A. TITEL

Verdrag betreffende particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling (Verdrag Nr. 181 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar vijfentachtigste zitting);

Genève, 19 juni 1997

B. TEKST

De tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 1997, 308.

C. VERTALING

Verdrag inzake particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling

De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie,

Bijeengeroepen te Genève door de Raad van beheer van het Internationaal Arbeidsbureau en aldaar bijeengekomen op 3 juni 1997 in haar vijfentachtigste zitting; en

Gelet op de bepalingen van het Verdrag betreffende bureaus voor arbeidsbemiddeling welke voor hun bemiddeling betaling vragen (herzien), 1949, en

Zich bewust van het belang van flexibiliteit in het functioneren van de arbeidsmarkten, en

In herinnering brengend dat de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar eenentachtigste zitting in 1994 van oordeel was dat de Internationale Arbeidsorganisatie ertoe moest overgaan het Verdrag betreffende bureaus voor arbeidsbemiddeling welke voor hun bemiddeling betaling vragen (herzien), 1949, te herzien, en

Overwegend dat de omstandigheden waarin particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling opereren zeer verschillen van de omstandigheden die heersten ten tijde van de aanneming van het bovengenoemde Verdrag, en

Erkennend de rol die particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling in een goed functionerende arbeidsmarkt kunnen spelen, en

In herinnering brengend de noodzaak werknemers tegen misbruik te beschermen, en

Erkennend de noodzaak het recht van vrijheid van vakvereniging te waarborgen en collectieve onderhandelingen en de sociale dialoog als onontbeerlijke elementen van een goed functionerend stelsel van arbeidsverhoudingen te bevorderen, en

Gelet op de bepalingen van het Verdrag betreffende de organisatie van de dienst voor de werkgelegenheid,1948, en

In herinnering brengend het Verdrag betreffende gedwongen arbeid, 1930, het Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, 1948, het Verdrag betreffende het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen, 1949, het Verdrag betreffende discriminatie (arbeid en beroep), 1958, het Verdrag betreffende werkgelegenheidspolitiek,1964, het Verdrag betreffende de minimumleeftijd, 1973, het Verdrag ter bevordering van werkgelegenheid en bescherming tegen werkloosheid, 1988, alsmede de bepalingen inzake werving en plaatsing in het Verdrag betreffende migrerende arbeiders (herzien), 1949, en het Verdrag betreffende migrerende werknemers (aanvullende bepalingen), 1975, en

Besloten hebbend tot het aannemen van bepaalde voorstellen met betrekking tot de herziening van het Verdrag betreffende bureaus voor arbeidsbemiddeling, welke voor hun bemiddeling betaling vragen (herzien), 1949, welk onderwerp als vierde punt op de agenda van de zitting voorkomt, en

Vastgesteld hebbend dat deze voorstellen de vorm dienen te krijgen van een internationaal verdrag,

neemt heden, de negentiende juni van het jaar negentienhonderd zevenennegentig, het volgende Verdrag aan, dat kan worden aangehaald als het „Verdrag inzake particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling, 1997":

Artikel 1

1. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt onder „particulier bureau voor arbeidsbemiddeling" verstaan elke natuurlijke of rechtspersoon, onafhankelijk van de openbare autoriteiten, die een of meer van de volgende diensten met betrekking tot de arbeidsmarkt levert:

  • a. diensten voor het op elkaar afstemmen van het aanbod van en de vraag naar werk, zonder dat het particuliere arbeidsbureau partij wordt bij de arbeidsverhoudingen die daaruit kunnen voortvloeien;

  • b. diensten bestaande uit het tewerkstellen van werknemers met het doel hen ter beschikking te stellen van een derde partij, die een natuurlijke of een rechtspersoon kan zijn (hierna aangeduid als „inleenbedrijf"), die hun taken vaststelt en toezicht houdt op de uitvoering daarvan;

  • c. andere diensten met betrekking tot het zoeken van werk, die worden vastgesteld door de bevoegde autoriteit na raadpleging van de meest representatieve organisaties van werkgevers en werknemers, zoals het verstrekken van informatie, zonder het oogmerk een bepaald aanbod van en een bepaalde vraag naar werk op elkaar af te stemmen.

2. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt onder de term „werknemers" mede begrepen „werkzoekenden".

3. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt onder de term „verwerking van persoonsgegevens van werknemers" verstaan: het verzamelen, opslaan, samenvoegen, doorgeven of elk ander gebruik van informatie dat verband houdt met een werknemer van wie de identiteit is vastgesteld of is vast te stellen.

Artikel 2

1. Dit Verdrag is van toepassing op alle particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling.

2. Dit Verdrag is van toepassing op alle categorieën werknemers en alle takken van economische bedrijvigheid. Het is niet van toepassing op de werving van en arbeidsbemiddeling voor zeevarenden.

3. Een van de doelstellingen van dit Verdrag is de exploitatie van particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling toe te staan alsmede de werknemers die gebruik maken van de diensten daarvan, in het kader van de verdragsbepalingen, te beschermen.

4. Na raadpleging van de betrokken, meest representatieve organisaties van werkgevers en werknemers, kan een Lid:

  • a. onder specifieke omstandigheden particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling verbieden werkzaam te zijn met betrekking tot bepaalde categorieën werknemers of in bepaalde takken van economische bedrijvigheid voor het leveren van een of meer van de in artikel 1, eerste lid, bedoelde diensten;

  • b. onder specifieke omstandigheden werknemers in bepaalde takken van economische bedrijvigheid of delen daarvan, uitsluiten van het toepassingsgebied van het Verdrag of van sommige bepalingen daarvan, mits de betrokken werknemers anderszins adequate bescherming genieten.

5. Elk Lid dat dit Verdrag bekrachtigt, geeft in zijn rapporten krachtens artikel 22 van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie de eventuele verboden en uitsluitingen aan waarvan het gebruik maakt ingevolge het vierde lid, onder vermelding van de redenen daarvoor.

Artikel 3

1. De juridische status van particuliere arbeidsbureaus wordt bepaald in overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijk en na raadpleging van de meest representatieve organisaties van werkgevers en werknemers.

2. Elk Lid stelt volgens een vergunningen- of certificeringssysteem de voorwaarden vast waaronder particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling hun werkzaamheden uitoefenen, tenzij deze voorwaarden krachtens de desbetreffende nationale wetgeving en praktijk op een andere wijze zijn geregeld of vastgesteld.

Artikel 4

Er worden maatregelen genomen ten einde te waarborgen dat de werknemers die zijn geworven door particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling die de in artikel 1 bedoelde diensten verlenen, niet hun recht op vrijheid van vakvereniging en op collectief onderhandelen wordt ontzegd.

Artikel 5

1. Om gelijke kansen en een gelijke behandeling bij de toegang tot werk en tot specifieke beroepen te bevorderen, waarborgt elk Lid dat de particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling werknemers behandelen zonder discriminatie op grond van ras, huidskleur, geslacht, godsdienst, politieke overtuiging, nationale afstamming, sociale afkomst of elke andere vorm van discriminatie die valt onder de nationale wetgeving en praktijk, zoals leeftijd of handicap.

2. Het eerste lid van dit artikel mag niet zodanig worden toegepast dat particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling wordt belet speciale diensten te leveren of gerichte programma's aan te bieden die zijn ontworpen om de meest kansarme werknemers te helpen bij het zoeken naar werk.

Artikel 6

De verwerking van de persoonsgegevens van werknemers door particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling dient:

  • a. zodanig te geschieden dat deze gegevens worden beschermd en respect voor de privacy van de werknemers wordt gegarandeerd overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijk;

  • b. te worden beperkt tot zaken die betrekking hebben op de kwalificaties en beroepservaring van de betrokken werknemers en tot elke andere rechtstreeks relevante informatie.

Artikel 7

1. Particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling brengen werknemers geen honorarium of andere kosten, direct of indirect, geheel of gedeeltelijk, in rekening.

2. In het belang van de betrokken werknemers, en na raadpleging van de meest representatieve organisaties van werkgevers en werknemers, kan de bevoegde autoriteit uitzonderingen toestaan op het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot bepaalde categorieën werknemers en specifieke door de particuliere arbeidsbureaus geleverde diensten.

3. Elk Lid dat krachtens het tweede lid uitzonderingen heeft toegestaan, verstrekt in zijn rapporten krachtens artikel 22 van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie informatie over deze uitzonderingen onder vermelding van de redenen daarvoor.

Artikel 8

1. Elk Lid neemt, na raadpleging van de meest representatieve organisaties van werkgevers en werknemers, alle noodzakelijke en passende maatregelen, zowel binnen zijn rechtsmacht als, eventueel, in samenwerking met andere Leden, om ervoor te zorgen dat migrerende werknemers die door particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling op zijn grondgebied zijn geworven of voor wie is bemiddeld adequate bescherming genieten en te voorkomen dat deze worden misbruikt. Deze maatregelen omvatten wetten of voorschriften die voorzien in strafsancties, met inbegrip van het verbieden van de particuliere arbeidsbureaus die zich inlaten met frauduleuze praktijken en misbruik.

2. Wanneer werknemers in een land worden geworven voor werk in een ander land overwegen de betrokken Leden bilaterale overeenkomsten te sluiten ter voorkoming van misbruik en frauduleuze praktijken bij werving, arbeidsbemiddeling en tewerkstelling.

Artikel 9

Elk Lid neemt maatregelen om te waarborgen dat particuliere arbeidsbureaus geen gebruik maken van kinderarbeid of kinderarbeid leveren.

Artikel 10

De bevoegde autoriteit dient ervoor zorg te dragen dat er gepaste mechanismen en procedures bestaan voor onderzoek van klachten en beweringen inzake misbruik en frauduleuze praktijken betreffende de activiteiten van particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling, waarbij, in voorkomend geval, de meest representatieve organisaties van werkgevers en werknemers worden betrokken.

Artikel 11

Elk Lid neemt, overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijk, de nodige maatregelen ter waarborging van een adequate bescherming van de door particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling tewerkgestelde werknemers, bedoeld in artikel 1, eerste lid, letter b, met betrekking tot:

  • a vrijheid van vakvereniging;

  • b. collectief onderhandelen;

  • c. minimumloon;

  • d. arbeidstijden en andere arbeidsvoorwaarden;

  • e. wettelijke socialezekerheidsuitkeringen;

  • f. toegang tot scholing;

  • g. veiligheid en gezondheid op het werk;

  • h. schadeloosstelling in geval van arbeidsongevallen of beroepsziekten;

  • i. schadeloosstelling in geval van insolventie en bescherming van de vorderingen van de werknemers;

  • j. bescherming en uitkering in verband met zwangerschap en bevalling, en bescherming en uitkering in verband met ouderschap.

Artikel 12

Elk Lid bepaalt en verdeelt overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijk, de respectieve verantwoordelijkheden van de particuliere arbeidsbureaus die de in artikel 1, eerste lid, letter b, bedoelde diensten verlenen en van de inleenbedrijven met betrekking tot:

  • a. collectief onderhandelen;

  • b. minimumloon;

  • c. arbeidstijden en andere arbeidsvoorwaarden;

  • d. wettelijke socialezekerheidsuitkeringen;

    e. toegang tot scholing;

  • f. bescherming op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk;

  • g. schadeloosstelling in geval van arbeidsongevallen of beroepsziekten;

  • h. schadeloosstelling in geval van insolventie en bescherming van de vorderingen van de werknemers;

  • i. bescherming en uitkering in verband met zwangerschap en bevalling, en bescherming en uitkering in verband met ouderschap.

Artikel 13

1. Overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijk en na raadpleging van de meest representatieve organisaties van werkgevers en werknemers formuleert elk Lid de voorwaarden ter bevordering van de samenwerking tussen de publieke arbeidsvoorziening en de particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling, stelt deze vast en beoordeelt deze met regelmatige tussenpozen.

2. De in het eerste lid bedoelde voorwaarden zijn gebaseerd op het beginsel dat de publieke autoriteiten in laatste instantie bevoegd blijven tot:

  • a. het formuleren van het arbeidsmarktbeleid;

  • b. het gebruik of het toezicht op het gebruik van publieke middelen die bestemd zijn voor de uitvoering van dat beleid.

3. Particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling verstrekken, met door de bevoegde autoriteit vast te stellen tussenpozen, die autoriteit de door haar gevraagde informatie, met strikte inachtneming van het vertrouwelijke karakter van deze informatie:

  • a. om de bevoegde autoriteit in staat te stellen op de hoogte te zijn van de structuur en de activiteiten van de particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling, in overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijk;

  • b. voor statistische doeleinden.

4. De bevoegde autoriteit verzamelt deze informatie en stelt deze, met regelmatige tussenpozen, ter beschikking van het publiek.

Artikel 14

1. De bepalingen van dit Verdrag worden toegepast door middel van wetgeving of op andere wijze in overeenstemming met de nationale praktijk, zoals rechterlijke uitspraken, scheidsrechterlijke beslissingen of collectieve overeenkomsten.

2. Het toezicht op de toepassing van de bepalingen ter uitvoering van dit Verdrag wordt gewaarborgd door de arbeidsinspectie of andere bevoegde publieke autoriteiten.

3. In geval van overtreding van de bepalingen van dit Verdrag wordt voorzien in corrigerende maatregelen, waaronder sancties indien nodig, die doeltreffend worden toegepast.

Artikel 15

Dit Verdrag doet geen afbreuk aan gunstigere bepalingen die krachtens andere internationale arbeidsverdragen van toepassing zijn op werknemers die zijn geworven, voor wie is bemiddeld of die zijn tewerkgesteld door particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling.

Artikel 16

Dit Verdrag herziet het Verdrag betreffende bureaus voor arbeidsbemiddeling welke voor hun bemiddeling betaling vragen (herzien), 1949, en het Verdrag betreffende bureaus voor arbeidsbemiddeling welke voor hun bemiddeling betaling vragen, 1933.

Artikel 17

De formele bekrachtigingen van dit Verdrag worden medegedeeld aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau en door hem geregistreerd.

Artikel 18

1. Dit Verdrag is alleen verbindend voor de Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie waarvan de bekrachtiging door de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau is geregistreerd.

2. Het treedt in werking twaalf maanden na de datum waarop de bekrachtiging van twee Leden door de Directeur-Generaal zijn geregistreerd.

3. Vervolgens treedt dit Verdrag voor elk Lid in werking twaalf maanden na de datum waarop zijn bekrachtiging is geregistreerd.

Artikel 19

1. Elk Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd, kan het opzeggen na afloop van een termijn van tien jaar na de datum waarop het Verdrag voor het eerst in werking is getreden, door middel van een aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau gerichte en door deze geregistreerde verklaring. De opzegging wordt eerst van kracht een jaar na de datum waarop zij is geregistreerd.

2. Elk Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd en niet binnen een jaar na afloop van de termijn van tien jaar, bedoeld in het vorige lid, gebruik maakt van de bevoegdheid tot opzegging voorzien in dit artikel, is voor een nieuwe termijn van tien jaar gebonden en kan daarna dit Verdrag opzeggen na afloop van elke termijn van tien jaar op de voorwaarden voorzien in dit artikel.

Artikel 20

1. De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau stelt alle Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie in kennis van de registratie van alle bekrachtigingen en opzeggingen die hem door de Leden van de Organisatie zijn medegedeeld.

2. Bij de kennisgeving aan de Leden van de Organisatie van de registratie van de tweede hem medegedeelde bekrachtiging, vestigt de Directeur-Generaal de aandacht van de Leden van de Organisatie op de datum waarop dit Verdrag in werking treedt.

Artikel 21

De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau doet aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties mededeling, ter registratie in overeenstemming met artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties, van de volledige bijzonderheden omtrent alle bekrachtigingen en opzeggingen die de Directeur-Generaal overeenkomstig de bepalingen van de voorgaande artikelen heeft geregistreerd.

Artikel 22

De Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau brengt, telkens wanneer deze dit nodig acht, aan de Algemene Conferentie verslag uit over de toepassing van dit Verdrag en onderzoekt of het wenselijk is de gehele of gedeeltelijke herziening ervan op de agenda van de Conferentie te plaatsen.

Artikel 23

1. Indien de Conferentie een nieuw verdrag aanneemt, houdende gehele of gedeeltelijke herziening van dit Verdrag, zal, tenzij het nieuwe verdrag anders bepaalt:

  • a. bekrachtiging door een Lid van het nieuwe verdrag, houdende herziening, van rechtswege onmiddellijke opzegging van dit Verdrag ten gevolge hebben, niettegenstaande het bepaalde in artikel 19, onder voorbehoud evenwel dat het nieuwe verdrag, houdende herziening, in werking is getreden;

  • b. met ingang van de datum waarop het nieuwe verdrag, houdende herziening, in werking is getreden, dit Verdrag niet langer door de Leden kunnen worden bekrachtigd.

2. Dit Verdrag blijft in elk geval naar vorm en inhoud van kracht voor de Leden die het hebben bekrachtigd en die het nieuwe verdrag, houdende herziening, niet hebben bekrachtigd.

Artikel 24

De Engelse en de Franse tekst van dit Verdrag zijn gelijkelijk authentiek.

De voorgaande tekst is de authentieke tekst van het Verdrag, naar behoren aangenomen door de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie tijdens haar vijfentachtigste zitting, welke werd gehouden te Genève en voor gesloten werd verklaard op de negentiende juni 1997.

TEN BLIJKE WAARVAN wij onze handtekeningen hebben geplaatst op de twintigste juni 1997.

De Voorzitter van de Conferentie, (w.g.) O. KELTOSOVÁ

De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau, (w.g.) M. HANSENNE


D. PARLEMENT

Zie Trb. 1977, 308.

E. BEKRACHTIGING

Zie Trb. 1997, 308.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1997, 308.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1997, 308.

Voor het op 28 juni 1919 te Versailles tot stand gekomen Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie zie ook Trb. 1998, 18.

De vertaling van de op 19 juni 1997 te Genève tot stand gekomen Aanbeveling 188 betreffende particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling luidt als volgt:

Aanbeveling inzake particuliere arbeidsbureaus

De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie,

Bijeengeroepen te Genève door de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau en aldaar bijeengekomen op 3 juni 1997 in haar vijfentachtigste zitting;

Besloten hebbend tot het aannemen van bepaalde voorstellen met betrekking tot de herziening van het Verdrag betreffende bureaus voor arbeidsbemiddeling, welke voor hun bemiddeling betaling vragen (herzien), 1949, welk onderwerp als vierde punt op de agenda van de zitting voorkomt; en

Vastgesteld hebbend dat deze voorstellen de vorm dienen te krijgen van een Aanbeveling, ter aanvulling van het Verdrag inzake particuliere arbeidsbureaus, 1997;

neemt heden, de negentiende juni van het jaar negentienhonderd zevenennegentig, de volgende Aanbeveling aan, die kan worden aangehaald als de „Aanbeveling inzake particuliere Arbeidsbureaus, 1997":

I. ALGEMENE BEPALINGEN

1. De bepalingen van deze Aanbeveling vullen de bepalingen van het Verdrag inzake particuliere Arbeidsbureaus, 1997, (hierna te noemen „het Verdrag"), aan en dienen in samenhang daarmee te worden toegepast.

2.(1) Tripartiete organen of organisaties van werkgevers en werknemers dienen zoveel mogelijk te worden betrokken bij de opstelling en toepassing van bepalingen ter uitvoering van het Verdrag.

(2) Voor zover nodig dient de nationale wetgeving die van toepassing is op particuliere arbeidsbureaus te worden aangevuld met technische normen, richtlijnen, gedragscodes, zelf-regulerende mechanismen of andere middelen overeenkomstig de nationale praktijk.

3. De Leden dienen, voor zover nodig en praktisch uitvoerbaar, informatie over en de ervaringen met de bijdragen van de particuliere arbeidsbureaus aan het functioneren van de arbeidsmarkt uit te wisselen, en het Internationaal Arbeidsbureau hiervan in kennis te stellen.

II. BESCHERMING VAN WERKNEMERS

4. De Leden dienen alle noodzakelijke en passende maatregelen te nemen om niet-ethische praktijken van de particuliere arbeidsbureaus te voorkomen en uit te bannen. Deze maatregelen kunnen wetten of voorschriften omvatten die voorzien in sancties, met inbegrip van het verbieden van de particuliere arbeidsbureaus die zich inlaten met niet-ethische praktijken.

5. Werknemers die te werk worden gesteld door de in artikel 1, eerste lid, letter b, van het Verdrag, bedoelde particuliere arbeidsbureaus dienen in voorkomend geval een schriftelijk arbeidscontract te hebben waarin hun arbeidsvoorwaarden zijn vastgelegd. Als minimumeis geldt dat deze werknemers, voor de feitelijke aanvang van hun taak, over hun arbeidsvoorwaarden dienen te worden geïnformeerd.

6. De particuliere arbeidsbureaus mogen geen werknemers ter beschikking stellen van een inleenbedrijf ter vervanging van stakende werknemers van dat bedrijf.

7. De bevoegde autoriteit dient oneerlijke praktijken bij het adverteren, alsmede misleidende advertenties, waaronder advertenties voor niet-bestaande banen, te bestrijden.

8. Particuliere arbeidsbureaus:

  • a. mogen niet opzettelijk werknemers werven voor, voor werknemers bemiddelen of hen aanstellen in functies waaraan onaanvaardbare gevaren of risico's zijn verbonden of waarin zij het slachtoffer kunnen worden van enigerlei vorm van misbruik of discriminerende behandeling;

  • b. dienen migrerende werknemers, voor zover mogelijk, in hun eigen taal of in een taal die zij kennen te informeren over de aard van de aangeboden functie en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.

9. Particuliere arbeidsbureaus dient het verbod te worden opgelegd of anderszins te worden belet advertenties voor vacatures of aangeboden functies op te stellen en te publiceren die direct of indirect leiden tot discriminatie op gronden zoals ras, kleur, geslacht, leeftijd, godsdienst, politieke overtuiging, nationale afstamming, sociale afkomst, etnische afkomst, handicap, echtelijke of burgerlijke staat, seksuele gerichtheid of het lidmaatschap van een werknemersorganisatie.

10. Particuliere arbeidsbureaus dienen te worden aangemoedigd om door middel van programma's voor positieve actie de gelijkheid in het werk te bevorderen.

11. Particuliere arbeidsbureaus dient het verbod te worden opgelegd persoonsgegevens in bestanden of registers op te nemen die niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de geschiktheid van de kandidaten voor de functies waarvoor zij in aanmerking komen of zouden kunnen komen.

12.(1) Particuliere arbeidsbureaus dienen de persoonsgegevens van een werknemer niet langer te bewaren dan door het specifieke doel waarvoor zij zijn verzameld wordt gerechtvaardigd, of dan de periode gedurende welke de werknemer op een lijst van potentiële kandidaten vermeld wenst te staan.

(2) Er dienen maatregelen te worden genomen om te garanderen dat de werknemers toegang hebben tot al hun persoonlijke gegevens die door geautomatiseerde of elektronische systemen zijn verwerkt of handmatig zijn geregistreerd. In deze maatregelen dient te zijn begrepen het recht van de werknemers op verkrijging en bestudering van een kopie van al deze gegevens, alsmede het recht te eisen dat onjuiste of onvolledige gegevens worden verwijderd of verbeterd.

(3) Particuliere arbeidsbureaus mogen geen informatie over de gezondheidstoestand van een werknemer eisen, bewaren of gebruiken, om vast te stellen of de werknemer geschikt is om te worden tewerkgesteld, tenzij deze informatie direct verband houdt met de vereisten voor een bepaalde functie en de betrokken werknemer daar uitdrukkelijk in heeft toegestemd.

13. Particuliere arbeidsbureaus en de bevoegde autoriteit dienen maatregelen te nemen om gebruikmaking van geschikte, billijke en doeltreffende selectiemethoden te bevorderen.

14. Particuliere arbeidsbureaus dienen te beschikken over in voldoende mate gekwalificeerd en opgeleid personeel.

15. Met zorgvuldige inachtneming van de rechten en plichten die zijn neergelegd in de nationale wetgeving inzake de beëindiging van arbeidscontracten behoren particuliere arbeidsbureaus die de in artikel 1, eerste lid, letter b, van het Verdrag, bedoelde diensten verlenen niet:

  • a. het inleenbedrijf te beletten een hem ter beschikkinggestelde werknemer van het bureau in te huren;

  • b. de beroepsmobiliteit van een werknemer te beperken;

  • c. een werknemer die een baan bij een ander bedrijf aanvaardt sancties op te leggen.

III. BETREKKINGEN TUSSEN DE PUBLIEKE ARBEIDSVOORZIENING EN PARTICULIERE ARBEIDSBUREAUS

16. De samenwerking tussen de publieke arbeidsvoorziening en particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling inzake de uitvoering van een nationaal beleid met betrekking tot de regulering van de arbeidsmarkt dient te worden bevorderd; hiertoe kunnen organen worden ingesteld waarin vertegenwoordigers van de publieke arbeidsvoorziening en van de particuliere arbeidsbureaus, alsmede van de meest representatieve organisaties van werkgevers en werknemers zitting hebben.

17. Tot de maatregelen ter bevordering van de samenwerking tussen de publieke arbeidsvoorziening en particuliere arbeidsbureaus zouden kunnen behoren:

  • a. bundeling van informatie en gebruikmaking van een gemeenschappelijke terminologie om de doorzichtigheid van het functioneren van de arbeidsmarkt te verbeteren;

  • b. uitwisseling van vacaturemeldingen;

  • c. lancering van gemeenschappelijke projecten, bijvoorbeeld op het gebied van scholing;

  • d. sluiting van overeenkomsten tussen de publieke arbeidsvoorziening en particuliere arbeidsbureaus met betrekking tot de uitvoering van bepaalde activiteiten, zoals projecten voor de integratie van langdurig werklozen;

  • e. scholing van het personeel;

  • f. regelmatig overleg om de beroepspraktijken te verbeteren.

De voorgaande tekst is de authentieke tekst van de Aanbeveling, naar behoren aangenomen door de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie tijdens haar vijfentachtigste zitting, welke werd gehouden te Genève en voor gesloten werd verklaard op de negentiende juni 1997.

TEN BLIJKE WAARVAN wij onze handtekeningen hebben geplaatst op de twintigste juni 1997.

De Voorzitter van de Conferentie, (w.g.) O. KELTOSOVÁ

De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau, (w.g.) M. HANSENNE


Uitgegeven de vierentwintigste juni 1998

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. VAN MIERLO

Naar boven