijn overlijden, maar uiterlijk de datum waarop hij de leeftijd van 65 jaar bereikte.

HOOFDSTUK 3

WERKLOOSHEID

Artikel 32

Indien de wetgeving van beide Verdragsluitende Partijen op een persoon van toepassing is geweest, worden de tijdvakken van verzekering of arbeid die overeenkomstig de wetgeving van beide Partijen in aanmerking moeten worden genomen bij elkaar opgeteld voor het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op werkloosheidsuitkeringen, voor zover deze tijdvakken niet samenvallen.

Artikel 33

Een werknemer wonende op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij die zijn woonplaats overbrengt naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij en laatstelijk was onderworpen aan de wetgeving van deze Verdragsluitende Partij heeft recht op werkloosheidsuitkeringen krachtens de wetgeving van laatstgenoemde Partij gedurende zijn verblijf op het grondgebied daarvan, indien:

  • a. hij voldoet aan de voorwaarden van de wetgeving van die Partij, rekening houdend met de optelling van de in artikel 32 bedoelde verzekeringstijdvakken; en

  • b. hij gedurende de laatste twaalf maanden voor indiening van de aanvraag in totaal ten minste vier weken op het grondgebied van die Partij als werknemer heeft gewerkt; en

  • c. hij overeenkomstig de wetgeving inzake plaatsing van buitenlandse werknemers van die Partij een vergunning had om op het grondgebied van die Partij te werken.

Artikel 34

Bij berekening van de uitkering in gevallen waarin dit hoofdstuk van toepassing is wordt alleen rekening gehouden met inkomsten die zijn genoten op het grondgebied van de Verdragsluitende Partij die de uitkering betaalt.

HOOFDSTUK 4

KINDERBIJSLAGEN

Artikel 35

1. Een persoon op wie de wetgeving inzake kinderbijslagen van de ene Verdragsluitende Partij van toepassing is, heeft recht op kinderbijslagen krachtens die wetgeving zelfs indien het kind op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij woont.

2. Het eerste lid van dit artikel wordt toegepast zolang de Nederlandse wetgeving betaling van kinderbijslagen ten behoeve van kinderen wonende buiten het grondgebied van Nederland toestaat.

Artikel 36

Indien aan de voorwaarden voor het recht op kinderbijslagen is voldaan krachtens de wetgeving van beide Verdragsluitende Partijen wordt het recht op kinderbijslagen alleen toegekend krachtens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan het kind woont.

DEEL IV

DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 37 Administratief akkoord

De bevoegde autoriteiten komen bepalingen voor de uitvoering van dit Verdrag overeen door middel van een administratief akkoord.

Voorts wijzen zij verbindingsorganen op hun onderscheiden grondgebieden aan om de uitvoering van dit Verdrag te vergemakkelijken.

Artikel 38 Wederzijdse bijstand

1. De bevoegde autoriteiten doen elkaar mededeling van alle wijzigingen in hun wetgeving die van wezenlijk belang zijn voor de toepassing van dit Verdrag.

2. Bij de toepassing van dit Verdrag zijn de autoriteiten en verzekeringsorganen van de Verdragsluitende Partijen elkaar behulpzaam als betrof het de toepassing van hun eigen wetgeving. Deze wederzijdse administratieve bijstand wordt kosteloos verleend.

3. Voor de toepassing van dit Verdrag kunnen de autoriteiten en verzekeringsorganen van de Verdragsluitende Partijen zich rechtstreeks met elkaar en met de betrokkenen of hun vertegenwoordigers in verbinding stellen.

4. De autoriteiten, verzekeringsorganen en rechterlijke instanties van een Verdragsluitende Partij mogen aanvragen of andere documenten die bij hun worden ingediend niet afwijzen op grond van het feit dat zij in een vreemde taal zijn gesteld, mits deze de officiële taal van de andere Verdragsluitende Partij of de Engelse of Franse taal is.

Artikel 39 Geneeskundig onderzoek

1. Geneeskundig onderzoek van personen die op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wonen of verblijven wordt uitgevoerd door het orgaan van deze Verdragsluitende Partij op verzoek en ten laste van het bevoegde orgaan. De kosten van geneeskundig onderzoek dat wordt vereist door bevoegde organen van beide Verdragsluitende Partijen worden niet vergoed.

2. Het bevoegde orgaan behoudt zich echter het recht voor de betrokkene te laten onderzoeken door een arts naar keuze van dit orgaan op het grondgebied van een van de Verdragsluitende Partijen.

Artikel 40 Taal

De bevoegde autoriteiten, verbindingsorganen en verzekeringsorganen van de Verdragsluitende Partijen corresponderen met elkaar in de Engelse of de Franse taal.

Artikel 41 Vrijstelling van kosten

Iedere vrijstelling van zegelrecht, notariële kosten of registratiekosten die op het grondgebied van een van de Verdragsluitende Partijen is verleend met betrekking tot verklaringen en documenten die bij autoriteiten of verzekeringsorganen op dat grondgebied moeten worden ingediend, geldt ook voor verklaringen en documenten die voor de toepassing van dit Verdrag moeten worden ingediend bij autoriteiten en verzekeringsorganen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij. Documenten en verklaringen die voor de uitvoering van dit Verdrag moeten worden overgelegd, zijn vrijgesteld van legalisering door diplomatieke of consulaire autoriteiten.

Artikel 42 Indiening van aanvragen, beroepschriften en andere documenten

1. Aanvragen, beroepschriften en andere documenten die overeenkomstig de wetgeving van een Verdragsluitende Partij binnen een bepaalde termijn moeten worden ingediend bij een autoriteit of verzekeringsorgaan zijn ontvankelijk indien zij binnen dezelfde termijn worden ingediend bij een overeenkomstige autoriteit of verzekeringsorgaan van de andere Verdragsluitende Partij. De autoriteit of het verzekeringsorgaan van laatstgenoemde Verdragsluitende Partij doet deze onverwijld toekomen aan de autoriteit of het verzekeringsorgaan van eerstgenoemde Verdragsluitende Partij. De datum waarop deze documenten zijn ingediend bij de autoriteit of het verzekeringsorgaan van laatstgenoemde Verdragsluitende Partij wordt beschouwd als datum van indiening bij de autoriteit of het verzekeringsorgaan van eerstgenoemde Verdragsluitende Partij.

2. Een aanvraag om een prestatie die is ingediend in overeenstemming met de wetgeving van de ene Verdragsluitende Partij wordt beschouwd als een aanvraag om de overeenkomstige prestatie krachtens de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij. Ten aanzien van ouderdomspensioenen geldt dit evenwel niet indien de aanvrager stelt of indien volkomen duidelijk is dat de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op een pensioen krachtens de wetgeving van eerstgenoemde Verdragsluitende Partij.

Artikel 43 Identificatie

Om recht te hebben of te behouden op een uitkering overeenkomstig de wetgeving van een of beide Verdragsluitende Partijen is een aanvrager verplicht zich bij het orgaan van de woonplaats of de tijdelijke verblijfplaats te identificeren door middel van een officieel legitimatiebewijs. Dit orgaan identificeert de persoon op vertoon van zijn of haar legitimatiebewijs. Een legitimatiebewijs is een paspoort of ander geldig legitimatiebewijs dat is uitgegeven door het bevoegde orgaan van de woonplaats. Het orgaan stelt het andere orgaan door toezending van een kopie van het legitimatiebewijs ervan in kennis dat de identiteit naar behoren gecontroleerd is.

Artikel 44 Verificatie van aanvragen en betalingen

1. Het bevoegde orgaan van de Verdragsluitende Partij waarbij een aanvraag om prestaties is ingediend, controleert de juistheid van de gegevens betreffende de aanvrager en zijn gezinsleden en verschaft het bewijsmateriaal en de andere documentatie die nodig kunnen zijn voor het orgaan van de andere Verdragsluitende Partij voor verdere behandeling van de aanvraag.

2. Het eerste lid van dit artikel is van overeenkomstige toepassing indien het bevoegde orgaan van een van de Verdragsluitende Partijen een verzoek indient om controle van de gegevens bij het orgaan van de andere Verdragsluitende Partij met het oog op het vaststellen van de rechtmatigheid van betalingen aan de rechthebbenden die op het grondgebied van de onderscheiden Verdragsluitende Partijen wonen.

3. De in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde gegevens omvatten tevens gegevens over inkomen en gezinssituatie.

4. De bevoegde organen van de Verdragsluitende Partijen kunnen zich rechtstreeks met elkaar en met hun onderscheiden rechthebbenden of hun vertegenwoordigers in verbinding stellen.

5. De diplomatieke en consulaire vertegenwoordigers en de organen van de Verdragsluitende Partij kunnen gegevens rechtstreeks van de organen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij opvragen met het oog op het vaststellen van het recht op een prestatie en de rechtmatigheid van betalingen met betrekking tot de onderscheiden rechthebbenden van de Verdragsluitende Partijen.

Artikel 45 Munteenheid

1. Wanneer een verzekeringsorgaan van een Verdragsluitende Partij krachtens dit Verdrag uitkeringen verschuldigd is aan een rechthebbende die zich op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij bevindt, wordt het verschuldigde bedrag uitgedrukt in de munteenheid van eerstgenoemde Verdragsluitende Partij.

2. Wanneer een verzekeringsorgaan van een Verdragsluitende Partij krachtens dit Verdrag betalingen verschuldigd is aan een verzekeringsorgaan van de andere Verdragsluitende Partij, wordt het verschuldigde bedrag uitgedrukt in de munteenheid van laatstgenoemde Verdragsluitende Partij.

Eerstgenoemd verzekeringsorgaan voldoet het verschuldigde rechtens in die munteenheid, tenzij tussen de desbetreffende organen anderszins is overeengekomen.

3. De uit de toepassing van dit Verdrag voortvloeiende overmaking van gelden geschiedt in overeenstemming met de overeenkomsten die op de datum van overmaking ter zake tussen de Verdragsluitende Partijen van kracht zijn.

4. Ingeval door een van de Verdragsluitende Partijen valutabeperkingen worden toegepast, komen beide Verdragsluitende Partijen onmiddellijk de nodige maatregelen overeen om de overmaking tussen de grondgebieden van beide Verdragsluitende Partijen van bedragen die ingevolge dit Verdrag betaalbaar zijn, te verzekeren.

5. Ingeval de Nederlandse en de Kroatische munteenheid niet converteerbaar is, worden de betalingen tussen organen voor de toepassing van de artikelen 20 en 39 van dit Verdrag berekend op basis van de indicatieve wisselkoers die op de datum waarop de betaling kan worden verricht geldt, als geadviseerd door De Nederlandsche Bank, tenzij de betrokken organen anderszins zijn overeengekomen.

6. Ingeval de Nederlandse en de Kroatische munteenheid niet converteerbaar is, worden de onverschuldigde betalingen of de premies of bijdragen voor de toepassing van de artikelen 46 en 47 berekend op basis van de indicatieve wisselkoers als geadviseerd door De Nederlandsche Bank op de datum waarop de besluiten ten aanzien van het verhaal van onverschuldigde betalingen en ten aanzien van de inning van premies of bijdragen worden genomen.

Artikel 46 Verhaal van onverschuldigde betalingen

1. De Verdragsluitende Partijen erkennen elkaars definitieve administratieve of gerechtelijke besluiten inzake het verhaal van onverschuldigde betalingen die zijn genomen krachtens hun wetgeving, mits die besluiten wettelijk afdwingbaar zijn.

2. De Verdragsluitende Partijen zullen elkaar behulpzaam zijn bij de uitvoering van besluiten als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

3. Op verzoek van een bevoegd orgaan zal het andere orgaan gerechtelijke stappen ondernemen om de besluiten als bedoeld in het eerste lid van dit artikel uit te voeren overeenkomstig zijn eigen wetgeving. De kosten van deze gerechtelijke stappen worden vergoed door het verzoekende orgaan.

4. Indien, bij het toekennen of herzien van uitkeringen wegens invaliditeit, ouderdom of overlijden ingevolge het Verdrag, het bevoegde orgaan van de ene Verdragsluitende Partij een uitkeringsgerechtigde een bedrag heeft betaald dat hoger is dan het bedrag waarop hij recht heeft, kan dat orgaan het bevoegde orgaan van de andere Partij dat verantwoordelijk is voor de betaling van overeenkomstige uitkeringen aan die gerechtigde verzoeken het te veel betaalde bedrag in mindering te brengen op de nog verschuldigde bedragen die het aan genoemde gerechtigde betaalt. Het laatstgenoemde orgaan draagt het in mindering gebrachte bedrag over aan het orgaan dat de vordering heeft. Wanneer het te veel betaalde bedrag niet in mindering kan worden gebracht op de nog verschuldigde bedragen is het in het vijfde lid van dit artikel bepaalde van toepassing.

5. Wanneer het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij een uitkeringsgerechtigde een bedrag heeft betaald dat hoger is dan het bedrag waarop hij recht heeft, kan dat orgaan, onder de voorwaarden en binnen de grenzen neergelegd in de wetgeving die het uitvoert, het bevoegde orgaan van de andere Partij dat verantwoordelijk is voor de betaling van uitkeringen aan die gerechtigde verzoeken het te veel betaalde bedrag in mindering te brengen op de bedragen die het aan genoemde gerechtigde betaalt. Het laatstgenoemde orgaan past de mindering toe onder de voorwaarden en binnen de grenzen die voor een dergelijke compensatie in de wetgeving die het uitvoert zijn voorzien, alsof de te hoge bedragen door dit orgaan zelf waren betaald, en draagt het in mindering gebrachte bedrag over aan het orgaan dat de vordering heeft.

Artikel 47 Inning van premies of bijdragen

1. De Verdragsluitende Partijen erkennen elkaars definitieve administratieve of gerechtelijke besluiten inzake de inning van premies of bijdragen die zijn genomen krachtens hun wetgeving, mits die besluiten wettelijk afdwingbaar zijn.

2. De Verdragsluitende Partijen zullen elkaar behulpzaam zijn bij de uitvoering van de besluiten als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

3. Op verzoek van een bevoegd orgaan zal het andere orgaan gerechtelijke stappen ondernemen om de besluiten als bedoeld in het eerste lid van dit artikel uit te voeren overeenkomstig zijn eigen wetgeving. De kosten van deze gerechtelijke stappen worden vergoed door het verzoekende orgaan.

Artikel 48 Geschillen

1. Geschillen die met betrekking tot de toepassing van dit Verdrag ontstaan, dienen te worden opgelost door middel van onderhandelingen tussen de bevoegde autoriteiten.

2. Indien het geschil niet is beslecht binnen zes maanden volgend op het eerste verzoek de in het eerste lid van dit artikel voorgeschreven onderhandelingen te beginnen, wordt het voorgelegd aan een scheidsgerecht dat op de volgende wijze wordt samengesteld:

  • a. Binnen een maand na de datum waarop een van de Verdragsluitende Partijen een schriftelijke kennisgeving ontvangt waarin om voorlegging aan een scheidsgerecht wordt verzocht, benoemt elke Verdragsluitende Partij één scheidsman. Beide scheidsmannen wijzen, binnen nog eens twee maanden na de datum waarop de Verdragsluitende Partij die als laatste haar scheidsman heeft benoemd de andere Partij van haar benoeming in kennis stelt, een derde scheidsman aan.

  • b. Indien een van de Verdragsluitende Partijen nalaat een scheidsman te benoemen binnen de genoemde periode, kan de andere Partij de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Ditzelfde wordt gedaan op verzoek van beide Verdragsluitende Partijen, indien beide scheidslieden geen overeenstemming bereiken over de benoeming van de derde scheidsman.

  • c. Wanneer de President van het Internationale Gerechtshof onderdaan is van één van beide Verdragsluitende Partijen worden de in dit artikel bedoelde functies overgedragen aan de Vice-President van het Hof of aan het lid van dit Hof met de hoogste anciënniteit dat geen onderdaan van een van beide Verdragsluitende Partijen is.

3. Het scheidsgerecht neemt zijn beslissing bij meerderheid van stemmen. Deze beslissing is bindend voor beide Verdragsluitende Partijen. Elke Verdragsluitende Partij draagt de kosten van de door haar benoemde scheidsman. De overige kosten worden door de Verdragsluitende Partijen in gelijke delen gedragen. Het scheidsgerecht stelt zijn eigen procedureregels vast.

DEEL V

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 49 Overgangsbepalingen met betrekking tot prestaties

1. Met inachtneming van het derde lid van dit artikel geldt dit Verdrag eveneens ten aanzien van gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden vóór zijn inwerkingtreding. Krachtens dit Verdrag worden echter geen prestaties verleend over enig tijdvak dat aan zijn inwerkingtreding voorafgaat, hoewel tijdvakken van verzekering of van wonen die vóór bedoelde inwerkingtreding zijn vervuld voor de vaststelling van de prestaties in aanmerking worden genomen.

2. Bepalingen in de wetten van de Verdragsluitende Partijen betreffende de verjaring en de beëindiging van het recht op uitkering gelden niet ten aanzien van aan het eerste lid van dit artikel te ontlenen rechten, mits de rechthebbende zijn aanvraag om een uitkering binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag indient.

3. Uitkeringen die zijn toegekend voor de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië van 11 mei 1977, worden gehandhaafd op basis van laatstgenoemd Verdrag. Indien de methode voor het vaststellen van uitkeringen of de regels voor de berekening van prestaties echter moeten worden gewijzigd, bijvoorbeeld vanwege een stijging in de kosten van levensonderhoud of veranderingen in de hoogte van lonen of salarissen of andere redenen voor aanpassing, wordt een herberekening uitgevoerd in overeenstemming met dit Verdrag.

Artikel 50 Vervallenverklaring van eerder Verdrag

Het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië, ondertekend te Belgrado op 11 mei 1977, wordt met betrekking tot de Republiek Kroatië en het Koninkrijk der Nederlanden vervangen door dit Verdrag en houdt op van kracht te zijn vanaf de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag.

Artikel 51 Opzegging

1. Dit Verdrag kan worden opgezegd door elk van beide Verdragsluitende Partijen. Van de opzegging wordt ten minste drie maanden vóór het verstrijken van het lopende kalenderjaar schriftelijk en langs diplomatieke weg kennis gegeven, waarna het Verdrag ophoudt van kracht te zijn bij het verstrijken van het kalenderjaar waarin het is opgezegd.

2. Indien het Verdrag wordt opgezegd, blijven zijn bepalingen van toepassing ten aanzien van reeds verkregen rechten op prestaties ongeacht enige bepaling welke in de wetgeving van de beide Verdragsluitende Partijen mocht zijn opgenomen aangaande beperkingen van het recht op prestaties in verband met het wonen in of het onderdaan zijn van een ander land. Aanspraken op toekomstige prestaties die op grond van het Verdrag kunnen zijn verkregen, worden geregeld bij bijzondere overeenkomst.

Artikel 52 Slotprotocol

Het aan dit Verdrag gehechte Slotprotocol maakt een integrerend deel uit van dit Verdrag.

Artikel 53 Inwerkingtreding

Beide Verdragsluitende Partijen stellen elkaar schriftelijk en langs diplomatieke weg in kennis van de voltooiing van hun onderscheiden procedures ter zake krachtens hun nationale wetgeving vereist voor de inwerkingtreding van dit Verdrag. Het Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na de datum van de laatste kennisgeving.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Zagreb, op 11 september 1998, in tweevoud in uitsluitend de Engelse taal.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) J. W. SCHEFFERS

Voor de Republiek Kroatië

(w.g.) J. SKARA


Slotprotocol

Bij de ondertekening van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kroatië inzake sociale zekerheid zijn de ondergetekende gevolmachtigden het volgende overeengekomen:

Toepassing van de Nederlandse wetgeving inzake ziektekostenverzekeringen

1. Met betrekking tot het recht op verstrekkingen krachtens de Nederlandse wetgeving is hoofdstuk 1 van deel III van dit Verdrag alleen van toepassing op personen die zijn verzekerd krachtens de bepalingen van de Ziekenfondswet.

2. Voor de toepassing van artikel 19 van dit Verdrag worden de volgende pensioenen beschouwd als krachtens de Nederlandse wetgeving verschuldigde pensioenen:

– pensioenen uit hoofde van de Algemene burgerlijke pensioenwet van 6 januari 1966;

– pensioenen uit hoofde van de Algemene militaire pensioenwet van 6 oktober 1966;

– pensioenen uit hoofde van de Spoorwegpensioenwet van 15 februari 1967;

– pensioenen uit hoofde van het Reglement Dienstvoorwaarden van de Nederlandse Spoorwegen (R.D.V., 1964 N.S);

– een uitkering wegens uittreding voor personen jonger dan 65 jaar die wordt verstrekt krachtens een pensioenregeling bedoeld om een ouderdomspensioen te verlenen aan werknemers en voormalige werknemers en

– een uitkering wegens vervroegde uittreding uit beroepsactiviteiten krachtens een door de overheid vastgestelde regeling of krachtens een overeenkomstig een collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde regeling inzake vervroegde uittreding of krachtens een dergelijke door de Ziekenfondsraad aangewezen regeling.

3. De gezinsleden als bedoeld in artikel 15, tweede lid, of de persoon of gezinsleden als bedoeld in artikel 16, of de gepensioneerde en zijn gezinsleden als bedoeld in artikel 19, tweede en derde lid, van het Verdrag, die in Nederland wonen maar recht hebben op verstrekkingen ten laste van de Republiek Kroatië, zijn niet verzekerd krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).

4. De bepalingen van artikel 18, eerste, derde, vierde, zesde en zevende lid, (in geval van tijdelijk verblijf) en van artikel 19, vijfde, zesde en negende lid, zijn van toepassing op alle personen die zijn verzekerd krachtens de Nederlandse wetgeving, ongeacht hun nationaliteit.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, dit Slotprotocol hebben ondertekend.

GEDAAN te Zagreb, op 11 september 1998, in tweevoud in de Engelse taal.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) J. W. SCHEFFERS

Voor de Republiek Kroatië

(w.g.) J. SKARA


D. PARLEMENT

Zie Trb. 1998, 249.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1998, 249.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1998, 249.

De vertaling van het op 11 september 1998 te Zagreb tot stand gekomen Administratief Akkoord tussen de bevoegde Nederlandse en Kroatische autoriteiten betreffende de toepassing van het onderhavige Verdrag (tekst in Trb. 1998, 249, blz. 27 e.v.) luidt als volgt:

Administratief Akkoord voor de toepassing van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kroatie inzake sociale zekerheid

Krachtens artikel 37 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kroatië inzake sociale zekerheid, ondertekend te Zagreb op 11 september 1998, zijn de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen, namelijk:

– voor Nederland, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

– voor Kroatië, de minister van Arbeid en Sociaal Welzijn en de minister van Volksgezondheid;

voor de toepassing van het Verdrag de volgende bepalingen overeengekomen:

DEEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit Akkoord:

  • a. wordt onder „Verdrag" verstaan het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kroatië inzake sociale zekerheid;

  • b. hebben de in artikel 1 van het Verdrag omschreven termen de in dat artikel eraan toegekende betekenis.

Artikel 2 Verbindingsorganen

1. De verbindingsorganen overeenkomstig artikel 37 van het Verdrag zijn:

A. In Nederland

  • a. voor verstrekkingen bij ziekte en moederschap:de Ziekenfondsraad, Amstelveen;

  • b. voor ouderdoms- en nabestaandenpensioenen en voor kinderbijslagen: de Sociale Verzekeringsbank, Amstelveen;

  • c. voor de administratie met betrekking tot gedetacheerde werknemers krachtens de artikelen 9 en 13 van het Verdrag: de Sociale Verzekeringsbank, Amstelveen;

  • d. in alle overige gevallen: het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen, p/a GAK Nederland bv, Amsterdam;

B. In Kroatië

  • a. voor verstrekkingen en uitkeringen bij ziekte en moederschap: de Kroatische ziekteverzekeringsinstelling;

  • b. voor ouderdoms-, invaliditeits- en nabestaandenpensioenen en andere prestaties krachtens de pensioen- en invaliditeitsverzekering: het Fonds van de Republiek voor pensioen- en invaliditeitsverzekering van werknemers in Kroatië;

  • c. voor werkloosheidsuitkeringen: het Arbeidsbureau;

  • d. voor kinderbijslagen: het Fonds van de Republiek voor pensioen- en invaliditeitsverzekering van werknemers in Kroatië.

2. De taken van de verbindingsorganen worden uiteengezet in dit Akkoord. Voor de toepassing van het Verdrag kunnen de verbindingsorganen zich zowel rechtstreeks met elkaar als met de betrokkenen of hun vertegenwoordigers in verbinding stellen. Zij zijn elkaar bij de toepassing van het Verdrag behulpzaam.

3. De taken van de socialeverzekeringsorganen die ondergeschikt zijn aan de verbindingsorganen worden uiteengezet in dit Akkoord. De verbindingsorganen kunnen andere taken aan dergelijke ondergeschikte organen delegeren en stellen elkaar in voorkomende gevallen daarvan in kennis.

Artikel 3 Beroepswerkzaamheden op beide grondgebieden

Voor de toepassing van artikel 8, tweede lid, van het Verdrag stelt een persoon die normaliter zijn werkzaamheden uitvoert op het grondgebied van beide Verdragsluitende Partijen, indien hij in Nederland woont, de in artikel 2, eerste lid, onder A, c van dit Akkoord aangewezen instelling in kennis van deze situatie en indien hij in Kroatië woont, het bevoegde plaatselijke kantoor van de Kroatische Ziekteverzekeringsinstelling.

Artikel 4 Toepasselijke wetgeving

1. In de gevallen bedoeld in de artikelen 9, 10 en 13 van het Verdrag, geeft het orgaan van de Verdragsluitende Partij waarvan de wetgeving van toepassing is een verklaring voor bepaalde tijd af waaruit blijkt dat de werknemer onderworpen blijft aan die wet en zendt die naar deze persoon. In de verklaring worden ook de gezinsleden genoemd die de werknemer vergezellen. De verklaring wordt afgegeven in een overeengekomen vorm.

2. Wanneer de wetgeving van Kroatië van toepassing is, wordt de in het eerste lid van dit artikel genoemde verklaring afgegeven door het bevoegde plaatselijke kantoor van de Kroatische Ziekteverzekeringsinstelling. Kopieën worden gezonden naar de Sociale Verzekeringsbank, Amstelveen, en de werkgever.

3. Wanneer de wetgeving van Nederland van toepassing is, wordt de in het eerste lid van dit artikel genoemde verklaring afgegeven door de Sociale Verzekeringsbank, Amstelveen, en gezonden naar het bevoegde plaatselijke kantoor van de Kroatische Ziekteverzekeringsinstelling en de werkgever.

DEEL II

TOEPASSING VAN DE BIJZONDERE BEPALINGEN INZAKE DE VERSCHILLENDE SOORTEN PRESTATIES

HOOFDSTUK 1

ZIEKTE EN MOEDERSCHAP

Artikel 5 Organen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

– de term „orgaan van de tijdelijke verblijfplaats":

in Nederland, ANOZ Zorgverzekeringen, Utrecht;

in Kroatië, het bevoegde plaatselijke kantoor van de Kroatische Ziekteverzekeringsinstelling;

– de term „orgaan van de woonplaats":

in Nederland, een door de betrokkene gekozen ziekenfonds in zijn woonplaats;

in Kroatië, het bevoegde plaatselijke kantoor van de Kroatische Ziekteverzekeringsinstelling, en

– de term „bevoegd orgaan":

in Nederland:

  • a. voor verstrekkingen: het ziekenfonds waarbij de betrokkene aangesloten is of zou kunnen zijn ten tijde van de aanvraag om een verstrekking;

  • b. voor uitkeringen: het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen, p/a de uitvoeringsinstelling waarbij de werkgever van de verzekerde is aangesloten;

    in Kroatië:

    voor verstrekkingen en uitkeringen: het bevoegde plaatselijke kantoor van de Kroatische Ziekteverzekeringsinstelling waarbij de betrokkene verzekerd is of zou kunnen zijn ten tijde van de aanvraag om een uitkering of verstrekking.

Artikel 6 Verklaring inzake verzekeringstijdvakken

1. Voor de toepassing van artikel 14 van het Verdrag door het bevoegde orgaan van een van de Verdragsluitende Partijen legt de betrokkene aan dit orgaan een verklaring over waarin de verzekeringstijdvakken zijn vermeld die krachtens de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij zijn vervuld en wordt krachtens de wetgeving van dat orgaan vereiste aanvullende informatie verstrekt.

2. Deze verklaring wordt op verzoek van de betrokkene afgegeven:

in Nederland, door het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen, p/a de uitvoeringsinstelling waarbij de laatste werkgever van de verzekerde was aangesloten. Indien de betrokkene evenwel slechts verzekerd was voor verstrekkingen, wordt de verklaring afgegeven door het ziekenfonds waarbij hij laatstelijk was aangesloten;

in Kroatië, door het bevoegde plaatselijke kantoor van de Kroatische Ziekteverzekeringsinstelling waarbij de betrokkene laatstelijk verzekerd was.

3. Indien de betrokkene de gevraagde verklaring niet kan overleggen, verzoekt het in het eerste lid van dit artikel bedoelde orgaan het in het tweede lid van dit artikel bedoelde orgaan om deze verklaring.

Artikel 7 Verstrekkingen tijdens wonen in de staat niet zijnde de bevoegde staat

1. Om verstrekkingen te ontvangen krachtens artikel 15 van het Verdrag, moet de betrokkene zichzelf en zijn gezinsleden laten inschrijven bij het orgaan van zijn woonplaats, onder overlegging van een verklaring waaruit blijkt dat hij en zijn gezinsleden recht hebben op genoemde verstrekkingen. Deze verklaring wordt afgegeven door het bevoegde orgaan, indien van toepassing op basis van door de werkgever verstrekte informatie. Indien de betrokkene of zijn gezinsleden nalaten deze verklaring over te leggen, vraagt het orgaan van de woonplaats deze zelf aan bij het bevoegde orgaan.

2. De in het vorige lid bedoelde verklaring blijft geldig tot de datum waarop het orgaan van de woonplaats een kennisgeving van intrekking ervan heeft ontvangen.

3. Het orgaan van de woonplaats informeert het bevoegde orgaan over iedere inschrijving die het overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid van dit artikel heeft verricht.

4. Voor iedere aanvraag om verstrekkingen legt de aanvrager de bewijsstukken over die doorgaans vereist zijn voor het verlenen van verstrekkingen krachtens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan hij woont.

5. De betrokkene of zijn gezinsleden informeren het orgaan van de woonplaats over iedere verandering in hun omstandigheden die van invloed zou kunnen zijn op hun recht op verstrekkingen, in het bijzonder over iedere beëindiging of iedere verandering van dienstbetrekking of beroepswerkzaamheid van de betrokkene of iedere verandering van diens woonplaats of tijdelijke verblijfplaats, of die van een gezinslid. Evenzo informeert het bevoegde orgaan het orgaan van de woonplaats van de betrokkene over de beëindiging van zijn aansluiting of van zijn recht op prestaties. Het orgaan van de woonplaats kan het bevoegde orgaan te allen tijde verzoeken informatie te verstrekken met betrekking tot de aansluiting of het recht van genoemde persoon op prestaties.

6. Het orgaan van de woonplaats is het bevoegde orgaan behulpzaam bij het treffen van maatregelen tegen een persoon die prestaties heeft ontvangen die niet aan hem verschuldigd waren.

Artikel 8 Tijdelijk verblijf in of overbrenging van de woonplaats naar de bevoegde staat

1. Voor de toepassing van artikel 17 van het Verdrag in geval van een tijdelijk verblijf van het in artikel 15, tweede lid, van het Verdrag bedoelde gezinslid op het grondgebied van de bevoegde staat, geeft het orgaan van de woonplaats een verklaring af dat hij recht heeft op prestaties gedurende een tijdelijk verblijf.

2. Voor de toepassing van artikel 17 van het Verdrag kan het bevoegde orgaan het orgaan van de laatste woonplaats indien nodig verzoeken informatie te verschaffen met betrekking tot de verlening van prestaties die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdelijke verblijf in of de overbrenging van de woonplaats naar de bevoegde staat werden ontvangen.

Artikel 9 Tijdelijk verblijf in de staat niet zijnde de bevoegde staat

1. Om verstrekkingen te ontvangen in geval van een tijdelijk verblijf op het grondgebied van de Verdragsluitende Partij niet zijnde de bevoegde staat, legt de in artikel 18, eerste lid, van het Verdrag bedoelde persoon het orgaan van de tijdelijke verblijfplaats een verklaring over die is afgegeven door het bevoegde orgaan, indien mogelijk voordat hij de bevoegde staat verlaat, waaruit blijkt dat hij recht heeft op die verstrekkingen. Deze verklaring vermeldt met name gedurende welk tijdvak verstrekkingen kunnen worden verleend. Indien de betrokkene geen verklaring overlegt, vraagt het orgaan van de tijdelijke verblijfplaats deze aan bij het bevoegde orgaan.

2. De bepalingen van het voorgaande lid zijn van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van de betrokkene.

3. De bepalingen van het eerste lid zijn ook van toepassing op de in artikel 16 van het Verdrag bedoelde personen.

Artikel 10 Verlening van belangrijke verstrekkingen

1. Bij opneming in een ziekenhuis in de gevallen bedoeld in de artikelen 16 en 18, eerste en zesde lid, van het Verdrag, geeft het orgaan van de woonplaats of van de tijdelijke verblijfplaats binnen drie dagen na de datum waarop het daarvan kennis heeft gekregen, aan het bevoegde orgaan kennis van de datum van de opneming in een ziekenhuis alsmede van de vermoedelijke duur van de opneming; op de datum van ontslag uit het ziekenhuis geeft het orgaan van de woonplaats of van de tijdelijke verblijfplaats, binnen dezelfde termijn, het bevoegde orgaan kennis van de datum van ontslag.

2. Ter verkrijging van de toestemming waarvan de verlening van de prestaties bedoeld in artikel 18, vierde lid, afhankelijk is, richt het orgaan van de woonplaats of van de tijdelijke verblijfplaats een verzoek aan het bevoegde orgaan. Het laatstgenoemde orgaan kan binnen vijftien dagen, gerekend van de ontvangst van een dergelijk verzoek, onder opgave van redenen hiertegen bezwaar maken. Indien na afloop van deze termijn geen bezwaar is gemaakt, verleent het orgaan van de woonplaats of van de tijdelijke verblijfplaats de verstrekkingen.

3. Wanneer de in artikel 18, vierde lid, van het Verdrag bedoelde verstrekkingen in zeer urgente gevallen zonder toestemming van het bevoegde orgaan moeten worden verleend, stelt het orgaan van de woonplaats of van de tijdelijke verblijfplaats het bevoegde orgaan hiervan onmiddellijk op de hoogte.

4. De zeer urgente gevallen bedoeld in artikel 18, vierde lid, van het Verdrag zijn die gevallen waarin het verlenen van de verstrekking niet kan worden uitgesteld zonder het leven of de gezondheid van de betrokkene ernstig in gevaar te brengen. In het geval waarin een prothese of een kunstmiddel is gebroken of beschadigd, is het om de grote urgentie vast te stellen voldoende, de noodzaak van het herstel of de vernieuwing van het desbetreffende kunst- of hulpmiddel aan te tonen.

5. De bevoegde verbindingsorganen stellen de lijst van de verstrekkingen op waarop de bepalingen van artikel 18, vierde lid, van het Verdrag van toepassing zijn.

Artikel 11 Verstrekkingen in geval van terugkeer naar of overbrenging van de woonplaats naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij tijdens ziekte of moederschap

1. Om in de staat van zijn nieuwe woonplaats recht op verstrekkingen te behouden, legt de in artikel 18, tweede lid, van het Verdrag bedoelde persoon aan het orgaan van zijn nieuwe woonplaats een verklaring over, waarbij het bevoegde orgaan hem toestaat na de overbrenging van zijn woonplaats het recht op verstrekkingen te behouden.

Het laatstgenoemde orgaan geeft in deze verklaring indien van toepassing de maximumduur aan waarover volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving verstrekkingen mogen worden verleend. Het bevoegde orgaan kan op verzoek van de betrokkene of van het orgaan van de nieuwe woonplaats de verklaring ook na de overbrenging van de woonplaats afgeven, wanneer deze niet tevoren kon worden opgesteld en hiervoor redenen konden worden aangevoerd.

2. Wat betreft het verlenen van verstrekkingen door het orgaan van de nieuwe woonplaats, zijn de bepalingen van artikel 10 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12 Verstrekkingen aan gepensioneerden en hun gezinsleden die niet wonen op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij krachtens wier wetgeving een pensioen wordt ontvangen en die recht hebben op prestaties

1. Om verstrekkingen te ontvangen op het grondgebied van de Verdragsluitende Partij waar hij woont, schrijven de in artikel 19, tweede lid, van het Verdrag bedoelde gepensioneerde en zijn gezinsleden zich in bij het orgaan van de woonplaats, onder overlegging van de volgende documenten:

    • i. een verklaring waaruit blijkt dat hijzelf en zijn gezinsleden recht hebben op de verstrekkingen. Deze verklaring wordt afgegeven door het bevoegde orgaan dat een afschrift van deze verklaring naar het orgaan van de woonplaats van de andere Partij zendt. Indien de gepensioneerde geen verklaring overlegt, vraagt het orgaan van de woonplaats deze aan bij het bevoegde orgaan.

      De verklaring blijft geldig zolang het orgaan van de woonplaats van de andere Partij geen kennisgeving heeft ontvangen dat de verklaring is ingetrokken door het orgaan dat de verklaring heeft afgegeven;

    • ii. de bewijsstukken die doorgaans vereist worden voor de verlening van verstrekkingen volgens de wetgeving van de woonstaat.

2. Het orgaan van de woonplaats stelt het bevoegde orgaan in kennis van iedere inschrijving die het overeenkomstig het voorgaande lid heeft verricht.

3. De verlening van verstrekkingen is onderworpen aan de geldigheid van de in het eerste lid, onder i) van dit artikel bedoelde verklaring.

4. De gepensioneerde informeert het orgaan van zijn woonplaats over iedere verandering in zijn omstandigheden waardoor het recht op verstrekkingen zou kunnen worden gewijzigd, in het bijzonder over iedere schorsing of intrekking van het pensioen en over iedere verandering van zijn woonplaats of die van zijn gezinsleden.

5. Het orgaan van de woonplaats stelt, zodra het kennis krijgt van enige wijziging die van invloed is op de omvang van het recht op verstrekkingen van de gepensioneerde of zijn gezinsleden, het bevoegde orgaan op de hoogte.

6. Het orgaan van de woonplaats is het bevoegde orgaan behulpzaam bij het treffen van maatregelen tegen een persoon die prestaties heeft ontvangen die niet aan hem verschuldigd waren.

Artikel 13 Verstrekkingen voor gezinsleden die wonen op het grondgebied van een andere staat dan de staat waar de gepensioneerde woont

De bepalingen van artikel 12 zijn van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden bedoeld in artikel 19, derde lid, van het Verdrag. In dat geval wordt de verklaring waaruit blijkt dat de gezinsleden recht hebben op verstrekkingen afgegeven door het bevoegde orgaan.

Artikel 14 Verstrekkingen voor gepensioneerden en hun gezinsleden die verblijven in een andere staat dan de staat waar zij wonen

Ten aanzien van de verlening van verstrekkingen aan gepensioneerden en hun gezinsleden gedurende een tijdelijk verblijf als bedoeld in artikel 19, vijfde lid, van het Verdrag, zijn de bepalingen van de artikelen 9 en 10 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Vergoeding door het bevoegde orgaan of door het orgaan van de woonplaats van de ene Verdragsluitende Partij van uitgaven tijdens een verblijf op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij

1. Indien de formaliteiten bedoeld in artikel 9 niet konden worden afgewikkeld gedurende het tijdelijk verblijf, worden de uitgaven, op verzoek van de betrokkene, vergoed door het bevoegde orgaan of, indien van toepassing, door het orgaan van de woonplaats, in overeenstemming met de door het orgaan van de tijdelijke verblijfplaats gehanteerde vergoedingstarieven.

2. Het orgaan van de tijdelijke verblijfplaats verschaft, op verzoek van het bevoegde orgaan of, indien van toepassing, op verzoek van het orgaan van de woonplaats, de benodigde informatie over dergelijke tarieven.

Artikel 16 Dagelijkse uitkeringen bij ziekte en moederschap

1. Om uitkeringen krachtens de Nederlandse wetgeving te ontvangen, dient een verzekerde die recht heeft op uitkeringen en die zich op het grondgebied van Kroatië bevindt zijn aanvraag in bij het bevoegde plaatselijke kantoor van de Kroatische Ziekteverzekeringsinstelling.

2. De aanvraag die is ingediend bij het in het eerste lid van dit artikel genoemde orgaan dient vergezeld te gaan van een verklaring inzake arbeidsongeschiktheid die is afgegeven door de behandelend geneesheer. Deze verklaring vermeldt de aanvangsdatum van de arbeidsongeschiktheid, de diagnose en de vermoedelijke duur van de arbeidsongeschiktheid.

3. Het in het eerste lid van dit artikel genoemde orgaan dat de aanvraag heeft ontvangen stelt het bevoegde orgaan of, indien dit orgaan niet bekend is, het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen, p/a GAK Nederland bv, Amsterdam, zo spoedig mogelijk in kennis van de indiening van de aanvraag om uitkeringen, onder vermelding van de datum waarop de aanvraag is ingediend, alsmede van de naam en het adres van de werkgever, indien van toepassing, en zendt de verklaring inzake arbeidsongeschiktheid die bij de aanvraag was gevoegd, naar het bevoegde orgaan of, indien dit orgaan niet bekend is, naar het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen, p/a GAK Nederland bv, Amsterdam.

4. Op verzoek van het bevoegde orgaan oefent het in het eerste lid van dit artikel genoemde orgaan zonodig de administratieve controle uit.

5. Het bevoegde orgaan betaalt de uitkeringen rechtstreeks aan de rechthebbende, op de daartoe aangewezen wijze.

Artikel 17 Vergoeding van prestaties in andere gevallen dan voorzien in de artikelen 18 en 19

1. De werkelijke kosten van verstrekkingen verleend krachtens de artikelen 15, 16, 18, eerste, tweede en zesde lid, en artikel 19, vijfde lid, van het Verdrag worden door de bevoegde organen, of, indien van toepassing, door de organen van de woonplaats vergoed aan de organen die deze verstrekkingen hebben verleend zoals blijkt uit de boekhouding van deze organen.

2. Voor de vergoeding mogen geen hogere tarieven worden gehanteerd dan die welke van toepassing zijn op de verstrekkingen verleend aan personen die onderworpen zijn aan de door de organen die de in het voorgaande lid bedoelde verstrekkingen hebben verleend uitgevoerde wetgeving.

Artikel 18 Vergoeding van verstrekkingen verleend aan gezinsleden die wonen in een andere staat dan de bevoegde staat of in een andere staat dan de staat waar de gepensioneerde woont

1. Het bedrag van de krachtens artikel 15, tweede lid, van het Verdrag verleende verstrekkingen aan gezinsleden die niet wonen op het grondgebied van dezelfde Verdragsluitende Partij als de persoon aan wie zij hun recht ontlenen, alsmede het bedrag van de krachtens artikel 19, derde lid, van het Verdrag verleende verstrekkingen wordt voor ieder kalenderjaar berekend op basis van een vast bedrag.

2. Het door de Nederlandse organen verschuldigde vaste bedrag wordt bepaald door vermenigvuldiging van de gemiddelde jaarlijkse kosten per gezinslid in Kroatië met het te hanteren aantal maanden van inschrijving, gedeeld door 12. De gemiddelde jaarlijkse kosten per gezinslid in Kroatië zijn gelijk aan de gemiddelde jaarlijkse uitgaven voor alle door de organen in Kroatië verleende verstrekkingen aan alle verzekerden die onderworpen zijn aan de Kroatische wetgeving.

3. Het door de Kroatische organen verschuldigde vaste bedrag wordt bepaald door vermenigvuldiging van de gemiddelde jaarlijkse kosten per gezinslid in Nederland met het te hanteren aantal maanden van inschrijving, gedeeld door 12. De gemiddelde jaarlijkse kosten per gezinslid zijn gelijk aan de gemiddelde jaarlijkse uitgaven voor alle door de organen in Nederland verleende verstrekkingen aan alle gezinsleden van verzekerden jonger dan 65 jaar die onderworpen zijn aan de Nederlandse wetgeving.

4. Het aldus berekende bedrag wordt verminderd met een door de verbindingsorganen overeen te komen bedrag ten behoeve van de toepassing van artikel 17, tweede lid, van het Verdrag.

Artikel 19 Vergoeding van uitkeringen en verstrekkingen aan gepensioneerden en hun gezinsleden die niet wonen op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij krachtens wier wetgeving een pensioen wordt ontvangen

1. De uitgaven aan de verstrekkingen verleend krachtens artikel 19, tweede lid, van het Verdrag, worden voor ieder kalenderjaar berekend op basis van een vast bedrag.

2. Het vaste bedrag wordt bepaald door vermenigvuldiging van de gemiddelde jaarlijkse kosten per gepensioneerde en per gezinslid met het gemiddeld aantal gepensioneerden en gezinsleden die in aanmerking komen voor verstrekkingen.

3. De gemiddelde kosten per gepensioneerde en per gezinslid van de gepensioneerde in Kroatië dienen gelijk te zijn aan de gemiddelde jaarlijkse uitgaven per gepensioneerde en per gezinslid voor alle door de Kroatische organen verleende verstrekkingen aan alle verzekerden die onderworpen zijn aan de Kroatische wetgeving.

4. De gemiddelde jaarlijkse kosten per gepensioneerde en per gezinslid van de gepensioneerde zijn voor Nederland gelijk aan de gemiddelde jaarlijkse uitgaven per gepensioneerde en per gezinslid voor alle door de Nederlandse organen verleende verstrekkingen aan alle verzekerden die onderworpen zijn aan de Nederlandse wetgeving.

5. Voor de toepassing van dit artikel mogen verschillende berekeningen volgens de leeftijdscategorie waartoe de gepensioneerden behoren worden toegepast.

Artikel 20 Overeenstemming over andere vergoedingsmethoden

De verbindingsorganen kunnen, met de instemming van de bevoegde autoriteiten, voor alle verstrekkingen of een deel ervan andere vergoedingsmethoden overeenkomen dan de in de artikelen 17, 18 en 19 voorziene methoden.

Artikel 21 Andere bepalingen inzake vergoedingen

1. De in artikel 20 van het Verdrag bedoelde vergoedingen worden betaald via de verbindingsorganen.

2. De verbindingsorganen kunnen overeenkomen de in de artikelen 18 en 19 bedoelde bedragen te verhogen met een percentage voor administratiekosten.

3. Voor de toepassing van de bepalingen van de artikelen 18 en 19 kunnen de verbindingsorganen overeenkomen voorschotten te betalen.

HOOFDSTUK 2

INVALIDITEITSUITKERINGEN, OUDERDOMS- EN NABESTAANDENPENSIOENEN EN KINDERBIJSLAGEN

Artikel 22 Bevoegde organen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder de term „bevoegd orgaan" verstaan:

in Nederland:

  • a. met betrekking tot invaliditeitsuitkeringen: het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen, p/a de uitvoeringsinstelling waarbij de werkgever van de verzekerde is aangesloten;

    in alle overige gevallen: het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen, p/a GAK Nederland bv, Amsterdam.

  • b. met betrekking tot ouderdoms- en nabestaandenpensioenen en kinderbijslagen: de Sociale Verzekeringsbank, Amstelveen;

    in Kroatië:

    met betrekking tot ouderdoms-, invaliditeits- en nabestaandenpensioenen en andere prestaties krachtens de pensioen- en invaliditeitsverzekering en kinderbijslagen: het hoofdkantoor in Zagreb van het Fonds van de Republiek voor pensioen- en invaliditeitsverzekering van werknemers in Kroatië.

Artikel 23 Aanvraag om uitkeringen

1. De bevoegde organen stellen elkaar onmiddellijk in kennis van iedere aanvraag om pensioen waarop deel III, hoofdstuk 2 en artikel 42 van het Verdrag van toepassing zijn. Deze kennisgeving wordt gedaan op een speciaal formulier, dat tevens alle gegevens bevat die voor de behandeling van de aanvraag door het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij nodig zijn. Dit formulier kan tevens gelden als bewijsstuk.

2. De bevoegde organen stellen elkaar voorts in kennis van omstandigheden die van belang zijn bij de vaststelling van een pensioen en van omstandigheden die van invloed zijn op het voortbestaan van het recht op pensioen of uitkering, met inbegrip van relevante medische documenten.

3. De bevoegde organen besluiten over de aanvraag en stellen de aanvrager en het orgaan van de andere Verdragsluitende Partij in kennis van het besluit.

Artikel 24 Verklaringen van verzekeringstijdvakken

Teneinde te besluiten over het recht op of de berekening van een pensioen ingevolge deel III, hoofdstuk 2 van het Verdrag, geeft het bevoegde orgaan van de ene Verdragsluitende Partij op verzoek van het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij een verklaring af inzake de verzekeringstijdvakken die krachtens haar wetgeving zijn voltooid en verstrekt het zonodig andere informatie.

Artikel 25 Betaling van uitkeringen

Behalve waar artikel 46 van het Verdrag van toepassing is, worden pensioenen direct aan de rechthebbenden uitgekeerd.

HOOFDSTUK 3

WERKLOOSHEID

Artikel 26 Uitwisseling van inlichtingen

Wanneer een persoon ingevolge deel III, hoofdstuk 3, van het Verdrag, een werkloosheidsuitkering aanvraagt op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij, worden inlichtingen ingewonnen bij het orgaan van de andere Verdragsluitende Partij via het verbindingsorgaan van die Verdragsluitende Partij.

DEEL III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 27 Wederzijdse bijstand

1. Voor de uitvoering van dit Akkoord worden modellen van verklaringen en andere documenten opgesteld door de verbindingsorganen.

2. Op voorwaarde dat zij daartoe zijn gemachtigd door de bevoegde autoriteiten, kunnen de verbindingsorganen aanvullende maatregelen van administratieve aard treffen voor de uitvoering van dit Akkoord.

3. De verbindingsorganen zullen elkaar, indien nodig, bijstaan bij de vertaling in het Engels van aanvragen en andere documenten die zijn opgesteld in hun onderscheiden officiële taal.

Artikel 28 Inwerkingtreding

Dit Akkoord treedt in werking op de datum waarop het Verdrag in werking treedt en kan worden opgezegd overeenkomstig dezelfde regels als die welke van toepassing zijn op het Verdrag.

GEDAAN te Zagreb, op 11 september 1998, in tweevoud in uitsluitend de Engelse taal.

Voor de bevoegde Nederlandse autoriteiten

(w.g.) J. W. SCHEFFERS

Voor de bevoegde Kroatische autoriteiten

(w.g.) J. SKARA


Uitgegeven de zesde april 2000

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN

Naar boven