A. TITEL

Overeenkomst tussen de Beneluxstaten (het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden, het Groothertogdom Luxemburg) en de Republiek Letland betreffende de overname van onregelmatig verblijvende personen (Overnameovereenkomst), met Bijlage;

Brussel, 9 juni 1999

B. TEKST1

Overeenkomst tussen de Regeringen van de Beneluxstaten (het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden, het Groothertogdom Luxemburg) en de Regering van de Republiek Letland betreffende de overname van onregelmatig verblijvende personen (Overnameovereenkomst)

De Regeringen van de Beneluxstaten

(het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden, het Groothertogdom Luxemburg), die krachtens de bepalingen van de op 11 april 1960 gesloten Benelux-Overeenkomst gemeenschappelijk optreden,

en

de Regering van de Republiek Letland

hierna genoemd „de Overeenkomstsluitende Partijen",

Ernaar strevend de overname van personen die zich illegaal op het grondgebied van de Staat van een andere Overeenkomstsluitende Partij ophouden, dit wil zeggen die niet of niet meer voldoen aan de geldende voorwaarden voor binnenkomst of verblijf, en de doorgeleiding van te repatriëren personen in een geest van samenwerking en op basis van wederkerigheid te vergemakkelijken,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Definities en werkingssfeer

1. In deze Overeenkomst dient te worden verstaan onder grondgebied van:

  • a. de Benelux: het gezamenlijke grondgebied in Europa van het Koninkrijk België, van het Koninkrijk der Nederlanden en van het Groothertogdom Luxemburg;

  • b. de Republiek Letland: het grondgebied van de Republiek Letland.

2. In deze Overeenkomst dient te worden verstaan:

  • a. onder „derde Staten": elke Staat die geen Beneluxstaat en niet de Republiek Letland is;

  • b. onder „onderdaan van een derde Staat": een ieder die geen onderdaan van één der Beneluxstaten of van de Republiek Letland is;

  • c. onder „buitengrenzen":

  • (1) de eerst overschreden grens die niet een gemeenschappelijke grens van de Overeenkomstsluitende Partijen is;

  • (2) iedere binnen het Beneluxgebied of op het grondgebied van de Republiek Letland gelegen lucht- of zeehaven, waar personenverkeer van of naar een derde Staat plaatsvindt.

Artikel 2 Overname van eigen onderdanen

1. Iedere Overeenkomstsluitende Partij neemt op verzoek van de andere Overeenkomstsluitende Partij, zonder formaliteiten de persoon over die niet of niet meer voldoet aan de op het grondgebied van de Staat van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij geldende voorwaarden voor binnenkomst of verblijf, wanneer kan worden aangetoond of aannemelijk gemaakt dat hij de nationaliteit van de Staat van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij heeft. Hetzelfde geldt voor personen die, na binnenkomst op het grondgebied van de Staat van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij, de nationaliteit van de Staat van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij ontnomen is, zonder de nationaliteit van de Staat van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij te hebben ontvangen.

2. De aangezochte Overeenkomstsluitende Partij verstrekt op verzoek van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij en overeenkomstig de bepalingen van artikel 6 onverwijld de voor de teruggeleiding van de over te nemen persoon noodzakelijke reisdocumenten.

3. De verzoekende Overeenkomstsluitende Partij neemt deze persoon onder dezelfde voorwaarden terug, indien uit een later onderzoek blijkt dat deze op het moment van het verlaten van het grondgebied van de Staat van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij niet de nationaliteit van de Staat van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij had. Dit geldt niet wanneer de verplichting tot overname volgt uit het feit dat de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij deze persoon na binnenkomst op het grondgebied van de Staat van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij de eigen nationaliteit heeft ontnomen, zonder ten minste een naturalisatietoezegging van de kant van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij te hebben ontvangen.

Artikel 3 Overname van onderdanen van derde Staten

1. Iedere Overeenkomstsluitende Partij neemt op verzoek van de andere Overeenkomstsluitende Partij en zonder formaliteiten de onder- danen van een derde Staat over die niet of niet meer voldoen aan de op het grondgebied van de Staat van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij geldende voorwaarden voor binnenkomst of verblijf, wanneer kan worden aangetoond of aannemelijk gemaakt dat deze onderdanen van een derde Staat het grondgebied van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij zijn doorgereisd of aldaar hebben verbleven.

2. De verplichting tot overname zoals bedoeld in lid 1 geldt niet ten aanzien van een onderdaan van een derde Staat die bij zijn binnenkomst op het grondgebied van de Staat van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij in het bezit was van een geldige visum of verblijfsvergunning van deze Overeenkomstsluitende Partij, of na zijn binnenkomst in het bezit is gesteld van een door deze Overeenkomstsluitende Partij afgegeven verblijfsvergunning.

3. De Overeenkomstsluitende Partijen doen het nodige om onderdanen van de aangrenzende Staat met voorrang naar hun Staat van herkomst terug te leiden.

4. De bepalingen van bovenstaand lid 1 zijn evenwel niet van toepassing wanneer de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij een regeling van visumvrije binnenkomst toepast ten aanzien van de derde Staat waarvan de betrokkene onderdaan is.

Artikel 4 Overname van onderdanen van derde Staten door de voor binnenkomst verantwoordelijke Overeenkomstsluitende Partij

1. Indien een op het grondgebied van de Staat van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij aangekomen persoon niet voldoet aan de geldende voorwaarden voor binnenkomst of verblijf en in het bezit is van een geldig visum, of van een geldige verblijfsvergunning door de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij afgegeven, neemt die Overeenkomstsluitende Partij op verzoek van de verzoekende Overeen- komstsluitende Partij, zonder formaliteiten, deze persoon over.

2. Indien beide Overeenkomstsluitende Partijen een visum of een verblijfstitel hebben afgegeven, is de Overeenkomstsluitende Partij van wie het visum of de verblijfstitel het laatst vervalt, verantwoordelijk.

3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de afgifte van een transitvisum.

Artikel 5 Verblijfsvergunning

Onder verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 3, lid 2 en artikel 4, wordt verstaan een door een Overeenkomstsluitende Partij afgegeven vergunning, ongeacht van welke aard, die recht geeft op verblijf op het grondgebied van die Partij. Onder deze omschrijving valt niet de tijdelijke toelating tot verblijf op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij met het oog op de behandeling van een asielverzoek.

Artikel 6 Identiteit en nationaliteit

1. De identiteit en de nationaliteit van een over te nemen persoon overeenkomstig de in lid 1 van artikel 2 en de artikelen 3 en 4 opgenomen procedures, kunnen worden aangetoond door middel van de volgende documenten:

– een geldig nationaal identiteitsbewijs;

– een geldig paspoort of paspoortvervangend reisdocument met foto (laissez-passer);

– een geldig militair identiteitsbewijs of een ander identiteitsbewijs van het personeel van de strijdkrachten met een foto van de houder;

– een document, zoals hiervoor beschreven, waarvan de geldigheidsduur is verstreken op de dag van ontvangst van het verzoek om overname.

2. De identiteit en de nationaliteit kunnen aannemelijk worden gemaakt aan de hand van de volgende documenten:

– een officieel document anders dan beschreven in het vorige lid, aan de hand waarvan de identiteit van de betrokkene kan worden vastgesteld (rijbewijs e.d.);

– een document waaruit een consulaire inschrijving blijkt, een nationaliteitsbewijs of een bewijs van de burgerlijke stand.

3. Het vermoeden van identiteit en nationaliteit kan tevens worden ondersteund door middel van één van de volgende elementen:

– een betrouwbare getuigenverklaring, opgesteld door de bevoegde autoriteiten van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij;

– andere documenten waaruit de identiteit van de betrokkene blijkt;

– afschriften van documenten vermeld in Artikel 6, leden 1 en 2;

– de verklaring van de betrokkene zelf, behoorlijk opgesteld door de bevoegde autoriteiten van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij;

– de taal waarin de betrokkene zich uitdrukt.

Artikel 7 Indiening van het verzoek om overname

1. Een verzoek om overname vindt schriftelijk plaats en omvat:

  • a. de personalia van de betrokkene (naam, voornaam, eventueel vroegere naam, bijnaam en pseudoniem, alias, geboortedatum en -plaats, geslacht en laatste verblijfplaats);

  • b. de beschrijving van het paspoort of het paspoortvervangend reisdocument (onder meer volgnummer, plaats en datum van afgifte, geldigheidsduur, afgevende autoriteit) en/of enig ander bewijs waaruit de nationaliteit van de betrokkene blijkt of door middel waarvan zijn nationaliteit kan worden aangetoond;

  • c. twee pasfoto's.

2. De verzoekende Overeenkomstsluitende Partij zal, indien mogelijk, op verzoek van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij of op eigen initiatief elke andere voor de overnameprocedure dienstige inlichting aan de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij verstrekken.

3. Het verzoek om overname wordt bij de bevoegde diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij ingediend en omvat de in het verzoek om overname opgesomde documenten. Er wordt een verslag van indiening/ontvangst van het verzoek en van de bij het verzoek gevoegde stukken opgesteld.

Artikel 8 Termijnen

1. De aangezochte Overeenkomstsluitende Partij beantwoordt onverwijld, doch uiterlijk binnen een termijn van vijf dagen, de tot haar gerichte verzoeken om overname.

2. De aangezochte Overeenkomstsluitende Partij neemt de persoon wiens overname werd aanvaard onverwijld, doch uiterlijk binnen een termijn van een maand, over. Deze termijn kan op verzoek van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij worden verlengd voor de tijd dat er nog juridische of praktische belemmeringen zijn.

Artikel 9 Verval van de verplichting om overname

1. Het verzoek om overname van een onderdaan van de Staat van één der Overeenkomstsluitende Partijen kan te allen tijde worden ingediend.

2. Het verzoek om overname van een onderdaan van een derde Staat dient uiterlijk binnen één jaar na vaststelling door de Overeenkomstsluitende Partij van de binnenkomst en de aanwezigheid van bedoelde onderdaan van een derde land op zijn grondgebied te worden ingediend.

Artikel 10 Doorgeleiding

1. Onverminderd artikel 14 staan de Overeenkomstsluitende Partijen de doorgeleiding van onderdanen van derde Staten over het grondgebied van hun Staat toe, indien een andere Overeenkomstsluitende Partij daarom verzoekt en de doorreis door eventuele derde Staten en de toelating tot de Staat van bestemming verzekerd is.

2. Het is niet absoluut noodzakelijk dat de aangezochte Overeen- komstsluitende Partij een transitvisum afgeeft.

3. De verzoekende Overeenkomstsluitende Partij aanvaardt de volledige verantwoordelijkheid voor het vervolgen van de reis van de te verwijderen persoon naar zijn Staat van bestemming, en neemt haar over indien de in artikel 14 vermelde voorwaarde van dien aard is om de uitvoering van de verwijdering te verhinderen.

4. De Overeenkomstsluitende Partijen doen het nodige om doorgeleidingen, zoals beschreven in lid 1 hierboven, te beperken tot onderdanen van derde Staten voor wie de rechtstreekse teruggeleiding naar de Staat van herkomst niet mogelijk is.

Artikel 11 Gegevensbescherming

1. Voor zover voor de uitvoering van deze Overeenkomst persoonsgegevens moeten worden verstrekt, mogen de betrokken inlichtingen uitsluitend betrekking hebben op:

  • (1) De personalia van de over te dragen persoon en in voorkomend geval van hun naaste verwanten (naam, voornaam, eventueel vroegere namen, bijnamen en pseudoniemen, aliassen, geboortedatum en -plaats, geslacht, huidige en, in voorkomend geval, vorige nationaliteit);

  • (2) Paspoort, identiteitsbewijs, andere identiteitspapieren of reisdocumenten en laissez-passer (nummer, geldigheidsduur, datum van afgifte, afgevende autoriteit, plaats van afgifte, enz.);

  • (3) Andere voor identificatie van de over te dragen personen dienstige gegevens;

  • (4) Verblijfplaatsen en reisroutes;

  • (5) Verblijfsvergunningen of door één van de Overeenkomstsluitende Partijen afgegeven visa.

2. Elke van beide Overeenkomstsluitende Partij brengt, op haar verzoek, de andere Overeenkomstsluitende Partij op de hoogte van het gebruik van de overgedragen gegevens.

3. De overgedragen personalia kunnen alleen door de voor de uitvoering van de Overeenkomst bevoegde instanties behandeld worden. De gegevens kunnen, alleen met voorafgaande schriftelijke toestemming van de Overeenkomstsluitende Partij die ze had overgedragen, aan andere personen overgemaakt worden.

Artikel 12 Kosten

1. De kosten verbonden aan het overbrengen van personen die volgens de artikelen 2, 3 en 4 worden overgenomen komen tot aan de grens van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij ten laste van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij.

2. De kosten verbonden aan de doorgeleiding tot aan de grens van de Staat van bestemming, alsmede de eventueel uit de teruggeleiding voortvloeiende kosten, komen overeenkomstig artikel 10 ten laste van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij.

Artikel 13 Comité van deskundigen

1. De Overeenkomstsluitende Partijen verlenen elkaar onderling hulp bij de toepassing en uitlegging van deze Overeenkomst. Daartoe stellen zij een Comité van deskundigen in dat:

  • a. de toepassing van deze Overeenkomst volgt;

  • b. voorstellen doet om vraagstukken in verband met de toepassing van deze Overeenkomst op te lossen;

  • c. wijzigingen van en aanvullingen op deze Overeenkomst voorstelt;

  • d. passende maatregelen ter bestrijding van illegale immigratie uitwerkt en aanbeveelt.

2. De Overeenkomstsluitende Partijen behouden zich het recht voor om de voorgestelde maatregelen al dan niet goed te keuren.

3. Het Comité bestaat uit drie vertegenwoordigers voor de Benelux en één vertegenwoordiger voor de Republiek Letland. De Overeenkomstsluitende Partijen wijzen daarin de voorzitter en zijn plaatsvervangers aan; tegelijkertijd worden plaatsvervangende leden benoemd. Bij het overleg kunnen nog andere deskundigen worden betrokken.

4. Het Comité komt, indien nodig, op voorstel van één der Overeenkomstsluitende Partijen ten minste eenmaal per jaar bijeen.

Artikel 14 Betrekking tot andere verdragen

De bepalingen van deze Overeenkomst doen geen afbreuk aan de verplichtingen die voortvloeien uit:

1. het Verdrag van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, zoals gewijzigd bij het Protocol van 31 januari 1967;

2. verdragen inzake uitlevering en doorgeleiding;

3. het Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;

4. het Europees gemeenschapsrecht voor het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg;

5. het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen en de op 19 juni 1990 gesloten Overeenkomst ter uitvoering van genoemd Akkoord van Schengen;

6. internationale asielovereenkomsten, met name de Overeenkomst van Dublin van 15 juni 1990 betreffende de vaststelling van de Staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij één van de lidstaten van de Europese Unie wordt ingediend;

7. internationale conventies en overeenkomsten betreffende de overname van vreemde onderdanen.

Artikel 15 Uitvoeringsprotocol

Alle nodige praktische bepalingen voor de uitvoering van deze Overeenkomst worden in het Uitvoeringsprotocol vastgelegd.

Artikel 16 Territoriale toepassing

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, kan de toepassing van deze Overeenkomst tot de Nederlandse Antillen en Aruba worden uitgebreid door een kennisgeving aan de Regering van het Koninkrijk België, depositaris van deze Overeenkomst, die de overige Overeenkomstsluitende Partijen hiervan in kennis stelt.

Artikel 17 Inwerkingtreding

1. Deze Overeenkomst en zijn bijlage treden in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum van ontvangst van de nota waarbij de laatste van de Overeenkomstsluitende Partijen de Regering van het Koninkrijk België kennis heeft gegeven de voor de inwerkingtreding vereiste interne formaliteiten te hebben nageleefd.

2. De Regering van het Koninkrijk België stelt ieder der Overeenkomstsluitende Partijen in kennis van de in lid 1 bedoelde notificaties en van de datum van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst.

Artikel 18 Schorsing, opzegging

1. Deze Overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

2. De Regering van het Koninkrijk België, de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Groothertogdom Luxemburg gezamenlijk en de Regering van de Republiek Letland kunnen deze Overeenkomst, na kennisgeving aan de Regering van het Koninkrijk België, die de overige Overeenkomstsluitende Partijen hiervan in kennis stelt, om ernstige redenen, met name in verband met de bescherming van de staatsveiligheid, de openbare orde of de volksgezondheid, schorsen. Wat betreft de intrekking van een dergelijke maatregel, brengen de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar onverwijld via diplomatieke weg op de hoogte.

3. De Regering van het Koninkrijk België, de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Groothertogdom Luxemburg gezamenlijk en de Regering van de Republiek Letland kunnen deze Overeenkomst, na mededeling aan de Regering van het Koninkrijk België, die de overige Overeenkomstsluitende Partijen hiervan in kennis stelt, om ernstige redenen opzeggen.

4. De schorsing of opzegging van deze Overeenkomst wordt van kracht op de eerste dag van de tweede maand volgende op de maand waarin de kennisgeving bedoeld in respectievelijk lid 2 en lid 3 door de Regering van het Koninkrijk België is ontvangen.

Artikel 19 Depositaris

De Regering van het Koninkrijk België is depositaris van deze Overeenkomst.

TEN BLIJKE WAARVAN de vertegenwoordigers van de Overeenkomstsluitende Partijen, daartoe naar behoren gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel, op 9 juni 1999, in vier exemplaren, in de Nederlandse, de Franse en de Letse taal, zijnde de teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk België:

(w.g.) J. DE BOCK

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden:

(w.g.) R. G. J. STERNEBERG

Voor de Regering van het Groothertogdom Luxemburg:

(w.g.) J. J. KASEL

Voor de Regering van de Republiek Letland:

(w.g.) I. V. LIEGIS


Bijlage bij de Overeenkomst tussen de Regeringen van de Beneluxstaten (het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden, het Groothertogdom Luxemburg) en de Regering van de Republiek Letland betreffende de overname van onregelmatig verblijvende personen

1. Deze bijlage maakt integrerend deel uit van de Overeenkomst betreffende de overname van onregelmatig verblijvende personen.

2. De Republiek Letland neemt zonder formaliteiten personen over, wier status wordt geregeld door de Wet op status van de staatsburgers van de voormalige U.S.S.R. en die noch de Letse nationaliteit, noch de nationaliteit van een ander land hebben of van wie genoegzaam kan worden aangenomen dat zij onder deze wet vallen. Deze bepaling geldt eveneens voor personen die vorengenoemde status na hun binnenkomst op het Benelux-grondgebied hebben verloren en die niet de nationaliteit van een andere staat hebben ontvangen.

3. De in lid 2 van deze bijlage vermelde personen benutten als wettige reisdocumenten:

  • 3.1. persoonsbewijzen van de Republiek Letland,

  • 3.2. paspoorten van niet-staatsburgers van de Republiek Letland,

  • 3.3. terugkeerbewijzen van de Republiek Letland uitsluitend ter fine van terugkeer naar de Republiek Letland.

4. Wanneer de in lid 2 vermelde personen niet in het bezit zijn van één van de in lid 3 opgesomde geldige reisdocumenten, verstrekken de Letse consulaire instanties na ontvangst van het verzoek om overname een laissez-passer waarmee de betrokkene naar Letland kan terugkeren.

Bij twijfel omtrent de nationaliteit van deze personen, wordt door de Letse consulaire instanties, binnen drie dagen te rekenen vanaf het verzoek om overname, een verklaring van de betrokkene afgenomen.

Als uit deze verklaring blijkt dat de betrokkene wel degelijk onder lid 2 ressorteert, wordt het laissez-passer aanstonds door de consulaire instantie verstrekt.


Accord entre les Gouvernements des Etats du Benelux (le Royaume de Belgique, le Royaume des Pays-Bas, le Grand-Duché de Luxembourg) et le Gouvernement de la République de Lettonie relatif à la réadmission des personnes en séjour irrégulier (Accord de réadmission)

Les Gouvernements des Etats du Benelux

(le Royaume de Belgique, le Royaume des Pays-Bas, le Grand-Duché de Luxembourg) agissant de concert en vertu des dispositions de la Convention Benelux du 11 avril 1960

et

Le Gouvernement de la République de Lettonie

ci-après dénommés «les Parties contractantes»,

Désireux de faciliter la réadmission des personnes qui séjournent irrégulièrement sur le territoire de l'Etat d'une autre partie contractante, c'est-à-dire des personnes qui ne remplissent pas ou ne remplissent plus les conditions d'entrée ou de séjour en vigueur, ainsi que le transit des personnes à rapatrier dans un esprit de coopération et sur la base de la réciprocité,

Sont convenus de ce qui suit:

Article 1 Définitions et champ d'application

1. Aux termes du présent Accord il faut entendre par territoire:

  • a) du Benelux: l'ensemble des territoires du Royaume de Belgique, du Royaume des Pays-Bas et du Grand-Duché de Luxembourg;

  • b) de la République de Lettonie: le territoire de la République de Lettonie.

2. Aux termes du présent Accord il faut entendre par:

  • a) par «Etat tiers»: tout Etat autre qu'un Etat du Benelux et que la République de Lettonie;

  • b) par «ressortissant d'un Etat tiers»: toute personne qui n'est pas un ressortissant de l'un des Etats du Benelux ou de la République de Lettonie;

  • c) par «frontières extérieures»:

  • (1) la première frontière franchie qui n'est pas commune aux Parties contractantes;

  • (2) tout aéroport ou tout port de mer situé sur le territoire du Benelux ou sur le territoire de la République de Lettonie par lesquels s'effectue un mouvement de personnes en provenance ou à destination d'un Etat tiers.

Article 2 Réadmission des nationaux

1. Chaque Partie contractante réadmet sur le territoire de son Etat sans formalité à la demande de l'autre partie contractante, toute personne qui, se trouvant sur le territoire de l'Etat de la Partie contractante requérante, ne remplit pas ou ne remplit plus les conditions d'entrée ou de séjour en vigueur, lorsqu'il peut être prouvé ou valablement présumé qu'elle possède la nationalité de l'Etat de la Partie contractante requise. Il en est de même pour les personnes ayant perdu la nationalité de la Partie contractante requise après être entrées dans le territoire de la Partie contractante requérante, sans avoir obtenu la nationalité de la Partie contractante requérante.

2. A la demande de la Partie requérante, et conformément aux dispositions de l'article 6, la Partie contractante requise délivre sans tarder les documents de voyage nécessaires à la reconduite des personnes à réadmettre.

3. La Partie contractante requérante réadmet cette personne dans les mêmes conditions, si une vérification ultérieure révèle qu'elle ne possédait pas la nationalité de l'Etat de la Partie contractante requise au moment de sa sortie du territoire de l'Etat de la Partie contractante requérante. Tel n'est pas le cas lorsque l'obligation de réadmission résulte du fait que la Partie contractante requise a déchu cette personne de sa nationalité après son entrée sur le territoire de l'Etat de la Partie contractante requérante, sans que l'intéressé ait au moins obtenu de la Partie contractante requérante l'assurance d'une naturalisation.

Article 3 Réadmission de ressortissants d'Etats tiers

1. Chaque Partie contractante réadmet sur son territoire à la demande de l'autre Partie contractante et sans formalité, les ressortissants d'un Etat tiers qui ne remplissent pas ou ne remplissent plus les conditions d'entrée ou de séjour sur le territoire de l 'Etat de la Partie contractante requérante lorsqu'il peut être prouvé ou valablement présumé que ces ressortissants d'un Etat tiers ont transité ou séjourné sur le territoire de l'Etat de la Partie contractante requise.

2. L'obligation de réadmission visée au paragraphe 1er n'est pas applicable au ressortissant d'un Etat tiers qui, lors de son entrée sur le territoire de l'Etat de la Partie contractante requérante, était en possession d'un visa ou d'une autorisation de séjour en cours de validité délivrée par cette Partie contractante, ou qui, après son entrée, s'est vu délivrer une autorisation de séjour par ladite Partie contractante.

3. Les Parties contractantes s'efforcent, en priorité, de reconduire les ressortissants de l'Etat limitrophe dans leur Etat d'origine.

4. Les dispositions du paragraphe 1 ci-dessus ne sont toutefois pas applicables lorsque la Partie contractante requérante applique un régime d'entrée sans visa à l'égard de l'Etat tiers dont la personne concernée est ressortissant.

Article 4 Réadmission de ressortissants d'Etats tiers par la Partie contractante responsable de l'entrée

1. Si une personne, arrivée sur le territoire de l'Etat de la Partie contractante requérante, ne remplit pas les conditions d'entrée ou de séjour en vigueur, et qu'elle dispose d'un visa en cours de validité délivré par l'autre Partie contractante ou d'une autorisation de séjour en cours de validité délivrée par la Partie requise, cette dernière réadmet cette personne sur le territoire de son Etat sans formalité à la demande de la Partie contractante requérante.

2. Si les deux Parties contractantes ont délivré un visa ou une autorisation de séjour, la Partie contractante compétente est celle dont le visa ou le titre de séjour expire en dernier lieu.

3. Les paragraphes 1er et 2 ne sont pas applicables à la délivrance d'un visa de transit.

Article 5 Autorisations de séjour

Par autorisation de séjour au sens de l'article 3, paragraphe 2, et de l'article 4, on entend toute autorisation, de quelque type que ce soit, déli- vrée par une Partie contractante, qui donne le droit de séjourner sur le territoire de son Etat. Cette définition ne comprend pas l'autorisation de séjour temporaire sur le territoire d'une Partie contractante délivrée aux fins de traitement d'une demande d'asile.

Article 6 Identité et nationalité

1. L'identité et la nationalité d'une personne à réadmettre selon les procédures prévues au paragraphe 1er de l'article 2 et aux articles 3 et 4 peuvent être prouvées par les documents suivants:

– un document d'identité national en cours de validité;

– un passeport ou un document de voyage avec photographie (laissez-passer) en tenant lieu en cours de validité;

– un document d'identité militaire ou un autre document d'identité du personnel des forces armées avec une photographie du titulaire, en cours de validité;

– un document tel que décrit ci-dessus, dont la durée de validité est périmée à la date de la réception de la demande de réadmission.

2. L'identité et la nationalité sont valablement présumées en vertu des documents suivants:

– un document officiel autre que les documents décrits au paragraphe précédent, permettant d'établir de l'identité de la personne concernée (un permis de conduire ou autre);

– un document certifiant une immatriculation consulaire, un certificat de nationalité ou une attestation d'état civil.

3. La présomption d'identité et de nationalité peut également être étayée par un des éléments suivants:

– un procès-verbal d'un témoin de bonne foi, établi par les autorités compétentes de la Partie contractante requérante;

– d'autres documents permettant d'établir l'identité de la personne concernée;

– les photocopies des documents mentionnés à l'Article 6 § 1, § 2;

– le procès-verbal d'audition de la personne concernée, dûment établi par les autorités compétentes de la Partie contractante requérante;

– la langue dans laquelle s'exprime la personne concernée.

Article 7 Introduction de la demande de réadmission

1. Toute demande de réadmission sera faite par écrit et comprendra:

  • a) les données personnelles de la personne concernée (nom, prénom, le cas échéant noms antérieurs, surnoms et pseudonymes, noms d'emprunt, date et lieu de naissance, sexe et dernier lieu de résidence);

  • b) la description du passeport ou du document de voyage en tenant lieu (notamment le numéro de série, le lieu et la date d'émission, la durée de validité, l'autorité émettrice) et /ou toute autre preuve documentaire permettant l'établissement ou la preuve de la nationalité de la personne concernée;

  • c) 2 photographies d'identité.

2. La Partie contractante requérante présentera si possible, à la demande de la Partie contractante requise, ou de sa propre initiative, tout autre élément d'information utile à la procédure de réadmission.

3. La demande de réadmission sera introduite auprès de la mission diplomatique ou consulaire compétente de la Partie contractante requise et comprendra les documents énumérés dans la demande de réadmission. Un procès-verbal de dépôt/reçu de la demande et des documents joints à la demande sera établi.

Article 8 Délais

1. La Partie contractante requise répond sans délai aux demandes de réadmission qui lui sont adressées, le délai maximum étant toutefois de cinq jours.

2. La Partie contractante requise réadmet sur le territoire de son Etat sans délai la personne dont la réadmission a été acceptée, le délai maximum étant toutefois d'un mois. A la demande de la Partie contractante requérante, ce délai peut être prolongé aussi longtemps que des obstacles d'ordre juridique ou pratique l'exigent.

Article 9 Forclusion de l'obligation de réadmission

1. La demande de réadmission d'un ressortissant de l'Etat d'une des Parties contractantes peut être soumise à tout moment.

2. La demande de réadmission d'un ressortissant d'un Etat tiers doit être soumise dans un délai d'un an maximum à compter de la date à laquelle la Partie contractante a constaté l'entrée et la présence dudit ressortissant d'un Etat tiers sur son territoire.

Article 10 Transit

1. Sans préjudice de l'article 14, les Parties contractantes permettent le transit de ressortissants d'Etats tiers par le territoire de leur Etat, si une autre Partie contractante en fait la demande et que leur transit pardes Etats tiers éventuels et leur admission dans l'Etat de destination sont garanties.

2. Il n'est pas indispensable que la Partie contractante requise délivre un visa de transit.

3. La Partie contractante requérante assume l'entière responsabilité de la poursuite du voyage de la personne à éloigner vers son pays de destination et la reprend si la condition prévue à l'article 14 est de nature à empêcher l'exécution de la mesure d'éloignement.

4. Les Parties contractantes s'efforcent de limiter les opérations de transit, telles que décrites au paragraphe 1er ci-dessus, aux ressortissants des Etats tiers qui ne peuvent pas être directement reconduits dans leur Etat d'origine.

Article 11 Protection des données

1. Dans la mesure où l'application du présent Accord requiert la communication de données à caractère personnel, ces renseignements ne peuvent concerner exclusivement que:

  • (1) les données personnelles des personnes à remettre et, le cas échéant, de leurs parents proches (nom, prénom, le cas échéant noms antérieurs, surnoms et pseudonymes, noms d'emprunt, date et lieu de naissance, sexe, nationalité actuelle et antérieure le cas échéant);

  • (2) le passeport, la carte d'identité, les autres documents d'identité ou de voyage et les laissez-passer (numéro, durée de validité, date de délivrance, autorité émettrice, lieu de délivrance, etc...);

  • (3) d'autres données nécessaires à l'identification des personnes à remettre;

  • (4) les lieux de séjour et l'itinéraire du voyage;

  • (5) les autorisations de séjour ou les visas délivrés par une des Parties contractantes.

2. Chacune des deux Parties contractantes informe, à sa demande, l'autre Partie contractante sur l'utilisation des données communiquées.

3. Les données personnelles communiquées ne peuvent être traitées que par les autorités compétentes pour l'exécution de l'accord. Les données ne peuvent être retransmises à d'autres personnes qu'avec l'autorisation préalable écrite de la Partie contractante qui les avait communiquées.

Article 12 Frais

1. Les frais de transport des personnes qui sont réadmises conformément aux articles 2, 3 et 4 sont à la charge de la Partie contractante requérante jusqu'à la frontière de la Partie requise.

2. Les frais de transit jusqu'à la frontière de l'Etat de destination ainsi que, le cas échéant, les frais résultant du voyage de retour sont à la charge de la Partie contractante requérante conformément à l'article 10.

Article 13 Comité d'experts

1. Les Parties contractantes s'entraident dans l'application et l'interprétation du présent Accord. A cette fin, elles créent un comité d'experts chargé:

  • a) de suivre l'application du présent Accord;

  • b) de présenter des propositions de solutions aux problèmes liés à l'application du présent Accord;

  • c) de formuler des propositions visant à modifier et à compléter le présent Accord;

  • d) d'élaborer et de recommander des mesures appropriées visant à lutter contre l'immigration clandestine.

2. Les Parties contractantes se réservent d'approuver ou non les mesures proposées par le comité.

3. Le comité est constitué par trois représentants pour le Benelux et d'un représentant pour la République de Lettonie. Les Parties contractantes désignent parmi eux le président et ses suppléants. En outre, elles désignent des membres suppléants. D'autres experts peuvent être associés aux consultations.

4. Le comité se réunit, si besoin est, sur proposition d'une des Parties contractantes.

Article 14 Clause de non-incidence

Cet Accord ne porte pas atteinte aux obligations découlant:

1. de la Convention du 28 juillet 1951 relative au statut des réfugiés, modifiée par le Protocole du 31 janvier 1967 relatif au statut des réfugiés;

2. des traités relatifs à l'extradition et au transit;

3. de la Convention du 4 novembre 1950 relative à la sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales;

4. du droit communautaire européen pour le Royaume de Belgique, le Royaume des Pays-Bas et le Grand-Duché de Luxembourg;

5. de l'Accord de Schengen du 14 juin 1985 relatif à la suppression graduelle des contrôles aux frontières communes et de la Convention d'application de cet Accord de Schengen du 19 juin 1990;

6. de conventions internationales en matière d'asile, notamment de la Convention de Dublin du 15 juin 1990 relative à la détermination de l'Etat responsable de l'examen d'une demande d'asile présentée dans l'un des Etats membres de l'Union européenne;

7. de conventions et accords internationaux relatifs à la réadmission des ressortissants étrangers.

Article 15 Protocole d'application

Toutes les autres dispositions pratiques nécessaires à l'application du présent Accord sont arrêtées dans le Protocole d'application.

Article 16 Application territoriale

En ce qui concerne le Royaume des Pays-Bas, l'application du présent Accord peut être étendue aux Antilles néerlandaises et à Aruba par une notification au Gouvernement du Royaume de Belgique, dépositaire du présent Accord, qui en informera les autres Parties contractantes.

Article 17 Entrée en vigueur

1. Le présent Accord et son annexe entreront en vigueur le premier jour du deuxième mois suivant la date de réception de la notification par laquelle la dernière des Parties contractantes aura signifié au Gouvernement du Royaume de Belgique l'accomplissement des formalités internes requises pour son entrée en vigueur.

2. Le Gouvernement du Royaume de Belgique informera chacune des Parties contractantes des notifications visées au premier paragraphe et de la date de l'entrée en vigueur du présent Accord.

Article 18 Suspension, dénonciation

1. Le présent Accord est conclu pour une durée indéterminée.

2. Le Gouvernement du Royaume de Belgique, le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas et le Gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg conjointement, et le Gouvernement de la République de Lettonie peuvent, après en avoir donné notification au Gouvernement du Royaume de Belgique, qui en informera les autres Parties contractantes, suspendre le présent Accord pour des raisons importantes, notamment pour des raisons tenant à la protection de la sûreté de l'Etat, de l'ordre public ou de la santé publique. Les Parties contractantes se notifieront sans tarder, par la voie diplomatique, la levée d'une telle mesure.

3. Le Gouvernement du Royaume de Belgique, le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas et le Gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg conjointement, et le Gouvernement de la République de Lettonie peuvent, après en avoir donné notification au Gouvernement du Royaume de Belgique, qui en informera les autres Parties contractantes, dénoncer le présent Accord pour des raisons importantes.

4. La suspension ou la dénonciation du présent Accord prend effet le premier jour du deuxième mois suivant celui où le Gouvernement du Royaume de Belgique a reçu la notification visée respectivement au paragraphe 2 et au paragraphe 3.

Article 19 Dépositaire

Le Gouvernement du Royaume de Belgique est dépositaire du présent Accord.

EN FOI DE QUOI, les représentants des Parties contractantes, dûment autorisés à cet effet, ont apposé leurs signatures au bas du présent Accord.

FAIT à Bruxelles, le 9 juin 1999, en quatre exemplaires, en langue française, néerlandaise et lettonne, chacun des trois textes faisant également foi.

Pour le Gouvernement du Royaume de Belgique:

(s.) J. DE BOCK

Pour le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas:

(s.) R. G. J. STERNEBERG

Pour le Gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg:

(s.) J. J. KASEL

Pour le Gouvernement de la République de Lettonie:

(s.) I. V. LIEGIS


Annexe à l'Accord entre les Gouvernements des Etats du Benelux (le Royaume de Belgique, le Royaume des Pays-Bas, le Grand-Duché de Luxembourg) et le Gouvernement de la République de Lettonie relatif à la réadmission des personnes en séjour irrégulier

1. Cette annexe forme partie intégrante de l'Accord sur la réadmission des personnes en situation irrégulière.

2. La République de Lettonie réadmet, sans formalités, les personnes dont le statut est régi par la loi sur le statut des citoyens de l'ex-U.R.S.S. qui ne possèdent pas la citoyenneté lettonne ou la citoyenneté d'un autre pays, ou pour lesquelles il est suffisamment fondé d'admettre qu'elles sont assujetties à cette loi. Cette disposition vaut également pour les personnes qui ont perdu le statut susmentionné après leur entrée sur le territoire du Benelux et qui n'ont pas obtenu la nationalité d'un autre Etat.

3. Les personnes mentionnées au paragraphe 2 de cette annexe utilisent comme documents légaux de voyage:

  • 3.1. les attestations personnelles de la République de Lettonie,

  • 3.2. les passeports de non-citoyens de la République de Lettonie,

  • 3.3. les attestations de retour de la République de Lettonie aux seules fins de retour en République de Lettonie.

4. Lorsque les personnes mentionnées au paragraphe 2 ne possèdent pas un des titres de voyage énumérés au paragraphe 3 et en cours de validité, les autorités consulaires lettonnes délivrent sur le champ, après réception de la demande de réadmission, un laissez-passer permettant le retour en Lettonie de la personne intéressée.

En cas de doute sur la nationalité de ces personnes, les autorités consulaires lettonnes procèdent, dans un délai de trois jours à compter de la demande de réadmission, à l'audition de la personne intéressée.

Lorsqu'à l'issue de cette audition il est établi que la personne concernée relève bien du paragraphe 2, le laissez-passer est aussitôt délivré par l'autorité consulaire.


Protocole d'application de l'Accord entre les Gouvernements des Etats du Benelux (le Royaume de Belgique, le Royaume des Pays-Bas, le Grand-Duché de Luxembourg) et le Gouvernement de la République de Lettonie relatif à la réadmission des personnes en séjour irrégulier (Accord de réadmission)

Les Gouvernements des Etats du Benelux

(Le Royaume de Belgique, le Royaume des Pays-Bas et le Grand-Duché de Luxembourg)

et

le Gouvernement de la République de Lettonie

aux fins de mise en application de l'Accord du 9 juin 1999 entre les Gouvernements des Etats du Benelux (le Royaume de Belgique, le Royaume des Pays-Bas et le Grand-Duché de Luxembourg) et le Gouvernement de la République de Lettonie relatif à la réadmission des personnes en séjour irrégulier,

Sont convenus de ce qui suit:

Article 1 La requête

1. Les demandes de réadmission sont faites lorsque l'identité et la nationalité de la personne à réadmettre sont prouvées ou valablement présumées conformément à l'article 6 de l'Accord. Elles sont introduites conformément à l'article 7 de l'Accord.

2. L'Etat requérant adresse à l'autorité compétente de l'Etat requis une requête.

3. La requête contient:

– le nom et l'adresse de l'autorité compétente de l'Etat requérant, le numéro du dossier et la date de la requête;

– le nom et l'adresse de l'autorité compétente de l'Etat requis;

– le texte introductif suivant: «Nous sollicitons que la personne dont il y a des raisons de croire qu'il existe à son égard une obligation de réadmission au sens des articles 2, 3 ou 4 de l'Accord, soit réadmise sur le territoire du Royaume de Belgique (du Royaume des Pays-Bas/ du Grand-Duché de Luxembourg/de la République de Lettonie);»

– les données relatives à la personne à réadmettre;

– les indications concernant les enfants mineurs le cas échéant;

– la signature du représentant et le sceau officiel de l'autorité compétente de l'Etat requérant.

4. Les données à fournir concernant la personne à réadmettre sont les suivantes:

  • 4.1. Données personnelles: – nom et prénom; – date de naissance; – lieu et Etat de la naissance; – sexe; – lieu de la dernière résidence sur le territoire de l'Etat requis; – nom antérieur, pseudonyme ou surnom le cas échéant.

  • 4.2. La description du passeport ou du document de voyage en tenant lieu (notamment le numéro de série, le lieu et la date d'émission, la durée de validité, l'autorité émettrice) et/ou tout autre document permettant d'établir ou de présumer valablement la nationalité de la personne concernée.

  • 4.3. 2 photographies d'identité.

5. Indications concernant les enfants mineurs:

– nom et prénom;

– lien de parenté avec le titulaire du titre de voyage;

– jour, mois et année de naissance;

– lieu de naissance.

A joindre:

– l'extrait de naissance pour l'enfant né sur le territoire de l'Etat requérant;

– pour l'enfant né sur le territoire d'un autre Etat, l'extrait de naissance, si possible;

– une photo pour chaque enfant âgé de plus de cinq (5) ans.

Article 2 Réponse à la requête

1. L'autorité compétente de l'Etat requis est tenue de faire connaître à l'autorité compétente de l'Etat requérant la réponse réservée à la requête dans les délais prévus à l'article 8 de l'Accord.

2. La réponse à la requête contient:

– le nom et l'adresse de l'autorité compétente de l'Etat requis, le numéro de dossier et la date de la réponse à la requête;

– le nom et l'adresse de l'autorité compétente de l'Etat requérant;

– le nom et le prénom, le lieu et la date de naissance de la personne concernée;

– la déclaration affirmant qu'il y a obligation de réadmission de la personne concernée au sens des dispositions des articles 2, 3 ou 4 de l'Accord,

ou

– en cas de réponse négative, une note explicative indiquant que les vérifications effectuées n'ont pas permis d'établir l'identité de la personne concernée et/ou que l'obligation de réadmission au sens des articles 2,3 ou 4 ne lui est pas applicable.

Article 3 Titre de voyage

1. L'autorité compétente de l'Etat requérant transmet à la représentation diplomatique ou consulaire de l'Etat requis la réponse positive à la requête, en vue d'obtenir le titre de voyage.

2. La représentation diplomatique ou consulaire de l'Etat requis délivre, au vu de la réponse positive à la requête, le titre de voyage à la personne dont la réadmission a été autorisée.

3. Lorsqu'elle n'est pas en mesure de remettre effectivement une personne, l'autorité compétente de l'Etat requérant en avise l'autorité compétente de l'Etat requis. Dès que la remise effective de l'intéressé peut s'effectuer, l'autorité compétente de l'Etat requis fournit, si besoin est, un nouveau titre de voyage, dans les cinq (5) jours ouvrables qui suivent une demande à cette fin de l'autorité compétente de l'Etat requérant.

Article 4 La procédure de réadmission

1. L'autorité compétente de l'Etat requérant avertira l'autorité compétente de l'Etat requis du retour de la personne concernée trois jours ouvrables avant la date prévue pour le retour.

2. Cet avis est adressé par écrit et contient les indications suivantes:

– le nom et l'adresse de l'autorité compétente de l'Etat requérant, le numéro du dossier et la date de l'avis du retour;

– le nom et l'adresse de l'autorité compétente de l'Etat requis;

  • a) en cas de transport par voie aérienne, le texte introductif suivant: «Nous avons l'honneur de vous informer que la personne répondant aux indications mentionnées ci-après, sera renvoyée au Royaume de Belgique (Royaume des Pays-Bas/Grand-Duché de Luxembourg/République de Lettonie) le ........ (jour, mois, année), en partant de l'aéroport de ............ par le vol .......... de .........h, arrivant à l'aéroport de ........... à ......... h.»

  • b) Lorsque, pour des raisons médicales justifiées, le transport se fait par voie terrestre, la partie introductive du texte de l'avis de retour de la personne concernée est libellé comme suit: «Nous avons l'honneur de vous informer que la personne répondant aux indications mentionnées ci-après, sera renvoyée au Royaume de Belgique (Royaume des Pays-Bas/Grand-Duché de Luxembourg/République de Lettonie) le ........ (jour, mois, année), en passant par le poste frontière international de ...........;»

– le nom, le prénom, la date et le lieu de naissance de la personne;

– le numéro de dossier et la date de la réponse de la requête;

– indication s'il s'agit d'une personne nécessitant, en raison de son état de santé ou de son âge, un traitement ou des soins spécifiques;

– indication s'il s'agit d'une personne pouvant causer des incidents, en vue d'assurer l'escorte nécessaire.

3. Au cas où elle se serait trouvée dans l'impossibilité de respecter le délai inscrit à l'article 8 §2 de l'Accord, pour la remise de la personne concernée, l'autorité compétente de l'Etat requérant en informera sans tarder l'autorité compétente de l'Etat requis. Dès que la remise effective de l'intéressé peut s'effectuer, l'autorité compétente de l'Etat requérant informe l'autorité compétente de l'Etat requis, dans les délais prévus au point 1 du présent article.

Article 5 Postes frontières de passage

Les lieux où les personnes peuvent être effectivement remises et reprises en vertu de l'Accord sont:

1. Pour le Royaume de Belgique:

– pour la navigation aérienne:l'aéroport de Bruxelles National;
– pour la circulation terrestre:les postes frontières à déterminer par l'Office des Etrangers.

2. Pour le Royaume des Pays-Bas:

– pour la navigation aérienne:l'aéroport de Schiphol à Amsterdam;
– pour la circulation terrestre:les postes frontières déterminés par les autorités compétentes.

3. Pour le Grand-Duché de Luxembourg:

– pour la navigation aérienne:l'aéroport de Luxembourg;
– pour la circulation terrestre:les postes frontières déterminés par les autorités compétentes.

4. Pour la République de Lettonie:

– pour la navigation aérienne:l'aéroport national de Riga;
– pour la circulation terrestre:les postes frontières déterminés par les autorités compétentes.

Article 6 Autorités compétentes

1. Les autorités compétentes pour la Partie belge sont:

  • 1.1. pour la soumission des requêtes aux autorités compétentes de la République de Lettonie, la réception des réponses aux requêtes, l'obtention auprès de l'Ambassade de la République de Lettonie, des titres de voyage nécessaires ainsi que pour l'envoi des avis de retour des personnes concernées:

  • – le Ministère de l'Intérieur du Royaume de Belgique – Direction générale de l'Office des Etrangers

  • NORTH GATE II Boulevard E. Jacqmain, 152 - 1000 Bruxelles Téléphones: ++ 32 2 205 55 86 cellule «retours» ++ 32 2 205 55 17 cellule «retours» ++ 32 2 205 55 00 permanence (18h à 8h) Téléfax: ++ 32 2 205 55 14 cellule «retours» ++ 32 2 205 56 80 permanence

  • 1.2. pour la réception des requêtes émanant des autorités lettonnes compétentes, la réponse aux requêtes ainsi que pour la réception des avis de retour des personnes concernées:

  • – le Ministère de l'Intérieur du Royaume de Belgique – Direction générale de l'Office des Etrangers

  • NORTH GATE II Boulevard E. Jacqmain, 152 - 1000 Bruxelles Téléphone: ++ 32 2 205 56 38 inspection des frontières Télécopie: ++ 32 2 205 56 38 inspection des frontières

2. Les autorités compétentes pour la Partie néerlandaise sont:

  • Ministère de la Justice IND – Service d'Immigration et de Naturalisation Bureau Dublin Boîte postale 449 NL – 6900 AK Zevenaar Téléphone: ++ 31 31 636 87 24 Télécopie: ++ 31 31 636 86 49

3. Les autorités compétentes pour la Partie luxembourgeoise sont:

  • Ministère de la Justice 16, Boulevard Royal L – 2934 Luxembourg Téléphone: ++ 352 478 45 12 ++ 352 478 45 46 Télécopie: ++ 352 22 76 61

4. Les autorités compétentes pour la Partie lettonne sont:

  • Ministère de l'Intérieur – Service de police d'immigration 5, Boulevard Rainis Riga, LV-1533 Téléphone: ++ 371 721 92 78 Télécopie: ++ 371 721 94 48

Article 7 Comité d'experts

Dans les trente (30) jours suivant l'entrée en vigueur de l'Accord, les autorités compétentes des Parties contractantes se communiqueront mutuellement la composition de leur délégation au Comité d'experts prévu à l'article 13 de l'Accord.

Article 8 Disposition finale

Le présent Protocole s'appliquera à partir du jour de l'entrée en vigueur de l'Accord conclu entre les Gouvernements des Etats du Benelux (le Royaume de Belgique, le Royaume des Pays-Bas et le Grand-Duché de Luxembourg) et le Gouvernement de la République de Lettonie, relatif à la réadmission des personnes en séjour irrégulier.

FAIT à Bruxelles, le 9 juin 1999, en quatre exemplaires, en langue française, néerlandaise et lettonne, les trois textes faisant également foi.

Pour le Gouvernement du Royaume de Belgique:

(s.) J. DE BOCK

Pour le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas:

(s.) R. G. J. STERNEBERG

Pour le Gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg:

(s.) J. J. KASEL

Pour le Gouvernement de la République de Lettonie:

(s.) I. V. LIEGIS


D. PARLEMENT

De Overeenkomst behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring der Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan de Overeenkomst kan worden gebonden.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van Overeenkomst en Bijlage zullen ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Overeenkomst in werking treden op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum van ontvangst van de nota waarbij de laatste van de Overeenkomstsluitende Partijen de regering van het Koninkrijk België kennis heeft gegeven de voor de inwerkingtreding van de Overeenkomst vereiste interne formaliteiten te hebben nageleefd.

De bepalingen van de Overeenkomst zullen ingevolge het gestelde in de in rubriek J hieronder afgedrukte verklaring door het Koninkrijk der Nederlanden (voor Nederland) vanaf 1 juli 1999 voorlopig worden toegepast.

J. GEGEVENS

De tekst van het op 3 februari 1958 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg tot instelling van de Benelux Economische Unie is geplaatst in Trb. 1958, 18; zie ook, laatstelijk, Trb. 1992, 166.

Van de op 11 april 1960 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg inzake de verlegging van de personen-controle naar de buitengrenzen van het Beneluxgebied, naar welke Overeenkomst in de preambule tot de onderhavige Overeenkomst wordt verwezen, is de tekst geplaatst in Trb. 1960, 40; zie ook, laatstelijk, Trb. 1984, 111.

Van het op 28 juli 1951 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, naar welk Verdrag in artikel 14, punt 1, van de onderhavige Overeenkomst wordt verwezen, zijn de Engelse en Franse tekst geplaatst in Trb. 1951, 131 en de vertaling in Trb. 1954, 88; zie ook, laatstelijk, Trb. 1995, 136.

Van het op 31 januari 1967 te New York tot stand gekomen Protocol betreffende de status van vluchtelingen, naar welk Protocol in artikel 14, punt 1, van de onderhavige Overeenkomst wordt verwezen, zijn de Engelse en Franse tekst en de vertaling geplaatst in Trb. 1967, 76; zie ook, laatstelijk, Trb. 1995, 138.

Van het op 4 november 1950 te Rome tot stand gekomen Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, naar welk Verdrag in artikel 14, punt 3, van de onderhavige Overeen-komst wordt verwezen, is de tekst geplaatst in Trb. 1951, 154 en de herziene vertaling in Trb. 1990, 156; zie ook, Trb. 1998, 87.

Van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek en het Groothertogdom Luxemburg betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, naar welk Akkoord in artikel 14, punt 5, van de onderhavige Overeenkomst wordt verwezen, is de Nederlandse tekst geplaatst in Trb. 1985, 102; zie ook, laatstelijk, Trb. 1997, 121.

Van de op 19 juni 1990 te Schengen gesloten Overeenkomst ter uitvoering van het tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek en het Groothertogdom Luxemburg op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, naar welke Overeenkomst in artikel 14, punt 5, van de onderhavige Overeenkomst wordt verwezen, is de tekst geplaatst in Trb. 1990, 145; zie ook, laatstelijk, Trb. 1998, 262.

Van de op 15 juni 1990 te Dublin tot stand gekomen Overeenkomst betreffende de vaststelling van de Staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij een van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend, naar welke Overeenkomst in artikel 14, punt 6, wordt verwezen, is de Nederlandse tekst geplaatst in Trb. 1991, 129 en zijn de Franse en Engelse tekst geplaatst in Trb. 1991, 144; zie ook, Trb. 1997, 236.

De Nederlandse regering heeft op 28 juni 1999 de volgende verklaring aan de depositaris gericht:

Le Ministère des Affaires étrangères du Royaume des Pays-Bas présente ses compliments au Ministère des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et de la Coopération au Développement du Royaume de Belgique et, en se référant à:

1. la convention entre les États du Benelux et la République de Lettonie relative à la suppression de l'obligation de visa, établie par un échange de lettres le 9 juin 1999 à Bruxelles, et

2. l'Accord entre les États du Benelux et la République de Lettonie relatif à la réadmission des personnes en séjour irrégulier, fait le 9 juin 1999 à Bruxelles, a l'honneur de faire la déclaration suivante au nom du Gouvernement du Royaume des Pays-Bas.

Préalablement à leur entrée en vigueur, la Convention et l'Accord seront appliqués provisoirement, pour ce qui concerne le Royaume des Pays-Bas (le Royaume en Europe), dès le 1er juillet 1999.

Le Ministère belge, dépositaire des actes sus-mentionnés, est prié de porter la présente déclaration à la connaissance des autres Etats signataires.

Le Ministère des Affaires étrangères du Royaume des Pays-Bas saisit cette occasion pour renouveler au Ministère des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et de la Coopération au Développement du Royaume de Belgique les assurances de sa très haute considération.

La Haye, le 28 juin 1999


Op 9 juni 1999 is te Brussel eveneens tot stand gekomen een Protocol tot uitvoering van de onderhavige Overeenkomst. De Nederlandse en de Franse tekst1 van dat Protocol luiden als volgt:

Uitvoeringsprotocol van de Overeenkomst tussen de Regeringen van de Beneluxstaten (het Koninkrijk Belgie, het Koninkrijk der Nederlanden, het Groothertogdom Luxemburg) en de Regering van de Republiek Letland betreffende de overname van onregelmatig verblijvende personen (Overnameovereenkomst)

De Regeringen van de Beneluxstaten

(het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg)

en

de Regering van de Republiek Letland

Met het oog op de toepassing van de Overeenkomst van 9 juni 1999 tussen de Regeringen van de Beneluxstaten (het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg) en de Regering van de Republiek Letland betreffende de overname van onregelmatig verblijvende personen,

Komen het volgende overeen:

Artikel 1 Verzoek

1. De aanvragen tot overname worden gedaan, wanneer de identiteit en de nationaliteit van de over te nemen persoon zijn aangetoond of aannemelijk gemaakt krachtens artikel 6 van de Overeenkomst. Deze aanvragen dienen te worden ingediend overeenkomstig artikel 7 van de Overeenkomst.

2. De verzoekende Staat richt een aanvraag tot de bevoegde instantie van de aangezochte Staat.

3. Het verzoek bevat:

– de naam en het adres van de bevoegde instantie van de verzoekende Staat, het nummer van het dossier en de datum van het verzoek;

– de naam en het adres van de bevoegde instantie van de aangezochte Staat;

– de inleidende tekst die luidt :„Wij vragen dat de persoon ten aanzien van wie kan worden aangenomen dat voor hem de overnameverplichting conform de artikelen 2, 3 of 4 van de Overeenkomst bestaat op het grondgebied van het Koninkrijk België (het Koninkrijk der Nederlanden/het Groothertogdom Luxemburg/de Republiek Letland) wordt overgenomen";

– de gegevens inzake de over te nemen persoon;

– zo nodig, de gegevens betreffende de minderjarige kinderen;

– de handtekening van de vertegenwoordiger en de officiële stempel van de bevoegde instantie van de verzoekende Staat.

4. De te verstrekken gegevens over de over te nemen persoon zijn de volgende:

  • 4.1. Persoonlijke gegevens: – naam en voornaam; – geboortedatum; – geboorteplaats en -land; – geslacht; – plaats van de laatste woonplaats op het grondgebied van de aangezochte Staat; – zo nodig, vroegere naam, pseudoniem of bijnaam.

  • 4.2. Beschrijving van het paspoort of vervangend reisdocument (met name het nummer van de serie, plaats en datum van uitgifte, geldigheidsduur, afgevende instantie) en/of elk ander document dat het mogelijk maakt om de nationaliteit van de betrokken persoon vast te stellen of aannemelijk te maken.

  • 4.3. 2 pasfoto's.

5. Gegevens betreffende de minderjarige kinderen:

– naam en voornaam;

– verwantschap met de houder van het reisdocument;

– geboortedag, -maand en -jaar;

– geboorteplaats.

Bijgevoegd worden:

– de geboorteakte voor een op het grondgebied van de verzoekende Staat geboren kind;

– zo mogelijk, de geboorteakte voor een op het grondgebied van een ander Staat geboren kind;

– een foto voor elk kind ouder dan vijf (5) jaar.

Artikel 2 Antwoord op het verzoek

1. Het antwoord op het verzoek wordt door de bevoegde instantie van de aangezochte Staat aan de bevoegde instantie van de verzoekende Staat conform de in artikel 8 van de Overeenkomst gestelde termijnen overgemaakt.

2. Het antwoord op het verzoek bevat:

– de naam en het adres van de bevoegde instantie van de aangezochte Staat, het dossiernummer en de datum van het antwoord op het verzoek;

– de naam en het adres van de bevoegde instantie van de verzoekende Staat;

– de naam en de voornaam, de geboorteplaats en -datum van de betrokken persoon;

– verklaring ter bevestiging dat er voor de betrokken persoon een overnameverplichting bestaat conform de bepalingen van de artikelen 2, 3 of 4 van de Overeenkomst,

of

– ingeval van een negatief antwoord, een verklarende nota waarin wordt aangegeven waarom voor de onderzochte persoon de identiteit niet kon worden vastgesteld en/of dat de overnameverplichting conform de bepalingen van de artikelen 2, 3 of 4 niet op hem/haar van toepassing is.

Artikel 3 Reisdocument

1. De bevoegde instantie van de verzoekende Staat overhandigt de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van de aangezochte Staat het positieve antwoord op het verzoek met het oog op de afgifte van het reisdocument.

2. De diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van de aangezochte Staat geeft op grond van het positieve antwoord op het verzoek het reisdocument af voor de persoon van wie de overname is toegestaan.

3. Wanneer de bevoegde instantie van de verzoekende Staat niet in staat is een persoon over te geven, dient zij de bevoegde instantie van de aangezochte Staat daarvan in kennis te stellen. Zodra de effectieve terugname van de betrokkene kan plaatsvinden, dient de bevoegde instantie van de aangezochte Staat een nieuw reisdocument te verstrekken binnen de vijf (5) werkdagen die volgen op een aanvraag daartoe van de bevoegde instantie van de verzoekende Staat.

Artikel 4 Overnameprocedure

1. De bevoegde instantie van de verzoekende Staat zal de bevoegde instantie van de aangezochte Staat van de teruggeleiding van de betrokken persoon 3 werkdagen vóór de geplande teruggeleiding in kennis stellen.

2. Deze inkennisstelling geschiedt schriftelijk met opgave van de onderstaande gegevens:

– de naam en het adres van de bevoegde instantie van de verzoekende Staat, het nummer van het dossier en de datum van de inkennisstelling van de teruggeleiding;

– de naam en het adres van de bevoegde instantie van de aangezochte Staat:

  • a. ingeval van vervoer met een vliegtuig dient de inleidende tekst als volgt te luiden: „Wij hebben de eer U mede te delen dat de persoon die aan de onderstaande gegevens beantwoordt naar het Koninkrijk België (het Koninkrijk der Nederlanden/het Groothertogdom Luxemburg/de Republiek Letland) op ........ (dag, maand, jaar) van de luchthaven ............ met de vlucht .......... van .......uur, aankomst op de luchthaven ........... om ......... uur zal worden teruggestuurd."

  • b. Indien het vervoer om gegronde medische redenen over de weg plaatsvindt, dan luidt de inleidende tekst van de inkennisstelling over de teruggeleiding van de persoon als volgt: „Wij hebben de eer u mede te delen dat de persoon die aan de onderstaande gegevens beantwoordt naar het Koninkrijk België (het Koninkrijk der Nederlanden / het Groothertogdom Luxemburg/de Republiek Letland) op ........ (dag, maand, jaar), via de internationale grenspost van ........... zal worden teruggestuurd"

    – de naam, de voornaam, geboortedatum en -plaats van de persoon;

    – het dossiernummer en de datum van het antwoord van het verzoek;

    – een aanwijzing over een persoon die om redenen van zijn gezondheidstoestand of zijn leeftijd een behandeling of specifieke zorg behoeft;

    – een aanwijzing over een persoon die incidenten zou kunnen veroorzaken en voor wie de nodige begeleiding moet worden verzorgd.

3. Indien de bevoegde instantie van de verzoekende Staat in de onmogelijkheid verkeert de in artikel 8, lid 2 van de Overeenkomst vermelde termijn ten aanzien van de terugzending van de betrokken persoon in acht te nemen, dient zij de bevoegde instantie van de aangezochte Staat daarvan onverwijld in kennis te stellen. Zodra de effectieve terugname van de betrokkene kan plaatsvinden, dient de bevoegde instantie van de verzoekende Staat de bevoegde instantie van de aangezochte Staat daarvan binnen de onder punt 1 van het onderhavige artikel gestelde termijnen in kennis te stellen.

Artikel 5 Grensovergangen

De plaatsen waar personen daadwerkelijk kunnen worden overgenomen en teruggenomen krachtens de Overeenkomst zijn:

1. Voor het Koninkrijk België:

– via luchtvervoer:de luchthaven Brussel Nationaal;
– over de weg:de door de Dienst Vreemdelingenzaken te bepalen grensposten.

2. Voor het Koninkrijk der Nederlanden:

– via luchtvervoer:de luchthaven Schiphol, Amsterdam;
– over de weg:de door de bevoegde instantie te bepalen grensposten.

3. Voor het Groothertogdom Luxemburg:

– via luchtvervoer:de luchthaven van Luxemburg;
– over de weg:de door de bevoegde instantie te bepalen grensposten.

4. Voor de Republiek Letland:

– via luchtvervoer:de luchthaven van Riga;
– over de weg:de door de bevoegde instantie te bepalen grensposten.

Artikel 6 Bevoegde instanties

1. De bevoegde instanties aan Belgische zijde zijn:

  • 1.1. voor het voorleggen van de verzoeken aan de bevoegde instanties van de Republiek Letland, de ontvangst van de antwoorden op de verzoeken, het verkrijgen bij de Ambassade van de Republiek Letland van de benodigde laissez-passer evenals voor het toezenden van de inkennisstellingen van de teruggeleiding van de betrokken personen:

  • – het Ministerie van Binnenlandse Zaken van het Koninkrijk België – Algemeen Bestuur Dienst Vreemdelingenzaken

  • NORTH GATE II E. Jacqmainlaan, 152 - 1000 Brussel Telefoon: ++ 32 2 205 55 86 cel „teruggeleiding" ++ 32 2 205 55 17 cel „teruggeleiding" ++ 32 2 205 55 00 permanentie (18u tot 8u) Fax: ++ 32 2 205 55 14 cel „teruggeleiding" ++ 32 2 205 56 80 permanentie

  • 1.2. voor de ontvangst van de verzoeken afkomstig van de bevoegde Letse instanties, het antwoord op de verzoeken evenals voor de ontvangst van de inkennisstellingen van de teruggeleiding van de betrokken personen:

  • – het Ministerie van Binnenlandse Zaken van het Koninkrijk België – Algemeen Bestuur Dienst Vreemdelingenzaken

  • NORTH GATE II E. Jacqmainlaan, 152 - 1000 Brussel Telefoon: ++ 32 2 205 56 38 grensinspectie Fax: ++ 32 2 205 56 32 grensinspectie

2. De bevoegde instanties aan Nederlandse zijde zijn:

  • Ministerie van Justitie IND – Immigratie- en Naturalisatiedienst Bureau Dublin Postbus 449 NL – 6900 AK Zevenaar Telefoon: ++ 31 31 636 87 24 Fax: ++ 31 31 636 86 49

3. De bevoegde instanties aan Luxemburgse zijde zijn:

  • Ministère de la Justice 16, Boulevard Royal L – 2934 Luxembourg Telefoon: ++ 352 478 45 12 ++ 352 478 45 46 Fax: ++ 352 22 76 61

4. De bevoegde instanties aan Letse zijde zijn:

  • Ministerie van Binnenlandse Zaken – Dienst immigratie politie 5, Boulevard Rainis Riga, LV-1533 Telefoon: ++ 371 721 92 78 Fax: ++ 371 721 94 48

Artikel 7 Comité van deskundigen

De bevoegde instanties van de Overeenkomstsluitende Partijen stellen elkaar binnen de dertig (30) dagen na de inwerkingtreding van de Overeenkomst in kennis van de samenstelling van hun delegatie in het krachtens artikel 13 van de Overeenkomst bepaalde Comité van deskundigen.

Artikel 8 Slotbepaling

Het onderhavige Protocol zal van toepassing zijn vanaf de dag van de inwerkingtreding van de Overeenkomst, gesloten tussen de Regeringen van de Beneluxstaten (het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg) en de Regering van de Republiek Letland betreffende de overname van onregelmatig verblijvende personen.

GEDAAN te Brussel, op 9 juni 1999, in vier exemplaren, in de Nederlandse, de Franse en de Letse taal, zijnde de teksten in elke van deze talen gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk België:

(w.g.) J. DE BOCK

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden:

(w.g.) R. G. J. STERNEBERG

Voor de Regering van het Groothertogdom Luxemburg:

(w.g.) J. J. KASEL

Voor de Regering van de Republiek Letland:

(w.g.) I. V. LIEGIS


De bepalingen van het Protocol zullen ingevolge artikel 8 van het Protocol van toepassing zijn vanaf de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst.

In overeenstemming met artikel 19, tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen heeft de Minister van Buitenlandse Zaken bepaald dat de onderhavige Overeenkomst in Nederland zal zijn bekendgemaakt op de dag na de datum van uitgifte van dit Tractatenblad.

Uitgegeven de dertigste juni 1999

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN


XNoot
1

De Letse tekst is niet afgedrukt.

XNoot
1

De Letse tekst is niet afgedrukt.

Naar boven