A. TITEL

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Roemenië tot regeling der wederzijdse uitlevering van misdadigers;

Boekarest, 9 oktober 1894

B. TEKST

De tekst van de Overeenkomst is bekendgemaakt bij Koninklijk besluit van 10 juni 1895 in Stb. 88.

Aan de Overeenkomst is in 1923 een artikel toegevoegd (zie voor de tekst van dat aanvullend artikel rubriek J hieronder).

C. VERTALING

Zie Stb. 1895, 88.

D. PARLEMENT

Op grond van de Wet van 6 april 1875 (Stb. 66) tot regeling der algemene voorwaarde op welke, ten aanzien van de uitlevering van vreemdelingen, verdragen met vreemde Mogendheden kunnen worden gesloten, zoals deze was gewijzigd bij artikel 18 der Invoeringswet van 15 april 1886 (Stb. 65) en bij de Wet van 12 december 1892 (Stb. 268), werd de Overeenkomst geacht geen goedkeuring door de Staten-Generaal te behoeven, alvorens te kunnen worden bekrachtigd.

E. BEKRACHTIGING

In overeenstemming met artikel 16, derde alinea, van de Overeenkomst zijn de akten van bekrachtiging op 20 mei 1895 te Boekarest uitgewisseld.

G. INWERKINGTREDING

De Overeenkomst is ingevolge artikel 16, eerste alinea, op 8 juli 1895 in werking getreden.

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, gold het Verdrag ingevolge artikel 16, eerste alinea, alleen voor Nederland.

De bepalingen van de Overeenkomst, zoals gewijzigd, zijn ingevolge artikel 28, eerste lid, van het in rubriek J hieronder genoemde Verdrag van 13 december 1957 op 9 december 1997 buiten werking getreden.

J. GEGEVENS

Van de op 13 september 1881 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tot wederzijdse uitlevering van misdadigers, welke Overeenkomst ingevolge artikel 16, tweede alinea, door de onderhavige Overeenkomst werd vervangen, zijn tekst en vertaling bij Koninklijk besluit van 19 juni 1883 bekendgemaakt in Stb. 117.

Van het op 13 december 1957 te Parijs tot stand gekomen Europees Verdrag betreffende uitlevering, naar welk Verdrag in rubriek G hierboven wordt verwezen, zijn tekst en vertaling geplaatst in Trb. 1965, 9; zie ook, laatstelijk, Trb. 2000, 13. Dit Verdrag is op 9 december 1997 voor Roemenië in werking getreden.

Op 23 en 26 februari 1923 zijn te Boekarest tussen de Roemeense en de Nederlandse regering brieven gewisseld tot aanvulling van de onderhavige Overeenkomst. De tekst van die brieven luidt als volgt:

Nr. I

Ministère des Affaires Etrangères

Bucarest, le 23 février 1923

no. 4295

Monsieur le Ministre,

En réponse à la lettre que Votre Excellence a bien voulu m'adresser sous no 67 du 23 janvier courant, j'ai l'honneur de L'informer que le Gouvernement Roumain accède à la proposition du Gouvernement Royal des Pays-Bas de compléter au moyen d'un échange de notes, le traité d'extradition entre la Roumanie et les Pays-Bas, conclu à Bucarest le 9 octobre 1894, en y ajoutant l'article additionnel suivant:

«Toutes les pièces accompagnant une demande d'extradition devront, ainsi que la demande même, être accompagnées d'une traduction en langue française, faite par un traducteur juré et certifiée par lui comme étant conforme à l'original. Les frais de ces traductions seront à la charge de l'Etat demandant l'extradition.».

Cet arrangement, ainsi que le traité d'extradition même, ne pourront être dénoncés de part et d'autre, qu'après un préavis de six mois.

En attendant la confirmation de la présente lettre, je saisis cette occasion pour vous réitérer, Monsieur le Ministre, les assurances de ma haute considération.

Le Ministre

(s.) J.S. DUCA

Son ExcellenceMonsieur le Dr. Hendrik Muller van WerendijckeEnvoyé Extraordinaire et Ministre Plénipotentiaire de Sa Majestéla Reine des Pays-Basetc. etc. etc.à Bucarest


Nr. II

No. 267 Bucarest, le 26 février 1923

Monsieur le Ministre,

J'ai l'honneur d'accuser réception à Votre Excellence de Son office en date du 23 courant No. 4295 par laquelle Elle a bien voulu m'informer que le Gouvernement roumain accède à la proposition du Gouvernement Royal des Pays-Bas de compléter au moyen d'un échange de notes, le traité d'extradition entre la Roumanie et les Pays-Bas, conclu à Bucarest le 9 octobre 1894, en y ajoutant l'article additionnel suivant:

(Zoals in Nr. I)

Enfin cet arrangement, ainsi que le traité d'extradition même, ne pourront être dénoncés de part et d'autre, qu'après un préavis de six mois.

Veuillez agréer, Monsieur le Ministre, l'assurance réitérée de ma très haute considération.

(s.) H. MULLER VAN WERENDIJCKE

Son ExcellenceMonsieur le Ministre des Affaires Etrangèresà Bucarest


De wijziging is op 26 februari 1923 in werking getreden.

Uitgegeven de zeventiende maart 2000

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN

Naar boven