A. TITEL

Akkoord tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake het medegebruiken van oefenvoorzieningen;

Bergen (Duitsland), 6 oktober 1997

B. TEKST

Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake het medegebruiken van oefenvoorzieningen

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland,

Gelet op het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake het ter beschikking stellen van onroerend goed en het medegebruiken van oefenvoorzieningen van 6 oktober 1997,

zijn het volgende overeengekomen:

1. Juridisch kader

De volgende overeenkomsten zijn van toepassing:

– het Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten van 19 juni 1951 (NAVO-Status Verdrag),

– de Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag van 19 juni 1951 tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, met betrekking tot de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten (Aanvullende Overeenkomst Duitsland) van 3 augustus 1959 in de desbetreffende geldende versie,

– de Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag van 19 juni 1951 tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, met betrekking tot de in het Koninkrijk der Nederlanden gestationeerde Duitse strijdkrachten (Aanvullende Overeenkomst Nederland) van 6 oktober 1997.

2. Doel

Dit Akkoord heeft tot doel de bijzonderheden te regelen met betrekking tot de oefenterreinen en schietbanen die de wederzijds gestationeerde strijdkrachten van de Partijen bij dit Akkoord kosteloos voor medegebruik ter beschikking zijn gesteld.

3. Gebruik van de Nederlandse terreinen

  • a. De Nederlandse Partij stelt de volgende oefenvoorzieningen kosteloos voor medegebruik ter beschikking aan de in Budel gestationeerde Duitse strijdkrachten:

Oefenterrein Weerter-/Boshoverheide gedurende het gehele jaar (op verzoek)

Garnizoensschietbaan Weert gedurende het gehele jaar (op verzoek)

Infanterie-schietkamp de Harskamp 6 weken/jaar

  • b. De bevoegde Nederlandse en Duitse autoriteiten leggen op grond van de voor de Nederlandse strijdkrachten geldende procedures een gezamenlijke planning vast voor het gebruik van de terreinen.

  • c. De geldende aanmeldingsprocedures zijn van overeenkomstige toepassing.

  • d. De in Budel gestationeerde Duitse strijdkrachten genieten bij des-betreffende aanvraag op de conferentie waar de oefenterreinen worden verdeeld voor het gebruik van de in nummer 3 onder a) genoemde oefenvoorzieningen de hoogste prioriteit.

  • e. Financieel evenwicht wordt zo nodig tot stand gebracht door verschillen te compenseren.

4. Gebruik van de Duitse terreinen

  • a. De Duitse Partij stelt de volgende oefenvoorzieningen kosteloos voor medegebruik ter beschikking aan de in Seedorf gestationeerde Nederlandse strijdkrachten:

Oefenterrein Altenwalde 20 weken/jaar (op verzoek)

Oefenterrein Lübtheen 12 weken/jaar (op verzoek)

Oefenterrein Seedorf met garnizoens- schietbaan gedurende het gehele jaar (op verzoek)

Schietbaan Langenwenden/- Lohheide/Bergen op verzoek

  • b. De bevoegde Nederlandse en Duitse autoriteiten leggen op grond van de voor de Duitse strijdkrachten geldende procedures een gezamenlijke planning vast voor het gebruik van de terreinen.

    Het inplannen van oefenterrein Lübtheen vindt plaats tijdens de conferentie van het „Heeresamt" waar de oefenterreinen worden verdeeld voor het desbetreffende jaar. De Nederlandse strijdkrachten zullen, met inachtneming van het Verdrag inzake de afsluitende regeling met betrekking tot Duitsland (twee-plus-vier-verdrag) van 12 september 1990 en de notawisseling van 25 september 1990, in de versie van 12 september 1994, tot regeling van de rechtspositie van de permanent gestationeerde strijdkrachten in Duitsland, voor ieder gebruik bij de Bondsregering om toestemming verzoeken overeenkomstig het besluit van het Bondsministerie van Defensie – de Staatssecretaris – van 26 maart 1996 (aanmelden van bezoeken, oefeningen, verblijven op doorreis en overig tijdelijk verblijven in de Bondsrepubliek Duitsland van leden van buitenlandse strijdmachten).

  • c. De geldende aanmeldingsprocedures zijn van overeenkomstige toepassing.

  • d. De in Seedorf gestationeerde Nederlandse strijdkrachten genieten bij desbetreffende aanvraag op de conferentie van het „Heeresamt" waar de oefenterreinen worden verdeeld voor het gebruik van de in nummer 4 onder a) genoemde oefenvoorzieningen de hoogste prioriteit.

  • e. De Nederlandse strijdkrachten zullen op de oefenterreinen

    – niet permanent militair personeel laten verblijven,

    – het achterlaten van materieel tussen de afzonderlijke oefeningen ten zeerste beperken,

    – geen militaire infrastructuur opbouwen.

  • f. Financieel evenwicht wordt zo nodig tot stand gebracht door verschillen te compenseren.

5. Voorschriften met betrekking tot gebruik en veiligheid

De strijdkrachten houden zich aan de voor de strijdkrachten van de staat van verblijf geldende bepalingen en voorschriften ten aanzien van het gebruik van de terreinen alsmede aan bepalingen en voorschriften ten aanzien van de veiligheid.

6. Milieubescherming

De strijdkrachten zullen bij het gebruik van de terreinen, onverminderd de inachtneming en toepassing van het desbetreffende nationale recht overeenkomstig de Aanvullende Overeenkomsten, door gepaste en toerekenbare maatregelen voortdurend voorzorgsmaatregelen nemen tegen benadeling van het milieu. De militaire leiders zien erop toe dat tijdens het opleiden en oefenen schade voor het milieu wordt vermeden en niet te vermijden milieubelasting tot een minimum wordt beperkt.

7. Bijzondere gebeurtenissen

Bijzondere gebeurtenissen, incidenten met of gebreken aan wapens en munitie dienen overeenkomstig de bepalingen van de ZDv 44/10 VS-NfD „Schießsicherheit" te worden behandeld en gemeld.

8. Contact met lokale autoriteiten

Het contact met de lokale autoriteiten geschiedt via de commandanten van de terreinen.

9. Afwikkeling van schade

De bepalingen van het NAVO-Status Verdrag en de Aanvullende Overeenkomsten zijn onverminderd van toepassing.

10. Beslechting van geschillen

Geschillen met betrekking tot de uitlegging of toepassing van dit Akkoord worden door onderhandelingen tussen de Partijen beslecht en worden niet aan een internationaal gerechtshof of aan derden voorgelegd.

11. Correspondentie

Correspondentie met betrekking tot dit Akkoord dient te worden gericht aan:

  • a. in Duitsland: Bundesministerium der Verteidigung Referat R II 4 Postfach 13 28 D - 53003 Bonn

  • b. in Nederland: Ministerie van Defensie Directie Juridische Zaken Afdeling Internationale en Juridische Beleidsaangelegenheden Postbus 20701 NL - 2500 ES 's-Gravenhage

12. Slotbepalingen

  • a. Dit Akkoord wordt vanaf de dag van ondertekening voorlopig toegepast overeenkomstig het nationale recht van de Partijen.

  • b. Dit Akkoord treedt in werking op de dag waarop het Verdrag tussen de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden inzake het ter beschikking stellen van onroerend goed en het medegebruiken van oefenvoorzieningen van 6 oktober 1997 in werking treedt.

  • c. Wanneer de strijdmacht als gevolg van externe factoren (bijvoorbeeld door een wezenlijke verandering in de gebruiksmogelijkheden van de terreinen, zoals op de datum van inwerkingtreding van dit Akkoord in de geldende bijzondere bepalingen vastgelegd) bij het gebruik van de terreinen aanzienlijke beperkingen worden opgelegd, wordt onmiddellijk contact opgenomen met de in nummer 11 genoemde autoriteiten en wordt gezamenlijk snel naar acceptabele alternatieven gezocht.

  • d. Elk der Partijen bij dit Akkoord is gerechtigd de andere Partij voorstellen tot wijziging van dit Akkoord voor te leggen. Wijzigingen worden van kracht, zodra beide Partijen schriftelijk hebben medegedeeld dat zij daarmee instemmen.

  • e. Dit Akkoord kan door elke Partij schriftelijk worden opgezegd. De opzegtermijn bedraagt ten minste 12 maanden, te beginnen op 1 januari van het jaar volgend op de opzegging.

  • f. Het Administratief Akkoord van 18 maart 1993 tussen de Bondsminister van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland en de Minister van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden inzake het gebruik van garnizoensoefenterreinen en garnizoens-schietbanen die overeenkomstig de Aanvullende Overeenkomst Duitsland ter beschikking zijn gesteld van de Nederlandse strijdkrachten, houdt op van kracht te zijn op de dag waarop dit Akkoord in werking treedt.

GEDAAN te Bergen, op 6 oktober 1997, in twee originele exemplaren, elk in de Nederlandse en in de Duitse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) A. P. VAN WALSUM

Voor de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland,

(w.g.) P. HARTMANN

Vereinbarung zwischen der Regierung des Königreichs der Niederlande und der Regierung der Bundesrepublik Deutschland über die Mitbenutzung von Übungseinrichtungen

Die Regierung des Königreichs der Niederlande

und

die Regierung der Bundesrepublik Deutschland –

auf der Grundlage des Abkommens zwischen der Regierung des Königreichs der Niederlande und der Regierung der Bundesrepublik Deutschland vom 6. Oktober 1997 über die Bereitstellung von Liegenschaften und die Mitbenutzung von Übungseinrichtungen –

sind wie folgt übereingekommen:

1. Rechtsrahmen

Folgende Abkommen finden Anwendung

– das Abkommen vom 19. Juni 1951 zwischen den Parteien des Nordatlantikvertrags über die Rechtsstellung ihrer Truppen (NATO-Truppenstatut);

– das Zusatzabkommen vom 3. August 1959 zu dem Abkommen vom 19. Juni 1951 zwischen den Parteien des Nordatlantikvertrags über die Rechtsstellung ihrer Truppen hinsichtlich der in der Bundesrepublik Deutschland stationierten ausländischen Truppen (Zusatzabkommen Deutschland) in der jeweils gültigen Fassung;

– das Zusatzabkommen vom 6. Oktober 1997 zu dem Abkommen vom 19. Juni 1951 zwischen den Parteien des Nordatlantikvertrags über die Rechtsstellung ihrer Truppen hinsichtlich der im Königreich der Niederlande stationierten deutschen Truppen (Zusatzabkommen Niederlande).

2. Ziel

Zweck dieser Vereinbarung ist es, Einzelheiten für die den gegenseitig stationierten Truppen der Parteien dieser Vereinbarung unentgeltlich zur Mitbenutzung zur Verfügung gestellten Übungsplätze und Schießanlagen zu regeln.

3. Benutzung der niederländischen Plätze

  • a) Die niederländische Partei stellt den in Budel stationierten deutschen Truppen folgende Übungseinrichtungen unentgeltlich zur Mitbenutzung zur Verfügung:

Übungsplatz Weerter-/Boshoverheide ganzjährig (auf Antrag)

Standortschießplatz Weert ganzjährig (auf Antrag)

Infanterie-Schietkamp de Harskamp 6 Wochen/Jahr

  • h) Die zuständigen deutschen und niederländischen Behörden werden auf Grund der für die niederländischen Streitkräfte geltenden Verfahren eine gemeinsame Planung für die Benutzung der Plätze festlegen.

  • c) Die geltenden Anmeldeverfahren finden entsprechende Anwendung.

  • d) Die in Budel stationierten deutschen Truppen genießen bei Anträgen auf der Truppenübungsplatz-Verteilungskonferenz für die Benutzung der unter Nummer 3 Buchstabe a genannten Übungseinrichtungen höchste Priorität.

  • e) Finanzielle Ausgewogenheit wird erforderlichenfalls durch Ausgleich der Unterschiedsbeträge hergestellt.

4. Benutzung der deutschen Plätze

  • a) Die deutsche Partei stellt den in Seedorf stationierten niederländischen Streitkräften folgende Übungseinrichtungen unentgeltlich zur Mitbenutzung zur Verfügung:

Übungsplatz Altenwalde 20 Wochen/Jahr (auf Antrag)

Übungsplatz Lübtheen 12 Wochen/Jahr (auf Antrag)

Übungsplatz Seedorf mit ganzjährig (auf Antrag)

Standortschießanlage Schießanlage Langenwenden/ auf Antrag

Lohheide/Bergen

  • b) Die zuständigen deutschen und niederländischen Behörden werden auf Grund der für die Bundeswehr geltenden Verfahren eine gemeinsame Planung für die Benutzung der Plätze festlegen.

    Die Einplanung des Truppenübungsplatzes Lübtheen erfolgt in der Truppenübungsplatz-Verteilungskonferenz des Heeresamts für das entsprechende Jahr. Die niederländischen Streitkräfte werden unter Beachtung des Vertrags vom 12. September 1990 über die abschließende Regelung in bezug auf Deutschland (Zwei-plus-Vier-Vertrag) und des Notenwechsels vom 25. September 1990 in der Fassung vom 12. September 1994 zur Regelung der Rechtsstellung der ständigen Stationierungsstreitkräfte in Deutschland vor jeder Benutzung die Zustimmung der Bundesregierung gemäß Erlaß des Bundesministeriums der Verteidigung – Staatssekretär – vom 26. März 1996 (Anmeldung von Besuchen, Übungen, Transitaufenthalten und anderen vorübergehenden Aufenthalten von Mitgliedern ausländischer Streitkräfte in der Bundesrepublik Deutschland) beantragen.

  • c) Die geltenden Anmeldeverfahren finden entsprechende Anwendung.

  • d) Die in Seedorf stationierten niederländischen Truppen genießen bei Anträgen auf der Truppenübungsplatz-Verteilungskonferenz des Heeresamts für die Benutzung der unter Nummer 4 Buchstabe a genannten Übungseinrichtungen höchste Priorität.

  • e) Die niederländischen Streitkräfte werden auf den Übungsplätzen

    – kein militärisches Personal auf Dauer belassen,

    – die Zurücklassung von Gerät zwischen den einzelnen Übungen eng begrenzen,

    – keine militärische Infrastruktur aufbauen.

  • f) Finanzielle Ausgewogenheit wird erforderlichenfalls durch Ausgleich der Unterschiedsbeträge hergestellt.

5. Benutzungs- und Sicherheitsvorschriften

Die Truppen halten die für die Truppen des Aufnahmestaats geltenden Bestimmungen und Vorschriften über die Benutzung der Plätze sowie Bestimmungen und Vorschriften für die Sicherheit ein.

6. Umweltschutz

Die Truppen werden bei der Nutzung der Plätze, unbeschadet der Achtung und Anwendung des jeweiligen innerstaatlichen Rechts nach Maßgabe der Zusatzabkommen, durch geeignete und zumutbare Maßnahmen fortlaufend Vorsorge gegen Umweltbeeinträchtigungen treffen. Die militärischen Führer tragen Sorge, daß beim Ausbildungs- und Übungsbetrieb Umweltschäden vermieden und unvermeidbare Umweltbelastungen so gering wie möglich gehalten werden.

7. Besondere Vorkommnisse

Besondere Vorkommnisse, Vorfälle und Mängel mit oder an Waffen und Munition sind nach den Bestimmungen der ZDv 44/10 VS-NfD »Schießsicherheit« zu behandeln und zu melden.

8. Kontakt mit lokalen Behörden

Der Kontakt mit den örtlichen Behörden erfolgt durch die Kommandanten der Plätze.

9. Schadensabwicklung

Die Bestimmungen des NATO-Truppenstatuts und der Zusatzabkommen finden uneingeschränkte Anwendung.

10. Beilegung von Meinungsverschiedenheiten

Meinungsverschiedenheiten über die Auslegung oder Anwendung dieser Vereinbarung werden durch Verhandlungen zwischen den Parteien beigelegt und nicht an ein internationales Gericht oder an Dritte verwiesen.

11. Korrespondenz

Korrespondenz im Zusammenhang mit dieser Vereinbarung ist zu richten an:

  • a. in Deutschland: Bundesministerium der Verteidigung Referat R II 4 Postfach 13 28 D-53003 Bonn

  • b. in den Niederlanden: Ministerie van Defensie Directie Juridische Zaken Afdeling Internationale en Juridische Beleidsaangelegenheden Postbus 20701 NL-2500 ES 's-Gravenhage

12. Schlußbestimmungen

  • a) Diese Vereinbarung wird vom Tag der Unterzeichnung an nach Maßgabe des jeweiligen innerstaatlichen Rechts der Parteien vorläufig angewandt.

  • b) Diese Vereinbarung tritt an dem Tag in Kraft, an dem das Abkommen vom 6. Oktober 1997 zwischen der Regierung der Bundesrepublik Deutschland und der Regierung des Königreichs der Niederlande über die Bereitstellung von Liegenschaften und die Mitbenutzung von Übungseinrichtungen in Kraft tritt.

  • c) Wenn der Truppe als Folge von externen Faktoren (z.B. durch eine bedeutsame Änderung der Nutzungsmöglichkeiten der Plätze, wie zum Datum des Inkrafttretens dieser Vereinbarung in den gültigen Sonderbestimmungen festgelegt) bei der Benutzung der Plätze erhebliche Beschränkungen auferlegt werden, wird unverzüglich Kontakt aufgenommen mit den unter Nummer 11 genannten Behörden und gemeinsam zügig nach akzeptablen Alternativen gesucht.

  • d) Jede Partei dieser Vereinbarung ist berechtigt, der anderen Partei Vorschläge zur Änderung dieser Vereinbarung vorzulegen. Änderungen werden wirksam, sobald beide Parteien schriftlich mitgeteilt haben, daß sie ihnen zustimmen.

  • e) Diese Vereinbarung kann von jeder Partei schriftlich gekündigt werden. Die Kündigungsfrist beträgt mindestens zwölf Monate, beginnend am 1. Januar des auf das Jahr der Kündigung folgenden Jahres.

  • f) Die Verwaltungsvereinbarung vom 18. März 1993 zwischen dem Bundesminister der Verteidigung der Bundesrepublik Deutschland und dem Verteidigungsminister des Königreichs der Niederlande über die Benutzung von Standortübungsplätzen und Standortschießanlagen, die den niederländischen Streitkräften gemäß dem Zusatzabkommen Deutschland zur ausschließlichen Benutzung überlassen sind, tritt an dem Tag außer Kraft, an dem diese Vereinbarung in Kraft tritt.

GESCHEHEN zu Bergen am 6. Oktober 1997 in zwei Urschriften, jede in niederländischer und deutscher Sprache, wobei jeder Wortlaut gleichermaßen verbindlich ist.

Für die Regierung des Königreichs der Niederlande,

(gez.) A. P. VAN WALSUM

Für die Regierung der Bundesrepublik Deutschland,

(gez.) P. HARTMANN

D. PARLEMENT

Het Akkoord behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Akkoord kan worden gebonden.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Akkoord zullen ingevolge artikel 12, onderdeel b, in werking treden op de dag dat het op 6 oktober 1997 tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake het ter beschikking stellen van onroerend goed en het medegebruiken van oefenvoorzieningen in werking treedt.

Ingevolge artikel 12, onderdeel a, wordt het Akkoord vanaf 6 oktober 1997 voorlopig toegepast.

J. GEGEVENS

Bij gelegenheid van de ondertekening van het onderhavige Akkoord is een Protocol van ondertekening tot stand gekomen, waarvan de tekst is afgedrukt in rubriek J van Trb. 1998, 117.

Van het op 19 juni 1951 te Londen tot stand gekomen Verdrag tussen de Staten die Partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten (NAVO-Status Verdrag), naar welk Verdrag in artikel 1 van het onderhavige Akkoord wordt verwezen, zijn de Engelse en de Franse tekst geplaatst in Trb. 1951, 114 en de vertaling in Trb. 1953, 10.; zie ook, laatstelijk, Trb. 1996, 326.

Van de op 3 augustus 1959 te Bonn tot stand gekomen Aanvullende Overeenkomst bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie der krijgsmachten, betreffende de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten, naar welke Overeenkomst in artikel 1 van het onderhavige Akkoord wordt verwezen, is de tekst geplaatst in Trb. 1960, 37; zie ook, laatstelijk, Trb. 1990, 167. De Aanvullende Overeenkomst bij het Noord-Atlantisch Verdrag, van 3 augustus 1959, zoals gewijzigd bij de Overeenkomsten van 21 oktober 1971 en 18 mei 1981, is laatstelijk gewijzigd bij een op 18 maart 1993 te Bonn tot stand gekomen Overeenkomst. Van deze Overeenkomst zijn de Engelse en de Duitse tekst geplaatst in Trb. 1993, 121 en de vertaling in Trb. 1995, 43. Zie ook Trb. 1998, 127.

Van de op 25 september 1990 tot stand gekomen briefwisseling bij het NAVO-Status Verdrag, naar welke briefwisseling in artikel 4, onderdeel b, van het onderhavige Akkoord wordt verwezen, is de tekst geplaatst in rubriek J van Trb. 1990, 166; zie ook, laatstelijk, Trb. 1991, 157. De in deze briefwisseling vervatte overeenkomst is gewijzigd bij een briefwisseling van 12 september 1994. Van deze laatste briefwisseling is de tekst geplaatst in rubriek J van Trb. 1994, 224 en de vertaling in Trb. 1994, 256; zie ook, laatstelijk, Trb. 1996, 326.

Van het op 6 oktober 1997 te Bergen (Duitsland) tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake het ter beschikking stellen van onroerend goed en het medegebruiken van oefenvoorzieningen, naar welk Verdrag in de preambule tot het onderhavige Akkoord wordt verwezen, is de tekst geplaatst in Trb. 1998, 119.

Van de op 6 oktober 1997 te Bergen (Duitsland) tot stand gekomen Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag van 19 juni 1951 tussen de Staten die Partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten met betrekking tot de in het Koninkrijk der Nederlanden gestationeerde Duitse strijdkrachten, naar welke Overeenkomst in artikel 1 van het onderhavige Akkoord wordt verwezen, is de tekst geplaatst in Trb. 1998, 124.

In overeenstemming met artikel 19, tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen heeft de Minister van Buitenlandse Zaken bepaald dat het Akkoord zal zijn bekendgemaakt in Nederland op de dag na de datum van uitgifte van dit Tractatenblad.

Uitgegeven de negentiende mei 1998

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. VAN MIERLO

Naar boven