A. TITEL

Alomvattend Kernstopverdrag, met Bijlagen, en Protocol, met Bijlagen;

New York, 10 september 1996

B. TEKST

De Engelse en de Franse tekst van het Verdrag zijn geplaatst in Trb. 1997, 62.

Het Verdrag is behalve voor de in Trb. 1997, 621 genoemde Staten voorts nog ondertekend voor:

Suriname14 januari 1997
Brunei Darussalam22 januari 1997
Mali18 februari 1997
Guinee Bissau11 april 1997
Antigua en Barbuda16 april 1997
Azerbeidzjan28 juli 1997
Laos30 juli 1997
Moldavië24 september 1997
de Maldiven 1 oktober 1997
de Cook-eilanden 5 december 1997

C. VERTALING

Alomvattend Kernstopverdrag

Preambule

De Staten die Partij zijn bij dit Verdrag (hierna te noemen „de Staten die Partij zijn")

Verwelkomend de verdragen en andere positieve maatregelen die de voorgaande jaren zijn getroffen op het gebied van nucleaire ontwapening, met inbegrip van reductie van kernwapenarsenalen, alsmede op het gebied van het voorkómen van nucleaire proliferatie in al haar aspecten,

Onderstrepend het belang van de volledige en spoedige uitvoering van genoemde verdragen en maatregelen,

Ervan overtuigd dat de huidige internationale situatie de gelegenheid biedt verdere effectieve maatregelen te treffen voor nucleaire ontwapening en ter bestrijding van de proliferatie van kernwapens in al haar aspecten, en verklarende hun intentie om dergelijke maatregelen te treffen,

Onderstrepend derhalve de noodzaak om systematische en progressieve inspanningen om wereldwijd het aantal kernwapens terug te dringen voort te zetten, met het uiteindelijke oogmerk deze wapens uit te bannen, en te komen tot een algemene en volledige ontwapening onder strikt en doeltreffend internationaal toezicht,

Erkennend dat het staken van alle proefexplosies van kernwapens en alle andere kernexplosies, door middel van beperking van de ontwikkeling en kwalitatieve verbetering van kernwapens en beëindiging van de ontwikkeling van geavanceerde nieuwe typen kernwapens, een effectieve maatregel vormt voor nucleaire ontwapening en non-proliferatie in al haar aspecten,

Voorts erkennend dat de beëindiging van al deze nucleaire explosies een betekenisvolle stap vormt op weg naar de verwezenlijking van een systematisch proces voor het bereiken van nucleaire ontwapening,

Ervan overtuigd dat de meest effectieve wijze om kernproeven te beëindigen het sluiten van een universeel verdrag inzake een alomvattend verbod op kernproeven is, dat internationaal en effectief verifieerbaar is, hetgeen reeds lange tijd een van de belangrijkste streefdoelen van de internationale gemeenschap is geweest op het gebied van ontwapening en non-proliferatie,

Gelet op het streven uitgedrukt door de Partijen bij het Verdrag van 1963 tot het verbieden van proefnemingen met kernwapens in de dampkring, in de kosmische ruimte en onder water, te geraken tot het voor altijd stopzetten van alle proefexplosies van kernwapens,

Tevens gelet op de geuite meningen dat dit Verdrag een bijdrage kan leveren aan de bescherming van het milieu,

Bevestigend het oogmerk alle Staten op te roepen toe te treden tot dit Verdrag en de daarin vervatte doelstelling om op effectieve wijze bij te dragen aan de voorkoming van de proliferatie van kernwapens in al haar aspecten, aan het proces van nucleaire ontwapening en daarmee aan de versterking van de internationale vrede en veiligheid,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel I Basisverplichtingen

1. Elke Staat die Partij is neemt de verplichting op zich, geen enkele proefexplosie van een kernwapen of enige andere kernexplosie uit te voeren, en dergelijke kernexplosies te verbieden en te voorkomen op iedere plaats die onder zijn rechtsmacht valt of waarover hij feitelijk gezag uitoefent.

2. Elke Staat die Partij is neemt bovendien de verplichting op zich, af te zien van het veroorzaken of bevorderen van, of het op enigerlei wijze deelnemen aan, het uitvoeren van proefexplosies van kernwapens of iedere andere kernexplosie.

Artikel II De Organisatie

A. ALGEMENE BEPALINGEN

1. De Staten die Partij zijn richten hierbij op de Verdragsorganisatie voor een alomvattend verbod op kernproeven (hierna te noemen: „de Organisatie"), die tot taak heeft voorwerp en doel van dit Verdrag te verwezenlijken, de toepassing van de hierin vervatte bepalingen te garanderen, met inbegrip van die welke betrekking hebben op de internationale verificatie op de naleving ervan, en een forum te bieden voor overleg en samenwerking tussen de Staten die Partij zijn.

2. Alle Staten die Partij zijn, zijn lid van de Organisatie. Een Staat die Partij is mag het lidmaatschap van de Organisatie niet worden ontnomen.

3. De Organisatie heeft haar zetel te Wenen, Republiek Oostenrijk.

4. Hierbij worden ingesteld als organen van de Organisatie: de Conferentie van Staten die Partij zijn, de Uitvoerende Raad en het Technisch Secretariaat, waaronder het Internationaal Datacentrum valt.

5. Elke Staat die Partij is werkt samen met de Organisatie bij de uitoefening van haar taken overeenkomstig dit Verdrag. Staten die Partij zijn plegen rechtstreeks onderling overleg, of via de Organisatie of andere geschikte internationale procedures, met inbegrip van procedures binnen het kader van de Verenigde Naties en overeenkomstig het VN-Handvest, ten aanzien van alle aangelegenheden die ter tafel worden gebracht met betrekking tot het voorwerp en doel, of de toepassing van de bepalingen, van dit Verdrag.

6. De Organisatie verricht haar verificatie-activiteiten die in dit Verdrag zijn geregeld op de minst indringende wijze mogelijk die verenigbaar is met de tijdige en efficiënte verwezenlijking van de doelstellingen daarvan. De Organisatie verzoekt alleen om de informatie en gegevens die nodig zijn om zich te kunnen kwijten van de verantwoordelijkheden uit hoofde van dit Verdrag. De Organisatie neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen ter bescherming van de vertrouwelijkheid van de informatie inzake civiele en militaire activiteiten en inrichtingen die haar bij de toepassing van dit Verdrag ter kennis komen en houdt zich, met name, aan de in dit Verdrag vermelde bepalingen inzake de vertrouwelijkheid.

7. Elke Staat die Partij is behandelt de informatie en gegevens die hij met betrekking tot de toepassing van dit Verdrag in vertrouwen van de Organisatie ontvangt, vertrouwelijk en kent deze een bijzondere behandeling toe. Elke Staat die Partij is behandelt deze informatie en gegevens uitsluitend met betrekking tot zijn rechten en plichten uit hoofde van dit Verdrag.

8. De Organisatie, in haar hoedanigheid van onafhankelijk lichaam, tracht, waar gepast, bestaande expertise en faciliteiten aan te wenden en de kosteneffectiviteit te maximaliseren, door samenwerkingsregelingen met andere internationale organisaties zoals de Internationale Organisatie voor Atoomenergie. Dergelijke regelingen, met uitzondering van die van ondergeschikte en normale commerciële en contractuele aard, worden vastgelegd in overeenkomsten die ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Conferentie van de Staten die Partij zijn.

9. De kosten van de werkzaamheden van de Organisatie worden jaarlijks door de Staten die Partij zijn betaald overeenkomstig de verdeelsleutel van de Verenigde Naties, aangepast om rekening te houden met het verschil in het aantal leden tussen de Verenigde Naties en de Organisatie.

10. De financiële bijdragen van Staten die Partij zijn aan de Voorbereidende Commissie worden op gepaste wijze in mindering gebracht op hun bijdragen aan de gewone begroting.

11. Een lid van de Organisatie dat een achterstand heeft in de betaling van zijn vastgestelde bijdrage aan de Organisatie, heeft geen stem in de Organisatie indien het achterstallige bedrag gelijk is aan of groter is dan het bedrag van de bijdrage die het lid verschuldigd is over de voorgaande twee volle jaren. De Conferentie van de Staten die Partij zijn kan een dergelijk lid evenwel toestaan zijn stem uit te brengen indien zij ervan overtuigd is dat het niet betalen te wijten is aan omstandigheden waarop het desbetreffende lid geen invloed heeft.

B. DE CONFERENTIE VAN DE STATEN DIE PARTIJ ZIJN

Samenstelling, procedures en besluitvorming

12. De Conferentie van de Staten die Partij zijn (hierna te noemen: „de Conferentie") bestaat uit alle Staten die Partij zijn. Elke Staat die Partij is heeft één vertegenwoordiger in de Conferentie, die kan worden vergezeld van plaatsvervangers en adviseurs.

13. De Eerste Vergadering van de Conferentie wordt uiterlijk 30 dagen na de inwerkingtreding van dit Verdrag door de Depositaris bijeengeroepen.

14. De Conferentie komt bijeen in gewone, jaarlijks te houden vergaderingen, tenzij de Conferentie anders besluit.

15. Een buitengewone vergadering van de Conferentie wordt bijeengeroepen:

  • a. Wanneer de Conferentie daartoe besluit;

  • b. Wanneer de Uitvoerende Raad daarom verzoekt; of

  • c. Wanneer daarom wordt verzocht door een Staat die Partij is en deze wordt gesteund door een meerderheid van de Staten die Partij zijn.

    De buitengewone vergadering wordt bijeengeroepen uiterlijk 30 dagen na het besluit van de Conferentie, het verzoek van de Uitvoerende Raad, of de verkrijging van de nodige steun, tenzij in het besluit of het verzoek anders is aangegeven.

16. De Conferentie kan eveneens bijeen worden geroepen als Wijzigingsconferentie, overeenkomstig artikel VII.

17. De Conferentie kan eveneens bijeen worden geroepen als Toetsingsconferentie, overeenkomstig artikel VIII.

18. De vergaderingen worden gehouden ter plaatse van de zetel van de Organisatie, tenzij de Conferentie anders beslist.

19. De Conferentie stelt haar eigen procedureregels vast. Bij aanvang van elke vergadering kiest de Conferentie haar Voorzitter en de eventueel noodzakelijke andere functionarissen. Deze bekleden hun ambt totdat tijdens de volgende vergadering een nieuwe Voorzitter en andere functionarissen worden gekozen.

20. Een meerderheid van de Staten die Partij zijn vormt het quorum.

21. Elke Staat die Partij is heeft één stem.

22. De Conferentie neemt besluiten over aangelegenheden van procedurele aard bij meerderheid van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen. Besluiten over aangelegenheden van inhoudelijke aard dienen zoveel mogelijk bij consensus te worden genomen. Indien geen consensus kan worden bereikt wanneer over een aangelegenheid moet worden beslist, stelt de Voorzitter elke stemming 24 uur uit en doet hij tijdens deze periode van uitstel alles wat in zijn vermogen ligt om het bereiken van consensus te vergemakkelijken, en brengt hij vóór het einde van genoemde periode aan de Conferentie verslag uit. Indien aan het einde van deze 24 uur geen consensus mogelijk is, neemt de Conferentie het besluit met een meerderheid van tweederde van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen, tenzij in dit Verdrag anders is bepaald. Wanneer de vraag rijst of een aangelegenheid al dan niet van inhoudelijke aard is, wordt die zaak behandeld als een aangelegenheid van inhoudelijke aard, tenzij anders wordt beslist met de meerderheid vereist voor besluiten inzake aangelegenheden van inhoudelijke aard.

23. Bij de uitvoering van haar taken uit hoofde van het zesentwintigste lid, letter k, neemt de Conferentie het besluit om een Staat aan de lijst van Staten opgenomen in Bijlage 1 bij dit Verdrag toe te voegen, in overeenstemming met de in het tweeëntwintigste lid genoemde procedure voor besluiten over inhoudelijke zaken. Onverminderd het bepaalde in het tweeëntwintigste lid, neemt de Conferentie besluiten ten aanzien van andere aanpassingen van Bijlage 1 bij dit Verdrag bij consensus.

Bevoegdheden en taken

24. De Conferentie is het belangrijkste orgaan van de Organisatie. De Conferentie bestudeert alle kwesties, aangelegenheden of onderwerpen binnen de werkingssfeer van dit Verdrag, met inbegrip van die welke betrekking hebben op de bevoegdheden en taken van de Uitvoerende Raad en het Technisch Secretariaat, in overeenstemming met dit Verdrag. De Conferentie kan aanbevelingen doen en besluiten nemen ten aanzien van alle kwesties, aangelegenheden of onderwerpen binnen de werkingssfeer van dit Verdrag die naar voren worden gebracht door een Staat die Partij is of onder haar aandacht worden gebracht door De Uitvoerende Raad.

25. De Conferentie ziet toe op de toepassing en inventariseert de naleving van dit Verdrag en bevordert de verwezenlijking van het voorwerp en het doel ervan. De Conferentie houdt eveneens toezicht op de werkzaamheden van de Uitvoerende Raad en het Technisch Secretariaat en kan richtlijnen uitvaardigen naar elk van hen voor de uitvoering van hun taken.

26. De Conferentie:

  • a. Draagt zorg voor de bestudering en aanneming van het verslag van de Organisatie betreffende de uitvoering van dit Verdrag en van het jaarlijkse programma en de begroting van de Organisatie, ingediend door de Uitvoerende Raad, alsmede voor de bestudering van andere verslagen;

  • b. Besluit over de verdeelsleutel van de financiële bijdragen die de Staten die Partij zijn overeenkomstig het negende lid moeten betalen;

  • c. Kiest de leden van de Uitvoerende Raad;

  • d. Benoemt de Directeur-Generaal van het Technisch Secretariaat (hierna te noemen „de Directeur-Generaal");

  • e. Draagt zorg voor de bestudering en goedkeuring van de procedureregels van de Uitvoerende Raad dat door deze Raad aan de Conferentie wordt voorgelegd;

  • f. Draagt zorg voor de bestudering en beoordeling van de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen die de werking van dit Verdrag zouden kunnen beïnvloeden. In dit verband kan de Conferentie de Directeur-Generaal opdracht geven een Wetenschappelijke Adviesraad in te stellen om hem of haar, bij de uitoefening van zijn of haar taken, in staat te stellen gespecialiseerde adviezen uit te brengen op voor dit Verdrag relevante wetenschappelijke en technologische gebieden aan de Conferentie, de Uitvoerende Raad of aan de Staten die Partij zijn. Indien zulks geschiedt, wordt de Wetenschappelijke Adviesraad samengesteld uit onafhankelijke deskundigen die hun functie op persoonlijke titel vervullen en, overeenkomstig de door de Conferentie aangenomen regels, worden benoemd op basis van hun expertise en ervaring op specifieke wetenschappelijke gebieden die relevant zijn voor de toepassing van dit Verdrag;

  • g. Treft de nodige maatregelen om toe te zien op de naleving van dit Verdrag en om situaties die in strijd zijn met de bepalingen van dit Verdrag recht te zetten en te verhelpen overeenkomstig artikel V;

  • h. Draagt tijdens de Eerste Vergadering van de Conferentie zorg voor de bestudering en goedkeuring van ontwerp-overeenkomsten, regelingen, bepalingen, procedures, handleidingen, richtlijnen en andere door de Voorbereidende Commissie opgestelde en aanbevolen documenten;

  • i. Draagt zorg voor de bestudering en goedkeuring van overeenkomsten of regelingen die door het Technisch Secretariaat met de Staten die Partij zijn, andere staten en internationale organisaties zijn uitonderhandeld en die namens de Organisatie in overeenstemming met het achtendertigste lid, letter h, door de Uitvoerende Raad moeten worden gesloten c.q. getroffen;

  • j. Draagt zorg voor de oprichting van de subsidiaire organen die zij nodig acht voor de uitoefening van haar taken overeenkomstig dit Verdrag; en

  • k. Werkt, waar nodig, Bijlage I bij dit Verdrag bij, overeenkomstig het drieëntwintigste lid.

C. DE UITVOERENDE RAAD

Samenstelling, procedures en besluitvorming

27. De Uitvoerende Raad bestaat uit 51 leden. Elke Staat die Partij is heeft het recht, overeenkomstig de bepalingen van dit artikel, zitting te hebben in de Uitvoerende Raad.

28. Rekening houdend met de behoefte aan een billijke geografische verdeling, omvat de Uitvoerende Raad:

  • a. Tien Staten die Partij zijn uit Afrika;

  • b. Zeven Staten die Partij zijn uit Oost-Europa;

  • c. Negen Staten die Partij zijn uit Latijns-Amerika en het Caribisch Gebied;

  • d. Zeven Staten die Partij zijn uit het Midden-Oosten en Zuid-Azië;

  • e. Tien Staten die Partij zijn uit Noord-Amerika en West-Europa; en

  • f. Acht Staten die Partij zijn uit Zuid-Oost-Azië, uit de regio Stille Oceaan en het Verre Oosten.

    Alle Staten in elk van de bovengenoemde geografische regio's zijn opgenomen in Bijlage 1 bij dit Verdrag. Bijlage 1 bij dit Verdrag wordt, zo nodig, bijgewerkt door de Conferentie overeenkomstig het drieëntwintigste en zesentwintigste lid, letter k. De Bijlage kan niet worden aangepast of gewijzigd uit hoofde van de procedures genoemd in artikel VII.

29. De Leden van de Uitvoerende Raad worden gekozen door de Conferentie. In dit verband wijst elke geografische regio op de volgende wijze Staten die Partij zijn aan uit de desbetreffende regio, ter verkiezing als Leden van de Uitvoerende Raad:

  • a. Ten minste een derde van de aan elke geografische regio toegewezen zetels worden bezet, rekening houdend met politieke en veiligheidsbelangen, door Staten die Partij zijn in die regio aangewezen op basis van de nucleaire capaciteiten die voor het Verdrag van belang zijn, zoals wordt vastgesteld op grond van internationale gegevens alsmede de volgende criteria, in de volgorde van belangrijkheid die door elke regio wordt bepaald:

    • i. Aantal controle-inrichtingen van het Internationaal Toezicht-systeem;

    • ii. Expertise en ervaring in controletechniek; en

    • iii. Bijdrage aan de jaarlijkse begroting van de Organisatie;

  • b. Eén van de aan elke geografische regio toegewezen zetels wordt bij toerbeurt bezet door de eerste Staat die Partij is in Engelse alfabetische volgorde van de Staten die Partij zijn in de desbetreffende regio die gedurende de langste tijdspanne geen leden zijn geweest van de Uitvoerende Raad sinds zij Staten die Partij zijn, zijn geworden of sinds hun laatste zittingstermijn, naar gelang van welke termijn korter is.

    Een Staat die Partij is die op deze basis is aangewezen kan besluiten afstand te doen van zijn zetel. Indien zulks het geval is, legt de desbetreffende Staat die Partij is de Directeur-Generaal een akte van afstand voor, en wordt de zetel bezet door de eerstvolgende Staat die Partij is in de in deze letter genoemde volgorde; en

  • c. De resterende zetels die aan elke geografische regio worden toegekend, worden bezet door Staten die Partij zijn die door middel van toerbeurt of verkiezingen in de desbetreffende regio worden aangewezen onder alle Staten die Partij zijn.

30. Elk lid van de Uitvoerende Raad heeft één vertegenwoordiger in de Uitvoerende Raad, die kan worden vergezeld van plaatsvervangers en adviseurs.

31. Elk lid van de Uitvoerende Raad blijft in functie vanaf het einde van de vergadering van de Conferentie gedurende welke het genoemde lid is gekozen tot aan het einde van de tweede gewone jaarlijkse vergadering van de Conferentie daarop volgend, behalve dat bij de eerste verkiezing van de Uitvoerende Raad, 26 leden worden gekozen die in functie blijven tot het einde van de derde gewone vergadering van de Conferentie, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de vastgestelde getalsverhoudingen zoals omschreven in het achtentwintigste lid.

32. De Uitvoerende Raad stelt zijn procedureregels vast en legt deze ter goedkeuring voor aan de Conferentie.

33. De Uitvoerende Raad kiest zijn Voorzitter uit zijn leden.

34. De Uitvoerende Raad komt in gewone vergaderingen bijeen. Tussen de gewone vergaderingen in komt de Raad zo vaak bijeen als nodig is voor de uitoefening van zijn bevoegdheden en taken.

35. Elk lid van de Uitvoerende Raad heeft één stem.

36. Inzake aangelegenheden van procedurele aard neemt de Uitvoerende Raad besluiten bij meerderheid van al zijn leden. Inzake aangelegenheden van inhoudelijke aard neemt de Raad besluiten met een meerderheid van twee derde van al zijn leden, tenzij in dit Verdrag anders is bepaald. Wanneer de vraag rijst of een aangelegenheid al dan niet van inhoudelijke aard is, wordt die zaak behandeld als een aangelegenheid van inhoudelijke aard, tenzij anders wordt beslist met de meerderheid vereist voor besluiten inzake aangelegenheden van inhoudelijke aard.

Bevoegdheden en taken

37. De Uitvoerende Raad is het uitvoerend orgaan van de Organisatie. De Raad is verantwoording verschuldigd aan de Conferentie. De Raad oefent de bevoegdheden en taken uit die hem uit hoofde van dit Verdrag zijn opgedragen. Hierbij handelt de Raad in overeenstemming met de aanbevelingen, besluiten en richtlijnen van de Conferentie en ziet hij erop toe dat de goede en voortdurende toepassing daarvan plaatsvindt.

38. De uitvoerende Raad:

  • a. Bevordert de effectieve toepassing en naleving van dit Verdrag;

  • b. Houdt toezicht op de werkzaamheden van het Technisch Secretariaat;

  • c. Doet de nodige aanbevelingen aan de Conferentie ter bestudering van verdere voorstellen ter bevordering van het voorwerp en doel van dit Verdrag;

  • d. Werkt samen met de Nationale Autoriteit van elke Staat die Partij is;

  • e. Bestudeert en legt aan de Conferentie voor het ontwerp van het jaarlijkse programma en de begroting van de Organisatie, het ontwerp-rapport van de Organisatie inzake de uitvoering van dit Verdrag, het rapport inzake de resultaten van zijn eigen activiteiten alsmede van alle overige rapporten die de Uitvoerende Raad nodig acht of waartoe de Conferentie verzoekt;

  • f. Treft regelingen voor de vergaderingen van de Conferentie, met inbegrip van de opstelling van de ontwerp-agenda;

  • g. Bestudeert voorstellen tot wijziging betreffende administratieve of technische aangelegenheden, van het Protocol of van de Bijlagen daarbij, overeenkomstig artikel VII, en doet aanbevelingen voor de Staten die Partij zijn met betrekking tot de aanneming hiervan;

  • h. Sluit overeenkomsten of treft regelingen, na voorafgaande goedkeuring door de Conferentie, met de Staten die Partij zijn, andere staten en internationale organisaties namens de Organisatie, en houdt toezicht op de toepassing daarvan, met uitzondering van overeenkomsten of regelingen genoemd in letter i;

  • i. Draagt zorg voor de goedkeuring van en het toezicht op de werking van overeenkomsten of regelingen met de Staten die Partij zijn en andere staten met betrekking tot de uitvoering van verificatie-activiteiten; en

  • j. Draagt zorg voor de goedkeuring van nieuwe handleidingen en wijzigingen van bestaande handleidingen die eventueel worden voorgesteld door het Technisch Secretariaat.

39. De Uitvoerende Raad kan om een buitengewone vergadering van de Conferentie verzoeken.

40. De Uitvoerende Raad:

  • a. Vergemakkelijkt de samenwerking tussen de Staten die Partij zijn onderling en tussen de Staten die Partij zijn en het Technisch Secretariaat, met betrekking tot de toepassing van dit Verdrag, door middel van uitwisselingen van informatie;

  • b. Bevordert overleg en opheldering tussen de Staten die Partij zijn onderling overeenkomstig artikel IV; en

  • c. Ontvangt, bestudeert en onderneemt actie op verzoeken inzake en rapporten over inspecties ter plaatse, overeenkomstig artikel IV.

41. De Uitvoerende Raad bestudeert elke uiting van bezorgdheid van een Staat die Partij is omtrent een mogelijke niet-naleving van dit Verdrag en misbruik van de door dit Verdrag in het leven geroepen rechten. Hierbij pleegt de Uitvoerende Raad overleg met de betrokken Staten die Partij zijn en, waar nodig, verzoekt hij een Staat die Partij is maatregelen te treffen om de situatie binnen een aangegeven tijd te herstellen. Voor zover de Uitvoerende Raad verdere maatregelen nodig acht, neemt hij, onder andere, een of meer van de volgende maatregelen:

  • a. hij brengt het onderwerp of de aangelegenheid ter kennis van alle Staten die Partij zijn;

  • b. hij brengt het onderwerp of de aangelegenheid onder de aandacht van de Conferentie;

  • c. hij doet de Conferentie aanbevelingen of, onderneemt waar nodig, actie, betreffende maatregelen om de situatie te herstellen en naleving te waarborgen in overeenstemming met artikel V.

D. HET TECHNISCH SECRETARIAAT

42. Het Technisch Secretariaat staat de Staten die Partij zijn bij in de toepassing van dit Verdrag. Het Technisch Secretariaat staat de Conferentie en de Uitvoerende Raad bij in de uitoefening van hun taken. Het Technisch Secretariaat draagt zorg voor de hem ingevolge dit Verdrag opgedragen verificaties en andere taken, alsook de taken die door de Conferentie of de Uitvoerende Raad in overeenstemming met dit Verdrag aan hem zijn overgedragen. Het Technisch Secretariaat omvat, als een integrerend deel, het Internationaal Datacentrum.

43. De taken van het Technisch Secretariaat met betrekking tot de controle op de naleving van dit Verdrag, omvatten, ingevolge artikel IV en het Protocol, onder andere:

  • a. Het verantwoordelijk zijn voor het toezicht op en de coördinatie van de werking van het Internationaal Toezichtsysteem;

  • b. Het exploiteren van het Internationaal Datacentrum;

  • c. Het routinematig ontvangen, verwerken, analyseren en rapporteren van gegevens van het Internationaal Toezichtsysteem;

  • d. Het bieden van technische bijstand aan, en ondersteuning van, de installatie en exploitatie van controlestations;

  • e. Het bijstaan van de Uitvoerende Raad bij het vergemakkelijken van overleg en opheldering tussen Staten die Partij zijn onderling;

  • f. Het ontvangen van verzoeken voor inspecties ter plaatse en deze verwerken, het vergemakkelijken van de bestudering van deze verzoeken door de Uitvoerende Raad, het treffen van voorbereidingen voor en het leveren van technische ondersteuning tijdens de uitvoering van inspecties ter plaatse, en het uitbrengen van verslagen aan de Uitvoerende Raad;

  • g. Het voeren van onderhandelingen over overeenkomsten of regelingen met de Staten die Partij zijn, overige staten en internationale organisaties en het sluiten c.q. treffen, na voorafgaande goedkeuring door de Uitvoerende Raad, van dergelijke overeenkomsten of regelingen die betrekking hebben op verificatie-activiteiten met de Staten die Partij zijn of andere staten; en

  • h. Het bijstaan van de Staten die Partij zijn, via hun nationale autoriteiten, bij andere verificatiekwesties uit hoofde van dit Verdrag.

44. Behoudens goedkeuring door de Uitvoerende Raad, ontwikkelt en onderhoudt het Technisch Secretariaat exploitatiehandleidingen om richting te geven aan de uitvoering van de diverse onderdelen van het verificatiestelsel, in overeenstemming met artikel IV en met het Protocol. Deze handleidingen vormen geen integrerend deel van dit Verdrag of het Protocol en kunnen, behoudens goedkeuring door de Uitvoerende Raad, door het Technisch Secretariaat worden gewijzigd. Het Technisch Secretariaat stelt onverwijld de Staten die Partij zijn in kennis van veranderingen in de exploitatiehandleidingen.

45. De taken van het Technisch Secretariaat betreffende administratieve aangelegenheden omvatten:

  • a. Het opstellen en aan de Uitvoerende Raad voorleggen van het ontwerp-programma en de ontwerp-begroting van de Organisatie;

  • b. Het opstellen en aan de Uitvoerende Raad voorleggen van het ontwerp-rapport van de Organisatie betreffende de uitvoering van dit Verdrag en de andere rapporten waar de Conferentie of de Uitvoerende raad om verzoekt;

  • c. Het bieden van administratieve en technische ondersteuning aan de Conferentie, de Uitvoerende Raad en aan andere subsidiaire organen;

  • d. Het verzenden en ontvangen van mededelingen namens de Organisatie betreffende de toepassing van dit Verdrag; en

  • e. Het uitvoeren van de administratieve taken betreffende overeenkomsten tussen de Organisatie en andere internationale organisaties.

46. Alle verzoeken en kennisgevingen door Staten die Partij zijn aan de Organisatie worden via hun nationale autoriteiten doorgezonden naar de Directeur-Generaal. Verzoeken en kennisgevingen worden gesteld in één van de officiële talen van dit Verdrag. In het antwoord gebruikt de Directeur-Generaal de taal waarin het verzoek of de kennisgeving is gesteld.

47. Ten aanzien van de taken van het Technisch Secretariaat inzake het opstellen en voorleggen aan de Uitvoerende Raad van het ontwerp-programma en de ontwerp-begroting van de Organisatie, stelt het Technisch Secretariaat een duidelijke boekhouding vast en houdt deze bij, voor alle kosten betreffende elke inrichting die als onderdeel van het Internationaal Toezichtsysteem wordt gecreëerd. Aan alle andere werkzaamheden van de Organisatie wordt een gelijksoortige behandeling toegekend als die welke geldt ten aanzien van het ontwerp-programma en de ontwerp-begroting.

48. Het Technisch Secretariaat stelt de Uitvoerende Raad onverwijld in kennis van eventuele problemen die zich voordoen bij de vervulling van zijn taken en die hem ter kennis zijn gekomen tijdens de uitvoering van zijn activiteiten, en die het niet heeft kunnen oplossen door middel van overleg met de desbetreffende Staat die Partij is.

49. Het Technisch Secretariaat bestaat uit een Directeur-Generaal, die het hoofd en de hoogste bestuursfunctionaris is, en het vereiste wetenschappelijke, technische en overige personeel. De Directeur-Generaal wordt op aanbeveling van de Uitvoerende Raad door de Conferentie benoemd voor een termijn van vier jaar; deze termijn kan slechts eenmaal worden verlengd. De eerste Directeur-Generaal wordt op aanbeveling van de Voorbereidende Commissie benoemd door de Conferentie tijdens de Eerste Vergadering.

50. De Directeur-Generaal is verantwoording verschuldigd tegenover de Conferentie en de Uitvoerende Raad voor de aanstelling van het personeel en voor de organisatie en het functioneren van het Technisch Secretariaat. De belangrijkste overweging bij de werving van personeel en bij de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden is de noodzaak te waarborgen dat aan de hoogste normen voor professionele expertise, ervaring, efficiëntie, bekwaamheid en integriteit wordt voldaan.

Alleen onderdanen van Staten die Partij zijn kunnen een functie bekleden als Directeur-Generaal, inspecteur of lid van het technische/wetenschappelijke en administratieve personeel. Er dient naar behoren aandacht te worden besteed aan het belang van een zo ruim mogelijke geografische spreiding bij de werving van personeel. Het leidende beginsel bij de werving van personeel is het principe dat het personeelsbestand dient te worden beperkt tot het minimum dat noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de taken van het Technisch Secretariaat.

51. De Directeur-Generaal kan, waar nodig, na overleg met de Uitvoerende Raad, tijdelijke werkgroepen instellen bestaande uit wetenschappelijke deskundigen die aanbevelingen over specifieke kwesties kunnen uitbrengen.

52. Bij de uitoefening van hun taken vragen noch ontvangen de Directeur-Generaal, de inspecteurs, de inspectie-assistenten en de personeelsleden instructies van een Regering of van andere instanties buiten de Organisatie. Zij onthouden zich van elk optreden dat afbreuk zou kunnen doen aan hun positie als internationale ambtenaren die alleen verantwoording verschuldigd zijn aan de Organisatie. De Directeur-Generaal is verantwoordelijk voor de activiteiten van een inspectieteam.

53. Elke Staat die Partij is eerbiedigt de uitsluitend internationale aard van de verantwoordelijkheden van de Directeur-Generaal, de inspecteurs, de inspectie-assistenten en de personeelsleden en zal niet trachten hen te beïnvloeden bij de uitoefening van hun taken.

E. VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN

54. De Organisatie geniet op het grondgebied en op alle andere plaatsen die onder de rechtsmacht of het toezicht van een Staat die Partij is vallen de rechtsbevoegdheid en de voorrechten en immuniteiten die vereist zijn voor de uitoefening van haar taken.

55. De afgevaardigden van Staten die Partij zijn, alsmede hun plaatsvervangers en adviseurs, de vertegenwoordigers van leden van de Uitvoerende Raad, alsmede hun plaatsvervangers en hun adviseurs, de Directeur-Generaal, de inspecteurs, de inspectie-assistenten en de personeelsleden van de Organisatie genieten de voorrechten en immuniteiten die vereist zijn voor de onafhankelijke uitoefening van hun taken in verband met de Organisatie.

56. De in dit artikel bedoelde rechtsbevoegdheid, de voorrechten en de immuniteiten worden omschreven in overeenkomsten tussen de Organisatie en de Staten die Partij zijn alsmede in een overeenkomst tussen de Organisatie en de Staat waar de Organisatie haar zetel heeft. Genoemde overeenkomsten worden overeenkomstig lid 26, letters h en i, bestudeerd en goedgekeurd.

57. Onverminderd het bepaalde in het vierenvijftigste en vijfenvijftigste lid, genieten de Directeur-Generaal, de inspecteurs, de inspectie-assistenten en de personeelsleden van het Technisch Secretariaat bij het verrichten van verificatie-activiteiten de voorrechten en immuniteiten die zijn vervat in het Protocol.

Artikel III Nationale uitvoeringsmaatregelen

1. Elke Staat die Partij is neemt, overeenkomstig zijn constitutionele procedures, de nodige maatregelen ter nakoming van de ingevolge dit Verdrag door hem aangegane verplichtingen. In het bijzonder neemt elke Staat de nodige maatregelen teneinde:

  • a. Natuurlijke personen en rechtspersonen waar ook op zijn grondgebied of op een andere plaats die ingevolge het internationale recht onder zijn rechtsmacht valt, te verbieden activiteiten te ondernemen die uit hoofde van dit Verdrag voor een Staat die Partij is verboden zijn;

  • b. Natuurlijke personen en rechtspersonen te verbieden dergelijke activiteiten te ondernemen op plaatsen onder zijn toezicht; en

  • c. Natuurlijke personen die zijn nationaliteit bezitten, overeenkomstig het internationale recht, te verbieden waar ook dergelijke activiteiten te ondernemen.

2. Elke Staat die Partij is werkt samen met andere Staten die Partij zijn en biedt de passende vorm van rechtshulp ter vergemakkelijking van de nakoming van de in het eerste lid genoemde verplichtingen.

3. Elke Staat die Partij is brengt de Organisatie op de hoogte van de ingevolge dit artikel getroffen maatregelen.

4. Teneinde zijn verplichtingen uit hoofde van dit Verdrag na te komen, wijst elke Staat die Partij is een Nationale Autoriteit aan, of stelt deze in, en doet hiervan bij de inwerkingtreding van het Verdrag voor hem, mededeling aan de Organisatie. De Nationale Autoriteit fungeert als het nationale centrum voor het contact met de Organisatie en met de andere Staten die Partij zijn.

Artikel IV Verificatie

A. ALGEMENE BEPALINGEN

1. Teneinde de naleving van dit Verdrag te controleren, wordt een verificatiestelsel in het leven geroepen, dat is opgebouwd uit de volgende elementen:

  • a. Een Internationaal Toezichtsysteem;

  • b. Overleg en opheldering;

  • c. Inspecties ter plaatse; en

  • d. Vertrouwenbevorderende maatregelen.

    Bij de inwerkingtreding van dit Verdrag is het verificatiestelsel in staat de ingevolge dit Verdrag vereiste verificatietaken uit te voeren.

2. De verificatie-activiteiten moeten gebaseerd zijn op objectieve informatie, moeten beperkt blijven tot het onderwerp van dit Verdrag en moeten worden uitgevoerd op basis van de volledige eerbiediging van de soevereiniteit van de Staten die Partij zijn en op de minst indringende wijze mogelijk die verenigbaar is met de doeltreffende en tijdige verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Elke Staat die Partij is onthoudt zich van misbruik van het recht op verificatie.

3. Elke Staat die Partij is verplicht zich ertoe, overeenkomstig dit Verdrag, via de ingevolge artikel III, vierde lid, opgerichte Nationale Autoriteit, samen te werken met de Organisatie en met de andere Staten die Partij zijn ter vergemakkelijking van de verificatie van de naleving van dit Verdrag, onder andere door:

  • a. Het creëren van de nodige inrichtingen om te kunnen deelnemen aan genoemde verificatie-activiteiten en het tot stand brengen van de nodige communicatie;

  • b. Het aanleveren van gegevens afkomstig van nationale stations die deel uitmaken van het Internationaal Toezichtsysteem;

  • c. Het participeren, waar nodig, in de overleg- en ophelderingsprocedures;

  • d. Het toestaan van inspecties ter plaatse; en

  • e. Het participeren, waar nodig, in de vertrouwenbevorderende maatregelen.

4. Alle Staten die Partij zijn, ongeacht hun technische en financiële capaciteiten, hebben evenveel recht verificaties te verrichten en zijn in dezelfde mate verplicht verificaties toe te staan.

5. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt geen enkele Staat die Partij is belet informatie die via nationale technische verificatiemiddelen is verkregen, te gebruiken op een wijze die in overeenstemming is met de algemeen erkende beginselen van internationaal recht, met inbegrip van het beginsel van de eerbiediging van de soevereiniteit van Staten.

6. Niettegenstaande het recht van de Staten die Partij zijn gevoelige installaties, activiteiten of locaties die geen verband houden met dit Verdrag, te beschermen, mogen Staten die Partij zijn de elementen van het verificatiestelsel van dit Verdrag of de nationale technische verificatiemiddelen die overeenkomstig het vijfde lid worden aangewend, niet hinderen.

7. Elke Staat die Partij is heeft het recht maatregelen te nemen om de gevoelige installaties te beschermen en de bekendmaking van vertrouwelijke informatie en gegevens die geen betrekking hebben op dit Verdrag, te voorkomen.

8. Voorts worden alle nodige maatregelen genomen om de vertrouwelijkheid van informatie te beschermen die betrekking heeft op civiele en militaire activiteiten en inrichtingen en die is verkregen gedurende de verificatie-activiteiten.

9. Onverminderd het bepaalde in het achtste lid, wordt informatie die door de Organisatie wordt verkregen ingevolge het bij dit Verdrag gecreëerde verificatiestelsel beschikbaar gesteld aan alle Staten die Partij zijn overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van dit Verdrag en het Protocol.

10. De bepalingen van dit Verdrag worden niet zodanig uitgelegd dat daardoor de internationale uitwisseling van gegevens voor wetenschappelijke doeleinden wordt beperkt.

11. Elke Staat die Partij is verbindt zich ertoe samen te werken met de Organisatie en met de andere Staten die Partij zijn bij de verbetering van het verificatiestelsel, alsmede bij het bestuderen van de verificatiemogelijkheden van aanvullende controletechnieken zoals de detectie van elektromagnetische pulsen of toezicht via satellieten, met het oog op de ontwikkeling van, waar nodig, specifieke maatregelen ter verbetering van de doeltreffendheid en de kosteneffectiviteit van de verificatie ingevolge dit Verdrag. Deze maatregelen worden, wanneer daarover overeenstemming wordt bereikt, opgenomen in de bepalingen van dit Verdrag, het Protocol of als aanvullende afdelingen van het Protocol, in overeenstemming met artikel VII, of worden, indien van toepassing, weergegeven in de handleidingen, overeenkomstig artikel II, vierenveertigste lid.

12. De Staten die Partij zijn verbinden zich ertoe de onderlinge samenwerking te bevorderen voor de vergemakkelijking van en de deelname aan een zo volledig mogelijke uitwisseling betreffende technologieën die worden gebruikt bij de controle van de naleving van dit Verdrag om alle Staten die Partij zijn in staat te stellen hun nationale uitvoering van verificatiemaatregelen kracht bij te zetten en van de toepassing van deze technologieën gebruik te kunnen maken voor vreedzame doeleinden.

13. De bepalingen van dit Verdrag worden zodanig toegepast dat hierdoor de economische en technologische ontwikkeling van de Staten die Partij zijn ten behoeve van de verdere ontwikkeling van de toepassing van kernenergie voor vreedzame doeleinden niet wordt gehinderd.

Verificatietaken van het Technisch Secretariaat

14. Bij de uitvoering van de in dit Verdrag en het Protocol genoemde verificatietaken draagt het Technisch Secretariaat, in samenwerking met de Staten die Partij zijn, ten behoeve van dit Verdrag, zorg voor:

  • a. Het maken van afspraken voor het ontvangen en verspreiden van gegevens en verslagen betreffende de controle van de toepassing van dit Verdrag, in overeenstemming met de bepalingen hiervan, en voor het onderhouden van een op deze taak toegesneden internationale communicatie-infrastructuur;

  • b. Als onderdeel van de reguliere werkzaamheden, via het Internationaal Datacentrum, dat in beginsel het centrum binnen het Technisch Secretariaat is voor de opslag en verwerking van gegevens:

    • i. Het ontvangen en voorleggen van aanvragen voor gegevens uit het Internationaal Toezichtsysteem;

    • ii. Het ontvangen, waar gepast, van gegevens voortkomende uit het overleg- en ophelderingsproces, uit inspecties ter plaatse alsmede uit de vertrouwenbevorderende maatregelen; en

    • iii. Het ontvangen van andere relevante gegevens van Staten die Partij zijn en internationale organisaties overeenkomstig dit Verdrag en het Protocol;

  • c. Het superviseren, coördineren en zorg dragen voor de werking van het Internationaal Toezichtsysteem en de samenstellende delen daarvan, en van het Internationaal Datacentrum, in overeenstemming met de desbetreffende handleidingen;

  • d. Het routinematig verwerken en analyseren van en verslag uitbrengen over gegevens uit het Internationaal Toezichtsysteem volgens overeengekomen procedures om effectieve internationale controle van de toepassing van dit Verdrag mogelijk te maken en bij te dragen aan het tijdig wegnemen van de zorgen over de naleving van dit Verdrag;

  • e. Het beschikbaar stellen van alle gegevens, zowel verwerkt als onverwerkt, en verslagen aan alle Staten die Partij zijn, waarbij elke Staat die Partij is de verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de gegevens van het Internationaal Toezichtsysteem, in overeenstemming met artikel II, zevende lid, en met het achtste en dertiende lid van dit artikel;

  • f. Het geven, op voet van gelijkheid, van een vrije, eenvoudige en tijdige toegang tot alle opgeslagen gegevens;

  • g. Het opslaan van alle gegevens, zowel verwerkt als onverwerkt, en verslagen;

  • h. Het coördineren en vergemakkelijken van verzoeken tot aanvullende gegevens uit het Internationaal Toezichtsysteem;

  • i. Het coördineren van verzoeken tot aanvullende gegevens van de ene Staat die Partij is aan de andere;

  • j. Het geven van technische bijstand en ondersteuning bij de installatie en werking van controle-inrichtingen en de overeenkomstige communicatiemiddelen, indien om deze bijstand en ondersteuning wordt verzocht door de desbetreffende Staat;

  • k. Het op verzoek beschikbaar stellen aan elke Staat die Partij is van technieken die door het Technisch Secretariaat en het Internationaal Datacentrum worden gebruikt bij het verzamelen, opslaan, verwerken, analyseren en rapporteren van gegevens uit het verificatiestelsel; en

  • l. Het controleren, beoordelen en rapporteren van de globale prestaties van het Internationaal Toezichtsysteem en het Internationaal Datacentrum.

15. De overeengekomen procedures die door het Technisch Secretariaat moeten worden gevolgd bij de uitvoering van zijn verificatietaken zoals genoemd in het veertiende lid en nauwkeurig omschreven in het Protocol, worden uitgewerkt in de desbetreffende handleidingen.

B. HET INTERNATIONAAL TOEZICHTSYSTEEM

16. Het Internationaal Toezichtsysteem omvat inrichtingen voor seismologische metingen, voor metingen van radionucliden, met inbegrip van gecertificeerde laboratoria, hydro-akoestische metingen, infra-geluidmetingen en overeenkomstige communicatiemiddelen, en wordt ondersteund door het Internationaal Datacentrum van het Technisch Secretariaat.

17. Het Internationaal Toezichtsysteem wordt geplaatst onder het gezag van het Technisch Secretariaat. Alle controle-inrichtingen van het Internationaal Toezichtsysteem zijn eigendom van en worden geëxploiteerd door de Staten die als gastheer optreden of, overeenkomstig het Protocol, anderszins verantwoordelijk zijn voor deze inrichtingen.

18. Elke Staat die Partij is heeft het recht deel te nemen aan de internationale uitwisseling van gegevens en toegang te verkrijgen tot alle aan het Internationaal Datacentrum beschikbaar gestelde gegevens. Elke Staat die Partij is werkt met het Internationaal Datacentrum samen via zijn Nationale Autoriteit.

Financiering van het Internationaal Toezichtsysteem

19. Ten behoeve van de inrichtingen van het Internationaal Toezichtsysteem die zijn aangegeven in de tabellen 1-A, 2-A, 3 en 4 van Bijlage 1 bij het Protocol, en voor de werking hiervan, voor zover deze inrichtingen zijn overeengekomen door de desbetreffende Staat en de Organisatie voor het verstrekken van gegevens aan het Internationaal Datacentrum in overeenstemming met de technische vereisten van het Protocol en de desbetreffende handleidingen, draagt de Organisatie, zoals bepaald in overeenkomsten of regelingen ingevolge het vierde lid van Deel I van het Protocol, de kosten van de volgende activiteiten:

  • a. Het creëren van nieuwe inrichtingen en het verbeteren van de bestaande inrichtingen, tenzij de Staat die verantwoordelijk is voor die inrichtingen, deze kosten zelf draagt;

  • b. Het exploiteren en onderhouden van inrichtingen ten behoeve van het Internationaal Toezichtsysteem, met inbegrip van de eventuele fysieke beveiliging van inrichtingen, en het toepassen van overeengekomen procedures voor het waarmerken van gegevens;

  • c. Het verzenden van gegevens van het Internationaal Toezichtsysteem (verwerkt of onverwerkt) aan het Internationaal Datacentrum door middel van de meest directe en kosteneffectieve middelen die beschikbaar zijn, met inbegrip van, indien nodig via geschikte communicatieknooppunten, van gegevens van meetstations, laboratoria, analyse-inrichtingen of van nationale gegevenscentra; of het verzenden van deze gegevens (eventueel met inbegrip van monsters) van meetstations naar laboratoria en analyse-inrichtingen; en

  • d. Het analyseren van monsters namens de Organisatie.

20. Ten behoeve van de seismische stations van het aanvullende netwerk zoals aangegeven in tabel 1-B van Bijlage 1 bij het Protocol, draagt de Organisatie, zoals bepaald in overeenkomsten of regelingen ingevolge het vierde lid van Deel I van het Protocol, slechts de kosten van de volgende activiteiten:

  • a. Het verzenden van gegevens aan het Internationaal Datacentrum;

  • b. Het waarmerken van de gegevens afkomstig van genoemde stations;

  • c. Het moderniseren van de stations zodat deze voldoen aan de vereiste technische normen, tenzij de Staat die verantwoordelijk is voor deze inrichtingen, deze kosten zelf draagt;

  • d. Indien nodig het opzetten van nieuwe stations ten behoeve van dit Verdrag daar waar nog geen geschikte inrichtingen zijn, tenzij de Staat die voor deze inrichtingen verantwoordelijk is, deze kosten zelf draagt; en

  • e. Alle andere kosten die betrekking hebben op het verstrekken van door de Organisatie gevraagde gegevens zoals weergegeven in de desbetreffende handleidingen.

21. De Organisatie draagt eveneens de kosten voor de levering aan elke Staat die Partij is van de door hem verzochte verslagen en diensten uit het standaardpakket van het Internationaal Datacentrum, overeenkomstig Afdeling F van het Deel I van het Protocol. De voorbereidings- en verzendkosten van aanvullende gegevens of resultaten worden gedragen door de verzoekende Staat die Partij is.

22. De overeenkomsten c.q. regelingen tussen Staten die Partij zijn of Staten die gastheer zijn of die anderszins verantwoordelijk zijn voor inrichtingen van het Internationaal Toezichtsysteem, bevatten bepalingen omtrent het dragen van deze kosten. Dergelijke bepalingen kunnen regelingen bevatten waarbij een Staat die Partij is ongeacht welk deel van de kosten bedoeld in het negentiende lid, letter a, en het twintigste lid, letters c en d, draagt ten aanzien van de inrichtingen waarvan hij gastheer is of waarvoor hij verantwoordelijk is, in ruil voor een passende reductie van zijn verschuldigde financiële bijdrage aan de Organisatie. Een dergelijke reductie kan niet hoger zijn dan de helft van de jaarlijks verschuldigde bijdrage van een Staat die Partij is, maar mag over meerdere opeenvolgende jaren worden gespreid. Een Staat die Partij is kan een dergelijke reductie delen met een andere Staat die Partij is door middel van een onderlinge overeenkomst of regeling en met de instemming van de Uitvoerende Raad. De in dit lid genoemde overeenkomsten of regelingen worden goedgekeurd in overeenstemming met artikel II, zesentwintigste lid, letter h, en achtendertigste lid, letter i.

Wijzigingen van het Internationaal Toezichtsysteem

23. Maatregelen bedoeld in het elfde lid die gevolgen hebben voor het Internationaal Toezichtsysteem in de vorm van een toevoeging of weglating van een controletechniek, worden, wanneer deze maatregelen zijn overeengekomen, in dit Verdrag en het Protocol opgenomen, overeenkomstig artikel VII, eerste tot en met zesde lid.

24. Behoudens de goedkeuring van de rechtstreeks betrokken Staten, worden de volgende wijzigingen van het Internationaal Toezichtsysteem beschouwd als aangelegenheden van administratieve of technische aard ingevolge artikel VII, zevende en achtste lid:

  • a. Wijziging van het aantal inrichtingen voor een bepaalde controletechniek, zoals aangegeven in het Protocol; en

  • b. Wijziging van andere details voor specifieke inrichtingen zoals weergegeven in de tabellen in Bijlage 1 bij het Protocol (met inbegrip van, onder andere, de Staat die verantwoordelijk is voor de inrichting, de locatie, de naam of de soort inrichting en de toewijzing van een inrichting aan het seismische hoofdnetwerk of het aanvullende netwerk).

    Indien de Uitvoerende Raad ingevolge artikel VII, achtste lid, letter d, aanbeveelt dat dergelijke wijzigingen worden aangenomen, beveelt hij, ingevolge artikel VII, achtste lid, letter g, in beginsel tevens aan dat genoemde wijzigingen in werking treden nadat de Directeur-Generaal kennisgeving van de goedkeuring daarvan heeft gedaan.

25. Ten aanzien van voorstellen gedaan ingevolge het vierentwintigste lid, doet de Directeur-Generaal aan de Uitvoerende Raad en de Staten die Partij zijn naast de informatie en evaluatie bedoeld in artikel VII, achtste lid, letter b, toekomen:

  • a. Een technische evaluatie van het voorstel;

  • b. Een verklaring betreffende de administratieve en financiële gevolgen van het voorstel; en

  • c. Een verslag betreffende het overleg met de rechtstreeks bij het voorstel betrokken Staten, waarin wordt aangegeven of zij hun instemming geven.

Tijdelijke regelingen

26. In geval van een ernstige of onherstelbare beschadiging van een controle-inrichting genoemd in de tabellen van Bijlage 1 bij het Protocol, of teneinde andere tijdelijke reducties van het gebied dat door controle-inrichtingen wordt bestreken op te vangen, treft de Directeur-Generaal, in overleg en in overeenstemming met de rechtstreeks betrokken Staten, en met de goedkeuring van de Uitvoerende Raad, tijdelijke regelingen van maximaal één jaar, die, indien nodig, met instemming van de Uitvoerende Raad en de direct betrokken Staten eenmaal met een jaar kunnen worden verlengd. Dergelijke regelingen mogen niet leiden tot een situatie waarin het aantal operationele inrichtingen van het Internationaal Toezichtsysteem het aantal inrichtingen overtreft dat is aangegeven voor het desbetreffende netwerk, moeten voor zover mogelijk voldoen aan de technische en operationele vereisten genoemd in de handleiding voor het desbetreffende netwerk en moeten worden uitgevoerd binnen de begroting van de Organisatie. De Directeur-Generaal neemt voorts de nodige stappen om de situatie te corrigeren en doet voorstellen om tot een permanente oplossing te komen. De Directeur-Generaal stelt alle Staten die Partij zijn in kennis van iedere ingevolge dit lid genomen beslissing.

Samenwerkende nationale inrichtingen

27. Staten die Partij zijn mogen eveneens apart samenwerkingsregelingen treffen met de Organisatie om het Internationaal Datacentrum aanvullende gegevens beschikbaar te stellen van nationale meetstations die formeel geen onderdeel uitmaken van het Internationaal Toezichtsysteem.

28. Genoemde samenwerkingsregelingen kunnen als volgt worden opgesteld:

  • a. Op verzoek van een Staat die Partij is, en op kosten van die Staat, neemt het Technisch Secretariaat de nodige stappen om te garanderen dat een bepaalde controle-inrichting voldoet aan de technische en operationele eisen aangegeven in de desbetreffende handleidingen voor inrichtingen van het Internationaal Toezichtsysteem, en treft het regelingen voor de waarmerking van de hieruit voortkomende gegevens. Behoudens de toestemming van de Uitvoerende Raad, wijst het Technisch Secretariaat deze inrichting officieel aan als een samenwerkende nationale inrichting. Het Technisch Secretariaat neemt de vereiste maatregelen om, indien nodig, de certificering van de inrichting te herbevestigen;

  • b. Het Technisch Secretariaat houdt een actuele lijst bij van samenwerkende nationale inrichtingen en doet deze toekomen aan alle Staten die Partij zijn; en

  • c. Indien een Staat die Partij is hierom verzoekt, doet het Internationaal Datacentrum een beroep op gegevens afkomstig van samenwerkende nationale inrichtingen, ten behoeve van de vergemakkelijking van overleg- en ophelderingsactiviteiten en ter bestudering van verzoeken om inspecties ter plaatse; de kosten van het verzenden van gegevens worden gedragen door de desbetreffende Staat die Partij is.

    De voorwaarden die gelden voor de beschikbaarstelling van aanvullende gegevens van genoemde inrichtingen, en voor verzoeken om verdere of versnelde toezending van gegevens of opheldering van het Internationaal Datacentrum, worden uiteengezet in de handleiding voor het desbetreffende controlenetwerk

C. OVERLEG EN OPHELDERING

29. Onverminderd het recht van elke Staat die Partij is verzoeken te doen om inspecties ter plaatse, zouden de Staten die Partij zijn, indien mogelijk, eerst al het mogelijke in het werk moeten stellen om onderling ofwel met of via de Organisatie alle kwesties op te helderen en op te lossen die reden geven tot zorg omtrent de mogelijke niet-nakoming van de basisverplichtingen ingevolge dit Verdrag.

30. Een Staat die Partij is die een verzoek ingevolge het negenentwintigste lid rechtstreeks van een andere Staat die Partij is ontvangt, doet de verzoekende Staat die Partij is de gevraagde opheldering zo spoedig mogelijk toekomen, maar in elk geval niet later dan 48 uur na het verzoek. De verzoekende en de aangezochte Staten die Partij zijn kunnen de Uitvoerende Raad en de Directeur-Generaal op de hoogte houden van het verzoek en het gevolg dat daaraan is gegeven.

31. Een Staat die Partij is heeft het recht de Directeur-Generaal te verzoeken hem bij te staan bij de opheldering van zaken die reden kunnen geven tot zorg omtrent de mogelijke niet-nakoming van de basisverplichtingen ingevolge dit Verdrag. De Directeur-Generaal verstrekt de relevante informatie die het Technisch Secretariaat ter zake bezit. Op verzoek van de verzoekende Staat die Partij is brengt de Directeur-Generaal de Uitvoerende Raad op de hoogte van het verzoek en van de informatie die ingevolge dat verzoek is verstrekt.

32. Een Staat die Partij is heeft het recht de Uitvoerende Raad te verzoeken om opheldering te verkrijgen van een andere Staat die Partij is ten aanzien van zaken die reden geven tot zorg omtrent de mogelijke niet-nakoming van de basisverplichtingen ingevolge dit Verdrag. In een dergelijk geval zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • a. De Uitvoerende Raad verzendt het verzoek om opheldering uiterlijk 24 uur na ontvangst naar de aangezochte Staat die Partij is via de Directeur-Generaal;

  • b. De aangezochte Staat die Partij is geeft de Uitvoerende Raad zo spoedig mogelijk opheldering, in elk geval uiterlijk 48 uur na ontvangst van het verzoek;

  • c. De Uitvoerende Raad neemt kennis van de opheldering en verzendt deze uiterlijk 24 uur na ontvangst naar de verzoekende Staat die Partij is;

  • d. Indien de verzoekende Staat die Partij is de opheldering onvoldoende acht, is hij bevoegd de Uitvoerende Raad te verzoeken om nadere opheldering door de aangezochte Staat die Partij is.

    De Uitvoerende Raad stelt onverwijld alle andere Staten die Partij zijn op de hoogte van alle verzoeken om opheldering ingevolge dit lid, alsmede van het gevolg dat hieraan door de aangezochte Staat die Partij is is gegeven.

33. Indien de verzoekende Staat die Partij is oordeelt dat de ingevolge het tweeëndertigste lid, letter d, verkregen opheldering ontoereikend is, heeft hij het recht om een vergadering van de Uitvoerende Raad te verzoeken waaraan de betrokken Staten die Partij zijn die geen lid zijn van de Uitvoerende Raad deel mogen nemen. Bij een dergelijke vergadering bestudeert de Uitvoerende Raad de kwestie en kan hij elke maatregel overeenkomstig artikel V aanbevelen.

D. INSPECTIES TER PLAATSE

Verzoek om inspectie ter plaatse

34. Elke Staat die Partij is heeft overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag en Deel II van het Protocol, het recht een verzoek in te dienen om inspectie ter plaatse op het grondgebied van een andere Staat die Partij is of op elke andere plaats onder diens rechtsmacht of toezicht, of in enig ander gebied dat onder de rechtsmacht of het toezicht van geen enkele Staat valt.

35. Het enige doel van een inspectie ter plaatse is opheldering te verschaffen ten aanzien van de vraag of er al dan niet een proefexplosie van een kernwapen of een andere kernexplosie is uitgevoerd in strijd met artikel I en, voor zover mogelijk, feiten te verzamelen die kunnen bijdragen tot de vaststelling van de identiteit van een mogelijke overtreder.

36. De verzoekende Staat die Partij is is verplicht het verzoek om inspectie ter plaatse binnen de reikwijdte van dit Verdrag te houden en bij het verzoek de in het zevenendertigste lid bedoelde informatie te verschaffen. De verzoekende Staat die Partij is onthoudt zich van het doen van ongegronde of oneigenlijke verzoeken om inspectie.

37. Het verzoek om inspectie ter plaatse is gebaseerd op de door het Internationaal Toezichtsysteem verzamelde informatie, op relevante technische informatie afkomstig van nationale technische verificatiemiddelen overeenkomstig de algemeen erkende beginselen van internationaal recht, of op een combinatie daarvan. Het verzoek bevat de informatie bedoeld in het eenenveertigste lid van Deel II van het Protocol.

38. De verzoekende Staat die Partij is legt het verzoek om inspectie ter plaatse voor aan de Uitvoerende Raad en tegelijkertijd aan de Directeur-Generaal zodat deze laatste er onmiddellijk gevolg aan kan gaan geven.

Gevolg dat wordt gegeven aan een verzoek om inspectie ter plaatse

39. De Uitvoerende Raad vangt onmiddellijk na ontvangst van het verzoek om inspectie ter plaatse aan met de bestudering daarvan.

40. Na ontvangst van het verzoek om inspectie ter plaatse, bevestigt de Directeur-Generaal binnen twee uur de ontvangst van het verzoek aan de verzoekende Staat die Partij is en zendt dit verzoek binnen zes uur door naar de ter inspectie aangezochte Staat die Partij is. De Directeur-Generaal vergewist zichzelf ervan dat het verzoek voldoet aan de vereisten van het eenenveertigste lid van Deel II van het Protocol, en, indien nodig, helpt hij de verzoekende Staat die Partij is bij het naar behoren indienen van het verzoek, en zendt het verzoek binnen 24 uur door naar de Uitvoerende Raad en alle andere Staten die Partij zijn.

41. Wanneer het verzoek om inspectie ter plaatse voldoet aan de vereisten, vangt het Technisch Secretariaat zonder oponthoud aan met de voorbereidingen voor de inspectie ter plaatse.

42. Wanneer de Directeur-Generaal een verzoek om een inspectie ter plaatse ontvangt waarin wordt verwezen naar een inspectiegebied dat onder de rechtsmacht of het toezicht valt van een Staat die Partij is, vraagt hij de ter inspectie aangezochte Staat die Partij is onmiddellijk om opheldering teneinde de feiten op te helderen en de in het verzoek geuite zorg weg te nemen.

43. Een Staat die Partij is die een verzoek om opheldering ontvangt ingevolge het tweeënveertigste lid, doet de Directeur-Generaal zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 72 uur na ontvangst van het verzoek om opheldering, uitleg en andere beschikbare relevante informatie toekomen.

44. Voordat de Uitvoerende Raad een besluit neemt ten aanzien van een verzoek om inspectie ter plaatse, zendt de Directeur-Generaal onmiddellijk alle beschikbare aanvullende informatie van het Internationaal Toezichtsysteem of informatie verstrekt door een Staat die Partij is betreffende de in het verzoek vermelde gebeurtenis, met inbegrip van ophelderingen gegeven ingevolge het tweeënveertigste en drieënveertigste lid, alsmede enige andere informatie afkomstig van het Technisch Secretariaat die de Directeur-Generaal relevant acht of waar door de Uitvoerende Raad om wordt verzocht.

45. Tenzij de verzoekende Staat die Partij is van mening is dat de in het verzoek om inspectie ter plaatse geuite zorg weggenomen is en het verzoek intrekt, neemt de Uitvoerende Raad een besluit inzake het verzoek in overeenstemming met het zesenveertigste lid.

Besluiten van de Uitvoerende Raad

46. De Uitvoerende Raad neemt binnen 96 uur na ontvangst van het verzoek om inspectie ter plaatse van de verzoekende Staat die Partij is een besluit. Het besluit tot goedkeuring van de inspectie ter plaatse wordt genomen met ten minste 30 bevestigende stemmen van leden van de Uitvoerende Raad. Indien de Uitvoerende Raad de inspectie niet goedkeurt, worden de voorbereidingen gestaakt en geen verdere stappen genomen met betrekking tot het verzoek.

47. Uiterlijk 25 dagen na goedkeuring van de inspectie ter plaatse overeenkomstig het zesenveertigste lid, zendt het inspectieteam, via de Directeur-Generaal, een verslag inzake de voortgang van de inspectie naar de Uitvoerende Raad. De voortzetting van de inspectie wordt geacht te zijn goedgekeurd, tenzij de Uitvoerende Raad, uiterlijk 72 uur na ontvangst van het rapport inzake de voortgang van de inspectie, bij meerderheid van al zijn leden besluit de inspectie niet voort te zetten. Indien de Uitvoerende Raad besluit de inspectie niet voort te zetten, wordt deze beëindigd, en verlaat het inspectieteam het inspectiegebied en het grondgebied van de aan inspectie onderworpen Staat die Partij is zo spoedig mogelijk, in overeenstemming met paragrafen 109 en 110 van Deel II van het Protocol.

48. Tijdens de inspectie ter plaatse kan het inspectieteam, via de Directeur-Generaal, de Uitvoerende Raad een voorstel doen tot het uitvoeren van boringen. De Uitvoerende Raad neemt ten aanzien van een dergelijk verzoek uiterlijk 72 uur na ontvangst van het voorstel een besluit. Het besluit tot goedkeuring van boringen wordt genomen bij meerderheid van alle leden van de Uitvoerende Raad.

49. Het inspectieteam kan de Uitvoerende Raad, via de Directeur-Generaal, verzoeken de duur van de inspectie te verlengen met maximaal 70 dagen na de in paragraaf 4 van Deel II van het Protocol genoemde 60-dagentermijn, indien het inspectieteam zulks noodzakelijk acht voor de uitvoering van zijn taak. Het inspectieteam geeft in zijn verzoek aan welke van de in paragraaf 69 van Deel II van het Protocol genoemde activiteiten en technieken het van plan is uit te voeren en toe te passen in de verlengingstermijn. De Uitvoerende Raad neemt uiterlijk 72 uur na ontvangst van het verzoek een besluit ten aanzien van het verzoek tot verlenging. Het besluit een verlenging van de inspectietermijn goed te keuren wordt genomen bij meerderheid van alle leden van de Uitvoerende Raad.

50. Op elk tijdstip na de goedkeuring van het vervolg van de inspectie ter plaatse in overeenstemming met het zevenenveertigste lid, kan het inspectieteam, via de Directeur-Generaal, de Uitvoerende Raad aanbevelen de inspectie te beëindigen. Een dergelijke aanbeveling wordt geacht te zijn goedgekeurd, tenzij de Uitvoerende Raad, uiterlijk 72 uur na ontvangst van de aanbeveling, bij tweederde meerderheid van al zijn leden besluit de beëindiging van de inspectie niet goed te keuren. In geval van beëindiging van de inspectie, verlaat het inspectieteam het inspectiegebied en het grondgebied van de aan inspectie onderworpen Staat die Partij is zo spoedig mogelijk, in overeenstemming met paragrafen 109 en 110 van Deel II van het Protocol.

51. De verzoekende Staat die Partij is en de ter inspectie aangezochte Staat die Partij is kunnen – zonder stemrecht – deelnemen aan de beraadslagingen van de Uitvoerende Raad inzake het verzoek om inspectie ter plaatse. De verzoekende Staat die Partij is en de aan inspectie onderworpen Staat die Partij is kunnen eveneens zonder stemrecht deelnemen aan vervolgberaadslagingen van de Uitvoerende Raad met betrekking tot de inspectie.

52. De Directeur-Generaal stelt de Staten die Partij zijn binnen 24 uur in kennis van alle besluiten van de Uitvoerende Raad en van alle verslagen, voorstellen, verzoeken en aanbevelingen die aan de Uitvoerende Raad zijn gericht ingevolge het zesenveertigste tot en met het vijftigste lid.

Gevolg dat wordt gegeven aan de goedkeuring door de Uitvoerende Raad van een inspectie ter plaatse

53. Een door de Uitvoerende Raad goedgekeurde inspectie ter plaatse wordt onverwijld uitgevoerd door een inspectieteam aangewezen door de Directeur-Generaal overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag en het Protocol. Het inspectieteam arriveert op het punt van binnenkomst niet later dan zes dagen na ontvangst door de Uitvoerende Raad van het verzoek om inspectie ter plaatse van de verzoekende Staat die Partij is.

54. De Directeur-Generaal verleent een inspectiemandaat voor de uitvoering van de inspectie ter plaatse. Het inspectiemandaat bevat de informatie genoemd in paragraaf 42 van Deel II van het Protocol.

55. De Directeur-Generaal stelt de aan inspectie onderworpen Staat die Partij is uiterlijk 24 uur voor de geplande aankomst van het inspectieteam op het punt van binnenkomst in kennis van de inspectie, overeenkomstig paragraaf 43 van Deel II van het Protocol.

Uitvoering van een inspectie ter plaatse

56. Elke Staat die Partij is staat de Organisatie toe een inspectie ter plaatse uit te voeren op zijn grondgebied of op plaatsen die onder zijn rechtsmacht of toezicht vallen, overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag en het Protocol. Geen enkele Staat die Partij is hoeft evenwel gelijktijdige inspecties toe te laten op zijn grondgebied of op plaatsen die onder zijn rechtsmacht of toezicht vallen.

57. Overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag en het Protocol heeft de aan inspectie onderworpen Staat die Partij is de volgende rechten en verplichtingen:

  • a. Het recht en de verplichting om al het redelijkerwijs mogelijke in het werk te stellen om aan te tonen dat hij dit Verdrag naleeft en hiertoe het inspectieteam in staat te stellen zijn taak uit te voeren;

  • b. Het recht op het treffen van de maatregelen die hij nodig acht om de nationale-veiligheidsbelangen te beschermen en de verspreiding te voorkomen van vertrouwelijke informatie die geen betrekking heeft op het doel van de inspectie;

  • c. De verplichting om toegang te geven tot het inspectiegebied uitsluitend met het doel feiten vast te stellen die betrekking hebben op het doel van de inspectie, rekening houdend met letter b, en eventuele constitutionele verplichtingen die hij zou kunnen hebben ten aanzien van eigendomsrechten of huiszoekingen en inbeslagnemingen;

  • d. De verplichting tot inachtneming van het verbod zich te beroepen op dit lid of op paragraaf 88 van Deel II van het Protocol met het oogmerk niet-nakoming van zijn verplichtingen ingevolge artikel I te verhullen; en

  • e. De verplichting om het inspectieteam niet te verhinderen zich binnen het inspectiegebied te verplaatsen en inspectie-activiteiten overeenkomstig dit Verdrag en het Protocol te verrichten.

    Toegang, in de context van een inspectie ter plaatse, houdt in zowel fysieke toegang van het inspectieteam en het inspectiematerieel tot het inspectiegebied als de uitvoering van inspectie-activiteiten binnen het inspectiegebied.

58. De inspectie ter plaatse geschiedt op de minst indringende wijze mogelijk die verenigbaar is met de efficiënte en tijdige uitvoering van het inspectiemandaat, en in overeenstemming met de in het Protocol genoemde procedures. Telkens wanneer dat mogelijk is, vangt het inspectieteam aan met de minst indringende procedures en gaat pas over op meer indringende procedures wanneer dit nodig wordt geacht voor de verzameling van voldoende informatie om helderheid te verschaffen ten aanzien van de zorg omtrent een mogelijke niet-naleving van dit Verdrag. De inspecteurs zoeken alleen naar die informatie en gegevens welke nodig zijn voor het doel van de inspectie en trachten de normale werkzaamheden van de geïnspecteerde Staat die Partij is zo min mogelijk te storen.

59. De geïnspecteerde Staat die Partij is assisteert het inspectieteam gedurende de inspectie ter plaatse en vergemakkelijkt diens taak.

60. Indien de geïnspecteerde Staat die Partij is, handelend in overeenstemming met paragraaf 86 tot en met 96 van Deel II van het Protocol, de toegang binnen het inspectiegebied beperkt, doet hij, in overleg met het inspectieteam, alles wat redelijkerwijs mogelijk is om door andere middelen aan te tonen dat hij dit Verdrag naleeft.

Waarnemer

61. Ten aanzien van de aanwezigheid van een waarnemer gelden de volgende bepalingen:

  • a. Behoudens de instemming van de geïnspecteerde Staat die Partij is, kan de verzoekende Staat die Partij is een vertegenwoordiger sturen, die een ingezetene is van de verzoekende Staat die Partij is of van een derde Staat die Partij is, om de uitvoering van de inspectie ter plaatse waar te nemen;

  • b. De geïnspecteerde Staat die Partij is stelt de Directeur-Generaal binnen 12 uur na goedkeuring van de inspectie ter plaatse door de Uitvoerende Raad in kennis van de aanvaarding of de afwijzing van de voorgestelde waarnemer;

  • c. In geval van aanvaarding, verleent de geïnspecteerde Staat die Partij is de waarnemer toegang overeenkomstig het Protocol;

  • d. In beginsel aanvaardt de geïnspecteerde Staat die Partij is de voorgestelde waarnemer, maar indien de geïnspecteerde Staat die Partij is dit weigert, dan wordt dit aangetekend in het inspectieverslag.

    Wordt door meerdere Staten die Partij zijn om een inspectie verzocht, dan kunnen er maximaal drie waarnemers deelnemen.

Verslagen van de inspectie ter plaatse

62. Inspectieverslagen dienen de volgende gegevens te bevatten:

  • a. Een omschrijving van de door het inspectieteam uitgevoerde activiteiten;

  • b. De feitelijke bevindingen van het inspectieteam die betrekking hebben op het doel van de inspectie;

  • c. Een verslag van de verleende medewerking gedurende de inspectie ter plaatse;

  • d. Een feitelijke omschrijving van de mate waarin toegang is verstrekt, met name van de andere middelen die aan het team zijn verstrekt tijdens de inspectie ter plaatse; en

  • e. Alle overige details die betrekking hebben op het doel van de inspectie. Indien er verschil is in de bevindingen van de inspecteurs, kan dit worden aangegeven in een bijlage bij het verslag.

63. De Directeur-Generaal stelt aan de geïnspecteerde Staat die Partij is ontwerp-inspectieverslagen ter beschikking. De geïnspecteerde Staat die Partij is heeft het recht de Directeur-Generaal binnen 48 uur commentaar en uitleg te doen toekomen, en eventueel aan te geven welke informatie en gegevens, naar zijn mening, geen betrekking hebben op het doel van de inspectie en niet mogen worden verspreid buiten het Technisch Secretariaat. De Directeur-Generaal bestudeert de door de geïnspecteerde Staat die Partij is gedane voorstellen tot wijziging van het ontwerp-inspectieverslag en neemt deze zo veel mogelijk daarin op. De Directeur-Generaal voegt eveneens het commentaar en de uitleg die door de geïnspecteerde Staat die Partij is zijn gegeven, bij het inspectieverslag.

64. De Directeur-Generaal verzendt het inspectieverslag onverwijld naar de verzoekende Staat die Partij is, de geïnspecteerde Staat die Partij is, de Uitvoerende Raad en naar alle andere Staten die Partij zijn. De Directeur-Generaal verzendt voorts onverwijld naar de Uitvoerende Raad en naar alle andere Staten die Partij zijn eventuele resultaten van monsteranalyse in aangewezen laboratoria overeenkomstig paragraaf 104 van Deel II van het Protocol, relevante gegevens van het Internationaal Toezichtsysteem, de beoordelingen van de verzoekende en de geïnspecteerde Staten die Partij zijn, alsmede eventuele andere door de Directeur-Generaal relevant geachte informatie. In geval van een verslag inzake de voortgang van de inspectie bedoeld in het zevenenveertigste lid, verzendt de Directeur-Generaal dit verslag binnen de in dat lid aangegeven termijn naar de Uitvoerende Raad.

65. Overeenkomstig zijn bevoegdheden en taken beoordeelt de Uitvoerende Raad het inspectieverslag en alle ingevolge het vierenzestigste lid geleverde documenten, en gaat alle punten van zorg na om te bepalen of:

  • a. dit Verdrag niet is nageleefd; en

  • b. misbruik is gemaakt van het recht te verzoeken om inspectie ter plaatse.

66. Indien de Uitvoerende Raad, handelend overeenkomstig zijn bevoegdheden en taken, tot de conclusie komt dat met betrekking tot het gestelde in het vijfenzestigste lid verdere actie nodig kan zijn, neemt hij de nodige maatregelen overeenkomstig artikel V.

Oneigenlijk of ondoordacht verzoek om inspectie ter plaatse

67. Indien de Uitvoerende Raad het verzoek om inspectie ter plaatse niet goedkeurt op grond van het feit dat het verzoek oneigenlijk of ondoordacht is, of indien de inspectie om dezelfde reden wordt beëindigd, overweegt en beslist de Uitvoerende Raad of er passende maatregelen moeten worden getroffen om de situatie te herstellen en met name:

  • a. Van de verzoekende Staat die Partij is te verlangen dat deze de kosten draagt van alle voorbereidende werkzaamheden van het Technisch Secretariaat;

  • b. Het recht van de verzoekende Staat die Partij is een verzoek om een inspectie ter plaatse in te dienen, te schorsen voor een door de Uitvoerende Raad vast te stellen periode; en

  • c. Het recht van de verzoekende Staat die Partij is zitting te nemen in de Uitvoerende Raad voor een bepaalde periode te schorsen.

E. VERTROUWENBEVORDERENDE MAATREGELEN

68. Teneinde:

  • a. een bijdrage te leveren aan de tijdige wegneming van zorgen omtrent de naleving die zouden kunnen rijzen uit mogelijke verkeerde interpretatie van verificatiegegevens betreffende chemische explosies; en

  • b. een bijdrage te leveren aan de ijking van de stations die deel uitmaken van de netwerken waaruit het Internationaal Toezichtsysteem is opgebouwd, verbindt elke Staat die Partij is zich ertoe samen te werken met de Organisatie en met andere Staten die Partij zijn bij de uitvoering van de maatregelen bedoeld in Deel III van het Protocol.

Artikel V Maatregelen tot rechtzetting van een situatie en ter waarborging van de naleving van dit verdrag, met inbegrip van sancties

1. De Conferentie, onder meer rekening houdend met de aanbevelingen van de Uitvoerende Raad, treft de nodige maatregelen, zoals wordt uiteengezet in het tweede en derde lid, om de naleving van dit Verdrag te waarborgen en situaties die strijdig zijn met de bepalingen van dit Verdrag te herstellen en te corrigeren.

2. In de gevallen waarin een Staat die Partij is door de Conferentie of de Uitvoerende Raad wordt verzocht een situatie te herstellen die problemen oplevert met betrekking tot de naleving van dit Verdrag en deze Staat die Partij is niet binnen de aangegeven termijn gevolg geeft aan dit verzoek, kan de Conferentie, onder andere, besluiten de uitoefening van de rechten en privileges die deze Staat die Partij is ingevolge dit Verdrag geniet, te beperken of te schorsen, totdat de Conferentie anderszins besluit.

3. In geval van aantasting van het voorwerp en doel van dit Verdrag als gevolg van de niet-naleving van de basisverplichtingen van dit Verdrag, kan de Conferentie de Staten die Partij zijn collectieve maatregelen aanbevelen die in overeenstemming zijn met het internationaal recht.

4. De Conferentie of, indien de zaak spoedeisend is, de Uitvoerende Raad kan de kwestie, alsmede de relevante informatie en conclusies, onder de aandacht van de Verenigde Naties brengen.

Artikel VI Beslechting van geschillen

1. Geschillen die ontstaan ten aanzien van de toepassing of de uitlegging van dit Verdrag worden beslecht overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van dit Verdrag en in overeenstemming met de bepalingen van het Handvest van de Verenigde Naties.

2. Indien met betrekking tot de toepassing of de uitlegging van dit Verdrag een geschil ontstaat tussen twee of meer Staten die Partij zijn, of tussen een of meer Staten die Partij zijn en de Organisatie, plegen de betrokken partijen gezamenlijk overleg teneinde tot een spoedige beslechting van het geschil te komen door onderhandelingen of met andere vreedzame middelen naar keuze van de partijen, met inbegrip van een beroep op de daarvoor in aanmerking komende organen van dit Verdrag en, in onderlinge overeenstemming, voorlegging van het geschil aan het Internationaal Gerechtshof, overeenkomstig het Statuut van het Hof. De betrokken partijen houden de Uitvoerende Raad op de hoogte van de genomen maatregelen.

3. De Uitvoerende Raad kan een bijdrage leveren aan de beslechting van een geschil betreffende de toepassing of de uitlegging van dit Verdrag met alle door hem geschikt geachte middelen, waaronder het aanbieden van goede diensten, het doen van een beroep op de Staten die Partij zijn bij een geschil om via de door hen gekozen procedure het geschil te beslechten, het geschil onder de aandacht brengen van de Conferentie en het aanbevelen van een termijn voor een overeengekomen procedure.

4. De Conferentie bestudeert vraagstukken met betrekking tot geschillen die door de Staten die Partij zijn aan haar worden voorgelegd of door de Uitvoerende Raad onder haar aandacht zijn gebracht. Wanneer de Conferentie dit nodig acht, stelt zij organen in of belast zij organen met taken betrekking hebbend op de beslechting van deze geschillen overeenkomstig artikel II, zesentwintigste lid, letter j.

5. De Conferentie en de Uitvoerende Raad zijn afzonderlijk bevoegd, behoudens goedkeuring door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, het Internationaal Gerechtshof te verzoeken advies uit te brengen ten aanzien van juridische kwesties die zich voordoen binnen de werkingssfeer van de activiteiten van de Organisatie. Hiertoe wordt tussen de Organisatie en de Verenigde Naties een overeenkomst gesloten, overeenkomstig artikel II, achtendertigste lid, letter h.

6. Dit artikel laat de artikelen IV en V onverlet.

Artikel VII Wijzigingen

1. Op elk tijdstip na de inwerkingtreding van dit Verdrag, kan elke Staat die Partij is voorstellen doen tot wijziging van dit Verdrag, het Protocol of de Bijlagen bij het Protocol. Iedere Staat die Partij is kan eveneens, overeenkomstig het zevende lid, voorstellen doen tot veranderingen van het Protocol of de Bijlagen daarvan. Voorstellen tot wijziging zijn onderworpen aan de procedures bedoeld in het tweede tot en met het zesde lid. Voorstellen voor veranderingen overeenkomstig het zevende lid, zijn onderworpen aan de procedures genoemd in het achtste lid.

2. De voorgestelde wijziging wordt alleen bestudeerd en aangenomen door een Wijzigingsconferentie.

3. Ieder wijzigingsvoorstel wordt gezonden naar de Directeur-Generaal, die het voorstel zendt aan alle Staten die Partij zijn en aan de Depositaris en hun vraagt of zij het opportuun achten een Wijzigingsconferentie bijeen te roepen ter bestudering van het voorstel. Indien een meerderheid van de Staten die Partij zijn de Directeur-Generaal uiterlijk 30 dagen na de verzending van het voorstel ervan in kennis stellen dat zij verdere bestudering van het voorstel steunen, roept de Directeur-Generaal een Wijzigingsconferentie bijeen waarvoor alle Staten die Partij zijn worden uitgenodigd.

4. De Wijzigingsconferentie wordt onmiddellijk na een gewone vergadering van de Conferentie gehouden, tenzij alle Staten die Partij zijn die het bijeenroepen van een Wijzigingsconferentie steunen, verzoeken een eerdere bijeenkomst te houden. In geen geval wordt de Wijzigingsconferentie gehouden binnen 60 dagen na de toezending van de voorgestelde wijziging.

5. Wijzigingen worden door de Wijzigingsconferentie aangenomen met de stemmen vóór van een meerderheid van de Staten die Partij zijn, terwijl geen enkele Staat die Partij is een stem tegen uitbrengt.

6. Wijzigingen worden van kracht voor alle Staten die Partij zijn 30 dagen na de nederlegging van de akten van bekrachtiging of aanvaarding door alle Staten die Partij zijn die een stem vóór hebben uitgebracht op de Wijzigingsconferentie.

7. Ter waarborging van de uitvoerbaarheid en de doeltreffendheid van dit Verdrag, zijn de Delen I en III van het Protocol en de Bijlagen 1 en 2 bij het Protocol onderworpen aan de manier van wijzigen overeenkomstig het achtste lid, indien de voorgestelde veranderingen slechts betrekking hebben op aangelegenheden van administratieve of technische aard. Alle andere bepalingen van het Protocol en de Bijlagen daarbij kunnen niet worden veranderd overeenkomstig het achtste lid.

8. De in het zevende lid bedoelde voorgestelde veranderingen worden behandeld overeenkomstig de volgende procedure:

  • a. De tekst van de voorgestelde veranderingen wordt samen met de vereiste informatie toegezonden aan de Directeur-Generaal. Elke Staat die Partij is en de Directeur-Generaal kunnen met het oog op de beoordeling van het voorstel deze aanvullende informatie verstrekken. De Directeur-Generaal deelt deze voorstellen en informatie onverwijld mede aan alle Staten die Partij zijn, de Uitvoerende Raad en de Depositaris;

  • b. Uiterlijk 60 dagen na ontvangst van het voorstel, onderwerpt de Directeur-Generaal dit voorstel aan een beoordeling om vast te stellen wat de mogelijke gevolgen ervan zijn voor de bepalingen van dit Verdrag en de toepassing daarvan en deelt hij alle informatie mede aan alle Staten die Partij zijn en de Uitvoerende Raad;

  • c. De Uitvoerende Raad bestudeert het voorstel aan de hand van alle informatie waarover hij beschikt, met inbegrip van de vraag of het voorstel voldoet aan de vereisten van het zevende lid. Uiterlijk 90 dagen na ontvangst van het voorstel legt de Uitvoerende Raad zijn aanbevelingen, met passende toelichtingen, ter bestudering voor aan alle Staten. De Staten die Partij zijn bevestigen de ontvangst binnen 10 dagen;

  • d. Indien de Uitvoerende Raad alle Staten die Partij zijn aanbeveelt het voorstel aan te nemen, wordt het geacht te zijn goedgekeurd indien geen enkele Staat die Partij is hiertegen bezwaar maakt binnen 90 dagen na ontvangst van de aanbeveling. Indien de Uitvoerende Raad aanbeveelt het voorstel te verwerpen, wordt het geacht te zijn verworpen indien geen enkele Staat die Partij is binnen 90 dagen na ontvangst van de aanbeveling tegen de verwerping bezwaar maakt;

  • e. Indien een aanbeveling van de Uitvoerende Raad niet wordt aanvaard zoals vereist ingevolge letter d, wordt door de Conferentie op haar volgende vergadering een besluit genomen inzake het voorstel als aangelegenheid van inhoudelijke aard, met inbegrip van de vraag of het voldoet aan de vereisten van het zevende lid;

  • f. De Directeur-Generaal stelt alle Staten die Partij zijn alsmede de Depositaris in kennis van alle besluiten die ingevolge dit lid worden genomen.

  • g. Ingevolge deze procedure goedgekeurde veranderingen worden voor alle Staten die Partij zijn van kracht 180 dagen na de datum van kennisgeving door de Directeur-Generaal dat zij zijn goedgekeurd tenzij een andere termijn wordt aanbevolen door de Uitvoerende Raad of bepaald door de Conferentie.

Artikel VIII Toetsing van het Verdrag

1. Tenzij een meerderheid van de Staten die Partij zijn anders besluiten, vindt tien jaar na inwerkingtreding van dit Verdrag een Conferentie van Staten die Partij zijn plaats ter toetsing van de werking en doeltreffendheid van het Verdrag, teneinde zich ervan te verzekeren dat de in de Preambule en de bepalingen van het Verdrag genoemde voorwerpen en doelstellingen worden verwezenlijkt. Bij dergelijke toetsingen wordt rekening gehouden met voor dit Verdrag relevante nieuwe wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen. Op basis van een verzoek daartoe door een Staat die Partij is, overweegt de Toetsingsconferentie de mogelijkheid om ondergrondse kernexplosies voor vreedzame doeleinden toe te staan. Indien de Toetsingsconferentie bij consensus besluit dat dergelijke explosies kunnen worden toegestaan, vangt zij onverwijld met de werkzaamheden aan teneinde de Staten die Partij zijn voor te stellen het Verdrag zodanig te wijzigen dat militair voordeel uit deze kernexplosies wordt uitgesloten. Elk voorstel tot wijziging wordt door elke Staat die Partij is medegedeeld aan de Directeur-Generaal en wordt behandeld overeenkomstig het in artikel VII bepaalde.

2. Met tussenpozen van tien jaar kunnen aanvullende Toetsingsconferenties bijeen worden geroepen voor hetzelfde doel, indien de Conferentie daartoe het voorgaande jaar besluit met de voor procedurele aangelegenheden vereiste meerderheid. Genoemde Conferenties mogen bijeen worden geroepen na een tijdsbestek van minder dan tien jaar, indien daartoe door de Conferentie wordt besloten volgens de procedure die geldt voor aangelegenheden van inhoudelijke aard.

3. Normaliter worden Toetsingsconferenties gehouden onmiddellijk na de in artikel II bedoelde gewone jaarlijkse vergadering van de Conferentie.

Artikel IX Duur en opzegging

1. Dit Verdrag geldt voor onbeperkte duur.

2. Elke Staat die Partij is heeft in de uitoefening van zijn nationale soevereiniteit, het recht dit Verdrag op te zeggen indien hij besluit dat uitzonderlijke gebeurtenissen die verband houden met het onderwerp van dit Verdrag zijn hoogste belangen in gevaar hebben gebracht.

3. De opzegging geschiedt met inachtneming van een termijn van zes maanden door middel van een kennisgeving aan alle andere Staten die Partij zijn, de Uitvoerende Raad, de Depositaris en aan de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Deze kennisgeving dient een uiteenzetting te omvatten van de uitzonderlijke gebeurtenis of gebeurtenissen die naar de mening van de Staat die Partij is zijn hoogste belangen in gevaar hebben gebracht.

Artikel X Status van het Protocol en de Bijlagen

De Bijlagen bij dit Verdrag, het Protocol en de Bijlagen bij het Protocol vormen een integrerend deel van het Verdrag. Verwijzingen naar dit Verdrag hebben tevens betrekking op de Bijlagen bij dit Verdrag, het Protocol en de Bijlagen bij het Protocol.

Artikel XI Ondertekening

Dit Verdrag staat vóór de inwerkingtreding open voor ondertekening voor alle Staten.

Artikel XII Bekrachtiging

Dit Verdrag dient door de ondertekenende Staten te worden bekrachtigd overeenkomstig hun respectieve constitutionele procedures.

Artikel XIII Toetreding

Iedere Staat die dit Verdrag vóór de inwerkingtreding niet ondertekent, kan op elk tijdstip daarna ertoe toetreden.

Artikel XIV Inwerkingtreding

1. Dit Verdrag treedt in werking 180 dagen na de datum van nederlegging van de akten van bekrachtiging door alle Staten genoemd in Bijlage 2 bij dit Verdrag, doch in geen geval eerder dan twee jaar nadat het is opengesteld voor ondertekening.

2. Indien dit Verdrag niet in werking is getreden drie jaar na de datum waarop het is opengesteld voor ondertekening, roept de Depositaris een Conferentie bijeen van Staten die hun akten van bekrachtiging reeds hebben nedergelegd, op verzoek van een meerderheid van deze Staten. Deze Conferentie beoordeelt in hoeverre aan de vereisten van het eerste lid is voldaan en overweegt en besluit bij consensus welke maatregelen in overeenstemming met het internationale recht kunnen worden getroffen om de bekrachtigingsprocedure te versnellen teneinde de tijdige inwerkingtreding van dit Verdrag te vergemakkelijken.

3. Tenzij anders wordt bepaald door de in het tweede lid bedoelde Conferentie of door andere soortgelijke conferenties, wordt deze procedure herhaald bij de daaropvolgende verjaardagen van de openstelling voor ondertekening van dit Verdrag, totdat het in werking is getreden.

4. Alle ondertekenende Staten zullen worden uitgenodigd de in het tweede lid bedoelde Conferentie en de in het derde lid bedoelde latere conferenties als waarnemers bij te wonen.

5. Ten aanzien van Staten waarvan de akten van bekrachtiging of toetreding zijn nedergelegd na de inwerkingtreding van dit Verdrag, treedt dit Verdrag in werking op de dertigste dag na de datum van nederlegging van hun akte van bekrachtiging of toetreding.

Artikel XV Voorbehouden

Er kunnen ten aanzien van de artikelen van alsmede de Bijlagen bij dit Verdrag geen voorbehouden worden gemaakt. Ten aanzien van de bepalingen van het Protocol bij dit Verdrag en van de Bijlagen bij het Protocol kunnen geen voorbehouden worden gemaakt die strijdig zijn met het voorwerp en doel van dit Verdrag.

Artikel XVI Depositaris

1. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties is de Depositaris van dit Verdrag; hij doet de ondertekeningen registreren en neemt de akten van bekrachtiging en toetreding in ontvangst.

2. De Depositaris doet onverwijld alle ondertekenende Staten en toetredende Staten kennisgeving van de datum van elke ondertekening, de datum van nederlegging van elke akte van bekrachtiging of toetreding, de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag alsmede van de wijzigingen en veranderingen hiervan, en van de ontvangst van andere kennisgevingen.

3. De Depositaris doet voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van dit Verdrag toekomen aan de regeringen van de ondertekenende Staten en van de toetredende Staten.

4. Dit Verdrag wordt overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties geregistreerd door de Depositaris.

Artikel XVII Authentieke teksten

Dit Verdrag, waarvan de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.


Bijlage 1 bij het Verdrag

Lijst van Staten ingevolge het achtentwintigste lid van artikel II

Afrika

Algerije, Angola, Benin, Botswana, Burkina Faso, Centraal-Afrikaanse Republiek, Comoren, Congo, Ivoorkust, Djibouti, Egypte, Equatoriaal-Guinea, Eritrea, Ethiopië, Gabon, Gambia, Ghana, Guinee, Guinee-Bissau, Kaapverdië, Kameroen, Kenia, Lesotho, Liberia, Libisch-Arabische Jamahiriya, Madagaskar, Malawi, Mali, Marokko, Mauritanië, Mauritius, Mozambique, Namibië, Niger, Nigeria, Rwanda, Sao Tome en Principe, Senegal, de Seychellen, Sierra Leone, Somalië, Sudan, Swaziland, Togo, Tsjaad, Tunesië, Uganda, Verenigde Republiek Tanzania, Zaïre, Zambia, Zimbabwe, Zuid-Afrika.

Oost-Europa

Albanië, Armenië, Azerbeidzjan, Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, Estland, Georgië, Hongarije, Joegoslavië, Kroatië, Letland, Litouwen, Moldavië, Oekraïne, Polen, Roemenië, Russische Federatie, Slowakije, Slovenië, de Tsjechische Republiek, De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Wit-Rusland.

Latijns-Amerika en het Caribisch Gebied

Antigua en Barbuda, Argentinië, Bahama's, Barbados, Belize, Bolivia, Brazilië, Chili, Colombia, Costa Rica, Cuba, Dominica, de Dominicaanse Republiek, Ecuador, El Salvador, Grenada, Guatemala, Guyana, Haïti, Honduras, Jamaica, Mexico, Nicaragua, Panama, Paraguay, Peru, Saint Kitts en Nevis, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, Suriname, Trinidad en Tobago, Uruguay, Venezuela.

Midden-Oosten en Zuid-Azië

Afghanistan, Arabische Republiek Syrië, Bahrein, Bangladesh, Bhutan, India, Iran (Islamitische Republiek), Irak, Israël, Jemen, Jordanië, Kazachstan, Kirgizstan, Koeweit, Libanon, Maldiven, Oezbekistan, Oman, Nepal, Pakistan, Qatar, Saudi-Arabië, Sri Lanka, Tadzjikistan, Turkmenistan, de Verenigde Arabische Emiraten.

Noord-Amerika en West-Europa

Andorra, België, Canada, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, IJsland, Italië, Liechtenstein, Luxemburg, Malta, Monaco, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, San Marino, Spanje, Turkije, Vaticaanstad, de Verenigde Staten van Amerika, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, Zweden, Zwitserland.

Zuid-Oost-Azië, de regio Stille Oceaan en het Verre Oosten

Australië, Brunei Durassalam, Cambodja, China, Cookeilanden, de Democratische Volksrepubliek Korea, de Democratische Volksrepubliek Laos, Fiji, de Filippijnen, Indonesië, Japan, Kiribati, Maleisië, de Marshalleilanden, Micronesia (de Federale Staten van), Mongolië, Myanmar, Nauru, Nieuw-Zeeland, Niue, Palau, Papoea-Nieuw-Guinea, de Republiek Korea, Samoa, Singapore, de Salomonseilanden, Thailand, Tonga, Tuvalu, Vanuatu, Vietnam.


Bijlage 2 bij het Verdrag

Lijst van Staten ingevolge artikel XIV

Lijst van Staten die op 18 juni 1996 lid zijn van de Ontwapeningsconferentie en officieel deel hebben genomen aan de werkzaamheden tijdens de zitting van 1996 van deze Conferentie en die zijn opgenomen in Tabel 1 van de uitgave van april 1996 van „Nucleair Power Reactors in the World" van de Internationale Organisatie voor Atooomenergie, en van Staten die op 18 juni 1996 lid zijn van de Conferentie en die officieel hebben deelgenomen aan de werkzaamheden tijdens de zitting van 1996 van deze Conferentie en die zijn opgenomen in Tabel 1 van de uitgave van december 1995 van „Nucleair Research Reactors in the World" van de Internationale Organisatie voor Atooomenergie:

Algerije, Argentinië, Australië, Bangladesh, België, Brazilië, Bulgarije, Canada, Chili, China, Colombia, de Democratische Volksrepubliek Korea, Duitsland, Egypte, Finland, Frankrijk, Hongarije, India, Indonesië, Iran (Islamitische Republiek), Israël, Italië, Japan, Mexico, Nederland, Noorwegen, Oekraïne, Oostenrijk, Pakistan, Peru, Polen, Roemenië, Republiek Korea, de Russische Federatie, Slowakije, Spanje, Turkije, Zuid-Afrika, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de Verenigde Staten van Amerika, Vietnam, Zweden, Zwitserland, Zaïre.


Protocol bij het Verdrag inzake een alomvattend verbod op kernproeven

DEEL I

FUNCTIES VAN HET INTERNATIONAAL TOEZICHTSYSTEEM EN HET INTERNATIONAAL DATACENTRUM

A. ALGEMENE BEPALINGEN

1. Het Internationaal Toezichtsysteem omvat controleinrichtingen als bedoeld in artikel IV, zestiende lid, alsmede de dienovereenkomstige communicatiemiddelen.

2. De in het Internationaal Toezichtsysteem opgenomen controleinrichtingen zijn die welke zijn opgenomen in Bijlage 1 bij dit Protocol. Het Internationaal Toezichtsysteem voldoet aan de technische en operationele vereisten vermeld in de desbetreffende handleidingen.

3. Overeenkomstig artikel II richt de Organisatie, in samenwerking en overleg met de Staten die Partij zijn, met andere Staten en waar nodig met andere internationale organisaties, het Internationaal Toezichtsysteem op en coördineert zij de werking en de instandhouding van dit systeem, en draagt zij zorg voor alle toekomstige veranderingen en aanpassingen hiervan.

4. In overeenstemming met de desbetreffende overeenkomsten of regelingen en procedures, komt een Staat die Partij is of een andere Staat die gastheer is of anderszins verantwoordelijk is voor inrichtingen van het Internationaal Toezichtsysteem met het Technisch Secretariaat tot overeenstemming en samenwerking bij het creëren, exploiteren, verbeteren, financieren en onderhouden van de controle-inrichtingen, van de desbetreffende goedgekeurde laboratoria en de overeenkomstige communicatiemiddelen binnen gebieden die onder zijn rechtsmacht of toezicht vallen of elders, overeenkomstig het internationale recht. Deze samenwerking geschiedt in overeenstemming met de veiligheids- en waarmerkingsvereisten en met de technische specificaties in de desbetreffende handleidingen. Een dergelijke Staat geeft het Technisch Secretariaat het recht van toegang tot een controleinrichting ter controle van de uitrusting en de communicatieverbindingen, en stemt ermee in de nodige aanpassingen aan de uitrusting en de procedures voor de werkzaamheden aan te brengen teneinde aan de overeengekomen vereisten te voldoen. Het Technisch Secretariaat levert dergelijke Staten de juiste technische bijstand die de Uitvoerende Raad nodig acht voor het goede functioneren van de inrichting als onderdeel van het Internationaal Toezichtsysteem.

5. De modaliteiten voor een dergelijke samenwerking tussen de Organisatie en de Staten die Partij zijn of Staten die gastheer zijn of anderszins verantwoordelijk zijn voor de inrichtingen van het Internationaal Toezichtsysteem, worden vastgelegd in per geval te bepalen overeenkomsten of regelingen.

B. SEISMOLOGISCHE METINGEN

6. Elke Staat die Partij is verplicht zich ertoe samen te werken bij de internationale uitwisseling van gegevens om te helpen bij de verificatie van de naleving van dit Verdrag. Deze samenwerking behelst ondermeer de oprichting en exploitatie van een mondiaal netwerk van primaire en aanvullende seismologische meetstations. Deze stations leveren gegevens aan het Internationaal Datacentrum, overeenkomstig de overeengekomen procedure.

7. Het netwerk van primaire stations is opgebouwd uit de 50 stations genoemd in Tabel 1A van Bijlage 1 bij dit Protocol. Deze stations voldoen aan de technische en operationele eisen vermeld in de handleiding voor seismologische metingen en de internationale uitwisseling van seismologische gegevens. Ononderbroken worden gegevens van de primaire stations online, rechtstreeks of via een nationaal datacentrum, verzonden naar het Internationaal Datacentrum.

8. Ter aanvulling van het hoofdnetwerk, levert een aanvullend netwerk van 120 stations, rechtstreeks of via een nationaal datacentrum, op verzoek gegevens aan het Internationaal Datacentrum. De te gebruiken aanvullende meetstations zijn opgenomen in Tabel 1B van Bijlage 1 bij dit Protocol. De aanvullende stations voldoen aan de technische en operationele eisen vermeld in de handleiding voor seismologische metingen en de internationale uitwisseling van seismologische gegevens. De gegevens van de aanvullende stations kunnen te allen tijde worden opgevraagd door het Internationaal Datacentrum en zijn onmiddellijk beschikbaar via on line computerverbindingen.

C. METING VAN RADIONUCLIDEN

9. Elke Staat die Partij is verbindt zich ertoe samen te werken bij de internationale uitwisseling van gegevens betreffende radionucliden in de atmosfeer om te helpen bij de verificatie van de naleving van dit Verdrag. Deze samenwerking omvat de oprichting en exploitatie van een mondiaal netwerk van stations voor de meting van radionucliden en goedgekeurde laboratoria. Het netwerk levert gegevens aan het Internationaal Datacentrum overeenkomstig de overeengekomen procedures.

10. Het netwerk van stations voor de meting van radionucliden in de atmosfeer behelst een globaal netwerk van 80 stations, zoals weergegeven in Tabel 2A van Bijlage 1 bij dit Protocol. Alle stations zijn in staat de aanwezigheid van de desbetreffende deeltjes in de atmosfeer te meten. Veertig van deze stations zijn bij de inwerkingtreding van dit Verdrag tevens in staat de aanwezigheid van de desbetreffende edelgassen te meten. Hiertoe keurt de Conferentie tijdens haar Eerste Vergadering een aanbeveling van de Voorbereidende Commissie goed ten aanzien van de vraag welke 40 stations van de in Tabel 2A van Bijlage 1 bij dit Protocol genoemde stations in staat zullen zijn edelgassen te meten. Tijdens de eerste gewone jaarlijkse vergadering bestudeert de Conferentie een plan voor de implementatie van edelgasmeting in het gehele netwerk en neemt zij hierover een besluit. De Directeur-Generaal bereidt ten behoeve van de Conferentie een verslag voor inzake de wijze van dergelijke implementatie. Alle meetstations voldoen aan de technische en operationele vereisten zoals vermeld in de handleiding voor seismologische metingen en de internationale uitwisseling van gegevens over radionucliden.

11. Het netwerk van stations voor de meting van radionucliden wordt ondersteund door laboratoria, die worden goedgekeurd door het Technisch Secretariaat in overeenstemming met de desbetreffende handleiding voor de uitvoering, op basis van een contract met de Organisatie en tegen betaling, van analyses van monsters afkomstig van stations voor de meting van radionucliden. De, naar behoren uitgeruste, laboratoria opgenomen in Tabel 2B van Bijlage 1 bij dit Protocol wordt eveneens, indien nodig, door het Technisch Secretariaat opgedragen aanvullende analyses uit te voeren van monsters afkomstig van stations voor de meting van radionucliden. Met de instemming van de Uitvoerende Raad kunnen andere laboratoria door het Technisch Secretariaat, indien nodig, worden goedgekeurd voor de uitvoering van routine-analyses van monsters afkomstig van handmatig bediende meetstations. Alle goedgekeurde laboratoria leveren de resultaten van genoemde analyses aan het Internationaal Datacentrum, waarbij zij voldoen aan de technische en operationele eisen vermeld in de handleiding voor seismologische metingen en de internationale uitwisseling van gegevens over radionucliden.

D. HYDRO-AKOESTISCHE METINGEN

12. Elke Staat die Partij is verbindt zich ertoe samen te werken bij de uitwisseling van hydro-akoestische gegevens om te helpen bij de verificatie van de naleving van dit Verdrag. Deze samenwerking omvat de oprichting en exploitatie van een mondiaal netwerk van stations voor hydro-akoestische metingen. Deze stations leveren gegevens aan het Internationaal Datacentrum overeenkomstig de overeengekomen procedures.

13. Het netwerk van stations voor hydro-akoestische metingen bestaat uit de stations opgenomen in Tabel 3 van Bijlage 1 bij dit Protocol en omvat een globaal netwerk van zes hydrofonische en vijf T-fasestations. Deze stations voldoen aan de technische en operationele eisen vermeld in de handleiding voor hydro-akoestische metingen en de internationale uitwisseling van hydro-akoestische gegevens.

E. INFRAGELUIDMETINGEN

14. Elke Staat die Partij is verbindt zich ertoe samen te werken bij de uitwisseling van de gegevens van infrageluidmetingen om te helpen bij de verificatie van de naleving van dit Verdrag. Deze samenwerking omvat de oprichting en exploitatie van een mondiaal netwerk van stations voor infrageluidmetingen. Deze stations leveren gegevens aan het Internationaal Datacentrum overeenkomstig de overeengekomen procedures.

15. Het netwerk van stations voor infrageluidmetingen bestaat uit de stations opgenomen in Tabel 4 van Bijlage 1 bij dit Protocol en omvat een globaal netwerk van zestig stations. Deze stations voldoen aan de technische en operationele eisen vermeld in de handleiding voor infrageluidmetingen en de internationale uitwisseling van gegevens van infrageluidmetingen.

F. FUNCTIES VAN HET INTERNATIONAAL DATACENTRUM

16. Het Internationaal Datacentrum ontvangt, verzamelt, verwerkt, analyseert, archiveert en rapporteert over gegevens afkomstig van de inrichtingen van het Internationaal Toezichtsysteem, met inbegrip van de resultaten van de in de goedgekeurde laboratoria verrichte analyses.

17. De procedures en criteria voor de standaard filtering van gebeurtenissen die door het Internationaal Datacentrum moeten worden aangehouden bij de uitvoering van de overeengekomen taken, met name voor de levering van standaardverslagen en voor het leveren van een standaard dienstenpakket aan de Staten die Partij zijn, worden uitgewerkt in de handleiding voor het Internationaal Datacentrum en progressief ontwikkeld. De procedures en criteria die initieel door de Voorbereidende Commissie zijn ontwikkeld, worden door de Conferentie goedgekeurd tijdens haar Eerste Vergadering.

Standaardproducten van het Internationaal Datacentrum

18. Het Internationaal Datacentrum past routinematig automatische verwerkingsmethoden en interactieve menselijke analyses toe op de onverwerkte gegevens afkomstig van het Internationaal Toezichtsysteem teneinde standaardproducten van het Internationaal Datacentrum te produceren en te archiveren ten behoeve van alle Staten die Partij zijn. Deze producten worden kosteloos verstrekt aan de Staten die Partij zijn en doen geen afbreuk aan de uiteindelijke beoordelingen ten aanzien van de aard van de gebeurtenis, die de verantwoordelijkheid blijven van de Staten die Partij zijn, en omvatten onder andere:

  • a. Geïntegreerde lijsten van alle door het Internationaal Toezichtsysteem gedetecteerde signalen, alsmede standaardlijsten en bulletins van gebeurtenissen, met inbegrip van de meetwaarden en daarmee samenhangende foutmarges, die voor elke door het Internationaal Datacentrum gelokaliseerde gebeurtenis worden berekend op basis van een aantal standaardparameters;

  • b. Standaardbulletins van gefilterde gebeurtenissen die voortkomen uit de toepassing bij elke gebeurtenis door het Internationaal Datacentrum van de criteria voor de standaardfiltering van gebeurtenissen, dat daarbij gebruik maakt van de karakteriseringsparameters genoemd in Bijlage 2 bij dit Protocol, teneinde in het standaardbulletin gebeurtenissen die kunnen worden beschouwd als natuurlijk fenomeen of kunstmatig niet-nucleair fenomeen, te karakteriseren en uit te laten komen en daardoor uit te filteren. In het bulletin van standaard gebeurtenissen wordt bij elke gebeurtenis numeriek aangegeven in hoeverre de gebeurtenis al dan niet overeenkomt met de criteria voor de filtering van gebeurtenissen. Ten behoeve van de toepassing van standaardfiltering van gebeurtenissen maakt het Internationaal Datacentrum gebruik van zowel mondiale als aanvullende criteria teneinde rekening te houden met regionale variaties, waar dit toepasselijk is. Het Internationaal Datacentrum verbetert zijn technische capaciteiten al naar gelang het ervaring opdoet bij de exploitatie van het Internationaal Toezichtsysteem;

  • c. Samenvattingen waarin worden weergegeven de door het Internationaal Datacentrum verkregen en gearchiveerde gegevens, de producten van het Internationaal Datacentrum, en het functioneren en de operationele capaciteit van het Internationaal Toezichtsysteem en het Internationaal Datacentrum; en

  • d. Uittreksels of subonderdelen van de standaard producten van het Internationaal Datacentrum genoemd in de letters a t/m c, overeenkomstig het verzoek daartoe van een Staat die Partij is.

19. Het Internationaal Datacentrum verricht, op verzoek van de Organisatie of van een Staat die Partij is, zonder dat daaraan kosten zijn verbonden voor de Staten die Partij zijn, speciale studies om een grondige technische analyse door experts van de gegevens afkomstig van het Internationaal Toezichtsysteem beschikbaar te stellen om de geschatte waarden voor de standaard parameters voor signalen en gebeurtenissen te verbeteren.

Diensten van het Internationaal Datacentrum aan Staten die Partij zijn

20. Het Internationaal Datacentrum verleent de Staten die Partij zijn op voet van gelijkheid en tijdig, vrije en gemakkelijke toegang tot alle gegevens, verwerkt of onverwerkt, afkomstig van het Internationaal Toezichtsysteem, alle producten van het Internationaal Datacentrum en alle andere gegevens van het Internationaal Toezichtsysteem in het archief van het Internationaal Datacentrum, of via het Internationaal Datacentrum van de inrichtingen van het Internationaal Toezichtsysteem. Ter vergemakkelijking van de toegang en de verstrekking van de gegevens worden onder andere de volgende diensten geboden:

  • a. Automatische en regelmatige verzending aan een Staat die Partij is van de producten van het Internationaal Datacentrum of van een keuze hieruit door de Staat die Partij is, en, op verzoek, een keuze door de Staat die Partij is uit de gegevens van het Internationaal Toezichtsysteem;

  • b. De levering van gegevens of producten die worden gegenereerd ten behoeve van Staten die Partij zijn die speciaal verzoeken dat gegevens en producten van het Internationaal Datacentrum en van het archief van de inrichtingen van het Internationaal Toezichtsysteem worden opgevraagd, met inbegrip van een interactieve elektronische toegang tot het gegevensbestand van het Centrum; en

  • c. Het bijstaan van individuele Staten die Partij zijn, op hun verzoek en kosteloos voor redelijke inspanningen, bij de analyse door deskundigen van gegevens van het Internationaal Toezichtsysteem en andere relevante gegevens die door de verzoekende Staat die Partij is worden geleverd, teneinde de desbetreffende Staat die Partij is te helpen bij de identificatie van de bron van specifieke gebeurtenissen. Het resultaat van een dergelijke technische analyse wordt beschouwd als een product van de verzoekende Staat die Partij is, maar staat tot de beschikking van alle Staten die Partij zijn.

    De diensten van het Internationaal Datacentrum genoemd in de letters a en b worden kosteloos ter beschikking gesteld van elke Staat die Partij is. De omvang van de gegevens en de vorm waarin deze worden verstrekt worden uiteengezet in de handleiding voor het Internationaal Datacentrum.

Nationale filtering van gebeurtenissen

21. Op verzoek daartoe van een Staat die Partij is, past het Internationaal Datacentrum op al zijn standaardproducten, regelmatig en automatisch, de door die Staat die Partij is opgestelde nationale criteria toe die gelden voor de filtering van gebeurtenissen, en doet de resultaten van deze analyse toekomen aan die Staat die Partij is. Deze dienst wordt aan de verzoekende Staat die Partij is kosteloos verleend. Het resultaat van dergelijke procedures voor de nationale filtering van gebeurtenissen wordt beschouwd als een product van de verzoekende Staat die Partij is.

Technische bijstand

22. Het Internationaal Datacentrum verleent, waar nodig, technische bijstand aan individuele Staten die Partij zijn:

  • a. Door hulp bij de vaststelling van hun eigen behoeften wat betreft de selectie en filtering van gegevens en producten;

  • b. Door de installatie in het Internationaal Datacentrum, voor verzoekende Staten die Partij zijn kosteloos voor redelijke inspanningen, van door deze Staat die Partij is geleverde computeralgoritmen of software voor de berekening, wat betreft signalen en gebeurtenissen, van nieuwe parameters die niet zijn opgenomen in de handleiding voor het Internationaal Datacentrum; de resultaten worden beschouwd als producten van de verzoekende Staat die Partij is; en

  • c. Door Staten die Partij zijn te helpen bij de ontwikkeling, in een nationaal datacentrum, van de capaciteit om gegevens van het Internationaal Toezichtsysteem te ontvangen, verwerken en analyseren.

23. Het Internationaal Datacentrum houdt voortdurend toezicht op en brengt verslagen uit over de operationele status van de inrichtingen van het Internationaal Toezichtsysteem, van communicatieverbindingen, en van zijn eigen verwerkingssystemen. Het Centrum stelt onverwijld degenen die verantwoordelijk zijn op de hoogte indien enig onderdeel niet functioneert op het overeengekomen niveau zoals vastgelegd in de desbetreffende handleiding.

DEEL II

INSPECTIES TER PLAATSE

A. ALGEMENE BEPALINGEN

1. De in dit Deel genoemde procedures worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen inzake inspecties ter plaatse vermeld in artikel IV.

2. De inspecties ter plaatse worden uitgevoerd in het gebied waar de gebeurtenis plaatsvond die aanleiding heeft gegeven tot het verzoek tot de inspectie ter plaatse.

3. Het gebied van een inspectie ter plaatse is ononderbroken en de oppervlakte ervan bedraagt niet meer dan 1000 vierkante kilometer. In geen enkele richting mag er een lineaire afstand zijn die groter is dan 50 kilometer.

4. De duur van een inspectie ter plaatse is niet langer dan 60 dagen, te rekenen vanaf de datum van goedkeuring van de inspectie ter plaatse overeenkomstig artikel IV, zesenveertigste lid, maar kan voor maximaal 70 dagen worden verlengd overeenkomstig artikel IV, negenenveertigste lid.

5. Indien het in het inspectiemandaat aangegeven inspectiegebied zich uitstrekt over het grondgebied of een andere plaats onder de rechtsmacht of het toezicht van meer dan één Staat die Partij is, dan zijn de bepalingen betreffende inspecties ter plaatse, dienovereenkomstig, van toepassing op alle Staten die Partij zijn waarover het inspectiegebied zich uitstrekt.

6. In de gevallen waarin het inspectiegebied onder de rechtsmacht of het toezicht valt van de geïnspecteerde Staat die Partij is, maar is gelegen op het grondgebied van een andere Staat die Partij is, of de gevallen waarin voor de toegang van het punt van binnenkomst naar het inspectiegebied doorgang vereist is over het grondgebied van een andere Staat die Partij is dan de geïnspecteerde, oefent de geïnspecteerde Staat de rechten uit en komt hij de verplichtingen na die met deze inspecties samenhangen, in overeenstemming met dit Protocol. In een dergelijk geval vergemakkelijkt de Staat die Partij is op wiens grondgebied het inspectiegebied is gelegen de inspectie en zorgt voor de nodige ondersteuning teneinde het inspectieteam in staat te stellen zijn taken tijdig en doeltreffend te verrichten. Staten die Partij zijn over wier grondgebied de doorreis vereist is om het inspectiegebied te bereiken, vergemakkelijken die doorreis.

7. In gevallen waarin het inspectiegebied onder de rechtsmacht of het toezicht valt van de geïnspecteerde Staat die Partij is, maar gelegen is op het grondgebied van een staat die geen Partij is bij dit Verdrag, neemt de geïnspecteerde Staat die Partij is alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de inspectie kan worden uitgevoerd in overeenstemming met dit Protocol. Een Staat die Partij is die een of meer gebieden onder zijn rechtsmacht of toezicht heeft op het grondgebied van een staat die geen Partij is bij dit Verdrag, neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de ten aanzien van de staat-Partij op wiens grondgebied het inspectiegebied is gelegen, aangewezen inspecteurs en inspectie-assistenten worden aanvaard door die Staat. Indien een Staat die Partij is niet in staat is de toegang te waarborgen, moet hij aantonen dat hij alle nodige maatregelen heeft genomen om de toegang te verlenen.

8. In gevallen waarin het inspectiegebied is gelegen op het grondgebied van een Staat die Partij is, maar onder de rechtsmacht of het toezicht valt van een staat die geen Partij is bij dit Verdrag, treft de Staat die Partij is alle nodige maatregelen die worden verlangd van een geïnspecteerde Staat die Partij is en een Staat die Partij is op wiens grondgebied het inspectiegebied is gelegen, onverminderd de regels en gebruiken van het internationale recht, om ervoor te zorgen dat de inspectie ter plaatse kan worden uitgevoerd in overeenstemming met dit Protocol. Indien de Staat die Partij is niet in staat is de toegang tot het inspectiegebied te waarborgen, moet hij aantonen dat hij alle nodige maatregelen heeft genomen om de toegang te verlenen, onverminderd de regels en gebruiken van het internationale recht.

9. De omvang van het inspectieteam wordt beperkt tot de minimumomvang die vereist is om het inspectiemandaat naar behoren uit te voeren. Het totale aantal leden van een inspectieteam dat zich op enig moment op het grondgebied van een geïnspecteerde Staat die Partij is bevindt, mag niet groter zijn dan 40, behalve bij de uitvoering van boringen. Geen enkele onderdaan van de verzoekende Staat die Partij is of van de geïnspecteerde Staat die Partij is mag lid zijn van het inspectieteam.

10. De Directeur-Generaal stelt de omvang van het Inspectieteam vast en kiest uit de lijst van inspecteurs en inspectie-assistenten de samenstellende leden, rekening houdend met de omstandigheden van het desbetreffende verzoek.

11. De geïnspecteerde Staat die Partij is zorgt voor of regelt de nodige voorzieningen voor het inspectieteam, zoals communicatiemiddelen, tolkdiensten, vervoer, werkruimte, onderdak, maaltijden en medische verzorging.

12. De Organisatie vergoedt aan de geïnspecteerde Staat die Partij is, binnen redelijk korte termijn na de afsluiting van de inspectie, alle uitgaven, waaronder de in de elfde en negenenveertigste paragraaf genoemde, met betrekking tot het verblijf en de functionele activiteiten van het inspectieteam op het grondgebied van de geïnspecteerde Staat die Partij is.

13. De procedures voor de uitvoering van de inspecties ter plaatse worden nauwkeurig omschreven in de handleiding voor inspecties ter plaatse.

B. PERMANENTE REGELINGEN

Aanwijzing van inspecteurs en inspectie-assistenten

14. Een inspectieteam kan bestaan uit inspecteurs en inspectie-assistenten. Een inspectie ter plaatse wordt uitsluitend verricht door gekwalificeerde inspecteurs die speciaal voor deze taak zijn aangewezen. De inspecteurs kunnen worden bijgestaan door speciaal aangewezen inspectie-assistenten, zoals technisch en administratief personeel, piloten en bemanningsleden en tolken.

15. Inspecteurs en inspectie-assistenten worden voorgedragen voor aanwijzing door de Staten die Partij zijn of, ingeval van personeel van het Technisch Secretariaat, door de Directeur-Generaal, op basis van hun expertise en ervaring ter zake van het doel en de functies van inspecties ter plaatse. De voorgedragen personen worden door de Staten die Partij zijn vooraf goedgekeurd overeenkomstig paragraaf achttien.

16. Uiterlijk 30 dagen na de inwerkingtreding van dit Verdrag stelt elke Staat die Partij is de Directeur-Generaal in kennis van de naam, de geboortedatum, het geslacht, de rang, de kwalificaties en de beroepservaring van de door de Staten die Partij zijn ter benoeming als inspecteurs en inspectie-assistenten voorgedragen personen.

17. Uiterlijk 60 dagen na de inwerkingtreding van dit Verdrag doet het Technisch Secretariaat aan alle Staten die Partij zijn schriftelijk een initiële lijst toekomen met de naam, de geboortedatum, het geslacht en de rang van de inspecteurs en inspectie-assistenten die voor aanwijzing zijn voorgedragen door de Directeur-Generaal en de Staat die Partij is, alsmede een beschrijving van hun kwalificaties en beroepservaring.

18. Elke Staat die Partij is bevestigt onmiddellijk de ontvangst van de initiële lijst van de inspecteurs en inspectie-assistenten die voor aanwijzing zijn voorgedragen. Alle in deze lijst opgenomen inspecteurs en inspectie-assistenten worden geacht te zijn aanvaard, tenzij een Staat die Partij is, uiterlijk 30 dagen na de bevestiging van de ontvangst van de lijst, schriftelijk zijn niet-aanvaarding kenbaar maakt. De Staat die Partij is kan daarbij de redenen voor het bezwaar kenbaar maken. In geval van niet-aanvaarding mag de voorgedragen inspecteur of inspectie-assistent niet overgaan tot of deelnemen aan inspectie-activiteiten op het grondgebied of op enige andere plaats onder de rechtsmacht of het toezicht van de Staat die Partij is die zijn niet-aanvaarding kenbaar heeft gemaakt. Het Technisch Secretariaat bevestigt onmiddellijk de ontvangst van de mededeling van bezwaar.

19. Telkens wanneer de Directeur-Generaal of een Staat die Partij is voorstellen doet tot aanvulling op of wijziging van de lijst van inspecteurs en inspectie-assistenten, worden vervangende inspecteurs en inspectie-assistenten aangewezen op dezelfde wijze als die welke geldt ten aanzien van de initiële lijst. Indien een door een Staat voorgedragen inspecteur of inspectie-assistent niet langer de verplichtingen van een inspecteur of inspectie-assistent kan vervullen, stelt de desbetreffende Staat die Partij is het Technisch Secretariaat hiervan onverwijld in kennis.

20. Het Technisch Secretariaat houdt de lijst van inspecteurs en inspectie-assistenten aktueel en stelt alle Staten die Partij zijn in kennis van aanvullingen op of wijzigingen van deze lijst.

21. Een Staat die Partij is die om een inspectie ter plaatse verzoekt, kan voorstellen dat een inspecteur van de lijst van inspecteurs en inspectie-assistenten fungeert als zijn waarnemer overeenkomstig artikel IV, eenenzestigste lid.

22. Onverminderd het bepaalde in paragraaf drieëntwintig, heeft een Staat die Partij is het recht te allen tijde bezwaar te maken tegen een reeds aanvaarde inspecteur of inspectie-assistent. Deze Staat die Partij is dient het Technisch Secretariaat schriftelijk van zijn bezwaar in kennis te stellen en kan daarbij de reden voor het bezwaar vermelden. Dit bezwaar wordt 30 dagen na de ontvangst van de kennisgeving door het Technisch Secretariaat van kracht. Het Technisch Secretariaat bevestigt onmiddellijk de ontvangst van de kennisgeving van het bezwaar en stelt de bezwaar makende en benoemende Staten die Partij zijn in kennis van de datum waarop de aanwijzing van de inspecteur of de inspectie-assistent voor de desbetreffende Staat die Partij is is ingetrokken.

23. Een Staat die Partij is die van een inspectie in kennis is gesteld, mag niet trachten één van de in het inspectiemandaat opgenomen inspecteurs of inspectie-assistenten uit het inspectieteam te verwijderen.

24. Het aantal door een Staat die Partij is aanvaarde inspecteurs en inspectie-assistenten moet groot genoeg zijn om ervoor te zorgen dat er voldoende inspecteurs en inspectie-assistenten beschikbaar zijn. Indien, naar het oordeel van de Directeur-Generaal, de niet-aanvaarding door een Staat die Partij is van de voorgedragen inspecteurs of inspectie-assistenten een beletsel vormt voor de aanwijzing van een voldoende aantal inspecteurs en inspectie-assistenten, of anderszins de effectieve verwezenlijking van de doelen van een inspectie ter plaatse belemmert, legt de Directeur-Generaal de kwestie voor aan de Uitvoerende Raad.

25. Elke in de lijst van inspecteurs en inspectie-assistenten opgenomen inspecteur volgt een adequate opleiding. Deze opleiding wordt verzorgd door het Technisch Secretariaat overeenkomstig de procedures neergelegd in de handleiding voor inspecties ter plaatse. Het Technisch Secretariaat stelt, in samenwerking met de Staten die Partij zijn, een opleidingsprogramma voor de inspecteurs vast.

Voorrechten en immuniteiten

26. Elke Staat die Partij is dient na de aanvaarding van de in paragraaf 18 bedoelde, of later in overeenstemming met paragraaf 19 gewijzigde, initiële lijst van inspecteurs en inspectie-assistenten, overeenkomstig zijn nationale procedures, op verzoek van een inspecteur of een inspectie-assistent inreis/uitreis- en/of transitvisa voor verscheidene reizen en andere relevante documenten te verstrekken teneinde elke inspecteur en inspectie-assistent in staat te stellen binnen te komen op het grondgebied van die Staat die Partij is en aldaar te verblijven uitsluitend ten behoeve van de verrichting van inspectie-activiteiten. Elke Staat die Partij is verstrekt deze visa of reisdocumenten uiterlijk 48 uur na ontvangst van een verzoek hiertoe of onmiddelijk bij de aankomst van het inspectieteam op het punt van binnenkomst op het grondgebied van de Staat die Partij is. Genoemde documenten moeten een zodanige geldigheidsduur hebben dat de inspecteur en/of de inspectie-assistent zo lang op het grondgebied van een geïnspecteerde Staat die Partij is kunnen verblijven als nodig is uitsluitend voor de verrichting van de inspectie-activiteiten.

27. Om hun taken doeltreffend te kunnen uitoefenen, worden aan de leden van het inspectieteam de in de letters a tot en met i genoemde voorrechten en immuniteiten verleend. De voorrechten en immuniteiten worden aan de leden van het inspectieteam verleend met het oog op dit Verdrag en niet in het persoonlijk belang van de betrokkenen zelf. Deze voorrechten en immuniteiten worden aan hen verleend voor het gehele tijdvak tussen de aankomst op en het vertrek van het grondgebied van de geïnspecteerde Staat die Partij is, en daarna ten aanzien van handelingen die eerder zijn verricht in de uitoefening van hun officiële taken.

  • a. Aan de leden van het inspectieteam wordt de onschendbaarheid verleend die diplomatieke ambtenaren genieten op grond van artikel 29 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van 18 April 1961;

  • b. De woonruimten en kantoren die worden betrokken door het inspectieteam dat inspectie-activiteiten verricht ingevolge dit Verdrag genieten de onschendbaarheid en bescherming die de gebouwen van diplomatieke ambtenaren genieten op grond van artikel 30, eerste lid, van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer;

  • c. De papieren en briefwisseling, met inbegrip van dossiers, van het inspectieteam genieten de onschendbaarheid die alle papieren en briefwisseling van diplomatieke ambtenaren genieten op grond van artikel 30, tweede lid, van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer. Het inspectieteam heeft het recht codes te gebruiken voor het berichtenverkeer met het Technisch Secretariaat;

  • d. Onverminderd de bepalingen van dit Verdrag, zijn monsters en goedgekeurde uitrusting die leden van het inspectieteam bij zich hebben, onschendbaar en vrijgesteld van alle douanerechten. Gevaarlijke monsters dienen te worden vervoerd in overeenstemming met de desbetreffende voorschriften;

  • e. Aan de leden van het inspectieteam worden de immuniteiten verleend die aan diplomatieke ambtenaren worden verleend op grond van artikel 31, eerste, tweede en derde lid, van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer;

  • f. Aan de leden van het inspectieteam die voorgeschreven activiteiten verrichten ingevolge dit Verdrag wordt de vrijstelling van belastingen en rechten verleend die aan diplomatieke ambtenaren wordt verleend op grond van artikel 34 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer;

  • g. Het is de leden van het inspectieteam toegestaan, zonder betaling van douanerechten of daarmee verband houdende heffingen, goederen voor persoonlijk gebruik mee te brengen op het grondgebied van de geïnspecteerde Staat die Partij is, met uitzondering van goederen waarvan de in- of uitvoer bij wet is verboden of is onderworpen aan quarantaineregelingen;

  • h. Aan de leden van het inspectieteam worden dezelfde valuta- en wisselfaciliteiten verleend als aan vertegenwoordigers van vreemde Regeringen met tijdelijke officiële opdrachten; en

  • i. De leden van het inspectieteam mogen zich op het grondgebied van de geïnspecteerde Staat die Partij is niet bezighouden met enige beroepsactiviteit of commerciële activiteit in hun persoonlijk voordeel.

28. Tijdens de doorreis over het grondgebied van niet-geïnspecteerde Staten die Partij zijn worden aan de leden van het inspectieteam de voorrechten en immuniteiten verleend die diplomatieke ambtenaren genieten op grond van artikel 40, eerste lid, van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer. De papieren en briefwisseling, met inbegrip van dossiers, en monsters en goedgekeurde uitrusting die zij bij zich hebben, genieten de in paragraaf 27, letters c en d, genoemde voorrechten en immuniteiten.

29. Onverminderd hun voorrechten en immuniteiten zijn de leden van het inspectieteam verplicht de wetten en voorschriften van de geïnspecteerde Staat die Partij is te eerbiedigen en zijn zij verplicht, voor zover verenigbaar met het inspectiemandaat, zich niet te mengen in de interne aangelegenheden van die Staat. Indien de geïnspecteerde Staat die Partij is van oordeel is dat er sprake is van misbruik van de in dit Protocol genoemde voorrechten en immuniteiten, wordt overleg gevoerd tussen de Staat die Partij is en de Directeur-Generaal om vast te stellen of bedoeld misbruik heeft plaatsgevonden en, zo ja, om herhaling daarvan te voorkomen.

30. Van de immuniteit van rechtsmacht van leden van het inspectieteam kan door de Directeur-Generaal afstand worden gedaan in de gevallen waarin de Directeur-Generaal van oordeel is dat de immuniteit de rechtsgang belemmert en dat hiervan afstand kan worden gedaan zonder afbreuk te doen aan de uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag. Het afstand doen van immuniteit dient altijd uitdrukkelijk te geschieden.

31. Aan waarnemers worden dezelfde voorrechten en immuniteiten verleend als de leden van het inspectieteam ingevolge deze afdeling, met uitzondering van de ingevolge paragraaf 27, letter d, verleende voorrechten en immuniteiten.

Punten van binnenkomst

32. Elke Staat die Partij is dient de punten van binnenkomst aan te wijzen en de vereiste informatie aan het Technisch Secretariaat te verstrekken uiterlijk 30 dagen nadat dit Verdrag voor die Staat in werking is getreden. Deze punten van binnenkomst dienen zodanig te zijn, dat het inspectieteam elke inspectieplaats binnen 24 uur kan bereiken vanaf ten minste één punt van binnenkomst. De ligging van de punten van binnenkomst wordt door het Technisch Secretariaat aan alle Staten die Partij zijn verstrekt. Punten van binnenkomst kunnen tevens dienen als punten van vertrek.

33. Elke Staat die Partij is kan de punten van binnenkomst wijzigen door daarvan kennisgeving te doen aan het Technisch Secretariaat. Wijzigingen worden 30 dagen nadat het Technisch Secretariaat die kennisgeving heeft ontvangen van kracht, zulks om alle Staten die Partij zijn daarvan in kennis te kunnen stellen.

34. Indien het Technisch Secretariaat van oordeel is dat er onvoldoende punten van binnenkomst zijn voor de tijdige verrichting van de inspecties, of dat de door een Staat die Partij is voorgestelde wijzigingen van de punten van binnenkomst de tijdige verrichting van inspecties zouden belemmeren, pleegt het overleg met de betrokken Staat die Partij is om het probleem op te lossen.

Regelingen voor het gebruik van andere vliegtuigen dan lijntoestellen

35. Wanneer het inspectieteam niet tijdig op het punt van binnenkomst kan aankomen met gebruikmaking van lijnvervoer, kan het nodig zijn dat het inspectieteam gebruik maakt van andere vliegtuigen dan lijntoestellen. Elke Staat die Partij is dient uiterlijk 30 dagen nadat dit Verdrag voor die Staat in werking is getreden het Technisch Secretariaat in kennis te stellen van het nummer van de permanente diplomatieke toestemming voor andere vliegtuigen dan lijntoestellen die een inspectieteam en voor de inspectie benodigde uitrusting vervoeren. De vliegroutes dienen langs vastgelegde internationale luchtwegen te lopen die tussen de Staat die Partij is en het Technisch Secretariaat zijn overeengekomen als grondslag voor bedoelde diplomatieke toestemming.

Goedgekeurde inspectieuitrusting

36. Tijdens de Eerste Vergadering gaat de Conferentie over tot de behandeling en goedkeuring van een lijst van goedgekeurde uitrusting, te gebruiken bij de inspecties ter plaatse. Elke Staat die Partij is kan voorstellen doen voor de opneming van uitrusting in de lijst. Bij de specificaties voor het gebruik van uitrusting, zoals uiteengezet in de handleiding voor inspecties ter plaatse, moet rekening worden gehouden met veiligheids- en vertrouwelijkheidsoverwegingen in verband met de plaatsen waar deze uitrusting mogelijk wordt gebruikt.

37. De uitrusting voor gebruik bij inspecties ter plaatse bestaat uit basisuitrusting voor de in paragraaf negenenzestig genoemde inspectie-activiteiten en -technieken en aanvullende uitrusting nodig voor de effectieve en tijdige uitvoering van inspecties ter plaatse.

38. Het Technisch Secretariaat zorgt ervoor dat alle soorten goedgekeurde uitrusting op het gewenste moment beschikbaar zijn. Indien een uitrusting voor een inspectie ter plaatse vereist is, geeft het Technisch Secretariaat een certificaat af waaruit blijkt dat de uitrusting is geijkt, onderhouden en beschermd. Teneinde de controle van de uitrusting door de geïnspecteerde Staat die Partij is op het punt van binnenkomst te vergemakkelijken, levert het Technisch Secretariaat documenten en worden ter waarmerking van de certificering zegels aangebracht.

39. Elke permanent aangehouden uitrusting wordt beheerd door het Technisch Secretariaat. Het Technisch Secretariaat is verantwoordelijk voor het onderhoud en de ijking van deze uitrusting.

40. Voor zover nodig treft het Technisch Secretariaat regelingen met de Staten die Partij zijn voor de levering van de in de lijst genoemde uitrusting. De desbetreffende Staten die Partij zijn, zijn verantwoordelijk voor het onderhoud en de ijking van genoemde uitrusting.

C. VERZOEK OM INSPECTIE TER PLAATSE, INSPECTIEMANDAAT EN KENNISGEVING VAN INSPECTIE

Verzoek om inspectie ter plaatse

41. Overeenkomstig artikel IV, zevenendertigste lid, dient het verzoek om inspectie ter plaatse ten minste de volgende informatie te bevatten:

  • a. De geschatte geografische en verticale coördinaten van de plaats waar de gebeurtenis plaatsvond die aanleiding heeft gegeven tot het verzoek, met een aanduiding van de mogelijke foutmarge;

  • b. De voorgestelde begrenzing van het te inspecteren gebied, aangegeven op een kaart overeenkomstig de paragrafen 2 en 3;

  • c. De te inspecteren Staat die Partij is of Staten die Partij zijn of een aanduiding dat het te inspecteren gebied of een deel daarvan buiten de rechtsmacht of het toezicht valt van enige Staat;

  • d. Het waarschijnlijke milieu van de gebeurtenis die aanleiding heeft gegeven tot het verzoek;

  • e. Het geschatte tijdstip van de gebeurtenis die aanleiding heeft gegeven tot het verzoek, met een aanduiding van de mogelijke foutmarge;

  • f. Alle gegevens waarop het verzoek berust;

  • g. De persoonlijke gegevens over de eventueel voorgedragen waarnemer; en

  • h. De uitkomst van een eventuele procedure voor overleg en opheldering overeenkomstig artikel IV, of, indien nodig, een verklaring waarom een dergelijke procedure niet is gevolgd.

Inspectiemandaat

42. Het inspectiemandaat voor een inspectie ter plaatse bevat de volgende informatie:

  • a. Het besluit van de Uitvoerende Raad ten aanzien van het verzoek om inspectie ter plaatse;

  • b. De naam of namen van de te inspecteren Staat die Partij is of Staten die Partij zijn of een aanduiding dat het te inspecteren gebied of een deel daarvan buiten de rechtsmacht of het toezicht valt van enige Staat;

  • c. De plaats en de begrenzingen van het te inspecteren gebied aangegeven op een kaart, met inachtneming van alle informatie waarop het verzoek berust en alle overige beschikbare technische informatie, in overleg met de verzoekende Staat die Partij is;

  • d. De geplande soorten activiteiten van het inspectieteam in het inspectiegebied;

  • e. Het punt van binnenkomst dat door het inspectieteam moet worden gebruikt;

  • f. De passeerpunten of bases, naar gelang van hetgeen van toepassing is;

  • g. De naam van de leider van het inspectieteam;

  • h. De namen van de leden van het inspectieteam;

  • i. De naam van de eventuele voorgestelde waarnemer; en

  • j. De lijst van uitrusting die in het inspectiegebied wordt gebruikt.

    Indien voor een besluit van de Uitvoerende Raad met toepassing van artikel IV, zesenveertigste tot en met negenenveertigste lid, een wijziging van het inspectiemandaat vereist is, kan de Directeur-Generaal het inspectiemandaat wat betreft de sub-paragrafen d, h en j voor zover nodig bijwerken. De Directeur-Generaal doet de geïnspecteerde Staat die Partij is onmiddellijk kennisgeving van een dergelijke wijziging.

Kennisgeving van een inspectie

43. De ingevolge artikel IV, vijfenvijftigste lid, gedane kennisgeving bevat de volgende informatie:

  • a. Het inspectiemandaat;

  • b. De datum en het verwachte tijdstip van aankomst van het inspectieteam op het punt van binnenkomst;

  • c. Het vervoermiddel bij aankomst op het punt van binnenkomst;

  • d. Indien van toepassing, het nummer van de permanente diplomatieke toestemming voor andere vliegtuigen dan lijntoestellen; en

  • e. Een lijst van uitrustingen die op verzoek van de Directeur-Generaal door de geïnspecteerde Staat die Partij is aan het inspectieteam beschikbaar wordt gesteld ten behoeve van het gebruik daarvan in het inspectiegebied.

44. De geïnspecteerde Staat die Partij is bevestigt de ontvangst van de kennisgeving van de Directeur-Generaal uiterlijk 12 uur na de ontvangst van de kennisgeving.

D. ACTIVITEITEN VOORAFGAANDE AAN DE INSPECTIE

Binnenkomst op het grondgebied van de geïnspecteerde Staat die Partij is, activiteiten op het punt van binnenkomst en overbrenging naar het inspectiegebied

45. De geïnspecteerde Staat die Partij is die in kennis is gesteld van de aankomst van een inspectieteam dient zorg te dragen voor de onmiddellijke binnenkomst van het inspectieteam op zijn grondgebied.

46. Indien voor het vervoer naar het punt van binnenkomst een ander vliegtuig dan een lijntoestel wordt gebruikt, doet het Technisch Secre- tariaat aan de geïnspecteerde Staat die Partij is, via de nationale autoriteit, een vluchtschema toekomen voor de vlucht van het vliegtuig tussen het laatste vliegveld vóór de binnenkomst in het luchtruim van genoemde Staat die Partij is en het punt van binnenkomst, uiterlijk zes uur voor de geplande vertrektijd vanaf dit vliegveld. Dit schema wordt geregistreerd overeenkomstig de voor burgerluchtvaartuigen geldende procedures van de Internationale Organisatie voor de burgerluchtvaart. Bij het voor opmerkingen gereserveerde gedeelte van het vluchtschema vermeldt het Technisch Secretariaat het nummer van de permanente diplomatieke toestemming en de desbetreffende aantekening waarmee het toestel als een inspectievliegtuig wordt aangeduid. Indien er een militair toestel wordt gebruikt, verzoekt het Technisch Secretariaat de geïnspecteerde Staat die Partij is vooraf om toestemming om zijn luchtruim binnen te komen.

47. Ten minste drie uur vóór het geplande vertrek van het inspectieteam van het laatste vliegveld vóór de binnenkomst in het luchtruim van de geïnspecteerde Staat die Partij is, dient de geïnspecteerde Staat die Partij is ervoor te zorgen dat het overeenkomstig paragraaf 46 ingediende vluchtschema wordt goedgekeurd, opdat het inspectieteam op de verwachte aankomsttijd op het punt van binnenkomst kan aankomen.

48. Indien nodig stellen de leider van het inspectieteam en de vertegenwoordiger van de geïnspecteerde Staat die Partij is een basis vast en een vluchtschema van het punt van binnenkomst naar de basis, en, indien nodig, naar het inspectiegebied.

49. De geïnspecteerde Staat die Partij is dient parkeergelegenheid te bieden en zorg te dragen voor beveiliging, onderhoud en brandstof voor zover benodigd door het Technisch Secretariaat voor het vliegtuig van het inspectieteam op het punt van binnenkomst, en, indien nodig, op de basis en in het inspectiegebied. Bedoeld vliegtuig is geen landingsrechten, vertrekbelasting en soortgelijke heffingen verschuldigd. Deze paragraaf is eveneens van toepassing op vliegtuigen die worden gebruikt voor het overvliegen bij inspecties ter plaatse.

50. Behoudens het bepaalde in paragraaf 51 legt de geïnspecteerde Staat die Partij is het inspectieteam geen beperkingen op met betrekking tot het meebrengen op het grondgebied van die Staat die Partij is van goedgekeurde uitrusting die in overeenstemming is met het inspectiemandaat, of met betrekking tot het gebruik daarvan in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag en dit Protocol.

51. De geïnspecteerde Staat die Partij is heeft het recht, zonder afbreuk te doen aan de in paragraaf 54 genoemde tijdsbestekken, in aanwezigheid van leden van het inspectieteam op het punt van binnenkomst, te verifiëren of de uitrusting is goedgekeurd en gecertificeerd overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 38. De geïnspecteerde Staat die Partij is kan uitrusting die niet in overeenstemming is met het inspectiemandaat of uitrusting die niet overeenkomstig het in paragraaf 38 bepaalde is goedgekeurd en gecertificeerd, weren.

52. Direct bij aankomst op het punt van binnenkomst en zonder afbreuk te doen aan de in paragraaf 54 genoemde tijdsbestekken, toont de leider van het inspectieteam de vertegenwoordiger van de geïnspecteerde Staat die Partij is het inspectiemandaat en een door het inspectieteam opgesteld initieel inspectieplan waarin de door het team te verrichten activiteiten zijn vermeld. Het inspectieteam wordt door vertegen- woordigers van de geïnspecteerde Staat die Partij is gebrieft met behulp van kaarten en andere documentatie, indien van toepassing. Bij de briefing wordt melding gemaakt van de relevante natuurlijke kenmerken van het terrein, veiligheids- en vertrouwelijkheidskwesties alsmede logistieke regelingen voor de inspectie. De geïnspecteerde Staat die Partij is kan binnen het inspectiegebied plaatsen aanduiden die, in haar ogen, geen verband houden met het doel van de inspectie.

53. Na de briefing vóór inspectie wijzigt het inspectieteam indien nodig het initiële inspectieplan, met inachtneming van de opmerkingen van de geïnspecteerde Staat die Partij is. Het gewijzigde inspectieplan wordt aan de vertegenwoordiger van de geïnspecteerde Staat die Partij is ter beschikking gesteld.

54. De geïnspecteerde Staat die Partij is stelt al het mogelijke in het werk om hulp te verlenen en zorg te dragen voor veilig vervoer van het inspectieteam, de in paragrafen 50 en 51 vermelde goedgekeurde uitrusting en de bagage van het punt van binnenkomst naar het inspectiegebied uiterlijk 36 uur na de aankomst op het punt van binnenkomst, tenzij een ander tijdschema is overeengekomen binnen het in paragraaf 57 genoemde tijdsbestek.

55. Teneinde te bevestigen dat het gebied waarnaar het inspectieteam is vervoerd overeenkomt met het in het inspectiemandaat aangegeven gebied, heeft het inspectieteam het recht goedgekeurde plaatsbepalingsapparatuur te gebruiken. De geïnspecteerde Staat die Partij is helpt het inspectieteam bij deze taak.

E. VERRICHTING VAN DE INSPECTIES

Algemene regels

56. Het inspectieteam dient zijn taken te vervullen in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag en dit Protocol.

57. Het inspectieteam vangt de inspectie-activiteiten in het inspectiegebied zo spoedig mogelijk aan, doch in elk geval uiterlijk 72 uur na de aankomst op het punt van binnenkomst.

58. De activiteiten van het inspectieteam dienen zodanig te worden georganiseerd, dat zorg wordt gedragen voor de tijdige en doeltreffende verrichting van zijn taken, het minst mogelijke ongemak voor de geïnspecteerde Staat die Partij is en de minst mogelijke hinder voor het geïnspecteerde gebied.

59. Indien de geïnspecteerde Staat die Partij is overeenkomstig paragraaf 43, letter e of gedurende de inspectie wordt verzocht uitrusting ter beschikking te stellen voor gebruik door het inspectieteam in het inspectiegebied, dient de geïnspecteerde Staat die Partij is voor zover mogelijk aan dit verzoek gehoor te geven.

60. Gedurende de inspectie ter plaatse heeft het inspectieteam onder andere:

  • a. Het recht te bepalen hoe de inspectie verloopt, in overeenstemming met het inspectiemandaat en rekening houdend met de door de geïnspecteerde Staat die Partij is getroffen maatregelen in overeenstemming met de bepalingen inzake de gecontroleerde toegang;

  • b. Het recht het inspectieplan te wijzigen, indien nodig, om een doeltreffende uitvoering van de inspectie te garanderen;

  • c. De verplichting rekening te houden met de door de geïnspecteerde Staat die Partij is gedane aanbevelingen en voorgestelde wijzigingen betreffende het inspectieplan;

  • d. Het recht te verzoeken om opheldering met betrekking tot onduidelijkheden die tijdens de inspectie naar voren zouden kunnen komen;

  • e. De verplichting alleen die technieken te gebruiken die zijn vermeld in paragraaf 69 en zich te onthouden van activiteiten die geen verband houden met het doel van de inspectie. Het team verzamelt feiten die betrekking hebben op het doel van de inspectie en legt deze vast, maar gaat niet over tot het verzamelen en vastleggen van informatie die daarmee duidelijk geen verband houdt. Verzameld materiaal dat vervolgens als niet relevant wordt beschouwd, wordt aan de geïnspecteerde Staat die Partij is geretourneerd;

  • f. De verplichting om rekening te houden met de gegevens en uitleg die de geïnspecteerde Staat die Partij is heeft verstrekt op grond van zijn nationale meetnetwerken en andere bronnen omtrent de aard van de gebeurtenis naar aanleiding waarvan het verzoek is ingediend en deze gegevens en uitleg in zijn verslag op te nemen;

  • g. De verplichting de geïnspecteerde Staat die Partij is, op zijn verzoek, afschriften te verstrekken van de in het inspectiegebied verzamelde informatie en gegevens; en

  • h. De verplichting de vertrouwelijkheids-, de veiligheids- en de gezondheidsbepalingen van de geïnspecteerde Staat die Partij is na te leven.

61. Gedurende de inspectie ter plaatse heeft de geïnspecteerde Staat die Partij is, onder andere:

  • a. Het recht te allen tijde aanbevelingen te doen aan het inspectieteam betreffende de mogelijke wijziging van het inspectieplan;

  • b. Het recht en de verplichting te zorgen voor een vertegenwoordiger voor het onderhouden van verbindingen met het inspectieteam;

  • c. Het recht het inspectieteam te laten begeleiden door vertegenwoordigers gedurende de uitvoering van zijn taken en dezen alle door het inspectieteam uitgevoerde inspectie-activiteiten te laten waarnemen. Dit mag geen vertragende of anderszins belemmerende werking hebben op de uitoefening van de taken van het inspectieteam;

  • d. Het recht aanvullende informatie te verstrekken en te verzoeken om de verzameling en vastlegging van aanvullende feiten die hij voor de inspectie relevant acht;

  • e. Het recht alle fotografische en meetresultaten alsmede monsters te onderzoeken en het recht foto's of gedeelten daarvan achter te houden waarop gevoelige plaatsen staan die geen verband houden met het doel van de inspectie. De geïnspecteerde Staat die Partij is heeft recht op kopieën van alle fotografische en meetresultaten. De geïnspecteerde Staat die Partij is heeft het recht de originelen en de fotografische resultaten van de eerste generatie achter te houden en foto's of gedeelten daarvan op zijn grondgebied onder een gemeenschappelijke zegel te plaatsen. De geïnspecteerde Staat die Partij is heeft het recht zijn eigen fotograaf/cameraman te leveren voor het nemen van de door het inspectieteam verzochte foto's of videobeelden. Indien dit niet gebeurt, worden deze taken verricht door leden van het inspectieteam;

  • f. Het recht het inspectieteam uit de nationale meetnetwerken of uit andere bronnen te voorzien van gegevens en uitleg betreffende de aard van de gebeurtenis die aanleiding heeft gegeven tot het verzoek; en

  • g. De verplichting het inspectieteam de nodige opheldering te verschaffen voor het oplossen van onduidelijkheden die zich tijdens de inspectie zouden kunnen voordoen.

Verbindingen

62. De leden van het inspectieteam hebben het recht zich gedurende de gehele verblijfsperiode met elkaar en met het Technisch Secretariaat in verbinding te stellen. Hiertoe kunnen zij gebruik maken van hun eigen, naar behoren goedgekeurde en gecertificeerde uitrusting met instemming van de geïnspecteerde Staat die Partij is, voor zover de geïnspecteerde Staat die Partij is hun geen toegang geeft tot andere telecommunicatiemiddelen.

Waarnemer

63. Overeenkomstig artikel IV, eenenzestigste lid, stelt de verzoekende Staat die Partij is zich in verbinding met het Technisch Secretariaat ter coördinatie van de aankomst van de waarnemer op hetzelfde punt van binnenkomst of op de basis waar het inspectieteam binnenkomt binnen een redelijke termijn in verhouding tot de aankomst van het inspectieteam.

64. De waarnemer heeft het recht gedurende de gehele inspectie in verbinding te staan met de ambassade van de verzoekende Staat die Partij is die is gevestigd op het grondgebied van de geïnspecteerde Staat die Partij is of, wanneer er geen ambassade is, met de verzoekende Staat die Partij is zelf.

65. De waarnemer heeft het recht in het inspectiegebied te arriveren en toegang te krijgen tot en binnen het inspectiegebied zoals door de geïnspecteerde Staat die Partij is wordt toegestaan.

66. De waarnemer heeft het recht aanbevelingen te doen aan het inspectieteam gedurende de gehele inspectie.

67. Gedurende de gehele inspectie houdt het inspectieteam de waarnemer op de hoogte van het verloop van de inspectie en van de bevindingen.

68. Gedurende de gehele inspectie voorziet de geïnspecteerde Staat die Partij is in de voor de waarnemer nodige voorzieningen of treft hiervoor regelingen, die vergelijkbaar zijn met die welke het inspectieteam geniet, zoals omschreven in paragraaf 11. Alle kosten verband houdende met het verblijf van de waarnemer op het grondgebied van de geïnspecteerde Staat die Partij is worden gedragen door de verzoekende Staat die Partij is.

Inspectie-activiteiten en -technieken

69. In overeenstemming met de bepalingen betreffende de gecontroleerde toegang mogen bij het verzamelen, behandelen en analyseren van monsters en bij het overvliegen de volgende inspectie-activiteiten worden verricht en technieken worden gebruikt:

  • a. Plaatsbepaling vanuit de lucht en op het aardoppervlak ter bevestiging van de grenzen van het inspectiegebied en ter vaststelling van de coördinaten van locaties daarbinnen, ter ondersteuning van de inspectie-activiteiten;

  • b. Visuele waarneming, foto- en video-opnamen en multispectrale beelden, met inbegrip van infraroodmetingen, op en onder het aardoppervlak, en vanuit de lucht, om te zoeken naar afwijkingen en artefacten;

  • c. Metingen van radioactiviteit boven, op en onder het aardoppervlak, door middel van meting van gammastraling en energieresolutie-analyse vanuit de lucht, en op of onder het aardoppervlak, teneinde stralingsafwijkingen op te sporen en vast te stellen;

  • d. Monstername in het milieu en analyse van vaste stoffen, vloeistoffen en gassen boven, op en onder het aardoppervlak teneinde afwijkingen op te sporen;

  • e. Passieve seismologische metingen naar naschokken ter lokalisering van het zoekgebied en ter vergemakkelijking van de vaststelling van de aard van een gebeurtenis;

  • f. Hoogfrequente seismometrie en actieve seismische onderzoeken teneinde ondergrondse afwijkingen op te sporen en te lokaliseren, met inbegrip van holtes en gebieden met puin;

  • g. Kartering van het magnetisch en zwaartekrachtveld, metingen door middel van grondpenetratieradar en metingen van de elektrische geleiding op het aardoppervlak en vanuit de lucht, indien nodig, teneinde afwijkingen en artefacten op te sporen; en

  • h. Boringen ter verkrijging van radioactieve monsters.

70. Tot 25 dagen na de goedkeuring van de inspectie ter plaatse heeft het inspectieteam, overeenkomstig het bepaalde in artikel IV, zesenveertigste lid, het recht alle in paragraaf 69 a tot en met e genoemde activiteiten te verrichten en technieken toe te passen. Na de goedkeuring van de voortzetting van de inspectie overeenkomstig artikel IV, zevenenveertigste lid, heeft het inspectieteam het recht alle in paragraaf 69 a tot en met e genoemde activiteiten te verrichten en technieken toe te passen. Het inspectieteam mag alleen overgaan tot het verrichten van boringen na de goedkeuring van de Uitvoerende Raad, overeenkomstig artikel IV, achtenveertigste lid. Indien het inspectieteam om een verlenging van de inspectietermijn verzoekt overeenkomstig artikel IV, negenenveertigste lid, moet het team daarbij aangeven welke van de in paragraaf 69 genoemde activiteiten en technieken moeten worden verricht c.q. toegepast om hem in staat te stellen zijn mandaat te vervullen.

Uitvoering van vluchten boven het inspectiegebied

71. Het inspectieteam heeft het recht gedurende de inspectie ter plaatse een vlucht uit te voeren boven het inspectiegebied teneinde zich in het algemeen te oriënteren in het inspectiegebied, de inspectiegebieden op de grond nauwer te begrenzen en preciezer te lokaliseren en het verzamelen van feitelijk bewijsmateriaal te vergemakkelijken, met gebruikmaking van de in paragraaf 79 genoemde uitrusting.

72. De vluchten boven het inspectiegebied worden uitgevoerd zodra dit praktisch mogelijk is. De totale duur van de vlucht mag niet meer bedragen dan 12 uur.

73. Aanvullende vluchten met gebruikmaking van de in paragraaf 79 en 80 genoemde uitrusting mogen worden uitgevoerd mits daarvoor de instemming van de geïnspecteerde Staat die Partij is is verkregen.

74. Het gebied waarboven wordt gevlogen mag zich niet uitstrekken tot buiten het inspectiegebied.

75. De geïnspecteerde Staat die Partij is heeft het recht beperkingen of, in uitzonderlijke gevallen en mits voldoende gemotiveerd, verboden op te leggen betreffende het uitvoeren van vluchten boven gevoelige locaties die geen verband houden met het doel van de inspectie. Beperkingen kunnen betrekking hebben op de vlieghoogte, het aantal passages en rondcirkelingen, de duur van het stilhangen in de lucht, het soort vliegtuig, het aantal inspecteurs aan boord en het soort metingen of waarnemingen. Indien het inspectieteam van mening is dat de beperkingen of verboden betreffende het overvliegen van gevoelige locaties de vervulling van het mandaat belemmeren, stelt de geïnspecteerde Staat die Partij is al het mogelijke in het werk om te voorzien in alternatieve inspectiemiddelen.

76. Vluchten boven het inspectiegebied worden uitgevoerd overeenkomstig een naar behoren in overeenstemming met de luchtverkeersregels en -voorschriften van de geïnspecteerde Staat die Partij is geregistreerd vluchtschema. De voorschriften van de geïnspecteerde Staat die Partij is inzake de veiligheid van het vliegverkeer dienen gedurende alle vluchten strikt te worden nageleefd.

77. Gedurende het overvliegen is landen normaliter alleen toegestaan voor het maken van een tussenstop of voor de inname van nieuwe brandstof.

78. Er wordt overgevlogen op de door het inspectieteam verzochte hoogte, in overeenstemming met de te verrichten activiteiten, het zicht, en met de luchtvaart en veiligheidsvoorschriften van de geïnspecteerde Staat die Partij is en diens rechten gevoelige informatie die geen verband houdt met het doel van de inspectie te beschermen. Vluchten worden uitgevoerd tot op een maximumhoogte van 1500 meter boven het aardoppervlak.

79. Voor het uitvoeren van vluchten overeenkomstig de paragrafen 71 en 72, mag de volgende uitrusting aan boord van het toestel worden gebruikt:

  • a. Verrekijkers;

  • b. Passieve plaatsbepalingsuitrusting;

  • c. Videocamera's; en

  • d. Handfototoestellen.

80. Bij aanvullende vluchten uitgevoerd overeenkomstig paragraaf 73, mogen inspecteurs aan boord van het toestel eveneens gebruik maken van eenvoudig te installeren draagbare uitrusting voor:

  • a. Multispectrale beelden (waaronder infrarood);

  • b. Gammaspectroscopie; en

  • c. Kartering van magnetische velden.

81. Het overvliegen geschiedt met relatief langzame vaste-vleugelvliegtuigen of toestellen met rotorbladen. Het toestel dient een weids en onbelemmerd zicht te geven op het aardoppervlak.

82. De geïnspecteerde Staat die Partij is heeft het recht zijn eigen vliegtuig te leveren, voorzien van de nodige uitrusting in overeenstemming met de technische vereisten en de desbetreffende handleiding, en bemanning. Indien dit niet geschiedt, wordt het toestel beschikbaar gesteld of gehuurd door het Technisch Secretariaat.

83. Indien het toestel beschikbaar wordt gesteld of gehuurd door het Technisch Secretariaat, heeft de geïnspecteerde Staat die Partij is het recht het toestel te inspecteren om zich ervan te vergewissen dat het is uitgerust met een goedgekeurde inspectie-uitrusting. Een dergelijke inspectie dient te worden afgerond binnen het in paragraaf 57 genoemde tijdsbestek.

84. Het personeel aan boord van het toestel dient te bestaan uit:

  • a. Het minimumaantal bemanningsleden dat nodig is voor de veilige besturing van het toestel;

  • b. Maximaal vier leden van het inspectieteam;

  • c. Maximaal twee vertegenwoordigers van de geïnspecteerde Staat die Partij is;

  • d. Een waarnemer, indien van toepassing, behoudens de toestemming van de geïnspecteerde Staat die Partij is; en

  • e. Indien nodig een tolk.

85. De procedures voor de uitvoering van vluchten worden in detail uitgewerkt in de handleiding voor inspecties ter plaatse.

Gecontroleerde toegang

86. Het inspectieteam heeft recht op toegang tot het inspectiegebied in overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag en dit Protocol.

87. De geïnspecteerde Staat die Partij is verleent toegang binnen het inspectiegebied overeenkomstig het in paragraaf 57 genoemde tijdsbestek.

88. Ingevolge artikel IV, zevenenvijftigste lid, en paragraaf 86 hierboven, heeft de geïnspecteerde Staat die Partij is onder andere de volgende rechten en verplichtingen:

  • a. Het recht maatregelen te treffen voor de bescherming van gevoelige installaties en locaties overeenkomstig dit Protocol;

  • b. De verplichting, indien de toegang binnen het inspectiegebied beperkt is, alle redelijke inspanningen te verrichten om op andere wijze aan de vereisten van het inspectiemandaat te voldoen. Het regelen van kwesties betreffende één of meer inspectie-aspecten mag de overige inspectie-activiteiten niet vertragen, noch belemmeren; en

  • c. Het recht een definitief besluit te nemen ten aanzien van toegang van het inspectieteam, rekening houdend met zijn verplichtingen ingevolge dit Verdrag en de bepalingen inzake gecontroleerde toegang.

89. Ingevolge artikel IV, zevenenvijftigste lid, letter b, en paragraaf 88, letter a, hierboven, heeft de geïnspecteerde Staat die Partij is het recht in het gehele inspectiegebied maatregelen te treffen voor de bescherming van gevoelige installaties en locaties en ter voorkoming van de verspreiding van vertrouwelijke informatie die geen verband houdt met het doel van de inspectie. Dergelijke maatregelen omvatten, onder andere:

  • a. Het aan het gezicht onttrekken van gevoelige aanduidingsborden, voorraden en uitrusting;

  • b. Het beperken van de metingen van de activiteit van radionucliden en van kernstraling voor de bevestiging of ontkenning van de aanwezigheid van die stralingsvormen en stralingsenergieën die verband houden met het doel van de inspectie;

  • c. Het beperken van het nemen of analyseren van monsters voor de bevestiging of ontkenning van de aanwezigheid van radioactieve of andere producten die verband houden met het doel van de inspectie.

  • d. Het controleren van de toegang tot gebouwen en andere structuren, overeenkomstig de paragrafen 90 en 91; en

  • e. Het beperkt toegankelijk verklaren van bepaalde locaties overeenkomstig paragraaf 92 tot en met 96.

90. Toegang tot gebouwen en andere structuren wordt geschorst tot na de goedkeuring van de voortzetting van de inspectie ter plaatse overeenkomstig artikel IV, zevenenveertigste lid, behoudens de toegang tot gebouwen en andere structuren die toegang verlenen tot een mijn, andere holten of omvangrijke grotten die niet op andere wijze toegankelijk zijn. Ten aanzien van dergelijke gebouwen en structuren heeft het inspectieteam alleen het recht van doorgang, volgens de instructies van de geïnspecteerde Staat die Partij is, teneinde genoemde mijnen, holtes of grotten te betreden.

91. Indien het inspectieteam, na goedkeuring van de voortzetting van de inspectie overeenkomstig artikel IV, zevenenveertigste lid, bij de geïnspecteerde Staat die Partij is genoegzaam aantoont dat toegang tot gebouwen of andere structuren vereist is voor de uitvoering van het inspectiemandaat en dat de in het mandaat toegestane activiteiten niet van buitenaf uitgevoerd kunnen worden, heeft het inspectieteam het recht toegang te verkrijgen tot deze gebouwen en structuren. De leider van het inspectieteam vermeldt bij het verzoek om toegang tot een specifiek gebouw of een specifieke structuur het doel van de toegang, het precieze aantal inspecteurs alsmede de beoogde activiteiten. De modaliteiten voor de toegang worden in overleg tussen het inspectieteam en de geïnspecteerde Staat die Partij is vastgesteld. De geïnspecteerde Staat die Partij is heeft het recht de toegang tot gebouwen en andere structuren te beperken, en in uitzonderlijke gevallen en met redelijke motivering, te verbieden.

92. Geen van de ingevolge paragraaf 89, letter e, beperkt toegankelijk verklaarde locaties mag groter zijn dan vier vierkante kilometer. De geïnspecteerde Staat die Partij is heeft het recht maximaal 50 vierkante kilometer beperkt toegankelijk te verklaren. Indien er meer dan één locatie beperkt toegankelijk wordt verklaard, dient elk van deze locaties van de ander te zijn gescheiden door een afstand van ten minste 20 meter. Elke beperkt toegankelijk verklaarde locatie dient een duidelijk omschreven en toegankelijke begrenzing te hebben.

93. De omvang, ligging en begrenzing van beperkt toegankelijke locaties worden uiterlijk op het tijdstip dat het inspectieteam om toegang verzoekt tot de plaats waarin een dergelijke locatie geheel of gedeeltelijk is gelegen, aan de leider van het inspectieteam medegedeeld.

94. Het inspectieteam heeft het recht uitrusting te plaatsen en andere maatregelen te treffen die nodig zijn voor het uitvoeren van de inspectie tot aan de begrenzing van een beperkt toegankelijke locatie.

95. Het inspectieteam heeft toestemming voor visuele inspectie van alle open plaatsen binnen de beperkt toegankelijke locatie vanaf de begrenzing daarvan.

96. Het inspectieteam stelt al het redelijke in het werk om het inspectiemandaat te vervullen buiten de beperkt toegankelijk verklaarde locaties alvorens toegang tot deze locaties te verzoeken. Indien het inspectieteam op enig tijdstip bij de geïnspecteerde Staat die Partij is genoegzaam aantoont dat de nodige in het mandaat aangegeven activiteiten niet van buitenaf kunnen worden uitgevoerd en dat de toegang tot een beperkt toegankelijk locatie nodig is voor de vervulling van het mandaat, wordt een aantal leden van het inspectieteam toegang verleend teneinde bepaalde taken binnnen de locatie te verrichten. De geïnspecteerde Staat die Partij is heeft het recht gevoelige uitrusting, objecten en materiaal die geen verband houden met het doel van de inspectie aan het gezicht te onttrekken of op andere wijze te beschermen. Het aantal inspecteurs blijft beperkt tot het minimumaantal dat nodig is om de met de inspectie verband houdende taken te vervullen. De modaliteiten voor de toegang worden in overleg tussen het inspectieteam en de geïnspecteerde Staat die Partij is vastgesteld.

Het verzamelen, behandelen en analyseren van monsters

97. Onverminderd het bepaalde in de paragrafen 86 tot en met 96 en 98 tot en met 100, heeft het inspectieteam het recht in het inspectiegebied de nodige monsters te nemen en deze mede te nemen.

98. Het analyseren van de monsters geschiedt zo veel mogelijk ter plaatse. Vertegenwoordigers van de geïnspecteerde Staat die Partij is hebben het recht aanwezig te zijn bij de analyse van monsters ter plaatse. Op verzoek van het inspectieteam verleent de geïnspecteerde Staat die Partij is, in overeenstemming met de overeengekomen procedures, bijstand bij het analyseren. Het inspectieteam heeft het recht monsters door te zenden naar door de Organisatie aangewezen laboratoria ter analysering elders, mits het team aantoont dat de nodige monsteranalyse niet ter plaatse kan worden uitgevoerd.

99. De geïnspecteerde Staat die Partij is heeft het recht gedeelten van alle genomen monsters te behouden en kan wanneer deze monsters worden geanalyseerd extra monsters nemen.

100. De geïnspecteerde Staat die Partij is heeft het recht te verzoeken dat ongebruikte monsters of delen daarvan worden geretourneerd.

101. De aangewezen laboratoria verrichten chemische en fysische analyses op de monsters die zijn verzonden ter analysering elders. Deze analyse wordt in detail uitgewerkt in de Handleiding voor inspecties ter plaatse.

102. De Directeur-Generaal draagt de eerste verantwoordelijkheid voor de veiligheid, het onaangetast laten en het bewaren van de monsters, alsmede voor de bescherming van het vertrouwelijk karakter van de verzonden monsters ter analysering elders. De Directeur-Generaal handelt in overeenstemming met de procedures in het Handboek voor inspecties ter plaatse. Hij dient in elk geval:

  • a. strenge regels vast te stellen inzake het verzamelen, behandelen, vervoeren en analyseren van monsters;

  • b. de laboratoria goed te keuren die worden aangewezen voor het verrichten van verschillende soorten analyses;

  • c. toe te zien op de normalisatie van apparatuur en procedures in deze aangewezen laboratoria, en van mobiele analyse-apparatuur en procedures;

  • d. toezicht te houden op de kwaliteitscontrole en de algemene normen met betrekking tot de goedkeuring van deze laboratoria en met betrekking tot mobiele apparatuur en procedures; en

  • e. onder deze aangewezen laboratoria de laboratoria uit te kiezen die analysetaken of andere taken zullen verrichten met betrekking tot specifieke onderzoeken.

103. Wanneer een analyse elders dient te worden verricht, dienen de monsters te worden geanalyseerd in ten minste twee aangewezen laboratoria. Het Technisch Secretariaat draagt zorg voor een spoedige verrichting van de analyse. Over de monsters wordt verantwoording afgelegd door het Technisch Secretariaat en eventuele ongebruikte monsters of gedeelten daarvan dienen te worden teruggezonden naar het Technisch Secretariaat.

104. Het Technisch Secretariaat bundelt de resultaten van de laboratoriumanalyse van de monsters die relevant zijn voor de naleving van dit Verdrag. Ingevolge artikel IV, drieënzestigste lid, verzendt de Directeur-Generaal deze resultaten onverwijld naar de geïnspecteerde Staat die Partij is voor commentaar en vervolgens naar de Uitvoerende Raad en naar alle andere Staten die Partij zijn en neemt hierin gedetailleerde informatie op betreffende de door de aangewezen laboratoria gebruikte apparatuur en gehanteerde methoden.

Het verrichten van inspecties in gebieden die buiten de rechtsmacht of het toezicht van enige Staat vallen

105. In geval van een inspectie ter plaatse in een gebied dat buiten de rechtsmacht of het toezicht van enige Staat valt, pleegt de Directeur-Generaal overleg met de desbetreffende Staten die Partij zijn en komt met hen tot overeenstemming over transitpunten of bases ter vergemakkelijking van de spoedige aankomst van het inspectieteam in het inspectiegebied.

106. De Staten die Partij zijn op wier grondgebied transitpunten of bases worden ingericht, verlenen, voor zover mogelijk, de nodige bijstand om de inspectie te vergemakkelijken, met inbegrip van het vervoeren van het inspectieteam, de bagage en de uitrusting naar het inspectiegebied, en het zorgen voor de nodige in paragraaf 11 genoemde voorzieningen. De Organisatie vergoedt aan de bijstand verlenende Staten die Partij zijn alle gemaakte kosten.

107. Behoudens de goedkeuring door de Uitvoerende Raad, mag de Directeur-Generaal pemanente regelingen treffen met de Staten die Partij zijn ter vergemakkelijking van de bijstand in geval van een inspectie ter plaatse in een gebied dat buiten de rechtsmacht of het toezicht van enige Staat valt.

108. In de gevallen waarin een of meerdere Staten die Partij zijn onderzoek verrichten naar een ambigue gebeurtenis in een gebied dat niet onder de rechtsmacht of het toezicht valt van enige Staat voordat een verzoek om inspectie ter plaatse in dat gebied is ingediend, mogen de resultaten van dit onderzoek door de Uitvoerende Raad worden betrokken bij zijn overleg, overeenkomstig artikel IV.

Procedures na de inspectie

109. Na afloop van een inspectie komt het inspectieteam bijeen met de vertegenwoordiger van de geïnspecteerde Staat die Partij is teneinde de voorlopige bevindingen van het inspectieteam te bespreken en eventuele onduidelijkheden op te helderen. Het inspectieteam verstrekt de vertegenwoordiger van de geïnspecteerde Staat die Partij is zijn voorlopige bevindingen in schriftelijke vorm overeenkomstig een gestandaardiseerd model, te zamen met een lijst van eventuele monsters en ander materiaal dat uit het inspectiegebied wordt meegenomen ingevolge paragraaf 98. Het document dient te worden ondertekend door de leider van het inspectieteam. Teneinde aan te geven dat hij of zij kennis heeft genomen van de inhoud van het document, dient dit te worden medeondertekend door de vertegenwoordiger van de geïnspecteerde Staat die Partij is. Deze bijeenkomst dient uiterlijk 24 uur na afloop van de inspectie te zijn beëindigd.

Vertrek

110. Na beëindiging van de procedures na de inspectie dienen het inspectieteam en de waarnemer het grondgebied van de geïnspecteerde Staat die Partij is zo spoedig mogelijk te verlaten. De geïnspecteerde Staat die Partij is stelt al het mogelijke in het werk om bijstand te verlenen en de veilige begeleiding van het inspectieteam, de uitrusting en de bagage, naar het punt van vertrek te waarborgen. Tenzij anders overeengekomen door de geïnspecteerde Staat die Partij is en het inspectieteam is het punt van vertrek hetzelfde punt als het punt van binnenkomst.

DEEL III

VERTROUWENBEVORDERENDE MAATREGELEN

1. Overeenkomstig artikel IV, achtenzestigste lid, stelt elke Staat die Partij is vrijwillig het Technisch Secretariaat in kennis van elke chemische explosie van 300 ton explosieven of meer, in TNT-equivalent, die in een enkele explosie tot ontploffing worden gebracht op enige plaats op zijn grondgebied of op enige plaats onder zijn rechtsmacht of toezicht. Indien mogelijk wordt de kennisgeving vooraf gedaan. Genoemde kennisgeving moet details bevatten over plaats, tijdstip en datum van de explosie, de hoeveelheid en de soort explosieven, alsmede over de configuratie en het beoogde doel van de explosie.

2. Elke Staat die Partij is verstrekt aan het Technisch Secretariaat vrijwillig en zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit Verdrag informatie met betrekking tot het op nationaal niveau tot ontploffing brengen van alle andere chemische explosieven van meer dan 300 ton TNT-equivalent; deze informatie wordt jaarlijks in geactualiseerde vorm aan het Technisch Secretariaat aangeboden. Met name tracht de desbetreffende Staat die Partij is het Technisch Secretariaat de volgende informatie te verstrekken:

  • a. De geografische coördinaten van de locatie waar de explosies hebben plaatsgevonden;

  • b. De aard van de activiteiten in het kader waarvan de explosies tot stand worden gebracht alsmede het globale profiel en de frequentie van dergelijke explosies;

  • c. Indien beschikbaar, alle overige relevante informatie; en

    tracht deze Staat die Partij is het Technisch Secretariaat bij te staan bij het ophelderen van de oorsprong van een dergelijke gebeurtenis die door het Internationaal Toezichtsysteem wordt gedetecteerd.

3. Een Staat die Partij is kan, op basis van vrijwilligheid en op een wederzijds acceptabele wijze, vertegenwoordigers van het Technisch Secretariaat of van andere Staten die Partij zijn uitnodigen om de in de paragrafen 1 en 2 genoemde locaties te komen bezoeken binnen zijn grondgebied.

4. Met het oog op de ijking van het Internationaal Toezichtsysteem, kunnen de Staten die Partij zijn zich in verbinding stellen met het Technisch Secretariaat teneinde chemische ijkingsexplosies tot stand te brengen of relevante informatie te verstrekken over voor andere doeleinden voorziene chemische explosies.


Bijlage 1 bij het Protocol

Tabel 1-A Lijst van seismologische stations van het Hoofdnetwerk

 Voor het station verantwoordelijke StaatLocatieBreedtegraadLengtegraadSoort
1ArgentiniëPLCA Paso Flores40,7 Z70,6 W3-C
2AustraliëWRA Warramunga, NT19,9 Z134,3 Omininetwerk
3AustraliëASAR Alice Springs, NT23,7 Z133,9 Omininetwerk
4AustraliëSTKA Stephens Creek, SA31,9 Z141,6 O3-C
5AustraliëMAW Mawson, Antarctica67,6 Z62,9 O3-C
6BoliviaLPAZ La Paz16,3 Z68,1 W3-C
7BraziliëBDFB Brasilia15,6 Z48,0 W3-C
8CanadaULMC Lac du Bonnet, Man.50,2 N95,9 W3-C
9CanadaYKAC Yellowknife, N.W.T.62,5 N114,6 Wmininetwerk
10CanadaSCH Schefferville, Quebec54,8 N66,8 W3-C
11Centraal-Afrikaanse RepubliekBGCA Bangui05,2 N18,4 O3-C
12ChinaHAI Hailar49,3 N119,7 O3-C > mininetwerk
13ChinaLZH Lanzhou36,1 N103,8 O3-C > mininetwerk
14ColombiaXSA El Rosal04,9 N74,3 W3-C
15DuitslandGEC2 Freyung48,9 N13,7 Omininetwerk
16EgypteLXEG Luxor26,0 N33,0 Omininetwerk
17FinlandFINES Lahti61,4 N26,1 Omininetwerk
18FrankrijkPPT Tahiti17,6 Z149,6 W3-C
19Islamitische Republiek IranTHR Teheran35,8 N51,4 O3-C
20Nader vast te stellenNader vast te stellenNader vast te stellenNader vast te stellenNader vast te stellen
21IvoorkustDBIC Dimbokro06,7 N04,9 W3-C
22JapanMJAR Matsoeshiro36,5 N138,2 Omininetwerk
23KazachstanMAK Makanchi46,8 N82,0 Omininetwerk
24KenyaKMBO Kilimanbogo01,1 Z37,2 O3-C
25MongoliëJAVM Javhlant48,0 N106,8 O3-C > mininetwerk
26Nigernieuwe locatienader vast te stellennader vast te stellen3-C > mininetwerk
27NoorwegenNAO Hamar60,8 N10,8 Omininetwerk
28NoorwegenARAO Karasjok69,5 N25,5 Omininetwerk
29OekraïneAKASG Malin50,4 N29,1 Omininetwerk
30PakistanPRPK Pari33,7 N73,3 Omininetwerk
31ParaguayCPUP Villa Florida26,3 Z57,3 W3-C
32Republiek KoreaKSRS Wonju37,5 N127,9 Omininetwerk
33Russische FederatieKBZ Khabaz43,7 N42,9 O3-C
34Russische FederatieZAL Zalesovo53,9 N84,8 O3-C > mininetwerk
35Russische FederatieNRI Norilsk69,0 N88,0 O3-C
36Russische FederatiePDY Peleduy59,6 N112,6 O3-C > mininetwerk
37Russische FederatiePET Petropavlovsk- Kamchatskiy53,1 N157,8 O3-C > mininetwerk
38Russische FederatieUSK Ussuriysk44,2 N132,0 O3-C > mininetwerk
39Saudi-Arabiënieuwe locatienader vast te stellennader vastte stellenmininetwerk
40SpanjeESCD Sonseca39,7 N04,0 Wmininetwerk
41ThailandCMTO Chiang Mai18,8 N99,0 Omininetwerk
42TunesiëTHA Thala35,6 N08,7 O3-C
43TurkijeBRTR Belbashi Het mininetwerk wordt mogelijk naar Keskin ver-plaatst39,9 N32,8 Omininetwerk
44TurkmenistanGEYT Alibeck37,9 N58,1 Omininetwerk
45Verenigde Staten van AmerikaLJTX Lajitas, TX29,3 N103,7 Wmininetwerk B
46Verenigde Staten van AmerikaMNV Mina, NV38,4 N118,2 Wmininetwerk
47Verenigde Staten van AmerikaPIWY Pinedale, WY42,8 N109,6 Wmininetwerk
48Verenigde Staten van AmerikaELAK Eielson, AK64,8 N146,9 Wmininetwerk
49Verenigde Staten van AmerikaVNDA Vanda, Antarctica77,5 Z161,9 O3-C
50Zuid-AfrkiaBOSA Boshof28,6 Z25,6 O3-C

Verklaring: 3-C > mininetwerk: Dit houdt in dat het station op deze locatie de werkzaamheden van het Internationaal Toezichtsysteem kan aanvangen als een 3-componentenstation en op een later tijdstip kan worden verbeterd tot een mininetwerk.

Tabel 1-B Lijst van seismologische stations van het Aanvullende Netwerk

 Voor het station verantwoordelijke StaatLocatieBreedtegraadLengtegraadSoort
1ArgentiniëCFA Coronel Fontana31,6 Z68,2 W3-C
2ArgentiniëUSHA Ushuaia55,0 Z68,0 W3-C
3ArmeniëGNI Garni40,1 N44,7 O3-C
4AustraliëCTA Charters Towers, QLD20,1 Z146,3 O3-C
5AustraliëFITZ Fitzroy Crossing, WA18,1 Z125,6 O3-C
6AustraliëNWAO Narrogin, WA32,9 Z117,2 O3-C
7BangladeshCHT Chittagong22,4 N91,8 O3-C
8BoliviaSIV San Ignacio16,0 Z61,1 W3-C
9BotswanaLBTB Lobatse25,0 Z25,6 O3-C
10BraziliëPTGA Pitinga0,7 Z60,0 W3-C
11BraziliëRGNB Rio Grande do Norte6,9 Z37,0 W3-C
12CanadaFRB Iqaluit, N.W.T.63,7 N68,5 W3-C
13CanadaDLBC Dease Lake, B.C.58,4 N130,0 W3-C
14CanadaSADO Sadowa, Ont.44,8 N79,1 W3-C
15CanadaBBB Bella Bella, B.C.52,2 N128,1 W3-C
16CanadaMBC Mould Bay, N.W.T.76,2 N119,4 W3-C
17CanadaINK Inuvik, N.W.T.68,3 N133,5 W3-C
18ChiliRPN Paaseiland27,2 Z109,4 W3-C
19ChiliLVC Limon Verde22,6 Z68,9 W3-C
20ChinaBJT Baijiatuan40,0 N116,2 O3-C
21ChinaKMI Kunming25,2 N102,8 O3-C
22ChinaSSE Sheshan31,1 N121,2 O3-C
23ChinaXAN Xi'an34,0 N108,9 O3-C
24CookeilandenRAR Rarotonga21,2 Z159,8 W3-C
25Costa RicaJTS Las Juntas de Abangares10,3 N85,0 W3-C
26DenemarkenSFJ Søndre, Strømfjord, Groenland67,0 N50,6 W3-C
27DjiboutiATD Arta Tunnel11,5 N42,9 O3-C
28Duitsland/Zuid-Afrika---- SANAE Station, Antarctica 71,7 Z2,9 W3-C
29EgypteKEG Kottamya29,9 N31,8 O3-C
30EthiopiëFURI Furi8,9 N38,7 O3-C
31FijiMSVF Monasavu, Viti Levu17,8 Z178,1 O3-C
32FilipijnenDAV Davao, Mindanao7,1 N125,6 O3-C
33FilipijnenTGY Tagaytay; Luzon14,1 N120,9 O3-C
34FrankrijkNOUC Port Laguerre, Nieuw-Caledonië22,1 Z166,3 O3-C
35FrankrijkKOG Kourou, Frans-Guyana5,2 N52,7 W3-C
36GabonBAMB Bambay1,7 Z13,6 O3-C
37GriekenlandIDI Anogia, Kreta35,3 N24,9 O3-C
38GuatemalaRDG Rabir15,0 N90,5 W3-C
39Nader vast te stellenNader vast te stellenNader vast te stellenNader vast te stellenNader vast te stellen
40IndonesiëPACI Cibinong, Jawa Barat6,5 Z107,0 O3-C
41IndonesiëJAY Jayapura, Irian Jaya2,5 Z140,7 O3-C
42IndonesiëSWI Sorong, Irian Jaya0,9 Z131,3 O3-C
43IndonesiëPSI Parapat, Sumatra2,7 N98,9 O3-C
44IndonesiëKAPI Kappang, Sulawesi Selatan5,0 Z119,8 O3-C
45IndonesiëKUG Kupang, Nusatenggara Timur10,2 Z123,6 O3-C
46de Islamitische Republiek IranKRM Kerman30,3 N57,1 O3-C
47de Islamitische Republiek IranMSN Masjed-e- Soleyman31,9 N49,3 O3-C
48IsraëlMBH Eilat29,8 N34,9 O3-C
49IsraëlPARD Parod32,6 N35,3 Omininetwerk
50ItaliëENAS Enna, Sicilië37,5 N14,3 O3-C
51JapanJNU Ohita, Kyushu33,1 N130,9 O3-C
52JapanJOW Kunigami, Okinawa26,8 N128,3 O3-C
53JapanJHJ Hachijojima, Izu Eilanden33,1 N139,8 O3-C
54JapanJKA Kamikawa-asahi, Hokkaido44,1 N142,6 O3-C
55JapanJCJ Chichijiuna, Ogasawara27,1 N142,2 O3-C
56Jordanië----- Ashqof32,5 N37,6 O3-C
57KazachstanBRVK Borovoye53,1 N70,3 Omininetwerk
58KazachstanKURK Kurchatov50,7 N78,6 Omininetwerk
59KazachstanAKTO Aktyubinsk50,4 N58,0 O3-C
60KyrgyzstanAAK Ala-Archa42,6 N74,5 O3-C
61MadagaskarTAN Antananarivo18,9 Z47,6 O3-C
62MaliKOWA Kowa14,5 N4,0 W3-C
63MarokkoMDT Midelt32,8 N4,6 W3-C
64MexicoTEYM Tepic, Yucatán20,2 N88,3 W3-C
65MexicoTUVM Tuzandepeti, Veracruz18,0 N94,4 W3-C
66MexicoLPBM La Paz, Baja California Sur24,2 N110,2 W3-C
67NamibiëTSUM Tsumeb19,1 Z17,4 O3-C
68NepalEVN Everest28,0 N86,8 O3-C
69Nieuw-ZeelandEWZ Erewhon, Zuidereiland43,5 Z170,9 O3-C
70Nieuw-ZeelandRAO Raoul Eiland29,2 Z177,9 W3-C
71Nieuw-ZeelandURZ Urewera, Noordereiland38,3 Z177,1 O3-C
72NoorwegenSPITS Spitsbergen78,2 N16,4 Omininetwerk
73NoorwegenJMI Jan Mayen70,9 N8,7 W3-C
74OmanWSAR Wadi Sarin23,0 N58,0 O3-C
75Papoea-Nieuw-GuineaPMG Port Moresby9,4 Z147,2 O3-C
76Papoea-Nieuw-GuineaBIAL Bialla5,3 Z151,1 O3-C
77PeruCAJP Cajamarca7,0 Z78,0 W3-C
78PeruNNA Nana12,0 Z76,8 W3-C
79RoemeniëMLR Muntele Rosu45,5 N25,9 O3-C
80Russische FederatieKIRV Kirov58,6 N49,4 O3-C
81Russische FederatieKIVO Kislovodsk44,0 N42,7 Omininetwerk
82Russische FederatieOBN Obninsk55,1 N36,6 O3-C
83Russische FederatieARU Arti56,4 N58,6 O3-C
84Russische FederatieSEY Seymchan62,9 N152,4 O3-C
85Russische FederatieTLY Talaya51,7 N103,6 O3-C
86Russische FederatieYAK Yakutsk62,0 N129,7 O3-C
87Russische FederatieURG Urgal51,1 N132,3 O3-C
88Russische FederatieBIL Bilibino68,0 N166,4 O3-C
89Russische FederatieTIXI Tiksi71,6 N128,9 O3-C
90Russische FederatieYSS Yuzhno- Sakhalinsk47,0 N142,8 O3-C
91Russische FederatieMA2 Magadan59,6 N150,8 O3-C
92Russische FederatieZIL Zilim53,9 N57,0 O3-C
93SamoaAFI Afiamalu13,9 Z171,8 W3-C
94SalomonseilandenHNR Honiara, Guadalcanal9,4 Z160,0 O3-C
95Saudi-ArabiëRAYN Ar Rayn23,6 N45,6 O3-C
96SenegalMBO Mbour14,4 N17,0 W3-C
97Sri LankaCOC Colombo6,9 N79,9 O3-C
98Tsjechische RepubliekVRAC Vranov49,3 N16,6 O3-C
99UgandaMBRU Mbarara0,4 Z30,4 O3-C
100VenezuelaSDV Santo Domingo8,9 N70,6 W3-C
101VenezuelaPCRV Puerto la Cruz10,2 N64,6 W3-C
102Verenigde Staten van AmerikaGUMO Guam, Marianas Islands13,6 N144,9 O3-C
103Verenigde Staten van AmerikaPMSA Palmer Station, Antarctica64,8 Z64,1 W3-C
104Verenigde Staten van AmerikaTKL Tuckaleechee Caverns, TN35,7 N83,8 W3-C
105Verenigde Staten van AmerikaPFCA Piñon Flat, CA33,6 N116,5 W3-C
106Verenigde Staten van AmerikaYBH Yreka, CA41,7 N122,7 W3-C
107Verenigde Staten van AmerikaKDC Kodiak Eilanden, AK57,8 N152,5 W3-C
108Verenigde Staten van AmerikaALQ Albuquerque, NM35,0 N106,5 W3-C
109Verenigde Staten van AmerikaATTU Aleoeten, AK52,8 N172,7 O3-C
110Verenigde Staten van AmerikaELK Elko, NV40,7 N115,2 W3-C
111Verenigde Staten van AmerikaSPA Zuidpool, Antarctica90,0 Z- -3-C
112Verenigde Staten van AmerikaNEW Newport, WA48,3 N117,1 W3-C
113Verenigde Staten van AmerikaSJG San Juan, PR18,1 N66,2 W3-C
114Verenigd KoninkrijkEKA Eskdalemuir55,3 N3,2 W3-C
115IJslandBORGBorgarnes64,8 N21,3 W3-C
116ZambiaLSZ Lusaka15,3 Z28,2 O3-C
117ZimbabweBUL Bulawayonader aan te gevennader aan te geven3-C
118Zuid-AfrkiaSUR Sutherland32,4 Z20,8 O3-C
119ZwedenHFS Hagfors60,1 N13,7 Omininetwerk
120ZwitserlandDAVOS Davos46,8 N9,8 O3-C

Tabel 2-A Lijst van Radionuclide-stations

 Voor het station verantwoordelijke StaatLocatieBreedtegraadLengtegraad
1ArgentiniëBuenos Aires34,0 Z58,0 W
2ArgentiniëSalta24,0 Z65,0 W
3ArgentiniëBariloche41,1 Z71,3 W
4AustraliëMelbourne, VIC37,5 Z144,6 O
5AustraliëMawson, Antarctica67,6 Z62,5 O
6AustraliëTownsville, QLD19,2 Z146,8 O
7AustraliëMacquarie54,0 Z159,0 O
8AustraliëCocos Eilanden12,0 Z97,0 O
9AustraliëDarwin, NT12,4 Z130,7 O
10AustraliëPerth, WA31,9 Z116,0 O
11BraziliëRio de Janeiro22,5 Z43,1 W
12BraziliëRecife8,0 Z35,0 W
13CanadaVancouver, B.C.49,3 N123,2 W
14CanadaResolute, N.W.T.74,7 N94,9 W
15CanadaYellowknife, N.W.T.62,5 N114,5 W
16CanadaSt. John's. N.L.47,0 N53,0 W
17ChiliPunta Arenas53,1 Z70,6 W
18ChiliHanga Roa,Paaseiland27,1 Z108,4 W
19ChinaBeijing39,8 N116,2 O
20ChinaLanzhou35,8 N103,3 O
21ChinaGuangzhou23,0 N113,3 O
22CookeilandenRarotonga21,2 Z159,8 W
23DuitslandSchauinsland/Freiburg47,9 N7,9 O
24EcuadorSan Cristóbal, Galápagos Eilanden1,0 Z89,2 W
25EthiopiëFiltu5,5 N42,7 O
26FijiNadi18,0 Z177,5 O
27FilipijnenQuezon City14,5 N121,0 O
28FrankrijkPapeete, Tahiti17,0 Z150,0 W
29FrankrijkPointe-à-Pitre, Guadeloupe17,0 N62,0 W
30FrankrijkRéunion21,1 Z55,6 O
31FrankrijkPort-aux-Français, Kerguelen49,0 Z70,0 O
32FrankrijkCayenne, Frans-Guyana5,0 N52,0 W
33FrankrijkDumont d'Urville, Antarctica66,0 Z140,0 O
34Nader vast te stellenNader vast te stellenNader vast te stellenNader vast te stellen
35Islamitische Republiek IranTeheran35,0 N52,0 O
36JapanOkinawa26,5 N127,9 O
37JapanTakasaki, Gunma36,3 N139,0 O
38KameroenDouala4,2 N9,9 O
39KiribatiKiritimati2,0 N157,0 W
40KoeweitKoeweit Stad29,0 N48,0 O
41LibiëMisratah32,5 N15,0 O
42MaleisiëKuala Lumpur2,6 N101,5 O
43MauritaniëNouakchott18,0 N17,0 W
44MexicoBaja California28,0 N113,0 W
45MongoliëUlaanbaatar47,5 N107,0 O
46Nieuw-ZeelandChatham Eiland44,0 Z176,5 W
47Nieuw-ZeelandKaitaia35,1 Z173,3 O
48NigerBilma18,0 N13,0 O
49NoorwegenSpitsbergen78,2 N16,4 O
50PanamaPanama City8,9 N79,6 W
51Papoea-Nieuw-GuineaNew Hanover3,0 Z150,0 O
52PortugalPonta Delgada, São Miguel, Azoren37,4 N25,4 W
53Russische FederatieKirov58,6 N49,4 O
54Russische FederatieNorilsk69,0 N88,0 O
55Russische FederatiePeleduy59,6 N112,6 O
56Russische FederatieBilibino68,0 N166,4 O
57Russische FederatieUssuriysk43,7 N131,9 O
58Russische FederatieZalesovo53,9 N84,8 O
59Russische FederatiePetropavlovsk- Kamchatskiy53,1 N158,8 O
60Russische FederatieDubna56,7 N37,3 O
61TanzaniaDar es Salaam6,0 Z39,0 O
62ThailandBangkok13,8 N100,5 O
63Verenigde Staten van AmerikaSacramento, CA38,7 N121,4 W
64Verenigde Staten van AmerikaSand Point, AK55,0 N160,0 W
65Verenigde Staten van AmerikaMelbourne, FL28,3 N80,6 W
66Verenigde Staten van AmerikaPalmer Station, Antarctica64,5 Z64,0 W
67Verenigde Staten van AmerikaAshland, KS37,2 N99,8 W
68 Verenigde Staten van AmerikaCharlottesville, VA38,0 N78,0 W
69Verenigde Staten van AmerikaSalchaket, AK64,4 N147,1 W
70Verenigde Staten van AmerikaWake19,3 N166,6 O
71Verenigde Staten van AmerikaMidway Eilanden28,0 N177,0 W
72Verenigde Staten van AmerikaOahu, HI21,5 N158,0 W
73Verenigde Staten van AmerikaUpi, Guam13,7 N144,9 O
74Verenigd KoninkrijkBIOT/Chagos Archi-pelago7,0 Z72,0 O
75Verenigd KoninkrijkSint-Helena16,0 Z6,0 W
76Verenigd KoninkrijkTristan da Cunha37,0 Z12,3 W
77Verenigd KoninkrijkHalley, Antarctica76,0 Z28,0 W
78IJslandReykjavik64,4 N21,9 W
79Zuid-AfrikaMarion Eiland46,5 Z37,0 O
80ZwedenStockholm59,4 N18,0 O

Tabel 2-B Lijst van Radionuclide-laboratoria

 Voor het laboratorium verantwoordelijke StaatNaam en plaats van het laboratorium
1ArgentiniëNational Board of Nuclear Regulation Buenos Aires
2AustraliëAustralian Radiation Laboratory Melbourne, VIC
3BraziliëInstitute of Radiation Protection and Dosimetry Rio de Janeiro
4CanadaHealth Canada Ottawa, Ont.
5ChinaBeijing
6FinlandCentre for Radiation and Nuclear Safety Helsinki
7FrankrijkAtomic Energy Commission Montlhéry
8IsraëlSoreq Nuclear Research Centre Yavne
9ItaliëLaboratory of the National Agency for the Protection of the Environment Rome
10JapanJapan Atomic Energy Research Institute Tokai, Ibaraki
11Nieuw-ZeelandNational Radiation Laboratory Christchurch
12OostenrijkAustrian Research Center Seibersdorf
13Russische FederatieCentral Radiation Control Laboratory, Ministry of Defence Special Verification Service Moskou
14Verenigde Staten van AmerikaMcClellan Central Laboratories Sacramento, CA
15Verenigd KoninkrijkAWE Blacknest Chilton
16Zuid-AfrikaAtomic Energy Corporation Pelindaba

Tabel 3 Lijst van Hydro-akoestische Stations

 Voor het station verantwoordelijke StaatLocatieBreedtegraadLengtegraadSoort
1AustraliëCape Leeuwin, WA34,4 Z115,1 OHydrofoon
2CanadaKoningin Char-lotte Eilanden, B.C.53,3 N132,5 WT-fase
3ChiliJuan Fernández Eilanden33,7 Z78,8 WHydrofoon
4FrankrijkCrozet Eilanden46,5 Z52,2 OHydrofoon
5FrankrijkGuadeloupe16,3 N61,1 WT-fase
6MexicoClarión Eiland18,2 N114,6 WT-fase
7PortugalFlores39,3 N31,3 WT-fase
8Verenigde Staten van AmerikaAscension8,0 Z14,4 WHydrofoon
9Verenigde Staten van AmerikaWake19,3 N166,6 OHydrofoon
10Verenigd KoninkrijkBIOT/Chagos Archipelago7,3 Z72,4 OHydrofoon
11Verenigd KoninkrijkTristan da Cunha37,2 Z12,5 WT-fase

Tabel 4 Lijst van Infra-geluidstations

 Voor het station verantwoordelijke StaatLocatieBreedtegraadLengtegraad
1ArgentiniëPaso Flores40,7 Z70,6 W
2ArgentiniëUshuaia55,0 Z68,0 W
3AustraliëDavis Base, Antarctica68,4 Z77,6 O
4AustraliëNarrogin, WA32,9 Z117,2 O
5AustraliëHobart, TAS42,1 Z147,2 O
6AustraliëCocos Eilanden12,3 Z97,0 O
7AustraliëWarramunga, NT19,9 Z134,3 O
8BoliviaLa Paz16,3 Z68,1 W
9BraziliëBrasilia15,6 Z48,0 W
10CanadaLac du Bonnet, Man.50,2 N95,9 W
11Centraalafrikaanse RepubliekBangui5,2 N18,4 O
12ChiliPaaseiland27,0 Z109,2 W
13ChiliJuan Fernández Eilanden33,8 Z80,7 W
14ChinaBeijing40,0 N116,0 O
15ChinaKunming25,0 N102,8 O
16DenemarkenDundas,Groenland76,5 N68,7 W
17DjiboutiDjibouti11,3 N43,5 O
18DuitslandFreyung48,9 N13,7 O
19DuitslandGeorg von Neumayer, Antarctica70,6 Z8,4 W
20EcuadorGalápagos Eilanden0,0 N91,7 W
21FrankrijkMarquises10,0 Z140,0 W
22FrankrijkPort LaGuerre, Nieuw-Caledonië22,1 Z166,3 O
23FrankrijkKerguelen49,2 Z69,1 O
24FrankrijkTahiti17,6 Z149,6 W
25FrankrijkKourou, Frans-Guyana5,2 N52,7 W
26Nader vast te stellenNader vast te stellenNader vast te stellenNader vast te stellen
27Islamitische Republiek IranTeheran35,7 N51,4 O
28IvoorkustDimbokro6,7 N4,9 W
29JapanTsukuba36,0 N140,1 O
30KaapverdiëKaapverdische Eilanden16,0 N24,0 W
31KazachstanAktyubinsk50,4 N58,0 O
32KenyaKilimanbogo1,3 Z36,8 O
33MadagaskarAntananarivo18,8 Z47,5 O
34MongoliëJavhlant48,0 N106,8 O
35NamibiëTsumeb19,1 Z17,4 O
36Nieuw-ZeelandChatham Eilanden44,0 Z176,5 W
37NoorwegenKarasjok69,5 N25,5 O
38PakistanRahimyar Khan28,2 N70,3 O
39PalauPalau7,5 N134,5 O
40Papoea-Nieuw-GuineaRabaul4,1 Z152,1 O
41ParaguayVilla Florida26,3 Z57,3 W
42PortugalAzoren37,8 N25,5 W
43Russische FederatieDubna56,7 N37,3 O
44Russische FederatiePetropavlovsk- Kamchatskiy53,1 N158,8 O
45Russische FederatieUssuriysk43,7 N131,9 O
46Russische FederatieZalesovo53,9 N84,8 O
47TunesiëThala35,6 N8,7 O
48Verenigde Staten van AmerikaEielson, AK64,8 N146,9 W
49Verenigde Staten van AmerikaSiple station, Antarctica75,5 Z83,6 W
50Verenigde Staten van AmerikaWindless Bight, Antarctica77,5 Z161,8 O
51Verenigde Staten van AmerikaNewport, WA48,3 N117,1 W
52Verenigde Staten van AmerikaPiñon Flat, CA33,6 N116,5 W
53 Verenigde Staten van AmerikaMidway Eilanden28,1 N177,2 W
54Verenigde Staten van AmerikaHawaii, HI19,6 N155,3 W
55Verenigde Staten van AmerikaWake19,3 N166,6 O
56Verenigd KoninkrijkTristan da Cunha37,0 Z12,3 W
57Verenigd KoninkrijkAscension8,0 Z14,3 W
58Verenigd KoninkrijkBermuda32,0 N64,5 W
59Verenigd KoninkrijkBIOT/Chagos Archipelago5,0 Z72,0 O
60Zuid-AfrikaBoshof28,6 Z25,4 O

Bijlage 2 bij het Protocol

Lijst van parameters voor de karakterisering van de standaard van filtering van gebeurtenissen bij het Internationaal Datacentrum

1. De criteria voor de standaard van filtering van gebeurtenissen bij het Internationaal Datacentrum zijn gebaseerd op de standaard voor de karakterisering van parameters die worden vastgesteld tijdens de gecombineerde verwerking van gegevens afkomstig van alle bij het Internationaal Toezichtsysteem toegepaste technologieën. Ten behoeve van de standaard van filtering van gebeurtenissen maakt het Centrum gebruik van zowel op mondiaal niveau geldende criteria als van aanvullende criteria teneinde, waar mogelijk, rekening te houden met de regionale variaties.

2. Ten aanzien van de gebeurtenissen die door de seismologische component van het Internationaal Toezichtsysteem worden gedetecteerd, kunnen onder andere de volgende criteria worden gehanteerd:

– plaats waar de gebeurtenis zich voordoet;

– diepte waarop de gebeurtenis zich voordoet;

– verhouding tussen de magnitude van opppervlaktegolven en de magnitude van de volume golven;

– frequentieinhoud van het signaal;

– spectrale verhouding van de fasen;

– spectrale modulatie;

– eerste beweging van de P-golf;

– haardmechanisme;

– relatieve excitatie van de seismische fasen;

– vergelijkende metingen met andere gebeurtenissen en groepen gebeurtenissen;

– regionale discriminanten, indien van toepassing.

3. Ten aanzien van de gebeurtenissen die door de hydro-akoestische component van het Internationaal Toezichtsysteem worden gedetecteerd, kunnen onder andere de volgende criteria worden gehanteerd:

– frequentieinhoud van het signaal met inbegrip van de afsnijfrequentie, breedband-energie en gemiddelde centrale frequentie en bandbreedte;

– signaalduur afhankelijk van de frequentie;

– spectrale verhouding; en

– pulssignalen en pulsvertraging.

4. Ten aanzien van de gebeurtenissen die door de infra-geluidcomponent van het Internationaal Toezichtsysteem worden gedetecteerd, kunnen onder andere de volgende criteria worden gehanteerd:

– frequentieinhoud van het signaal en dispersie;

– signaalduur; en

– piekamplitude.

5. Ten aanzien van de gebeurtenissen die door de radionuclide-component van het Internationaal Toezichtsysteem worden gedetecteerd, kunnen onder andere de volgende criteria worden gehanteerd:

– concentratie van natuurlijke en kunstmatige radionucliden in de achtergrondruis;

– concentratie van specifieke splijtings- en activeringsproducten buiten reguliere waarneming; en

– verhouding van een specifiek splijtings- en activeringsproduct tot een ander.

D. PARLEMENT

Bij Koninklijke boodschap van 6 november 1997 (Kamerstukken II 1997/98, 25 728 (R 1602) nrs. 1-2) is aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal ter overweging aangeboden een ontwerp van rijkswet ter goedkeuring van het onderhavige Verdrag. De memorie van toelichting die het ontwerp vergezelt, is ondertekend door de Minister van Buitenlandse Zaken H. A. F. M. O. VAN MIERLO.

E. BEKRACHTIGING

In overeenstemming met artikel XII, juncto XVI, eerste lid, van het Verdrag hebben de volgende Staten een akte van bekrachtiging bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties nedergelegd:

Fiji10 oktober 1997
Qatar 3 maart 1997
Oezbekistan29 mei 1997
Japan 8 juli 1997
Micronesia25 juli 1997
Mongolië 8 augustus 1997
Tsjechië11 september 1997
Peru12 november 1997

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1997, 62.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1997, 62.

Uitgegeven de tweeëntwintigste januari 1998

De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,

W. KOK


XNoot
1

De Regering van Israël heeft op 29 januari 1997 naar aanleiding van de verklaringen afgelegd door Iran bij ondertekening (zieTrb. 1997, 62, blz. 72 en 73) het volgende medegedeeld:

“.....Israel wishes to refer to the declarations attached by the Islamic Republic of Iran, paragraph 3, which expressed strong reservation to the inclusion of Israel in the Middle-East - South Asia Geographic Region (MESA) of the CTBT Organization. Israel considers that Iran's declaration on this matter has no legal basis and is entirely motivated by political reasons extraneous to the CTBT.

The Iranian declaration attempts to undermine the implementation of the Treaty and is incompatible with both the Treaty and its spirit, as well as with the U.N. Charter principle of sovereign equality of all states.

Israel, by geography, is part of the Middle-East region, and no objection will change this.

Israel calls upon other signatories of the CTBT to express their rejection of the Iranian reservation to Israel's inclusion in the MESA Geographic region, as well as the threat contained therein".

Naar boven