A. TITEL

Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, met Protocol en Gemeenschappelijke Verklaring;

Brussel, 27 september 1968

B. TEKST

De Nederlandse en de Franse tekst van Verdrag, Protocol en Gemeenschappelijke Verklaring zijn geplaatst in Trb. 1969, 101 en de Engelse tekst is geplaatst in rubriek J van Trb. 1979, 56.

Voor wijziging en aanvulling van Verdrag en Protocol zie rubriek J van Trb. 1992, 42 en rubriek J hieronder.

D. PARLEMENT

Zie Trb. 1973, 2.

E. BEKRACHTIGING

Zie Trb. 1973, 2 en Trb. 1992, 42.

F. TOETREDING

Zie Trb. 1986, 129 en Trb. 1992, 42.

Op grond van het in rubriek J hieronder genoemde Verdrag van 29 november 1996 zijn de volgende Staten tot het onderhavige Verdrag en Protocol toegetreden:

Finland

Oostenrijk

Zweden

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1973, 2 en 19, Trb. 1986, 129 en Trb. 1992, 42.

Verdrag en Protocol, zoals gewijzigd, zijn op 1 december 1998 in werking getreden voor Oostenrijk, op 1 januari 1999 voor Zweden en op 1 april 1999 voor Finland.

H. TOEPASSELIJKVERKLARING

Zie Trb. 1973, 19 en Trb. 1986, 129.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1969, 101, Trb. 1973, 2, Trb. 1979, 56, Trb. 1986, 129 en Trb. 1992, 42.

Verwijzingen

Voor de op 17 oktober 1868 tot stand gekomen Herziene Rijnvaartakte van Mannheim vergelijk ook Trb. 1997, 96.

Voor het op 28 juni 1919 te Versailles tot stand gekomen Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie zie ook, laatstelijk, Trb. 1998, 290.

Voor het op 12 oktober 1929 te Warschau tot stand gekomen Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer zie ook Trb. 1996, 344.

Voor het op 5 mei 1949 te Londen tot stand gekomen Statuut van de Raad van Europa zie ook, laatstelijk, Trb. 1996, 355.

Voor het op 18 april 1951 te Parijs tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal zie ook, laatstelijk, Trb. 1995, 77.

Voor het op 31 oktober 1951 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Statuut van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht zie ook Trb. 1994, 87.

Voor het op 28 juni 1952 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende minimumnormen van sociale zekerheid (Verdrag Nr. 102) zie ook Trb. 1997, 182.

Voor de op 27 februari 1953 te Londen tot stand gekomen Overeenkomst nopens Duitse buitenlandse schulden zie ook Trb. 1976, 129.

Voor het op 1 maart 1954 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering zie ook, laatstelijk, Trb. 1994, 88.

Voor het op 19 mei 1956 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR) zie ook, laatstelijk, Trb. 1996, 14.

Voor het op 20 juni 1956 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake het verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud zie ook Trb. 1996, 54.

Voor het op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap zie ook, laatstelijk, Trb. 1998, 13.

Voor het op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) zie ook Trb. 1995, 78.

Voor het op 3 februari 1958 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg tot instelling van de Benelux Economische Unie zie ook Trb. 1992, 166.

Voor het op 15 april 1958 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag nopens de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen over onderhoudsverplichtingen jegens kinderen zie ook Trb. 1994, 89.

Voor het op 5 oktober 1961 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tot afschaffing van het vereiste van legalisatie voor buitenlandse openbare akten zie ook, laatstelijk, Trb. 1997, 272.

Voor het op 15 november 1965 te 's-Gravenhage ondertekende Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken zie ook, laatstelijk, Trb. 1997, 273.

Verdragen tot wijziging, aanvulling enz.

Voor het op 3 juni 1971 te Luxemburg tot stand gekomen Protocol betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van het onderhavige Verdrag zie ook Trb. 1999, 100.

Voor het op 9 oktober 1978 te Luxemburg tot stand gekomen Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot het onderhavige Verdrag, alsmede tot het hierboven genoemde Protocol van 3 juni 1971 zie ook, laatstelijk, Trb. 1999, 101.

Voor het op 25 oktober 1982 te Luxemburg tot stand gekomen Verdrag inzake de toetreding van de Helleense Republiek tot het onderhavige Verdrag, alsmede tot het hierboven genoemde Protocol van 3 juni 1971 zie ook, laatstelijk, Trb. 1999, 102.

Voor het op 26 mei 1989 te Donostia-San Sebastian tot stand gekomen Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot het onderhavige Verdrag, alsmede tot het hierboven genoemde Protocol van 3 juni 1971 zie ook, laatstelijk, Trb. 1999, 103.

Op 29 november 1996 is te Brussel tot stand gekomen het Verdrag inzake de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot het onderhavige Verdrag, alsmede tot het hierboven genoemde Protocol van 3 juni 1971. De Nederlandse, Engelse en Franse tekst van het Verdrag zijn geplaatst in Trb. 1997, 69; zie ook Trb. 1999, 104.

Uitgegeven de eenentwintigste juni 1999

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN

Naar boven