A. TITEL

Verdrag betreffende de werving van en arbeidsbemiddeling voor zeevarenden (Verdrag Nr. 179 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar vierentachtigste zitting);

Genève, 22 oktober 1996

B. TEKST

De tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 1997, 218.

C. VERTALING

Verdrag betreffende de werving van en arbeidsbemiddeling voor zeevarenden

De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie,

Bijeengeroepen te Genève door de Raad van beheer van het Internationaal Arbeidsbureau en aldaar bijeengekomen in haar vierentachtigste zitting op 8 oktober 1996,

Gelet op de bepalingen van het Verdrag betreffende de arbeidsovereenkomst van schepelingen, 1926, het Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, 1948, het Verdrag en de Aanbeveling betreffende de organisatie van de dienst voor de werkgelegenheid, 1948, het Verdrag betreffende het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen, 1949, de Aanbeveling inzake het aannemen van zeelieden (vreemde schepen), 1958, het Verdrag betreffende discriminatie (arbeid en beroep), 1958, de Aanbeveling betreffende de werkgelegenheid voor zeevarenden (technische ontwikkelingen), 1970, het Verdrag betreffende de minimumleeftijd, 1973, het Verdrag en de Aanbeveling betreffende de continuering van de werkgelegenheid voor zeevarenden, 1976, het Koopvaardijverdrag (minimumnormen), 1976, het Verdrag betreffende de repatriëring van zeevarenden (herzien), 1987 en het Arbeidsinspectieverdrag (zeevarenden), 1996;

In herinnering brengende de inwerkingtreding, op 16 november 1994, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, 1982;

Besloten hebbende tot de aanneming van bepaalde voorstellen met betrekking tot de herziening van het Verdrag betreffende plaatsing van zeelieden, 1920, welk onderwerp als derde punt op de agenda van de zitting voorkomt;

Vastgesteld hebbende dat deze voorstellen de vorm dienen te krijgen van een internationaal verdrag;

neemt heden, de tweeëntwintigste oktober van het jaar negentienhonderd zesennegentig, het volgende verdrag aan, dat kan worden aangehaald als het „Verdrag betreffende de werving van en arbeidsbemiddeling voor zeevarenden,1996":

Artikel 1

1. Voor de toepassing van dit Verdrag:

  • a. wordt onder de term „bevoegde autoriteit" verstaan de minister, de aangewezen ambtenaar, de regeringsdienst of andere autoriteit die bevoegd is rechtsgeldige voorschriften, reglementen of andere instructies uit te vaardigen met betrekking tot de werving van en arbeidsbemiddeling voor zeevarenden;

  • b. wordt onder de term „wervings- en arbeidsbemiddelingsdienst" verstaan elk c.q. elke persoon, bedrijf, instelling, bureau of andere organisatie in de publieke of particuliere sector, die c.q. dat zich bezighoudt met de werving van zeevarenden in opdracht van werkgevers of de plaatsing van zeevarenden bij werkgevers;

  • c. wordt onder de term „reder" verstaan de eigenaar van het schip of elke andere organisatie of persoon, zoals de scheepsbeheerder, de agent of de rompbevrachter, die door de reder is belast met de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het schip en die bij de aanvaarding van die verantwoordelijkheid de verplichting op zich heeft genomen zich te kwijten van alle bijbehorende taken en verantwoordelijkheden;

  • d. wordt onder de term „zeevarende" verstaan een ieder die de voorwaarden vervult om, in welke hoedanigheid dan ook in dienst of werkzaam te zijn aan boord van een zeeschip, anders dan een regeringsschip dat wordt gebruikt voor militaire of niet-commerciële doeleinden;

2. Voor zover het bevoegde gezag dit realiseerbaar acht, en na overleg met de representatieve organisaties van de eigenaren van vissersschepen en vissers, of die van de eigenaren van maritieme mobiele offshore units en die van de hierop in dienst zijnde zeevarenden, afhankelijk van het geval, kan het bevoegde gezag de bepalingen van het Verdrag toepassen op vissers of zeevarenden in dienst op maritieme mobiele offshore units.

Artikel 2

1. Niets in de bepalingen van dit Verdrag wordt geacht:

  • a. een Lid ervan te weerhouden een kosteloze openbare wervings- en arbeidsbemiddelingsdienst voor zeevarenden in stand te houden in het kader van een beleid gericht op het tegemoetkomen aan de behoeften van zeevarenden en reders, ongeacht of deze dienst deel uitmaakt van een openbare arbeidsvoorzieningsdienst voor alle werknemers en werkgevers of zijn werkzaamheden op die van deze dienst afstemt;

  • b. een Lid de verplichting op te leggen een systeem in het leven te roepen van particuliere wervings- en arbeidsbemiddelingsdiensten.

2. Wanneer particuliere wervings- en arbeidsbemiddelingsdiensten in het leven zijn of worden geroepen, kunnen zij hun activiteiten op het grondgebied van een Lid uitsluitend uitoefenen krachtens een systeem van vergunningen of erkenningen of andere vorm van regulering. Dit systeem dient alleen te worden ingesteld, in stand gehouden, aangepast of gewijzigd na overleg met de representatieve organisaties van reders en zeevarenden. Excessieve groei van het aantal van deze particuliere wervings- en arbeidsbemiddelingsdiensten dient niet te worden aangemoedigd.

3. Niets in dit Verdrag doet afbreuk aan het recht van een Lid om met betrekking tot de werving en arbeidsbemiddeling van zeevarenden zijn wetgeving toe te passen op schepen die zijn vlag voeren.

Artikel 3

Niets in dit Verdrag doet op enigerlei wijze afbreuk aan de bevoegdheid van zeevarenden zich te beroepen op de fundamentele rechten van de mens, met inbegrip van het recht met anderen vakverenigingen op te richten en zich aan te sluiten bij vakverenigingen.

Artikel 4

1. Elk Lid dient, door middel van nationale wetten of toepasselijke regelgeving:

  • a. te waarborgen dat geen honoraria of andere kosten van de werving of tewerkstelling van zeevarenden rechtstreeks of indirect, geheel of ten dele, worden gedragen door de zeevarende; voor dit doel worden de kosten van verplichte nationale medische keuringen, van vaarbevoegdheden, van een persoonlijk reisdocument en van het nationale monsterboekje niet beschouwd als „honoraria of andere wervingskosten";

  • b. te bepalen of en onder welke omstandigheden wervings- en arbeidsbemiddelingsdiensten zeevarenden in het buitenland mogen plaatsen of werven;

  • c. nauwkeurig de voorwaarden te omschrijven, met zorgvuldige inachtneming van het recht op privacy en de behoefte van vertrouwelijkheid, waaronder de persoonlijke gegevens van zeevarenden door de wervings- en arbeidsbemiddelingsdiensten mogen worden verwerkt, met inbegrip van het verzamelen, opslaan, combineren en doorgeven aan derden van deze gegevens;

  • d. de voorwaarden te bepalen waaronder de vergunning, erkenning of soortgelijke machtiging van een wervings- en arbeidsbemiddelingsdienst kan worden geschorst of ingetrokken ingeval van inbreuk op de desbetreffende wetgeving; en

  • e. nauwkeurig te omschrijven, wanneer sprake is van een andere regelgeving dan een vergunningen- of erkenningensysteem, onder welke voorwaarden de wervings- en arbeidsbemiddelingsdiensten hun activiteiten kunnen uitoefenen, en welke de sancties zijn die in geval van schending van deze voorwaarden worden toegepast.

2. Elk Lid draagt er zorg voor dat de bevoegde autoriteit:

  • a. streng toezicht houdt op alle wervings- en arbeidsbemiddelingsdiensten;

  • b. de vergunning, erkenning of soortgelijke machtiging pas afgeeft of vernieuwt na te hebben geverifieerd dat de desbetreffende wervings- en arbeidsbemiddelingsdienst aan de in de nationale wetgeving vervatte eisen voldoet;

  • c. als eis stelt dat de leiding en het personeel van de wervings- en arbeidsbemiddelingsdiensten voor zeevarenden naar behoren zijn opgeleid en een adequate kennis van de maritieme sector hebben;

  • d. wervings- en arbeidsbemiddelingsdiensten verbiedt middelen, procedures of lijsten te gebruiken die zijn bedoeld om zeevarenden te verhinderen of te ontmoedigen werk te vinden;

  • e. de wervings- en arbeidsbemiddelingsdiensten verplicht maatregelen te treffen om te garanderen, voor zover realiseerbaar, dat de werkgever de middelen heeft om te voorkomen dat zeevarenden in een vreemde haven worden achtergelaten; en

  • f. waarborgt dat een beschermingssysteem wordt ingesteld, door middel van een verzekering of een gelijkwaardige passende maatregel, ter compensatie van financiële verliezen door zeevarenden als gevolg van het eventueel niet nakomen door een wervings- en arbeidsbemiddelingsdienst van de verplichtingen ten aanzien van hen.

Artikel 5

1. Alle wervings- en arbeidsbemiddelingsdiensten dienen ten behoeve van de inspectie door de bevoegde autoriteit een register bij te houden van alle zeevarenden die via hen zijn geworven of geplaatst.

2. Alle wervings- en arbeidsbemiddelingsdiensten dienen ervoor zorg te dragen dat:

  • a. elke via hen geworven of geplaatste zeevarende over de voor de desbetreffende baan benodigde kwalificaties en documenten beschikt;

  • b. tewerkstellingsovereenkomsten en arbeidsovereenkomsten in overeenstemming zijn met de wetten, regelingen en collectieve overeenkomsten, die van toepassing zijn;

  • c. zeevarenden voor of tijdens de indiensttredingsprocedure op de hoogte worden gebracht van hun rechten en verplichtingen ingevolge hun tewerkstellingsovereenkomst en arbeidsovereenkomst; en

  • d. de nodige regelingen worden getroffen opdat zeevarenden hun tewerkstellingsovereenkomst en arbeidsovereenkomst voor en na de ondertekening kunnen bestuderen en zij een afschrift ontvangen van de tewerkstellingsovereenkomst.

3. Niets in de bepalingen van het tweede lid mag zodanig worden uitgelegd dat hierdoor afbreuk wordt gedaan aan de verplichtingen en verantwoordelijkheden van de reder en de kapitein.

Artikel 6

1. De bevoegde autoriteit dient ervoor zorg te dragen dat er gepaste mechanismen en procedures bestaan voor onderzoek, indien nodig, naar klachten betreffende de activiteiten van wervings- en arbeidsbemiddelingsdiensten, waarbij, naar gelang het geval, vertegenwoordigers van reders en zeevarenden worden betrokken.

2. Alle wervings- en arbeidsbemiddelingsdiensten dienen elke klacht betreffende hun activiteiten te onderzoeken en daarop respons te geven en, indien een klacht niet wordt afgedaan, de bevoegde autoriteit hiervan in kennis te stellen.

3. Indien klachten betreffende de werk- en leefomstandigheden aan boord van schepen ter kennis worden gebracht van de wervings- en arbeidsbemiddelingsdiensten, dienen zij deze klachten door te zenden naar de desbetreffende autoriteit.

4. Niets in de bepalingen van dit Verdrag doet afbreuk aan het recht van zeevarenden elke klacht rechtstreeks ter kennis te brengen van de desbetreffende autoriteit.

Artikel 7

Dit Verdrag herziet het Verdrag betreffende plaatsing van zeelieden, 1920.

Artikel 8

De formele bekrachtigingen van dit Verdrag worden medegedeeld aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau en door hem geregistreerd.

Artikel 9

1. Dit Verdrag is alleen verbindend voor de Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie waarvan de bekrachtiging door de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau is geregistreerd.

2. Het Verdrag treedt in werking twaalf maanden na de datum waarop de bekrachtigingen van twee Leden door de Directeur-Generaal zijn geregistreerd.

3. Vervolgens treedt dit Verdrag voor elk Lid in werking twaalf maanden na de datum waarop zijn bekrachtiging is geregistreerd.

4. De bekrachtiging van dit Verdrag door een Lid geldt, vanaf de datum waarop het in werking treedt, als akte van onmiddellijke opzegging van het Verdrag betreffende plaatsing van zeelieden, 1920.

Artikel 10

1. Elk Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd, kan het opzeggen na afloop van een termijn van tien jaar na de datum waarop het Verdrag voor het eerst in werking is getreden, door middel van een aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau gerichte en door deze geregistreerde verklaring. De opzegging wordt eerst van kracht een jaar na de datum waarop zij is geregistreerd.

2. Elk Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd en niet binnen een jaar na afloop van de termijn van tien jaar bedoeld in het vorige lid, gebruik maakt van de bevoegdheid tot opzegging voorzien in dit artikel, is voor een nieuwe termijn van tien jaar gebonden en kan daarna dit Verdrag opzeggen na afloop van elke termijn van tien jaar op de voorwaarden voorzien in dit artikel.

Artikel 11

1. De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau stelt alle Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie in kennis van de registratie van alle bekrachtigingen en opzeggingen die hem door de Leden van de Organisatie zijn medegedeeld.

2. Bij de kennisgeving aan de Leden van de Organisatie van de registratie van de tweede hem medegedeelde bekrachtiging, vestigt de Directeur-Generaal de aandacht van de Leden van de Organisatie op de datum waarop dit Verdrag in werking treedt.

Artikel 12

De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau doet aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties mededeling, ter registratie in overeenstemming met artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties, van de volledige bijzonderheden omtrent alle bekrachtigingen en opzeggingen die hij overeenkomstig de voorgaande artikelen heeft geregistreerd.

Artikel 13

De Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau brengt, telkens wanneer deze dit nodig acht, aan de Algemene Conferentie verslag uit over de toepassing van dit Verdrag en onderzoekt of het wenselijk is de gehele of gedeeltelijke herziening ervan op de agenda van de Conferentie te plaatsen.

Artikel 14

1. Indien de Conferentie een nieuw verdrag aanneemt, houdende gehele of gedeeltelijk herziening van dit Verdrag, zal, tenzij het nieuwe verdrag anders bepaalt:

  • a. bekrachtiging door een Lid van het nieuwe verdrag, houdende herziening, van rechtswege onmiddellijke opzegging van dit Verdrag ten gevolge hebben, niettegenstaande het bepaalde in artikel 10, onder voorbehoud evenwel dat het nieuwe verdrag, houdende herziening, in werking is getreden;

  • b. met ingang van de datum waarop het nieuwe verdrag, houdende herziening, in werking treedt, dit Verdrag niet langer door de Leden kunnen worden bekrachtigd.

2. Dit Verdrag blijft in elk geval naar vorm en inhoud van kracht voor de Leden die het hebben bekrachtigd en die het nieuwe verdrag, houdende herziening, niet hebben bekrachtigd.

Artikel 15

De Engelse en de Franse tekst van dit Verdrag zijn gelijkelijk authentiek.

De voorgaande tekst is de authentieke tekst van het Verdrag, naar behoren aangenomen door de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie tijdens haar vierentachtigste zitting, welke werd gehouden te Genève en voor gesloten werd verklaard op de tweeëntwintigste oktober 1996.

TEN BLIJKE WAARVAN wij onze handtekeningen hebben geplaatst op de tweeëntwintigste oktober 1996.

De Voorzitter van de Conferentie,

(w.g.) JAMES HUBBARD

De Directeur-Generaal van het Internationale Arbeidsbureau,

(w.g.) MICHEL HANSENNE


D. PARLEMENT

Zie Trb. 1997, 218.

E. BEKRACHTIGING

Zie Trb. 1997, 218.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1997, 218.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1997, 218.

Voor het op 28 juni 1919 te Versailles tot stand gekomen Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie zie ook Trb. 1998, 18.

De vertaling van de op 22 oktober 1996 te Genève tot stand gekomen Aanbeveling 186 betreffende de werving van en arbeidsbemiddeling voor zeevarenden luidt als volgt:

Aanbeveling betreffende de werving van en arbeidsbemiddeling voor zeevarenden

De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie,

Bijeengeroepen te Genève door de Raad van beheer van het Internationaal Arbeidsbureau en aldaar bijeengekomen in haar vierentachtigste zitting op 8 oktober 1996;

Besloten hebbende tot de aanneming van bepaalde voorstellen met betrekking tot de herziening van het Verdrag betreffende plaatsing van zeelieden, 1920, welk onderwerp als derde punt op de agenda van de zitting voorkomt;

Vastgesteld hebbende dat deze voorstellen de vorm dienen te krijgen van een Aanbeveling, ter aanvulling van het Verdrag betreffende de werving van en arbeidsbemiddeling voor zeevarenden, 1996;

neemt heden, de tweeëntwintigste oktober van het jaar negentienhonderd zesennegentig, de volgende Aanbeveling aan, die kan worden aangehaald als de „Aanbeveling betreffende de werving van en arbeidsbemiddeling voor zeevarenden,1996":

1. De bevoegde autoriteit dient:

  • a. de nodige maatregelen te treffen ter bevordering van een doelgerichte samenwerking tussen wervings- en arbeidsbemiddelingsdiensten, ongeacht of deze openbaar of particulier zijn;

  • b. bij de opstelling van opleidingsprogramma's voor zeevarenden in samenwerking met reders, zeevarenden en de desbetreffende opleidingsinstellingen, rekening te houden met de behoeften van de maritieme sector, zowel op nationaal als internationaal niveau;

  • c. gepaste regelingen te treffen voor de samenwerking van de representatieve organisaties van reders en zeevarenden bij de organisatie en exploitatie van de openbare wervings- en arbeidsbemiddelingsdiensten, daar waar deze bestaan;

  • d. over een systeem te beschikken voor het verzamelen en analyseren van relevante informatie over de arbeidsmarkt in de maritieme sector, met inbegrip van:

    • i. het huidige en verwachte aanbod van zeevarenden ingedeeld naar leeftijd, geslacht, rang en kwalificaties, alsmede de behoeften van de sector; het verzamelen van gegevens over leeftijd en geslacht is alleen toelaatbaar voor statistische doeleinden of indien deze worden gebruikt in het kader van een programma ter voorkoming van discriminatie op grond van leeftijd en geslacht;

    • ii. het aanbod van arbeidsplaatsen op nationale en vreemde schepen;

    • iii. de continuering van de werkgelegenheid;

    • iv. de plaatsing van leerlingen, leerling-officieren en andere stagiairs;

    • v. beroepsoriëntatie voor toekomstige zeevarenden;

  • e. te waarborgen dat het personeel dat verantwoordelijk is voor het toezicht op de wervings- en arbeidsbemiddelingsdiensten naar behoren is opgeleid en een adequate kennis van de maritieme sector heeft;

  • f. functioneringsnormen voor te schrijven of goed te keuren en de aanneming van regels inzake het gedrag en de beroepsethiek voor deze diensten aan te moedigen; en

  • g. voortdurend toezicht te bevorderen op basis van een systeem van kwaliteitsnormen.

2. De in punt 1, letter f, bedoelde functioneringsnormen dienen bepalingen te bevatten betreffende:

  • a. de vereiste kwalificaties en opleiding voor de leiding en het personeel van de wervings- en arbeidsbemiddelingsdiensten, waaronder kennis van de maritieme sector, met name van de desbetreffende internationale maritieme instrumenten betreffende opleiding, diplomering en arbeidsnormen;

  • b. het bijhouden van een register van zeevarenden die op zoek zijn naar een betrekking op zee; en

  • c. aangelegenheden met betrekking tot medische keuringen, vaccinaties, documenten voor zeevarenden en alle andere vereisten waaraan zeevarenden moeten voldoen voor het verkrijgen van een betrekking.

3. De in punt 1, letter f, bedoelde functioneringsnormen dienen er met name in te voorzien dat elke wervings- en arbeidsbemiddelingsdienst:

  • a. met zorgvuldige inachtneming van het recht op privacy en van de noodzaak de vertrouwelijkheid te beschermen, volledige registers bijhoudt van de zeevarenden die onder zijn wervings- en arbeidsbemiddelingssysteem vallen, waarin ten minste dienen te worden vermeld:

    • i. de kwalificaties van de zeevarende;

    • ii. de staat van dienst;

    • iii. de persoonlijke gegevens die relevant zijn voor de tewerkstelling;

    • iv. de medische gegevens die relevant zijn voor de tewerkstelling;

  • b. geactualiseerde bemanningslijsten bijhoudt van de schepen waarvoor hij bemanningen levert en ervoor zorg draagt dat in geval van nood te allen tijde contact met hem kan worden opgenomen;

  • c. beschikt over vastgelegde procedures om te waarborgen dat zeevarenden niet worden uitgebuit door de dienst of het personeel hiervan met betrekking tot het aanbod van een betrekking op bepaalde schepen of bij bepaalde maatschappijen;

  • d. beschikt over vastgelegde procedures om het risico te voorkomen van uitbuiting van zeevarenden, die zou kunnen voortvloeien uit de uitbetaling van voorschotten op de gage of enige andere financiële transactie tussen de werkgever en de zeevarenden die tot stand komt door middel van zijn tussenkomst;

  • e. duidelijk bekend maakt welke kosten de zeevarende moet dragen ter verkrijging van de benodigde medische verklaringen en andere papieren;

  • f. erop toeziet dat de zeevarenden op de hoogte worden gebracht van alle bijzondere voorwaarden die gelden voor het werk waarvoor zij worden aangenomen en van de bijzondere regels die door de werkgevers worden gehanteerd met betrekking tot hun tewerkstelling;

  • g. voor de behandeling van gevallen van onbekwaamheid of ongedisciplineerdheid beschikt over officiële procedures die in overeenstemming zijn met de beginselen van billijkheid en met de nationale wetten en gebruiken en, indien van toepassing, met collectieve overeenkomsten;

  • h. beschikt over vastgelegde procedures om, voor zover uitvoerbaar, erop toe te zien dat vaarbevoegdheidbewijzen en medische verklaringen van zeevarenden die ter verkrijging van een betrekking worden overgelegd, actueel zijn en niet op onwettige wijze zijn verkregen en dat de referenties met betrekking tot hun arbeidsverleden worden geverifieerd;

  • i. beschikt over vastgelegde procedures om te waarborgen dat verzoeken om informatie of advies van familieleden van zeevarenden, wanneer deze zich op zee bevinden, onverwijld, welwillend en kosteloos in behandeling worden genomen; en

  • j. beleidsmatig alleen dan zeevarenden ter beschikking stelt aan werkgevers indien dezen arbeidsvoorwaarden voor zeevarenden hanteren die in overeenstemming zijn met de wetgeving die van toepassing is of met collectieve overeenkomsten.

4. De internationale samenwerking tussen de Leden en de betrokken organisaties dient te worden aangemoedigd, en kan met name betrekking hebben op:

  • a. de systematische uitwisseling van informatie betreffende de situatie in de maritieme sector en de maritieme arbeidsmarkt op bilaterale, regionale en multilaterale basis;

  • b. de uitwisseling van informatie betreffende de maritieme arbeidswetgeving;

  • c. de harmonisatie van beleid, werkwijze en wetgeving op het gebied van de werving van en arbeidsbemiddeling voor zeevarenden;

  • d. de verbetering van procedures en voorwaarden voor de internationale werving van en arbeidsbemiddeling voor zeevarenden; en

  • e. de planning van arbeidspotentieel, waarbij rekening dient te worden gehouden met vraag en aanbod van zeevarenden en de behoeften van de maritieme sector.

    De voorgaande tekst is de authentieke tekst van de Aanbeveling, naar behoren aangenomen door de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie tijdens haar vierentachtigste zitting, welke werd gehouden te Genève en voor gesloten werd verklaard op de tweeëntwintigste oktober 1996.

TEN BLIJKE WAARVAN wij onze handtekening hebben geplaatst op de tweeëntwintigste oktober 1996.

De Voorzitter van de Conferentie,

(w.g.) JAMES HUBBARD

De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau,

(w.g.) MICHEL HANSENNE

Uitgegeven de vierentwintigste juni 1998

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. VAN MIERLO

Naar boven