A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Hongarije betreffende samenwerking tussen opsporingsdiensten op het gebied van de bestrijding van internationale misdaad, met verklaring; '

s-Gravenhage, 2 november 1998

B. TEKST

De tekst van het Verdrag, met verklaring, is geplaatst in Trb. 1998, 270.

D. PARLEMENT

Bij brieven van 23 maart 1999 (kamerstukken II 1998/99, 26 458, nr. 1) is het Verdrag in overeenstemming met artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen overgelegd aan de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De toelichtende nota die de brieven vergezelde, is ondertekend door de Minister van Justitie A. H. KORTHALS, de Minister van Buitenlandse Zaken J. J. VAN AARTSEN en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties A. PEPER.

De goedkeuring door de Staten-Generaal is verleend op 24 april 1999.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Verdrag zijn ingevolge artikel 11, eerste lid, op 1 augustus 1999 in werking getreden.

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt het Verdrag ingevolge artikel 10 alleen voor Nederland.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1998, 270.

De laatste vermelding op blz. 12 dient te luiden: laatstelijk, Trb. 1997, 280 i.p.v. Trb. 1997, 106.

Voor het op 28 januari 1981 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens zie ook Trb. 2000, 69.

Uitgegeven de negentiende september 2000

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN

Naar boven