A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko inzake de overbrenging van gevonniste personen;

Rabat, 30 november 1999

B. TEKST1

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko inzake de overbrenging van gevonniste personen

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

het Koninkrijk Marokko,

Geleid door de wens de vriendschappelijke betrekkingen en de samenwerking tussen beide Staten te bevorderen en met name de justitiële samenwerking te bevorderen;

Ernaar strevend vraagstukken met betrekking tot de overbrenging van gevonniste personen in onderlinge overeenstemming te regelen;

Ernaar strevend gevonniste personen de mogelijkheid te bieden hun vrijheidsbenemende straf of maatregel in hun land te ondergaan, teneinde hun resocialisatie te bevorderen;

Vastbesloten elkaar, overeenkomstig de regels en voorwaarden bepaald in dit Verdrag, wederzijds in zo ruim mogelijke mate samenwerking te verlenen bij de overbrenging van personen die zijn veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel;

Zijn de volgende bepalingen overeengekomen:

TITEL I

OVERBRENGING VAN GEVONNISTE EN GEDETINEERDE PERSONEN

HOOFDSTUK 1

Algemene beginselen

Artikel 1

Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:

  • a. de uitdrukking „veroordeling": elke straf of veiligheidsmaatregel door een rechter opgelegd en met zich meebrengende vrijheidsbeneming wegens een strafbaar feit;

  • b. de uitdrukking „gevonniste persoon": een persoon die op het grondgebied van een der Staten onherroepelijk is veroordeeld en is gedetineerd;

  • c. de uitdrukking „de Staat van veroordeling": de Staat waarin de veroordeling werd uitgesproken tegen de persoon die kan worden of reeds is overgebracht;

  • d. de uitdrukking „de Staat van tenuitvoerlegging": de Staat waarnaar de gevonniste persoon kan worden of reeds is overgebracht, teneinde zijn veroordeling te ondergaan.

Artikel 2

Elke gevonniste persoon op wie dit Verdrag van toepassing kan zijn, dient door de Staat van veroordeling op de hoogte te worden gebracht van de mogelijkheid die dit Verdrag hem biedt om te worden overgebracht naar zijn land voor de tenuitvoerlegging van zijn veroordeling.

HOOFDSTUK 2

Voorwaarden voor overbrenging

Artikel 3

Dit Verdrag wordt toegepast onder de volgende voorwaarden:

  • a. het feit dat aanleiding geeft tot het verzoek moet in de wetgeving van beide Staten strafbaar zijn gesteld;

  • b. de rechterlijke beslissing moet onherroepelijk en voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn;

  • c. de gevonniste persoon moet een onderdaan zijn van de Staat van tenuitvoerlegging;

  • d. de gevonniste persoon of, indien zijn leeftijd of lichamelijke of geestelijke toestand daartoe aanleiding geven, zijn wettelijke vertegenwoordiger moet vrijwillig en volledig bewust van de rechtsgevolgen instemmen met de overbrenging;

  • e. op het tijdstip van het verzoek tot overbrenging moet de gevonniste persoon nog ten minste een jaar van zijn straf ondergaan. In uitzonderingsgevallen kunnen beide Staten zich akkoord verklaren met een overbrenging zelfs wanneer het strafrestant minder is dan een jaar;

  • f. de Staat van veroordeling en de Staat van tenuitvoerlegging moeten het eens zijn over de overbrenging.

Artikel 4

De overbrenging van een gevonniste persoon wordt geweigerd:

  • a. indien de aangezochte Staat van oordeel is dat de overbrenging zou kunnen leiden tot een aantasting van zijn soevereiniteit, veiligheid, openbare orde, de basisbeginselen van zijn rechtsorde of van zijn wezenlijke belangen;

  • b. indien de straf volgens de wet van de Staat van tenuitvoerlegging is verjaard;

  • c. indien de veroordeling die aan het verzoek ten grondslag ligt, is gebaseerd op feiten die in de Staat van tenuitvoerlegging onherroepelijk zijn berecht;

  • d. indien de bevoegde autoriteiten van de Staat van tenuitvoerlegging hebben besloten geen strafvervolging in te stellen of de strafvervolging die zij ter zake van dezelfde feiten hebben ingesteld, te beëindigen;

  • e. indien de feiten die aan de veroordeling ten grondslag liggen, het voorwerp van strafvervolging zijn in de Staat van tenuitvoerlegging.

Artikel 5

De overbrenging kan met name worden geweigerd:

  • a. indien de gevonniste persoon de nationaliteit heeft van de Staat van veroordeling;

  • b. indien het strafbare feit uitsluitend bestaat uit het niet nakomen van militaire verplichtingen;

  • c. indien de gevonniste persoon zich naar het oordeel van de Staat van veroordeling niet voldoende heeft gekweten van de hem opgelegde geldbedragen, geldboetes, gerechtelijke kosten, schadevergoedingen en geldelijke veroordelingen van welke aard dan ook die hij moet voldoen.

HOOFDSTUK 3

Tenuitvoerlegging van de straf

Artikel 6

De tenuitvoerlegging van een veroordeling wordt beheerst door de wet van de Staat van tenuitvoerlegging onder de in de navolgende artikelen bedoelde voorwaarden.

Artikel 7

1. De bevoegde autoriteiten van de Staat van tenuitvoerlegging zetten de tenuitvoerlegging van de veroordeling voort op basis van een administratieve beschikking.

2. De Staat van tenuitvoerlegging is gebonden aan het rechtskarakter en de duur van de sanctie, zoals die uit de veroordeling blijken. Indien deze veroordeling evenwel naar aard en naar duur onverenigbaar is met de wet van de Staat van tenuitvoerlegging, kan die Staat de sanctie aanpassen aan de straf of maatregel door zijn eigen wet voor een soortgelijk strafbaar feit voorgeschreven. Wat de aard betreft, zal de straf of maatregel voor zover mogelijk overeenstemmen met die welke door de ten uitvoer te leggen veroordeling is opgelegd. De door de Staat van veroordeling opgelegde sanctie zal hierdoor naar aard en duur niet worden verzwaard en evenmin zal het door de wet van de Staat van tenuitvoerlegging voorgeschreven maximum hierdoor worden overschreden.

Artikel 8

1. De Staat van veroordeling stelt de Staat van tenuitvoerlegging onverwijld in kennis van enige beslissing of maatregel op zijn grondgebied ten gevolge waarvan de veroordeling niet meer voor tenuitvoerlegging vatbaar is.

2. De bevoegde autoriteiten van de Staat van tenuitvoerlegging dienen de tenuitvoerlegging van de veroordeling te beëindigen zodra zij van een dergelijke beslissing in kennis zijn gesteld.

Artikel 9

Slechts de Staat van veroordeling, met uitsluiting van de Staat van tenuitvoerlegging, is bevoegd te beslissen op een verzoek tot herziening van het vonnis.

Artikel 10

De Staat van veroordeling en de Staat van tenuitvoerlegging kunnen gratie, amnestie of strafvermindering van de veroordeling verlenen ingevolge hun grondwet of andere wetten.

Artikel 11

De Staat van tenuitvoerlegging is als enige bevoegd om ten aanzien van de gevonniste persoon beslissingen te nemen met betrekking tot strafvermindering, en meer in het algemeen, de wijze van tenuitvoerlegging van de straf.

Artikel 12

1. Met de daadwerkelijke overname van de gevonniste persoon door de autoriteiten van de Staat van tenuitvoerlegging wordt de tenuitvoerlegging van de veroordeling in de Staat van veroordeling geschorst. Indien de gevonniste persoon na zijn overbrenging zich aan de tenuitvoerlegging onttrekt, herleeft het recht van de Staat van veroordeling de resterende straf die de gevonniste persoon in de Staat van tenuitvoerlegging nog had moeten uitdienen, ten uitvoer te leggen.

2. De Staat van veroordeling kan de straf niet langer ten uitvoer leggen, indien de Staat van tenuitvoerlegging de straf beschouwt geheel ten uitvoer gelegd te zijn.

Artikel 13

1. Een in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag overgebrachte persoon kan niet opnieuw worden berecht of veroordeeld in de Staat van tenuitvoerlegging terzake van de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de veroordeling in de Staat van veroordeling.

2. Een overgebrachte persoon kan in de Staat van tenuitvoerlegging echter wel worden gedetineerd, berecht en veroordeeld voor elk ander feit dan dat welk aanleiding heeft gegeven tot de veroordeling in de Staat van veroordeling, indien dat andere feit door de wetgeving van de Staat van tenuitvoerlegging strafbaar is gesteld.

HOOFDSTUK 4

Verplichting tot het verstrekken van inlichtingen

Artikel 14

De Staat van tenuitvoerlegging bericht de Staat van veroordeling ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de veroordeling:

  • a. wanneer eerstgenoemde de veroordeling beschouwt geheel ten uitvoer gelegd te zijn;

  • b. indien de gevonniste persoon uit de detentie ontsnapt vóór de beëindiging van de tenuitvoerlegging van de veroordeling; of,

  • c. indien de Staat van veroordeling om een bijzonder rapport verzoekt.

HOOFDSTUK 5

Toepassing naar tijdstip

Artikel 15

Dit Verdrag is van toepassing op de tenuitvoerlegging van veroordelingen die hetzij vóór hetzij na de inwerkingtreding van het Verdrag zijn uitgesproken.

HOOFDSTUK 6

Procedure

Paragraaf 1: verzoeken en antwoorden

Artikel 16

1. Het verzoek tot overbrenging kan zowel door de Staat van veroordeling als door de Staat van tenuitvoerlegging worden ingediend.

2. De gevonniste persoon zelf of diens wettelijk vertegenwoordiger kan hetzij bij de Staat van veroordeling, hetzij bij de Staat van tenuitvoerlegging schriftelijk de wens te kennen geven te worden overgebracht.

Artikel 17

De verzoeken tot overbrenging geschieden schriftelijk. Het verzoek bevat de volledige personalia van de gevonniste persoon alsmede zijn verblijfplaats in de Staat van veroordeling en in de Staat van tenuitvoerlegging.

Paragraaf 2: stukken ter ondersteuning

Artikel 18

1. Ter ondersteuning van zijn verzoek of in antwoord op het door de Staat van veroordeling geformuleerde verzoek, verstrekt de Staat van tenuitvoerlegging:

  • a. een document of verklaring dat de gevonniste persoon een onderdaan is van die staat;

  • b. de tekst van de wetsbepalingen waarin het feit dat aanleiding geeft tot de veroordeling in de Staat van veroordeling strafbaar is gesteld, alsmede alle relevante inlichtingen over de wijze van tenuitvoerlegging van de sanctie in de Staat van tenuitvoerlegging en de rechtsgevolgen van de veroordeling in de Staat van tenuitvoerlegging.

2. Ter ondersteuning van zijn verzoek of in antwoord op het door de Staat van tenuitvoerlegging geformuleerde verzoek, verstrekt de Staat van veroordeling:

  • a. het origineel of een gewaarmerkt afschrift van de beslissing tot veroordeling waarin, voor zover mogelijk, de omstandigheden waaronder, het tijdstip waarop en de plaats waar het strafbare feit is gepleegd en de wettelijke omschrijving ervan, alsmede de duur van de straf zijn vermeld. De Staat van veroordeling verklaart dat de beslissing voor tenuitvoerlegging vatbaar is;

  • b. een verklaring opgemaakt door een rechterlijke autoriteit waaruit de instemming van de gevonniste persoon blijkt;

  • c. een opgave van de aanvang van de vrijheidsbeneming, rekening houdend met de eventuele voorlopige hechtenis, met vermelding van elke andere voor de tenuitvoerlegging van de veroordeling ter zake dienende omstandigheid;

  • d. alle relevante inlichtingen over de wijze van tenuitvoerlegging van de sanctie in de Staat van veroordeling.

3. Indien een van beide Staten van oordeel is dat de door de andere Staat verschafte inlichtingen ontoereikend zijn om dit Verdrag te kunnen toepassen, kan hij om de nodige aanvullende inlichtingen verzoeken.

4. De gevonniste persoon dient van de voortgang van zijn dossier in kennis te worden gesteld, alsmede van elke door een van beide Staten op zijn aanvrage tot overbrenging genomen beslissing.

Artikel 19

1. Behoudens uitzonderingsgevallen, worden de verzoeken door het Ministerie van Justitie van de verzoekende Staat aan het Ministerie van Justitie van de aangezochte Staat gericht. De antwoorden worden zo snel mogelijk langs hetzelfde kanaal gegeven.

2. De aangezochte Staat stelt de verzoekende Staat onverwijld in kennis van de beslissing tot instemming met of de weigering van de verzochte overbrenging.

3. Elke weigering dient met redenen te zijn omkleed.

Artikel 20

Elk van beide Staten kan verlangen dat de hem aangeboden verzoeken en de bijbehorende stukken vergezeld gaan van een vertaling in zijn officiële taal.

Artikel 21

De met toepassing van dit Verdrag verzonden stukken en documenten zijn vrijgesteld van alle legalisatie.

HOOFDSTUK 7

Kosten

Artikel 22

1. De Staat van tenuitvoerlegging draagt zorg voor de begeleiding bij de overbrenging. De kosten van de overbrenging, met inbegrip van de kosten van de begeleiding, komen ten laste van de Staat van tenuitvoerlegging, tenzij door beide Staten anders wordt bepaald.

2. De Staat van tenuitvoerlegging kan in geen geval vergoeding eisen van de door hem bij de tenuitvoerlegging van de straf en bij de bewaking van de gevonniste persoon gemaakte kosten.

TITEL II

REGELING VAN GESCHILLEN

Artikel 23

1. Elk geschil over de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag wordt langs diplomatieke weg opgelost.

2. Er wordt een gemengde adviserende werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de Ministeries van Buitenlandse Zaken en van Justitie, die op verzoek van een van beide staten vergadert, teneinde het regelen van problemen die uit de toepassing van dit Verdrag zouden kunnen voortvloeien, te vergemakkelijken.

TITEL III

SLOTBEPALINGEN

Voorlopige toepassing en inwerkingtreding

Artikel 24

1. Dit Verdrag wordt voorlopig toegepast vanaf een maand na de datum van ondertekening en treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de laatste kennisgeving waarin wordt verklaard dat aan de in elke Staat vereiste constitutionele formaliteiten is voldaan, is verricht.

2. Dit Verdrag wordt gesloten voor onbeperkte duur.

Territoriale toepassing

Artikel 25

1. Dit Verdrag is van toepassing:

  • a. ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden, uitsluitend op het in Europa gelegen gedeelte van het Koninkrijk;

  • b. ten aanzien van het Koninkrijk Marokko, op het grondgebied van het Koninkrijk Marokko.

2. Op verzoek van het Koninkrijk der Nederlanden kan de territoriale toepassing, door middel van notawisselingen, worden uitgebreid tot de Nederlandse Antillen en/of Aruba.

Schorsing en opzegging

Artikel 26

1. Elk van beide Partijen kan te allen tijde dit Verdrag schorsen of opzeggen door middel van een aan de andere Partij gerichte kennisgeving. Ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden, is elk van de Partijen bevoegd dit Verdrag te schorsen of op te zeggen ten aanzien van elk deel van het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden.

2. De schorsing wordt van kracht op de datum van ontvangst van de kennisgeving door de andere Partij. De schorsing wordt beëindigd op de datum van ontvangst van de kennisgeving van beëindiging van de schorsing. De opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de derde maand na de ontvangst van de kennisgeving door de andere Partij.

3. Dit Verdrag blijft echter van toepassing op de tenuitvoerlegging van veroordelingen van personen die overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag zijn overgebracht vóór de datum waarop de schorsing of opzegging van kracht wordt.

TEN BLIJKE WAARVAN de vertegenwoordigers van beide Staten, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend en van hun stempel hebben voorzien.

GEDAAN te Rabat, op 30 november 1999, in twee exemplaren, in de Nederlandse, Arabische en de Franse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

H.M. Ambassadeur

Hendrik Jan van Pesch

(w.g.) H. J. VAN PESCH

Voor het Koninkrijk Marokko

De Minister van Justitie

Omar Azziman

(w.g.) OMAR AZZIMAN


Convention entre le Royaume des Pays-Bas et le Royaume du Maroc sur le transfèrement des personnes condamnées

Le Royaume des Pays-Bas

et

le Royaume du Maroc,

Soucieux de promouvoir les rapports d'amitié et la coopération entre les deux États, et en particulier de renforcer la coopération judiciaire entre eux;

Désireux de régler d'un commun accord les questions relatives au transfèrement des personnes condamnées;

Désireux de permettre aux condamnés de purger leur peine ou mesure de sûreté privative de liberté dans leur pays, afin de faciliter leur réinsertion sociale;

Déterminés dans cet esprit, à s'accorder mutuellement, selon les règles et sous les conditions déterminées par la présente Convention, la coopération la plus large en ce qui concerne le transfèrement des personnes condamnées à des peines ou mesures de sûreté privatives de liberté;

Sont convenus des dispositions suivantes:

TITRE PREMIER

TRANSFÈREMENT DES PERSONNES CONDAMNÉES ET DÉTENUES

CHAPITRE 1

Principes généraux

Article premier

Au sens de la présente Convention:

  • a) L'expression «condamnation» désigne toute peine ou mesure de sûreté privative de liberté prononcée par une juridiction en raison d'une infraction pénale;

  • b) L'expression «condamné» désigne toute personne ayant fait l'objet d'une condamnation définitive sur le territoire de l'un ou de l'autre État et se trouvant en détention;

  • c) L'expression «État de condamnation» désigne l'État où a été condamnée la personne qui peut être transférée ou l'a déjà été;

  • d) L'expression «État d'exécution» désigne l'État vers lequel le condamné peut être transféré ou l'a déjà été, afin d'y subir sa condamnation.

Article 2

Tout condamné auquel la présente Convention peut s'appliquer doit être informé par l'État de condamnation de la possibilité qui lui est offerte par la présente Convention d'obtenir son transfèrement dans son pays pour l'exécution de sa condamnation.

CHAPITRE 2

Conditions de transfèrement

Article 3

La présente Convention s'applique dans les conditions suivantes:

  • a) L'infraction qui motive la demande doit être punissable par la législation de chacun des deux États;

  • b) La décision judiciaire doit être définitive et exécutoire;

  • c) Le condamné doit être un ressortissant de l'État d'exécution;

  • d) Le condamné ou, en raison de son âge ou de son état physique ou de son état mental, son représentant doit consentir au transfèrement, volontairement et en étant pleinement conscient des conséquences juridiques qui en découlent;

  • e) Au moment de la demande de transfèrement, le condamné doit avoir encore au moins un an de peine à exécuter; dans des cas exceptionnels, les deux États peuvent autoriser le transfèrement même si le reliquat de la peine est inférieur à un an;

  • f) L'État de condamnation et l'État d'exécution doivent s'être mis d'accord sur ce transfèrement.

Article 4

Le transfèrement du condamné sera refusé:

  • a) Si le transfèrement est considéré par l'État requis comme étant de nature à porter atteinte à sa souveraineté, à sa sécurité, à son ordre public, aux principes fondamentaux de son ordre juridique ou à ses intérêts essentiels;

  • b) Si la prescription de la sanction est acquise d'après la loi de l'État d'exécution;

  • c) Si la condamnation qui motive la demande est fondée sur des faits qui ont été jugés définitivement dans l'État d'exécution;

  • d) Si les autorités compétentes de l'État d'exécution ont décidé de ne pas engager de poursuites ou de mettre fin aux poursuites qu'elles ont exercées pour les mêmes faits;

  • e) Si les faits qui ont motivé la condamnation font l'objet de poursuites dans l'État d'exécution.

Article 5

Le transfèrement pourra notamment être refusé:

  • a) Si le condamné a la nationalité de l'État de condamnation;

  • b) Si l'infraction consiste uniquement dans la violation d'obligations militaires;

  • c) Si le condamné ne s'est pas acquitté, dans la mesure jugée satisfaisante par l'État de condamnation, des sommes, amendes, frais de justice, dommages-intérêts et condamnations pécuniaires de toute nature mises à sa charge.

CHAPITRE 3

Exécution de la peine

Article 6

L'exécution d'une condamnation est régie par la loi de l'État d'exécution aux conditions prévues par les articles suivants.

Article 7

1. Les autorités compétentes de l'État d'exécution poursuivent l'exécution de la condamnation sur la base d'une décision administrative.

2. L'État d'exécution est lié par la nature juridique et la durée de la sanction telles qu'elles résultent de la condamnation. Toutefois, si la nature et la durée de cette sanction sont incompatibles avec la législation de l'État d'exécution, cet État peut adapter cette sanction à la peine ou mesure prévue par sa propre loi pour des infractions de même nature. Cette peine ou mesure correspond, autant que possible, quant à sa nature, à celle infligée par la condamnation à exécuter. Elle ne peut aggraver par sa nature ou par sa durée la sanction prononcée dans l'État de condamnation ni excéder le maximum prévu par la loi de l'État d'exécution.

Article 8

1. L'État de condamnation informe sans délai l'État d'exécution de toute décision ou de tout acte de procédure intervenu sur son territoire qui a pour effet d'enlever à la condamnation son caractère exécutoire.

2. Les autorités compétentes de l'État d'exécution doivent mettre fin à l'exécution de la condamnation dès qu'elles ont été informées d'une telle décision.

Article 9

L'État de condamnation reste, à l'exclusion de l'État d'exécution, compétent pour statuer sur tout recours en révision introduit contre le jugement.

Article 10

L'État de condamnation et l'État d'exécution peuvent accorder la grâce, l'amnistie ou la commutation de la peine conformément à leur Constitution ou à leurs autres règles juridiques.

Article 11

L'État d'exécution est seul compétent pour prendre à l'égard du condamné, les décisions de réduction de peine et plus généralement, pour déterminer les modalités d'exécution de la peine.

Article 12

1. La prise en charge du condamné par les autorités de l'État d'exécution suspend l'exécution de la condamnation dans l'État de condamnation. Lorsque le condamné, une fois transféré, se soustrait à l'exécution, l'État de condamnation récupérera le droit d'exécuter le reliquat de la peine qu'il aurait eu à purger dans l'État d'exécution.

2. L'État de condamnation ne peut plus faire exécuter la peine lorsque l'État d'exécution la considère terminée.

Article 13

1. Toute personne transférée, conformément aux dispositions de la présente Convention, ne pourra être jugée ou condamnée à nouveau dans l'État d'exécution sur la base des faits qui ont donné lieu à la condamnation dans l'État de condamnation.

2. Toutefois, la personne transférée pourra être détenue, jugée et condamnée dans l'État d'exécution pour tout fait autre que celui ayant donné lieu à la condamnation dans l'État de condamnation, lorsqu'il est sanctionné pénalement par la législation de l'État d'exécution.

CHAPITRE 4

Obligation de fournir des informations

Article 14

L'État d'exécution fournira des informations à l'État de condamnation concernant l'exécution de la condamnation:

  • a) Lorsqu'il considère terminée l'exécution de la condamnation;

  • b) Si le condamné s'évade avant que l'exécution de la condamnation ne soit terminée; ou,

  • c) Si l'État de condamnation lui demande un rapport spécial.

CHAPITRE 5

Application dans le temps

Article 15

La présente Convention sera applicable à l'exécution des condamnations prononcées soit avant, soit après sa mise en application.

CHAPITRE 6

Procédure

Paragraphe 1: demandes et réponses

Article 16

1. La demande de transfèrement peut être présentée soit par l'État de condamnation soit par l'État d'exécution.

2. Le condamné lui-même ou son représentant légal peut présenter soit à l'État de condamnation, soit à l'État d'exécution une requête écrite de transfèrement.

Article 17

Toute demande de transfèrement est formulée par écrit. Elle indique l'identité complète du condamné ainsi que son lieu de résidence dans l'État de condamnation et dans l'État d'exécution.

Paragraphe 2: pièces à l'appui

Article 18

1. Sont produits par l'État d'exécution soit à l'appui de sa demande, soit en réponse à la demande formulée par l'État de condamnation:

  • a) Un document ou une déclaration indiquant que le condamné est un ressortissant de cet État;

  • b) Le texte des dispositions légales sanctionnant le fait qui a donné lieu à la condamnation dans l'État de condamnation, ainsi que toute information utile sur les modalités de l'exécution de la sanction dans l'État d'exécution, et sur les conséquences juridiques de la condamnation dans l'État d'exécution.

2. Sont produits par l'État de condamnation, soit à l'appui de sa demande, soit en réponse à la demande formulée par l'État d'exécution:

  • a) L'original ou une copie authentique de la décision de condamnation qui précise, dans toute la mesure du possible, les circonstances de l'infraction, le temps et le lieu où elle a été commise, sa qualification légale et la durée de la sanction. L'État de condamnation certifie le caractère exécutoire de ladite décision;

  • b) Une déclaration recueillie par une autorité judiciaire constatant le consentement du condamné;

  • c) L'indication du début de la privation de liberté compte tenu de la détention préventive éventuelle et mentionnant tout autre acte affectant l'exécution de la condamnation;

  • d) Toute information utile sur les modalités de l'exécution de la sanction dans l'État de condamnation.

3. Si l'un des deux États estime que les renseignements fournis par l'autre État sont insuffisants pour lui permettre d'appliquer la présente Convention, il peut demander le complément d'informations nécessaires.

4. Le condamné doit être informé de l'évolution de son dossier, ainsi que de toute décision prise par l'un des deux États au sujet de sa requête de transfèrement.

Article 19

1. Sauf cas exceptionnel, les demandes sont adressées par le Ministère de la Justice de l'État requérant au Ministère de la Justice de l'État requis. Les réponses sont transmises par la même voie dans les meilleurs délais.

2. L'État requis doit informer l'État requérant dans les plus brefs délais de la décision d'accepter ou de refuser le transfèrement demandé.

3. Tout refus doit être motivé.

Article 20

Chacun des deux États pourra se réserver la faculté d'exiger que les demandes et pièces annexes lui soient adressées accompagnées d'une traduction dans sa langue officielle.

Article 21

Les pièces et documents transmis en application de la présente Convention sont dispensés de toute formalité de légalisation.

CHAPITRE 7

Frais

Article 22

1. L'État d'exécution fournit l'escorte pour le transfèrement. Les frais de transfèrement y inclus de l'escorte sont à la charge de cet État, sauf s'il en est décidé autrement par les deux États.

2. L'État d'exécution ne peut en aucun cas réclamer le remboursement des frais engagés par lui pour l'exécution de la peine et la surveillance du condamné.

TITRE II

RÈGLEMENT DES DIFFÉRENDS

Article 23

1. Tout différend occasionné par l'interprétation ou l'application de la présente Convention sera résolu par voie diplomatique.

2. Il est créé une commission mixte consultative, composée de représentants des Ministères des Affaires Etrangères et de la Justice qui se réunira à la demande de l'un ou de l'autre État, afin de faciliter le règlement des problèmes qui pourraient surgir de l'application de cette Convention.

TITRE III

DISPOSITIONS FINALES

Application provisoire et entrée en vigueur

Article 24

1. La présente Convention sera appliquée à titre provisoire un mois après la date de sa signature et entrera en vigueur le premier jour du deuxième mois suivant la date de la dernière notification attestant l'accomplissement des formalités constitutionnelles requises dans chacun des deux États.

2. La présente Convention est conclue pour une durée illimitée.

Application territoriale

Article 25

1. La présente Convention s'applique:

  • a) pour ce qui concerne le Royaume des Pays-Bas, exclusivement à la partie du Royaume située en Europe;

  • b) pour ce qui concerne le Royaume du Maroc, au territoire du Royaume du Maroc.

2. À la demande du Royaume des Pays-Bas, l'application territoriale pourra être étendue, par échange de notes, aux Antilles néerlandaises ou à Aruba.

Suspension et annulation

Article 26

1. Chacune des Parties peut, à tout moment suspendre ou annuler la présente Convention par le moyen d'une notification adressée à l'autre Partie. En ce qui concerne le Royaume des Pays-Bas chacune des Parties a le droit de suspendre ou d'annuler la présente Convention en ce qui concerne chacun des territoires du Royaume des Pays-Bas.

2. La suspension prend effet à la date de réception du communiqué par l'autre Partie. La suspension prend fin à la date de réception du communiqué d'annulation de la suspension. L'annulation prend effet le premier jour du troisième mois après la date de réception du communiqué par l'autre Partie.

3. Toutefois, la présente Convention continuera à s'appliquer à l'exécution des condamnations de personnes transférées conformément à ladite Convention avant que la suspension ou l'annulation ne prenne effet.

EN FOI DE QUOI les représentants des deux États, autorisés à cet effet, ont signé la présente Convention et y ont apposé leur sceau.

FAIT à Rabat, le 30 novembre 1999, en double exemplaire, en langues néerlandaise, arabe et française, les trois textes faisant également foi.

Pour le Royaume des Pays-Bas,

l'Ambassadeur des Pays-Bas

Hendrik Jan van Pesch

(s.) H. J. VAN PESCH

Pour le Royaume du Maroc,

Le Ministre de la Justice

Omar Azziman

(s.) OMAR AZZIMAN


D. PARLEMENT

Het Verdrag behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring der Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk der Nederlanden aan het Verdrag kan worden gebonden.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Verdrag zullen ingevolge artikel 24, eerste lid, in werking treden op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de laatste kennisgeving waarin wordt verklaard dat aan de in die staat vereiste constitutionele formaliteiten is voldaan, is verricht.

Het Verdrag zal ingevolge hetzelfde artikel en lid vanaf 30 december 1999 voorlopig worden toegepast.

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal de voorlopige toepassing ingevolge artikel 25, eerste lid, onderdeel a, alleen voor Nederland gelden.

In overeenstemming met artikel 19, tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen heeft de Minister van Buitenlandse Zaken bepaald dat het Verdrag zal zijn bekendgemaakt in Nederland op de dag na de datum van uitgifte van dit Tractatenblad.

Uitgegeven de eenentwintigste december 1999

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN


XNoot
1

De Arabische tekst is niet afgedrukt.

Naar boven