A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Uganda inzake ontwikkelingssamenwerking;

Kampala, 20 januari 1998

B. TEKST

De tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 1998, 46.

C. VERTALING

Verdrag inzake ontwikkelingssamenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Uganda

Het Koninkrijk der Nederlanden (hierna te noemen „de Zendstaat") en de Republiek Uganda (hierna te noemen „de Ontvangende Staat");

Opnieuw de vriendschappelijke betrekkingen bevestigend die tussen beide Staten en hun volken bestaan;

In het besef dat inachtneming van democratische beginselen, algemene internationale rechtsbeginselen, alsmede mensenrechten belangrijke beginselen zijn in de betrekkingen tussen de twee landen;

Geleid door de wens samen te werken met het doel om ontwikkelingsprocessen te ondersteunen door middel van projecten en programma's en hiertoe, in aanvulling op de inspanningen die de Ontvangende Staat levert, het juridische en administratieve kader te scheppen voor de tewerkstelling van personeelsleden en de invoer van middelen vanuit de Zendstaat in de Ontvangende Staat;

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel I Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit Verdrag:

1. Wordt onder „personeelsleden" verstaan personen die geen staatsburgers en geen ingezetenen van de Ontvangende Staat zijn en die:

– in dienst zijn van de Zendstaat; of

– in dienst zijn van bedrijven of instellingen waarmee de Zendstaat of de Ontvangende Staat een overeenkomst inzake de uitvoering van projecten en programma's heeft gesloten; of

– in dienst zijn van de Ontvangende Staat als suppletie-deskundigen; ten aanzien van wie de Zendstaat voorstellen heeft gedaan ter zake van tewerkstelling in het kader van projecten en programma's, welke voorstellen door de Ontvangende Staat zijn aanvaard.

2. Wordt onder „gezinsleden" verstaan echtgenoten van personeelsleden en directe gezinsleden die van hen afhankelijk zijn en deel uitmaken van hun huishouden.

3. Wordt onder „projecten en programma's" verstaan ontwikkelingswerkzaamheden in de Ontvangende Staat waarvoor de Zendstaat onder meer de volgende onderdelen geheel of gedeeltelijk financiert uit de Nederlandse begroting voor ontwikkelingssamenwerking:

– tewerkstelling van personeelsleden;

– middelen als goederen, grondstoffen, machines en uitrusting;

– financiële middelen of immateriële rechten.

Artikel II Administratieve procedures

1. De Zendstaat en de Ontvangende Staat delen elkaar schriftelijk mede welke uitvoerende instantie de desbetreffende Staat vertegenwoordigt bij de uitvoering van projecten en programma's.

Beide Staten stellen elkaar onverwijld schriftelijk in kennis van alle wijzigingen ter zake van deze vertegenwoordiging.

2. De uitvoerende instanties zijn gemachtigd alle besluiten te nemen en alle handelingen te verrichten die noodzakelijk zijn voor de juiste en tijdige uitvoering van projecten en programma's.

3. De uitvoerende instanties beheren gezamenlijk de ingevolge dit Verdrag uitgevoerde projecten en programma's.

4. Vertegenwoordigers van beide Staten ontmoeten elkaar regelmatig om de ontwikkelingssamenwerking ingevolge dit Verdrag te evalueren.

5. De Zendstaat deelt de Ontvangende Staat schriftelijk mede welke personeelsleden (met inbegrip van hun functie) de Zendstaat te werk wil stellen in het kader van projecten en programma's.

De Ontvangende Staat deelt de Zendstaat schriftelijk mede of het de voorgestelde personeelsleden al dan niet aanvaardt.

Artikel III Voorrechten

1. De Ontvangende Staat:

  • a. stelt de personeelsleden vrij van alle belastingen en andere fiscale heffingen ten aanzien van alle door de Zendstaat aan hen betaalde vergoedingen;

  • b. stelt de personeelsleden en hun gezinsleden vrij van de betaling van invoer- en douanerechten en andere fiscale heffingen, met inbegrip van belasting over de toegevoegde waarde op redelijke hoeveelheden nieuwe of gebruikte huishoudelijke artikelen en persoonlijke bezittingen die in de Ontvangende Staat worden ingevoerd binnen zes maanden na hun aankomst – behalve in bijzondere omstandigheden waarin deze termijn kan worden verlengd – op voorwaarde dat deze goederen weer uit de Ontvangende Staat worden uitgevoerd op het tijdstip van vertrek of binnen een termijn waarmee de Ontvangende Staat instemt; deze wederuitvoer wordt eveneens vrijgesteld van rechten en andere fiscale heffingen;

  • c. stelt de personeelsleden gedurende de gehele periode van hun aanstelling vrij van de betaling van invoer- en douanerechten en andere fiscale heffingen, met inbegrip van belasting over de toegevoegde waarde op beroepsuitrusting die zal worden gebruikt voor activiteiten die plaatsvinden in het kader van de ontwikkelingssamenwerking en in de Ontvangende Staat wordt ingevoerd;

  • d. regelt de invoer, vrij van rechten, of de aankoop uit entrepot, van één motorvoertuig voor ieder personeelslid dat voor een langere periode dan een jaar in de Ontvangende Staat zal blijven, binnen zes maanden na de eerste aankomst in de Ontvangende Staat, behalve in bijzondere omstandigheden waarin deze termijn kan worden verlengd of vernieuwd, op voorwaarde dat over dat voertuig, indien het wordt verkocht aan een persoon die niet soortgelijke voorrechten geniet, passende invoerrechten worden betaald op basis van de geschatte waarde van het voertuig op het tijdstip van verkoop;

    Ingeval een motorvoertuig zodanig is beschadigd dat reparatie op economische gronden niet mogelijk is, wordt er per geval een regeling getroffen voor de invoer/aankoop die vergelijkbaar is met de regeling die van toepassing is op de aanschaf van het oorspronkelijke voertuig;

    Ingeval voertuigen of andersoortige uitrusting op grond van ouderdom of gebruik, op economische gronden niet kunnen worden gerepareerd, wordt een regeling getroffen voor kostenloze beschikbaarstelling aan de Zendstaat;

  • e. stelt de personeelsleden en hun gezinsleden vrij van nationale dienstplicht;

  • f. verleent de personeelsleden en hun gezinsleden bijstand bij veiligheidscontroles en andere controles bij aankomst en vertrek, geeft te allen tijde inreis- en uitreisvisa af en stelt de personeelsleden en hun gezinsleden vrij van betaling van leges en alle andere hiermee samenhangende heffingen; personeelsleden en hun gezinsleden ontvangen hetzij vóór hun vertrek uit de Zendstaat, hetzij bij hun aankomst in de Ontvangende Staat een visum en worden vrijgesteld van de gebruikelijke registratie als niet-burgers;

  • g. biedt personeelsleden en hun gezinsleden dezelfde repatriërings- en evacuatiefaciliteiten in tijden van nationale of internationale crises als die welke worden geboden aan het personeel van diplomatieke zendingen ingevolge het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer;

  • h. stelt de personeelsleden vrij van registratie, toetsing en andere zodanige vereisten met betrekking tot hun professionele capaciteiten;

  • i. verschaft de personeelsleden identiteitspapieren, zodat zij bij de uitoefening van hun werkzaamheden verzekerd zijn van de volledige steun van de desbetreffende autoriteiten in de Ontvangende Staat;

  • j. legt, onverminderd de regelingen voor het wisselen van buitenlands geld die in de Ontvangende Staat gelden, geen beperkingen op inzake valuta of het wisselen van buitenlands geld dat door de personeelsleden of hun gezinsleden uit het buitenland de Ontvangende Staat worden binnengebracht voor persoonlijk gebruik; rekeningen voor niet-ingezetenen die in de Ontvangende Staat worden geopend door personeelsleden en hun gezinsleden blijven uitsluitend tot hun eigen beschikking, en saldi van die rekeningen kunnen vrijelijk worden overgemaakt, mits op die rekeningen uitsluitend uit het buitenland afkomstig geld wordt gestort; mocht dit niet het geval zijn, dan wordt de rekening onderworpen aan de gebruikelijke bepalingen inzake deviezencontrole.

2. De Ontvangende Staat waarborgt dat de personeelsleden en hun gezinsleden op niet minder gunstige wijze worden behandeld dan soortgelijke ontwikkelingssamenwerkings-personeelsleden van andere landen of internationale organisaties.

Artikel IV Immuniteiten

1. De Ontvangende Staat verleent de personeelsleden immuniteit van rechtsvervolging met betrekking tot het in hun officiële hoedanigheid verrichten of nalaten van handelingen of met betrekking tot in hun officiële hoedanigheid gesproken of geschreven woorden.

2. De Ontvangende Staat stelt de Zendstaat en de personeelsleden schadeloos en vrijwaart hen ter zake van elke extra-contractuele wettelijke aansprakelijkheid voortvloeiend uit het verrichten of nalaten van handelingen door de Zendstaat en de personeelsleden tijdens werkzaamheden vallend onder of ondernomen uit hoofde van dit Verdrag die de dood van of letsel aan derden veroorzaken of schade aan het eigendom van derden, voor zover deze aansprakelijkheid niet door een verzekering is gedekt, en onthoudt zich van het instellen van vorderingen of het nemen van gerechtelijke stappen vanwege extra-contractuele wettelijke aansprakelijkheid, tenzij de wettelijke aansprakelijkheid het gevolg is van opzettelijk onjuist handelen of grove nalatigheid.

3. Ingeval de Ontvangende Staat de Zendstaat of de personeelsleden vrijwaart ter zake van een vordering of gerechtelijke stappen op grond van extra-contractuele wettelijke aansprakelijkheid in overeenstemming met het tweede lid van dit artikel, is de Ontvangende Staat gerechtigd alle rechten te doen gelden die de Zendstaat of de personeelsleden kunnen doen gelden.

4. Indien de Ontvangende Staat zulks verzoekt, verschaft de Zendstaat de Ontvangende Staat de noodzakelijke administratieve of juridische bijstand voor een bevredigende regeling van eventuele problemen die kunnen ontstaan in verband met de toepassing van de voorgaande leden van dit artikel.

Artikel V Prestaties van personeelsleden

1. De Ontvangende Staat heeft het recht, na overleg met de Zendstaat, te verzoeken om terugroeping van personeelsleden indien hun gedrag als onbevredigend wordt beoordeeld.

De Zendstaat heeft het recht, na overleg met de Ontvangende Staat, te allen tijde personeelsleden terug te roepen.

In geval van terugroeping stelt de Zendstaat alles in het werk om, indien de Ontvangende Staat zulks verzoekt, geschikte vervangers te vinden voor de teruggeroepen personeelsleden.

2. Personeelsleden vervullen hun taak zoals wordt overeengekomen door de Zendstaat en de Ontvangende Staat. Wat de dagelijkse werkzaamheden met betrekking tot een project of programma betreft, handelen zij in nauw overleg met de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het project, en nemen zij de door die autoriteiten gegeven werkinstructies in acht.

3. De Ontvangende Staat verleent de personeelsleden alle bijstand die zij redelijkerwijs nodig hebben ten einde hun taken te kunnen uitvoeren.

4. De personeelsleden dienen de in de Ontvangende Staat geldende wet- en regelgeving te eerbiedigen.

Artikel VI Arrestatie, hechtenis

1. Niettegenstaande de rechten en plichten van de Zendstaat en de Ontvangende Staat ingevolge internationale consulaire verdragen, stelt de Ontvangende Staat de Zendstaat onverwijld ervan in kennis indien personeelsleden of één van hun gezinsleden worden gearresteerd, gevangen gezet, in voorlopige hechtenis genomen of anderszins in detentie worden gehouden. Alle mededelingen die door personeelsleden en hun gezinsleden in geval van arrestatie, gevangenzetting, voorlopige hechtenis of detentie aan de Zendstaat worden gedaan, worden onverwijld door de Ontvangende Staat aan de Zendstaat doorgezonden.

2. Vertegenwoordigers van de Zendstaat zijn gerechtigd met personeelsleden en hun gezinsleden die zijn gearresteerd, gevangen zijn gezet, in voorlopige hechtenis zijn genomen of zich anderszins in detentie bevinden, te spreken, te corresponderen en hen te bezoeken, en zijn voorts gerechtigd maatregelen te nemen ter zake van hun wettelijke vertegenwoordiging.

Artikel VII Projecten en programma's

1. De identificatie, voorbereiding, beoordeling en supervisie van projecten en programma's ingevolge dit Verdrag worden uitgevoerd onder de eindverantwoordelijkheid van de Ontvangende Staat. De Ontvangende Staat vrijwaart de Zendstaat ter zake van elke verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor deze projecten en programma's ingevolge de wetgeving van de Ontvangende Staat.

2. Vertegenwoordigers van de Zendstaat worden in overleg met de Ontvangende Staat in de gelegenheid gesteld zich in situ op de hoogte te stellen van de voortgang van de projecten en programma's, en de projecten en programma's te evalueren.

3. De Ontvangende Staat zal met betrekking tot de door de Zendstaat ter beschikking gestelde middelen genoemd in artikel I, derde lid:

  • a. deze middelen vrijstellen van alle invoer- en uitvoerrechten en alle andere officiële heffingen, met inbegrip van belasting over de toegevoegde waarde;

  • b. zorgdragen voor spoedige en veilige inontvangstneming, voor het spoedig en veilig afmeren, behandelen, inklaren, verzenden alsmede de opslag en het verdere transport binnen het rechtsgebied van de Ontvangende Staat;

  • c. alle passende maatregelen en alle eventuele noodzakelijke gerechtelijke stappen nemen in het kader van aanspraken wegens verlies of beschadiging, geheel dan wel gedeeltelijk, van een zending middelen en de Zendstaat onmiddellijk daarna hiervan in kennis stellen;

  • d. de registratie van motorvoertuigen die de Ontvangende Staat binnengebracht worden, vergemakkelijken.

    De Zendstaat stelt de Ontvangende Staat tijdig in kennis van de locatie van deze middelen.

4. Alle middelen, bedoeld in artikel I, derde lid, welke door de Zendstaat worden geleverd, zijn bestemd voor de overheid van de Zendstaat en blijven eigendom van de Zendstaat, tenzij anders is overeengekomen. Na afloop van een project of programma nemen de Zendstaat en de Ontvangende Staat in onderling overleg een besluit over een andere bestemming en/of overdracht van eigendom. Goederen, grondstoffen, machines en uitrusting die de Ontvangende Staat zijn binnengebracht op basis van een lening of gedeeltelijke financiering zijn echter eigendom van de Ontvangende Staat.

Artikel VIII Beslechting van geschillen

Geschillen betreffende de uitlegging, toepassing en/of uitvoering van dit Verdrag worden beslecht door middel van onderhandelingen tussen de Zendstaat en de Ontvangende Staat.

Indien met betrekking tot de uitlegging, de toepassing of de uitvoering, hieronder mede begrepen het bestaan, de geldigheid of de beëindiging, van dit Verdrag een geschil ontstaat, kan elk van beide staten het geschil onderwerpen aan een definitieve en bindende scheidsrechterlijke uitspraak in overeenstemming met het Facultatieve Reglement voor Arbitrage van Geschillen tussen twee Staten van het Permanente Hof van Arbitrage zoals van kracht op de datum waarop het geschil aan het Hof wordt voorgelegd. Het aantal scheidsrechters bedraagt drie.

Wanneer onderwerping aan een scheidsrechterlijke uitspraak wordt overeengekomen, wordt afstand gedaan van ieder recht op soevereine immuniteit van tenuitvoerlegging waartoe de Zendstaat of de Ontvangende Staat in andere gevallen gerechtigd zou zijn met betrekking tot de tenuitvoerlegging van iedere scheidsrechterlijke uitspraak die ingevolge dit Verdrag is gedaan.

Artikel IX Inwerkingtreding en beëindiging

1. Dit Verdrag wordt voorlopig toegepast vanaf de datum van ondertekening en treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum waarop de beide Staten elkaar er schriftelijk van in kennis hebben gesteld dat aan hun constitutionele vereisten is voldaan.

2. Dit Verdrag blijft van kracht totdat één van de Staten het Verdrag met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere Staat opzegt.

3. De toepassing van overeenkomsten en/of regelingen met betrekking tot projecten en programma's welke van kracht zijn op de datum van ondertekening van dit Verdrag wordt voortgezet totdat de desbetreffende overeenkomst of regeling is beëindigd. Ingeval projecten en programma's na de beëindiging worden voortgezet, is dit Verdrag van toepassing.

4. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag alleen van toepassing op het grondgebied in Europa.

GEDAAN te Kampala op dinsdag 20 januari 1998 in tweevoud in de Engelse taal.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) Hans van Mierlo

Vice-premier en Minister van Buitenlandse Zaken

Voor de Republiek Uganda

(w.g.) Eriya Kategaya

Eerste vice-premier en Minister van Buitenlandse Zaken

D. PARLEMENT

Zie Trb. 1998, 46.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1998, 46.

Uitgegeven de vijfentwintigste maart 1998

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. VAN MIERLO

Naar boven