A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bulgarije inzake technische en financiële samenwerking;

's-Gravenhage, 30 september 1998

B. TEKST

De tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 1998, 239. In artikel 6, eerste lid, letter c, derde regel, dient voor „mentioned in Article 2" te worden gelezen „referred to in Article 1".

C. VERTALING

Verdrag inzake technische en financiële samenwerking tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Bulgarije

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van de Republiek Bulgarije

Opnieuw de vriendschappelijke betrekkingen tussen de beide Staten en hun volken bevestigend;

Indachtig het feit dat respect voor de democratische grondbeginselen, de algemene grondbeginselen van het volkenrecht en de mensenrechten de basis vormen voor de betrekkingen tussen de twee landen;

Geleid door de wens samen te werken met het doel de sociale en economische omstandigheden in de Republiek Bulgarije te helpen verbeteren teneinde de ontwikkeling van een vrijemarkteconomie te bevorderen door middel van projecten en programma's en met dat oogmerk, in aanvulling op de inspanningen van de Republiek Bulgarije, een juridisch en administratief kader te scheppen voor de tewerkstelling van personeelsleden en de invoer van middelen vanuit het Koninkrijk der Nederlanden in de Republiek Bulgarije;

Zijn het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP VAN HET VERDRAG

Artikel 1 Werkingssfeer

1. Dit Verdrag is van toepassing op projecten en programma's op het gebied van technische en financiële samenwerking die zijn overeengekomen tussen de Regering van de Republiek Bulgarije en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden.

2. De in het eerste lid bedoelde projecten en programma's zijn overeengekomen tussen de Verdragsluitende Partijen en/of tussen de Verdragsluitende Partijen en een derde partij of derde partijen. In dat geval dienen de betrokken partijen overeenstemming te bereiken over de toepassing van dit Verdrag.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:

1. „middelen": onder andere

  • a. financiële middelen;

  • b. goederen, waaronder begrepen machines en uitrusting;

  • c. diensten;

  • d. materiële en immateriële rechten;

    verkregen door of ten behoeve van de Nederlandse Partij in het kader van de projecten en programma's.

2. „personeelsleden": personen die geen staatsburger of vaste ingezetene zijn van de Republiek Bulgarije en die

  • a. adviseurs, deskundigen, wetenschappers en technische medewerkers zijn, die op basis van een contract met de Nederlandse Partij of met ondernemingen of organisaties die gecontracteerd zijn om werkzaamheden uit te voeren in het kader van de in artikel 1 bedoelde projecten en programma's;

    of

  • b. adviseurs, deskundigen, wetenschappers en technische medewerkers zijn, die op basis van een contract met de Bulgaarse Partij werkzaamheden uitvoeren als suppletie-deskundigen bij de uitvoering van de in artikel 1 bedoelde Projecten en programma's;

3. „gezinsleden": de gezinnen van de personeelsleden, te weten hun echtgenoot/echtgenote en kinderen jonger dan 18 jaar.

HOOFDSTUK II

PROJECTEN EN PROGRAMMA'S

Artikel 3 Algemeen

Vertegenwoordigers van de Nederlandse Partij worden in de gelegenheid gesteld zich ter plaatse op de hoogte te stellen van de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van de in artikel 1 bedoelde projecten en programma's.

Artikel 4 Middelen

1. Met betrekking tot de middelen verbindt de Republiek Bulgarije zich ertoe:

  • a, vrijstelling te verlenen van in- en uitvoerrechten, heffingen en belastingen, met inbegrip van belasting over de toegevoegde waarde;

  • b. vrijstelling te verlenen van borgstellingen inzake in- en uitvoerheffingen, heffingen en belastingen met inbegrip van belasting over de toegevoegde waarde, voor goederen, met inbegrip van machines en uitrusting, die tijdelijk worden toegelaten tot het grondgebied van de Republiek Bulgarije;

  • c. de snelle en veilige inontvangstneming, aanlegplaats, behandeling, inklaring en verzending alsmede opslag en verder transport te waarborgen;

  • d. alle gepaste maatregelen te treffen en alle stappen te ondernemen die noodzakelijk kunnen zijn in verband met vorderingen op grond van geheel of gedeeltelijk verlies van of beschadiging aan de middelen.

    De Nederlandse Partij stelt de Bulgaarse Partij tijdig in kennis van de plaats waar deze middelen zich bevinden.

2. Alle middelen blijven het eigendom van het Koninkrijk der Nederlanden, tenzij anders overeengekomen. Aan het eind van een project of programma wordt de overdracht of andere bestemming van de goederen beheerst door de bepalingen die zijn overeengekomen voor het desbetreffende project of programma.

HOOFDSTUK III

PERSONEELSLEDEN

Artikel 5 Administratieve procedures

De Nederlandse Partij doet de Bulgaarse Partij een schriftelijke mededeling omtrent de personeelsleden die de Nederlandse Partij zich voorstelt voor het onderhavige project of programma te werk te stellen.

De Bulgaarse Partij deelt de Nederlandse Partij binnen een maand schriftelijk mee of zij de voorgestelde personeelsleden aanvaardt. Verstrijken van deze periode impliceert aanvaarding.

Artikel 6 Voorrechten

1. De Republiek Bulgarije

  • a. stelt de personeelsleden vrij van belastingen over de vergoedingen aan hen betaald door de Nederlandse Partij of door ondernemingen of organisaties die een project of programma uitvoeren. Deze bepaling is echter niet van toepassing indien en voor zolang er een verdrag tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen van kracht is tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Bulgarije, dat van toepassing is op deze vergoedingen;

  • b. voorziet in de toelating onder het regime van tijdelijke invoer zonder borgstelling van nieuwe en gebruikte huishoudelijke artikelen en persoonlijke bezittingen die in de Republiek Bulgarije worden ingevoerd binnen zes maanden na hun aankomst – behalve in bijzondere omstandigheden waarin deze termijn kan worden verlengd – op voorwaarde dat deze goederen weer uit de Republiek Bulgarije worden uitgevoerd op het tijdstip van vertrek of binnen een termijn waarmee de Bulgaarse Partij instemt; deze wederuitvoer wordt vrijgesteld van rechten en andere fiscale heffingen;

  • c. stelt de personeelsleden gedurende de gehele periode van hun aanstelling vrij van de betaling van in- en uitvoerrechten en andere fiscale heffingen, met inbegrip van belasting over de toegevoegde waarde, op de middelen die worden gebruikt voor de in artikel 1 bedoelde projecten en programma's, en die in de Republiek Bulgarije worden ingevoerd;

  • d.

    • i. voorziet in de toelating onder het regime van tijdelijke invoer zonder borgstelling of de aankoop uit entrepot, van een motorvoertuig per personeelslid dat voor een langere periode dan een jaar blijft, binnen zes maanden na de datum van eerste aankomst in de Republiek Bulgarije, behalve in bijzondere omstandigheden, waarin deze termijn kan worden verlengd of hernieuwd;

    • ii. ingeval vanwege ouderdom of gebruik reparatie van een motorvoertuig niet meer economisch verantwoord is, wordt voorzien in een regeling voor vervreemding in de Republiek Bulgarije. Deze vervreemding zal voor de Nederlandse Partij geen kosten, met inbegrip van de betaling van invoerrechten, heffingen, accijnzen en belasting over de toegevoegde waarde met zich meebrengen. In dat geval wordt per geval voorzien in een regeling voor de invoer of aankoop van een vergelijkbaar voertuig overeenkomstig de bepaling betreffende de aanschaf van het oorspronkelijke voertuig;

    • iii. niettegenstaande het in onderdeel (i) bepaalde, mag een motorvoertuig dat kan worden gerepareerd, worden verkocht. Indien het echter wordt verkocht aan een persoon die niet dezelfde voorrechten geniet als de personeelsleden, dienen daarover de desbetreffende invoerrechten, heffingen, accijnzen of belasting over de toegevoegde waarde te worden betaald;

  • e. stelt personeelsleden en hun gezinsleden die geen staatsburger of vaste ingezetene zijn, vrij van de nationale dienstplicht;

  • f. verleent de personeelsleden en hun gezinsleden bijstand bij de veiligheidsonderzoeken en douaneformaliteiten en verschaft de personeelsleden en hun gezinsleden kosteloos visa en verblijfsvergunningen te verstrekken voor de duur van de uitvoering van de projecten en programma's binnen het kader van dit Verdrag. Aan de personeelsleden en hun gezinsleden wordt een visum verstrekt, hetzij voor hun vertrek uit het Koninkrijk der Nederlanden, hetzij bij hun aankomst in de Republiek Bulgarije;

  • g. biedt de Nederlandse personeelsleden en hun gezinsleden dezelfde repatriërings- en evacuatie faciliteiten in tijden van nationale of internationale crisis als leden van diplomatieke vertegenwoordigingen op grond van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer;

  • h. stelt de personeelsleden vrij van registratie, examinering en dergelijke vereisten die betrekking hebben op hun professionele hoedanigheid;

  • i. verschaft de personeelsleden identiteitspapieren, zodat zij bij de uitoefening van hun werkzaamheden verzekerd zijn van de volledige bijstand van de desbetreffende autoriteiten in de Republiek Bulgarije;

  • j. legt onverminderd de regelingen voor het wisselen van buitenlands geld die in de Republiek Bulgarije gelden, geen beperkingen op voor het wisselen van buitenlands geld dat door de personeelsleden en hun gezinsleden uit het buitenland in de Republiek Bulgarije wordt binnengebracht voor persoonlijk gebruik; rekeningen voor niet-ingezetenen die in de Republiek Bulgarije worden geopend door de personeelsleden en hun gezinsleden, blijven uitsluitend tot hun eigen beschikking en saldi van die rekeningen kunnen vrijelijk worden overgemaakt, mits op die rekeningen uitsluitend uit het buitenland afkomstig geld wordt gestort. Mocht dit niet het geval zijn, dan wordt de rekening onderworpen aan de gebruikelijke bepalingen inzake deviezencontrole.

2. De Republiek Bulgarije verzekert dat de personeelsleden en hun gezinsleden op niet minder gunstige wijze worden behandeld dan vergelijkbare personeelsleden en hun gezinsleden van andere Staten of organisaties.

Artikel 7 Immuniteiten en vorderingen

1. De Republiek Bulgarije vrijwaart de personeelsleden tegen rechtsvervolging met betrekking tot enig handelen of nalaten of enig gesproken of geschreven woord in hun officiële hoedanigheid.

2. De Republiek Bulgarije vrijwaart het Koninkrijk der Nederlanden ter zake van elke contractuele civielrechtelijke aansprakelijkheid voor projecten en programma's en stelt het Koninkrijk der Nederlanden en de personeelsleden schadeloos en vrijwaart hen ter zake van elke buiten-contractuele aansprakelijkheid op grond van het verrichten of nalaten van enige handeling door de Nederlandse Partij en de personeelsleden die verband houdt met de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de in artikel 1 van dit Verdrag bedoelde projecten en programma's, dat de dood of lichamelijk letsel van een derde of schade aan het eigendom van een derde ten gevolge heeft, voor zover deze aansprakelijkheid niet door een verzekering is gedekt. De Republiek Bulgarije onthoudt zich van het instellen van vorderingen of het nemen van gerechtelijke stappen teneinde buiten-contractuele aansprakelijkheid op te leggen, tenzij deze aansprakelijkheid het gevolg is van opzettelijk onjuist handelen of grove nalatigheid bij het verrichten of nalaten van de handelingen.

3. Ingeval de Republiek Bulgarije het Koninkrijk der Nederlanden en de personeelsleden vrijwaart tegen een vordering of gerechtelijke stappen ter zake van buiten-contractuele aansprakelijkheid in overeenstemming met het tweede lid van dit artikel, mag de Republiek Bulgarije alle rechten doen gelden die het Koninkrijk der Nederlanden of de personeelsleden kunnen doen gelden.

Artikel 8 Functioneren van de personeelsleden

1. Onverminderd de in dit Verdrag beschreven voorrechten en immuniteiten, hebben alle personen die deze voorrechten en immuniteiten genieten de plicht de wetten en voorschriften van de Republiek Bulgarije te eerbiedigen.

2. De voorrechten en immuniteiten die aan de personeelsleden zijn toegekend op grond van dit Verdrag, strekken zich niet uit tot handelingen of werkzaamheden die worden verricht buiten het kader van de uitoefening van hun taken overeenkomstig de in artikel 1 bedoelde projecten en programma's.

3. De Republiek Bulgarije ondersteunt de personeelsleden op alle mogelijke manieren bij de uitoefening van hun taken.

4. Indien het gedrag van een personeelslid onbevredigend wordt geacht of indien een personeelslid de verplichtingen op grond van dit Verdrag niet of niet als overeengekomen in een project of programma als bedoeld in artikel 1 nakomt, heeft de Bulgaarse Partij het recht, na overleg met de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden te verzoeken om terugroeping van dit personeelslid.

5. De Nederlandse Partij heeft na overleg met de Bulgaarse Partij, te allen tijde het recht een personeelslid terug te roepen. Indien een personeelslid wordt teruggeroepen, tracht de Nederlandse Partij een geschikte vervanger te vinden voor dat personeelslid.

Artikel 9 Arrestatie, detentie

1. Onverminderd de rechten en plichten van het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bulgarije op grond van verdragen inzake consulaire betrekkingen, stelt de Republiek Bulgarije het Koninkrijk der Nederlanden er onverwijld van in kennis indien een personeelslid of een gezinslid wordt gearresteerd, in hechtenis of in voorlopige hechtenis wordt genomen, of op andere wijze in bewaring wordt gesteld. De Republiek Bulgarije zal alle berichten aan het Koninkrijk der Nederlanden van personeelsleden en hun gezinsleden in het geval van arrestatie, hechtenis, voorlopige hechtenis of inbewaringstelling onverwijld doen toekomen aan het Koninkrijk der Nederlanden.

2. Vertegenwoordigers van het Koninkrijk der Nederlanden hebben het recht personeelsleden en hun gezinsleden die zijn gearresteerd, in hechtenis of voorlopige hechtenis zijn genomen of op andere wijze in bewaring zijn gesteld, te bezoeken, met hen te spreken en te corresponderen en hebben het recht regelingen te treffen voor hun vertegenwoordiging in rechte.

Artikel 10 Beslechting van geschillen

1. Geschillen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bulgarije betreffende de uitlegging of toepassing van het Verdrag worden beslecht door middel van onderhandelingen of op andere door de Republiek Bulgarije en het Koninkrijk der Nederlanden overeengekomen vreedzame wijze.

2. Indien een geschil niet kan worden beslecht met behulp van de middelen bedoeld in het eerste lid, kan het op verzoek van de Republiek Bulgarije of het Koninkrijk der Nederlanden voor definitieve en bindende arbitrage worden voorgelegd overeenkomstig de regels van het Permanente Hof van Arbitrage te 's-Gravenhage.

Artikel 11 Inwerkingtreding, beëindiging, territoriaal werkingsgebied

1. Dit Verdrag treedt in werking op de datum van de laatste schriftelijke kennisgeving waarmee de Verdragsluitende Partijen elkaar langs diplomatieke weg ervan in kennis hebben gesteld dat aan al de vereisten voorzien in hun nationale wetgeving voor de inwerkingtreding van dit Verdrag, is voldaan.

2. Dit Verdrag wordt gesloten voor onbepaalde tijd. Elke Verdragsluitende Partij heeft het recht dit Verdrag te beëindigen door middel van een schriftelijke mededeling. De beëindiging wordt van kracht zes maanden na ontvangst van de mededeling door de andere Verdragsluitende Partij.

3. Op ieder project of programma waarmee begonnen is op grond van dit Verdrag maar dat niet kan worden voltooid voor de beëindiging van dit Verdrag, blijven de bepalingen van dit Verdrag van toepassing.

4. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag alleen van toepassing op het grondgebied in Europa.

GEDAAN te 's-Gravenhage op 30 september 1998, in tweevoud, in de Engelse taal.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) G. YBEMA

Voor de Regering van de Republiek Bulgarije

(w.g.) V. VASSILEV


D. PARLEMENT

Zie Trb. 1998, 239.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1998, 239.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1998, 239.

Uitgegeven de twaalfde februari 1999

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN

Naar boven