A. TITEL
Zesde Aanvullend Protocol bij het Algemeen Verdrag nopens de voorrechten
en immuniteiten van de Raad van Europa;
Straatsburg, 5 maart 1996
B. TEKST
De tekst van het Protocol is geplaatst in Trb. 1996, 129.
Het Protocol is in overeenstemming met artikel 7, eerste lid, letter b,
voorts nog ondertekend voor:
Zweden1 | 30 april 1996 |
Griekenland1 | 21 mei 1996 |
IJsland1 | 27 juni 1996 |
Duitsland1 | 30 september 1996 |
Portugal1 | 29 april 1997 |
Hongarije1 | 6 mei 1997 |
Tsjechië1 | 10 oktober 1997 |
Kroatië1 | 11 oktober 1997 |
Spanje1 | 5 december 1997 |
Letland2 | 15 januari 1998 |
C. VERTALING
Zie Trb. 1996, 129.
D. PARLEMENT
Bij brieven van 29 augustus 1996 (Kamerstukken II 1995/96, 24 883
(R 1579), nr. 1) is het Protocol in overeenstemming met artikel 2, eerste
en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring
en bekendmaking verdragen overgelegd aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal
en aan de Staten van de Nederlandse Antillen en van Aruba.
De toelichtende nota die de brieven vergezelde, is ondertekend door de
Minister van Buitenlandse Zaken H. A. F. M. O. VAN MIERLO.
De goedkeuring door de Staten-Generaal is verleend op 14 oktober 1996.
E. BEKRACHTIGING
De volgende Staten hebben in overeenstemming met artikel 7, tweede lid,
een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring nedergelegd bij de
Secretaris-Generaal van de Raad van Europa:
het Koninkrijk der Nederlanden(voor het gehele koninkrijk) | 21 januari 1997 |
Kroatië | 11 oktober 1997 |
Italië | 3 november 1997 |
G. INWERKINGTREDING
De bepalingen van het Protocol zullen ingevolge artikel 8, eerste lid,
op 1 november 1998 in werking treden voor Italië, Kroatië, Letland
en het Koninkrijk der Nederlanden.
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal het Protocol voor het
gehele Koninkrijk gelden.
J. GEGEVENS
Zie Trb. 1996, 129.
Voor het op 5 mei 1949 te Londen tot stand gekomen Statuut van de Raad
van Europa zie ook Trb. 1996, 355.
Voor het op 2 september 1949 te Parijs tot stand gekomen Algemeen Verdrag
nopens de voorrechten en immuniteiten van de Raad van Europa zie ook Trb. 1997,
265.
Voor het op 15 december 1956 te Parijs tot stand gekomen Tweede Aanvullend
Protocol bij bovengenoemd Verdrag zie ook Trb. 1997, 267.
In tegenstelling tot hetgeen is vermeld in rubriek J van Trb. 1996, 129
is er geen vertaling van het op 16 december 1961 te Parijs tot stand gekomen
Vierde Aanvullend Protocol bij bovengenoemd Verdrag geplaatst in Trb. 1962,
56. Voor genoemd Protocol zie ook Trb. 1997, 269.
Voor het op 11 mei 1994 te Straatsburg tot stand gekomen Protocol nr.
11 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden betreffende herstructurering van het bij dat Verdrag ingestelde
controlemechanisme zie ook Trb. 1998, 95.