A. TITEL

Verdrag inzake de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot het Verdrag van 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, alsmede tot het Protocol van 1971 betreffende de uitlegging daarvan door het Hof van Justitie, zoals deze zijn gewijzigd bij het Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, alsmede bij het Verdrag inzake de toetreding van de Helleense Republiek en bij het Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek;

Brussel, 29 november 1996

B. TEKST

De Nederlandse, de Engelse en de Franse tekst van het Verdrag zijn geplaatst in Trb. 1997, 69.

D. PARLEMENT

Zie Trb. 1997, 69.

Het Verdrag is bij brieven van resp. 9 en 10 april 1997 ter kennis van de Staten-Generaal en van de Staten van Aruba gebracht.

E. BEKRACHTIGING

De volgende Staten hebben in overeenstemming met artikel 15 van het Verdrag een akte van bekrachtiging bij de Secretaris-Generaal van de Raad van de Europese Unie nedergelegd:

het Koninkrijk der Nederlanden (voor Nederland en Aruba) 4 juli 1997
Denemarken125 augustus 1998
Oostenrijk217 september 1998
Duitsland 8 oktober 1998
Zweden327 oktober 1998
Spanje22 januari 1999
Finland27 januari 1999
Italië23 maart 1999

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Verdrag zijn ingevolge artikel 16, eerste lid, op 1 december 1998 in werking getreden voor Denemarken, hetKoninkrijk der Nederlanden en Oostenrijk.

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt het Verdrag voor Nederland en Aruba.

Het Verdrag heeft ingevolge artikel 16, tweede lid, ten aanzien van elke andere ondertekenende Staat rechtsgevolgen vanaf de eerste dag van de derde maand die volgt op de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1997, 69.

Voor het op 27 september 1968 te Brussel tot stand gekomen Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken zie ook Trb. 1999, 99.

Voor het op 3 juni 1971 te Luxemburg tot stand gekomen Protocol betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken zie ook Trb. 1999, 100.

Voor het op 9 oktober 1978 te Luxemburg tot stand gekomen Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot het hogergenoemde Verdrag van 1968, alsmede tot het hogergenoemde Protocol van 1971 zie Trb. 1999, 101.

Voor het op 25 oktober 1982 te Luxemburg tot stand gekomen Verdrag inzake de toetreding van de Helleense Republiek tot het hogergenoemde Verdrag van 1968, alsmede tot het hogergenoemde Protocol van 1971 zie ook Trb. 1999, 102.

Voor het op 16 september 1988 te Lugano tot stand gekomen Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken zie ook Trb. 1998, 73.

Voor het op 26 mei 1989 te San Sebastian tot stand gekomen Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot het hogergenoemde Verdrag van 1968, alsmede tot het hogergenoemde Protocol van 1971 zie ook Trb. 1999, 103.

Uitgegeven de eenentwintigste juni 1999

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN


XNoot
1

Onder de verklaring dat het Verdrag vooralsnog niet van toepassing zal zijn op de Faeroer en Groenland.

XNoot
2

Onder de volgende verklaring met betrekking tot artikel IV, tweede alinea, van het aan het Verdrag gehechte Protocol:

«La République d'Autriche déclare que les actes judiciaires et extra-judiciaires dressés sur le territoire d'un Etat contractant autre que l'Autriche et qui doivent être notifiés ou signifiés à des personnes se trouvant sur le territoire de la République d'Autriche ne peuvent pas être envoyés directement par les officiers ministériels de l'Etat où les actes ont été dressés aux officiers ministériels de la République d'Autriche.».

XNoot
3

Onder de volgende verklaring:

«La Suède n'accepte pas la procédure décrite à l'article IV, deuxième alinéa, du Protocole, selon laquelle les actes peuvent aussi être envoyés directement par les officiers ministériels de l'Etat où les actes sont dressés aux officiers ministériels de l'Etat sur le territoire duquel se trouve le destinataire de l'acte.».

Naar boven