Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 1997, 258 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 1997, 258 | Verdrag |
Protocol tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol, ondertekend te 's-Gravenhage op 27 mei 1986, zoals gewijzigd bij het op 4 maart 1993 te 's-Gravenhage ondertekende Protocol;
's-Gravenhage, 25 augustus 1997
Protocol tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol, ondertekend te 's-Gravenhage op 27 mei 1986, zoals gewijzigd bij het op 4 maart 1993 te 's-Gravenhage ondertekende Protocol
De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Canada,
Geleid door de wens de op 27 mei 1986 te 's-Gravenhage ondertekende Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol, zoals gewijzigd bij het op 4 maart 1993 te 's-Gravenhage ondertekende Protocol (hierna te noemen „de Overeenkomst"), te wijzigen,
Zijn het volgende overeengekomen:
De letters a en b van het tweede lid van artikel 10 van de Overeenkomst worden geschrapt. Zij worden vervangen door:
„a. 5 percent van het brutobedrag van de dividenden, indien de uiteindelijk gerechtigde een lichaam (niet zijnde een maatschap of vennootschap onder firma) is dat ten minste 25 percent van het kapitaal bezit van, of dat onmiddellijk of middellijk ten minste 10 percent van het totale aantal stemmen beheerst in, het lichaam dat de dividenden betaalt;
b. niettegenstaande letter (a), 10 percent van het brutobedrag van de dividenden, als de dividenden worden betaald door een ,non-resident owned investment corporation' die inwoner is van Canada aan een uiteindelijk gerechtigde die een lichaam (niet zijnde een maatschap of vennootschap onder firma) is dat inwoner is van Nederland en dat ten minste 25 percent van het kapitaal bezit van, of onmiddellijk of middellijk ten minste 10 percent van het totale aantal stemmen beheerst in, het lichaam dat de dividenden betaalt; en".
Het derde lid van artikel 12 van de Overeenkomst wordt geschrapt. Het wordt vervangen door het volgende:
„3.Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid,
a. zijn royalty's uit auteursrechten en andere soortgelijke betalingen ter zake van de productie of reproductie van een werk op het gebied van letterkunde, toneel, muziek of andere kunstvormen (daaronder echter niet begrepen royalty's ter zake van bioscoopfilms noch royalty's ter zake van werken op film of beeldband of andere reproductiemiddelen voor televisie-uitzendingen), en
b. royalty's voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, programmatuur voor computers of een octrooi of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap (daaronder echter niet begrepen zodanige, in samenhang met een huur- of franchise-overeenkomst ter beschikking gestelde informatie),
afkomstig uit een Staat en betaald aan een inwoner van de andere Staat, die de uiteindelijk gerechtigde van de royalty's is, slechts in die andere Staat belastbaar."
Het vierde lid van artikel 13 van de Overeenkomst wordt geschrapt. Het wordt vervangen door het volgende:
„4. Voordelen verkregen door een inwoner van een van de Staten uit de vervreemding van
a. aandelen (andere dan aandelen genoteerd op een goedgekeurde effectenbeurs in een van de Staten), die deel uitmaken van een wezenlijk belang in het aandelenkapitaal van een lichaam dat inwoner is van de andere Staat, van welke aandelen de waarde hoofdzakelijk berust op onroerende goederen die in de andere Staat zijn gelegen, of
b. een wezenlijk belang in een maatschap of een vennootschap onder firma, een trust of een nalatenschap, waarvan het ontstaan is ontleend aan de wetgeving van de andere Staat, of een meerderheidsbelang in een maatschap of een vennootschap onder firma, een trust of een nalatenschap, waarvan het ontstaan niet is ontleend aan de wetgeving van de andere Staat, en waarvan de waarde in beide gevallen hoofdzakelijk berust op onroerende goederen die in de andere Staat zijn gelegen,
mogen in die andere Staat worden belast. Voor de toepassing van dit lid omvat de uitdrukking ,onroerende goederen' mede de aandelen van een lichaam waarvan de waarde hoofdzakelijk berust op onroerende goederen of op een wezenlijk belang in een maatschap of een vennootschap onder firma, een trust of een nalatenschap, als bedoeld in letter b, doch omvat niet onroerende goederen (niet zijnde verhuurde goederen) waarin de werkzaamheden van het lichaam, de maatschap of vennootschap onder firma, de trust of de nalatenschap worden uitgeoefend; een wezenlijk belang bestaat als de inwoner en daarmee gelieerde personen 10 percent of meer van alle soorten van aandelen van het aandelenkapitaal van een lichaam bezitten of een belang hebben van 10 percent of meer in een maatschap of een vennootschap onder firma, een trust of een nalatenschap; en een meerderheidsbelang bestaat als de inwoner en daarmee gelieerde personen een belang hebben van 50 percent of meer in een maatschap of een vennootschap onder firma, een trust of een nalatenschap."
Het derde lid van artikel 18 van de Overeenkomst wordt geschrapt. Het wordt vervangen door het volgende:
„3. Voordelen ingevolge de ,Old Age Security Act' van Canada en oorlogspensioen-vergoedingen (daaronder begrepen pensioenen en vergoedingen betaald aan oorlogsveteranen of betaald als gevolg van een oorlog) afkomstig uit Canada en betaald aan een inwoner van Nederland, mogen in Canada worden belast overeenkomstig de wetgeving van Canada."
Het vierde en vijfde lid van artikel 22 van de Overeenkomst worden geschrapt. Zij worden vervangen door het volgende:
„4. Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid, verleent Nederland een aftrek op de Nederlandse belasting voor de in Canada betaalde belasting op bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 7, artikel 10, vijfde lid, artikel 11, zesde lid, artikel 12, vijfde lid, en artikel 14 van deze Overeenkomst in Canada mogen worden belast, voor zover deze bestanddelen in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen, indien en voor zover Nederland volgens de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting een aftrek verleent op de Nederlandse belasting voor de in een ander land over die bestanddelen van het inkomen geheven belasting. Voor de berekening van deze aftrek zijn de bepalingen van het derde lid van overeenkomstige toepassing.
5. Wat Canada betreft, wordt dubbele belasting als volgt vermeden:
a. met inachtneming van de bestaande bepalingen van de wetgeving van Canada die betrekking hebben op de aftrek van belasting die verschuldigd is in Canada ter zake van belasting betaald in een gebied buiten Canada en met inachtneming van elke toekomstige wijziging van die bepalingen – welke bepalingen het algemene beginsel van het hiernavolgende niet mogen aantasten – en tenzij een grotere aftrek of tegemoetkoming is voorzien ingevolge de wetgeving van Canada, wordt de belasting die in Nederland is verschuldigd over voordelen of inkomsten afkomstig uit Nederland in aftrek gebracht op Canadese belasting die ter zake van die voordelen of inkomsten verschuldigd is; en
b. wanneer, overeenkomstig een bepaling van de Overeenkomst, inkomsten verkregen door een inwoner van Canada zijn vrijgesteld van belastingheffing in Canada, mag Canada bij de berekening van het belastingbedrag over overige inkomsten de vrijgestelde inkomsten niettemin in aanmerking nemen.
6. Voor de toepassing van het vijfde lid
a. worden voordelen of inkomsten van een inwoner van Canada die overeenkomstig de Overeenkomst in Nederland mogen worden belast, geacht afkomstig te zijn uit Nederland, en
b. worden de belastingen bedoeld in het derde lid, letter b, en het vierde lid van artikel 2 beschouwd als inkomstenbelastingen en worden bij de vaststelling van het bedrag van die belastingen de investeringsbijdragen en -toeslagen en de desinvesteringsbetalingen, bedoeld in de Nederlandse Wet investeringsrekening, en de heffingen bedoeld in de Nederlandse Wet selectieve investeringsregeling niet in aanmerking genomen."
Het eerste en tweede lid van artikel 26 van de Overeenkomst worden geschrapt. Zij worden vervangen door het volgende:
„De bevoegde autoriteiten van de Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn voor het uitvoeren van de bepalingen van deze Overeenkomst of van de nationale wetgeving van de Staten met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met de Overeenkomst. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door artikel 1. Alle door een van de Staten ontvangen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als inlichtingen die volgens de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratiefrechtelijke lichamen) die betrokken zijn bij de vaststelling of invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op belastingen. Deze personen of autoriteiten mogen van de inlichtingen alleen voor deze doeleinden gebruik maken. Zij mogen de inlichtingen bekend maken in openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen."
De volgende nieuwe artikelen worden onmiddellijk na artikel 26 van de Overeenkomst ingevoegd:
1. De Staten zullen elkaar bijstand verlenen bij de invordering van de belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is, vermeerderd met rente, kosten, verhogingen van die belastingen en administratieve boetes, in dit artikel verder aangeduid als ,belastingvordering'. De bepalingen van dit artikel worden niet beperkt door artikel 1.
2. Een verzoek om bijstand bij invordering van een belastingvordering bevat een verklaring van de bevoegde autoriteit van de verzoekende Staat dat, overeenkomstig de wetgeving van die Staat, de belastingvordering definitief is vastgesteld. Voor de toepassing van dit artikel is een belastingvordering definitief vastgesteld als de verzoekende Staat ingevolge diens nationale wetgeving het recht heeft om de belastingvordering in te vorderen en alle administratieve en juridische rechten van de belastingplichtige om invordering in de verzoekende Staat tegen te houden, zijn vervallen of zijn uitgeput.
3. Een belastingvordering van de verzoekende Staat die definitief is vastgesteld kan door de bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat voor invordering worden aanvaard en indien zij wordt aanvaard zal deze, onder voorbehoud van de bepalingen van het zevende lid, door de aangezochte Staat worden ingevorderd als betrof het een eigen belastingvordering van de aangezochte Staat die definitief is vastgesteld overeenkomstig de wetgeving die van toepassing is op de invordering van de eigen belastingen van de aangezochte Staat.
4. Als een verzoek om invordering van een belastingvordering met betrekking tot een belastingplichtige door een Staat is aanvaard, zal de belastingvordering door die Staat worden behandeld als een bedrag dat verschuldigd is ingevolge de inkomstenbelastingwet van die Staat waarvan de invordering niet onderhevig is aan enige beperking.
5. Dit artikel mag in geen enkel opzicht aldus worden uitgelegd dat het een recht creëert of verschaft op een administratieve of juridische herziening door de aangezochte Staat van de door de verzoekende Staat definitief vastgestelde belastingvordering, ook al zou de wetgeving van een van beide Staten in een zodanig recht voorzien. Indien, in afwachting van de uitvoering van een verzoek om bijstand op grond van dit artikel, de verzoekende Staat ingevolge diens nationale wetgeving het recht verliest om de belastingvordering in te vorderen, zullen de bevoegde autoriteiten van de verzoekende Staat het verzoek om bijstand bij invordering onmiddellijk intrekken.
6. Door de aangezochte Staat ingevolge dit artikel ingevorderde bedragen zullen, behoudens het bepaalde in dit lid, worden overgemaakt aan de bevoegde autoriteit van de verzoekende Staat. Tenzij de bevoegde autoriteiten van de Staten anders overeenkomen, worden de normale kosten die verbonden zijn met het verlenen van bijstand bij invordering gedragen door de aangezochte Staat, en worden in verband daarmee opgekomen buitengewone kosten gedragen door de verzoekende Staat.
7. Een belastingvordering van de verzoekende Staat die voor invordering is geaccepteerd geniet in de aangezochte Staat niet de voorrang die toekomt aan belastingvorderingen van de aangezochte Staat, ook al is de gebezigde invorderingsprocedure dezelfde als die welke geldt voor diens eigen belastingvorderingen. Een belastingvordering van de verzoekende Staat wordt in de aangezochte Staat niet ingevorderd door middel van in hechtenis nemen wegens schuld van de schuldenaar.
8. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid, kunnen de bevoegde autoriteiten van de Staten door middel van een notawisseling overeenkomen dat de bepalingen van dit artikel ook van toepassing zullen zijn op andere belastingen en heffingen dan de in artikel 2 genoemde belastingen die worden geheven door of ten behoeve van de regering van de Staten.
9. De bevoegde autoriteiten van de Staten zullen een regeling treffen over de wijze van toepassing van dit artikel, met inbegrip van de overeenstemming om vergelijkbare niveaus van bijstand aan elk van de Staten te garanderen.
In geen geval worden de bepalingen van de artikelen 26 en 26A aldus uitgelegd dat zij een van de Staten de verplichting opleggen:
a. administratieve maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving of de administratieve praktijk van die of van de andere Staat;
b. inlichtingen te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van zaken in de administratie van die of van de andere Staat; of
c. inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde (ordre public)."
Het eerste lid van artikel 28 van de Overeenkomst wordt geschrapt. Het wordt vervangen door het volgende:
„1. Deze Overeenkomst mag in geen enkel opzicht aldus worden uitgelegd dat zij Canada belet belasting te heffen op bedragen die zijn begrepen in het inkomen van een inwoner van Canada met betrekking tot een maatschap of een vennootschap onder firma, een trust of een verbonden buitenlandse vennootschap waarin die inwoner een belang heeft."
1. Dit Protocol treedt in werking op de dertigste dag na de laatste der beide data waarop de respectieve regeringen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan de in hun respectieve Staten grondwettelijk vereiste formaliteiten is voldaan, en de bepalingen ervan vinden toepassing:
a. in het geval van Canada,
i. met betrekking tot aan de bron geheven belastingen op bedragen betaald op of na de dag waarop de laatste van de hiervoor bedoelde mededelingen is ontvangen, en
ii. voor andere belastingen met betrekking tot belastingjaren die aanvangen op of na de dag waarop de laatste van de hiervoor bedoelde mededelingen is ontvangen; en
b. in het geval van Nederland,
i. met betrekking tot aan de bron geheven belastingen op bedragen betaald op of na de dag waarop de laatste van de hiervoor bedoelde mededelingen is ontvangen, en
ii. voor alle andere belastingen, voor belastingjaren en -tijd-vakken die aanvangen op of na de dag waarop de laatste van de hiervoor bedoelde mededelingen is ontvangen.
2. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid, zijn de artikelen 26A en 26B van de Overeenkomst van toepassing op belasting-vorderingen die door een verzoekende Staat definitief zijn vastgesteld na de datum welke 10 jaar voor de datum ligt waarop het Protocol in werking treedt.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN TE 's-Gravenhage, de 25e augustus 1997, in tweevoud, in de Nederlandse, Engelse en de Franse taal, zijnde elk van deze teksten gelijkelijk authentiek.
Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
(w.g.) D. E. WITTEVEEN
Voor de Regering van Canada
(w.g.) MARIE BERNARD-MEUNIER
Protocol amending the Convention between the Kingdom of the Netherlands and Canada for the avoidance of double taxation and the prevention of fiscal evasion with respect to taxes on income, with Protocol, signed at The Hague on 27 May 1986, as amended by the Protocol signed at The Hague on 4 March 1993
The Government of the Kingdom of the Netherlands and the Government of Canada,
Desiring to amend the Convention between the Kingdom of the Netherlands and Canada for the avoidance of double taxation and the prevention of fiscal evasion with respect to taxes on income, with Protocol, signed at The Hague on 27 May 1986, as amended by the Protocol signed at The Hague on 4 March 1993 (hereinafter referred to as “the Convention"),
Have agreed as follows:
Subparagraphs a) and b) of paragraph 2 of Article 10 of the Convention shall be deleted and replaced by the following:
“a) 5 per cent of the gross amount of the dividends if the beneficial owner is a company (other than a partnership) that owns at least 25 per cent of the capital of, or that controls directly or indirectly at least 10 per cent of the voting power in, the company paying the dividends;
b) notwithstanding subparagraph a), 10 per cent of the gross amount of the dividends if the dividends are paid by a non-resident-owned investment corporation that is a resident of Canada to a beneficial owner that is a company (other than a partnership) that is a resident of the Netherlands and that owns at least 25 per cent of the capital of, or that controls directly or indirectly at least 10 per cent of the voting power in, the company paying the dividends; and"
Paragraph 3 of Article 12 of the Convention shall be deleted and replaced by the following:
“3. Notwithstanding the provisions of paragraph 2
a) copyright royalties and other like payments in respect of the production or reproduction of any literary, dramatic, musical or other artistic work (but not including royalties in respect of motion picture films nor royalties in respect of works on film or videotape or other means of reproduction for use in connection with television broadcasting), and
b) royalties for the use of, or the right to use, computer software or any patent or for information concerning industrial, commercial or scientific experience (but not including any such information provided in connection with a rental or franchise agreement)
arising in a State and paid to a resident of the other State who is the beneficial owner of the royalties shall be taxable only in that other State."
Paragraph 4 of Article 13 of the Convention shall be deleted and replaced by the following:
“4. Gains derived by a resident of one of the States from the alienation of
a) shares (other than shares listed on an approved stock exchange in one of the States) forming part of a substantial interest in the capital stock of a company that is a resident of the other State, the value of which shares is derived principally from immovable property situated in the other State, or
b) a substantial interest in a partnership, trust or estate that was established under the law in the other State, or a controlling interest in a partnership or trust that was not established under the law in the other State, the value of which in either case is derived principally from immovable property situated in the other State,
may be taxed in that other State. For the purposes of this paragraph, the term `immovable property' includes the shares of a company the value of which shares is derived principally from immovable property or a substantial interest in a partnership, trust or estate referred to in sub-paragraph b), but does not include property (other than rental property) in which the business of the company, partnership, trust or estate is carried on; a substantial interest exists when the resident and persons related thereto own 10% or more of the shares of any class of the capital stock of a company or have an interest of 10% or more in a partnership, trust or estate; and a controlling interest exists when the resident and persons related thereto have an interest of 50 per cent or more in a partnership, trust or estate."
Paragraph 3 of Article 18 of the Convention shall be deleted and replaced by the following:
“3. Benefits under the Old Age Security Act of Canada and war pensions allowances (including pensions and allowances paid to war veterans or paid as a consequence of a war) arising in Canada and paid to a resident of the Netherlands may be taxed in Canada in accordance with the law of Canada."
Paragraphs 4 and 5 of Article 22 of the Convention shall be deleted and replaced by the following:
“4. Notwithstanding the provisions of paragraph 2, the Netherlands shall allow a deduction from the Netherlands tax for the tax paid in Canada on items of income which according to Article 7, paragraph 5 of Article 10, paragraph 6 of Article 11, paragraph 5 of Article 12 and Article 14 of this Convention may be taxed in Canada to the extent that these items are included in the basis referred to in paragraph 1, if and insofar as the Netherlands under the provisions of the Netherlands law for the avoidance of double taxation allows a deduction from the Netherlands tax of the tax levied in another country on such items of income. For the computation of this deduction the provisions of paragraph 3 shall apply accordingly.
5. In the case of Canada, double taxation shall be avoided as follows:
a) subject to the existing provisions of the law of Canada regarding the deduction from tax payable in Canada of tax paid in a territory outside Canada and to any subsequent modification of those provisions – which shall not affect the general principle hereof – and unless a greater deduction or relief is provided under the laws of Canada, tax payable in the Netherlands on profits, income or gains arising in the Netherlands shall be deducted from any Canadian tax payable in respect of such profits, income or gains; and
b) where, in accordance with any provision of the Convention, income derived by a resident of Canada is exempt from tax in Canada, Canada may nevertheless, in calculating the amount of tax on other income take into account the exempted income.
6. For the purposes of paragraph 5
a) profits, income or gains of a resident of Canada which may be taxed in the Netherlands in accordance with the Convention shall be deemed to arise in the Netherlands, and
b) the taxes referred to in paragraphs 3b) and 4 of Article 2 shall be considered income taxes and in determining the amount of these taxes the investment premiums and bonuses and disinvestment payments as meant in the Netherlands Investment Account Law (`Wet investeringsrekening'), and the investment levies as meant in the Netherlands Industrial Deconcentration Act (`Wet selectieve investeringsrekening') shall not be taken into account."
Paragraphs 1 and 2 of Article 26 of the Convention shall be deleted and replaced by the following:
“The competent authorities of the States shall exchange such information as is necessary for carrying out the provisions of this Convention or of the domestic laws of the States concerning taxes covered by the Convention insofar as the taxation thereunder is not contrary to the Convention. The exchange of information is not restricted by Article 1. Any information received by one of the States shall be treated as secret in the same manner as information obtained under the domestic laws of that State and shall be disclosed only to persons or authorities (including courts and administrative bodies) involved in the assessment or collection of, the enforcement or prosecution in respect of, or the determination of appeals in relation to, taxes. Such persons or authorities shall use the information only for such purposes. They may disclose the information in public court proceedings or in judicial decisions."
The following new Articles shall be inserted immediately after Article 26 of the Convention:
1. The States undertake to lend assistance to each other in the collection of taxes covered by this Convention, together with interest, costs, additions to such taxes and civil penalties, referred to in this Article as a `revenue claim'. The provisions of this Article are not restricted by Article 1.
2. An application for assistance in the collection of a revenue claim shall include a certification by the competent authority of the applicant State that, under the laws of that State, the revenue claim has been finally determined. For the purposes of this Article, a revenue claim is finally determined when the applicant State has the right under its internal law to collect the revenue claim and all administrative and judicial rights of the taxpayer to restrain collection in the applicant State have lapsed or been exhausted.
3. A revenue claim of the applicant State that has been finally determined may be accepted for collection by the competent authority of the requested State and, subject to the provisions of paragraph 7, if accepted shall be collected by the requested State as though such revenue claim were the requested State's own revenue claim finally determined in accordance with the laws applicable to the collection of the requested State's own taxes.
4. Where an application for collection of a revenue claim in respect of a taxpayer is accepted by a State, the revenue claim shall be treated by that State as an amount payable under the Income Tax Act of that State, the collection of which is not subject to any restriction.
5. Nothing in this Article shall be construed as creating or providing any rights of administrative or judicial review of the applicant State's finally determined revenue claim by the requested State, based on any such rights that may be available under the laws of either State. If, at any time pending execution of a request for assistance under this Article, the applicant State loses the right under its internal law to collect the revenue claim, the competent authority of the applicant State shall promptly withdraw the request for assistance in collection.
6. Subject to this paragraph, amounts collected by the requested State pursuant to this Article shall be forwarded to the competent authority of the applicant State. Unless the competent authorities of the States otherwise agree, the ordinary costs incurred in providing collection assistance shall be borne by the requested State and any extraordinary costs so incurred shall be borne by the applicant State.
7. A revenue claim of the applicant State accepted for collection shall not have in the requested State any priority accorded to the revenue claims of the requested State even if the recovery procedure used is the one applicable to its own revenue claims. A revenue claim of the applicant State shall not be recovered by imprisonment for debt of the debtor in the requested State.
8. Notwithstanding the provisions of paragraph 1, the competent authorities of the States may by exchange of notes agree that the provisions of this Article also apply to taxes and duties other than the taxes referred to in Article 2 collected by or on behalf of the Government of the States.
9. The competent authorities of the States shall agree upon the mode of application of this Article, including agreement to ensure comparable levels of assistance to each of the States.
In no case shall the provisions of Articles 26 and 26A be construed so as to impose on one of the States the obligation:
a) to carry out administrative measures at variance with the laws or the administrative practice of that or of the other State;
b) to supply information which is not obtainable under the laws or in the normal course of the administration of that or of the other State; or
c) to supply information which would disclose any trade, business, industrial, commercial, or professional secret or trade process, or information, the disclosure of which would be contrary to public policy (ordre public)."
Paragraph 1 of Article 28 of the Convention shall be deleted and replaced by the following:
“1. Nothing in this Convention shall be construed as preventing Canada from imposing a tax on amounts included in the income of a resident of Canada with respect to a partnership, trust, or controlled foreign affiliate, in which that resident has an interest."
1. This Protocol shall enter into force on the thirtieth day after the latter of the dates on which the respective Governments have notified each other in writing that the formalities constitutionally required in their respective States have been complied with, and its provisions shall have effect:
a) in the case of Canada,
(i) for tax withheld at the source with respect to amounts paid on or after the day of the later notification referred to above is received, and
(ii) for other taxes, with respect to taxation years beginning on or after the day of the later notification referred to above is received; and
b) in the case of the Netherlands,
(i) for tax withheld at the source, to amounts paid on or after the day of the later notification referred to above is received, and
(ii) for all other taxes, for taxable years and periods beginning on or after the day of the later notification referred to above is received.
2. Notwithstanding the provisions of paragraph 1, Articles 26A and 26B of the Convention shall have effect for revenue claims finally determined by a requesting State after the date that is 10 years before the date on which the Protocol enters into force.
IN WITNESS WHEREOF the undersigned, duly authorized thereto, have signed this Protocol.
DONE at The Hague this 25th day of August, 1997, in duplicate, in the Dutch, English and French languages, each version being equally authentic.
For the Government of the Kingdom of the Netherlands
(sd.) D. E. WITTEVEEN
For the Government of Canada
(sd.) MARIE BERNARD-MEUNIER
Protocole modifiant la Convention entre le Royaume des Pays-Bas et le Canada en vue d'éviter les doubles impositions et de prévenir l'évasion fiscale en matière d'impôts sur le revenu, y compris son Protocole, signée à La Haye le 27 mai 1986, telle que modifiée par le Protocole signé à La Haye le 4 mars 1993
Le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas et le Gouvernement du Canada,
Désireux de modifier la Convention entre le Royaume des Pays-Bas et le Canada en vue d'éviter les doubles impositions et de prévenir l'évasion fiscale en matière d'impôts sur le revenu, y compris son Protocole, signée à La Haye le 27 mai 1986, telle que modifiée par le Protocole signé à La Haye le 4 mars 1993 (ci-après dénommée «la Convention»),
Sont convenus des dispositions suivantes:
Les alinéas a) et b) du paragraphe 2 de l'article 10 de la Convention sont supprimés et remplacés par ce qui suit:
«a) 5 pour cent du montant brut des dividendes si le bénéficiaire effectif est une société (autre qu'une société de personnes) qui détient au moins 25 pour cent du capital de la société qui paie les dividendes, ou qui contrôle directement ou indirectement au moins 10 pour cent des droits de vote dans cette société;
b) nonobstant l'alinéa a), 10 pour cent du montant brut des dividendes si les dividendes sont payés par une société qui est une société de placements appartenant à des non résidents, qui est un résident du Canada à un bénéficiaire effectif qui est une société (autre qu'une société de personnes), qui est un résident des Pays-Bas et qui détient au moins 25 pour cent du capital de la société qui paie les dividendes, ou qui contrôle directement ou indirectement au moins 10 pour cent des droits de vote dans cette société; et»
Le paragraphe 3 de l'article 12 de la Convention est supprimé et remplacé par ce qui suit:
«3. Nonobstant les dispositions du paragraphe 2,
a) les redevances à titre de droits d'auteur et autres rémunérations similaires concernant la production ou la reproduction d'une oeuvre littéraire, dramatique, musicale ou d'autres oeuvres artistiques (à l'exclusion des paiements concernant les films et les oeuvres enregistrées sur films, bandes magnétoscopiques ou autres moyens de reproduction destinés à la télévision); et
b) les redevances pour l'usage ou la concession de l'usage de logiciels d'ordinateurs ou d'un brevet ou pour des informations ayant trait à une expérience acquise dans le domaine industriel, commercial ou scientifique (à l'exclusion des informations fournies dans le cadre d'un contrat de location ou de franchisage)
provenant d'un État et payés à un résident de l'autre État qui en est le bénéficiaire effectif ne sont imposables que dans cet autre État.»
Le paragraphe 4 de l'article 13 de la Convention est supprimé et remplacé par ce qui suit:
«4. Les gains qu'un résident de l'un des États tirent de l'aliénation
a) d'actions (autres que des actions inscrites à une bourse de valeurs approuvée dans l'un des État) faisant partie d'une participation substantielle dans le capital d'une société qui est un résident de l'autre État, et dont la valeur des actions est principalement tirée de biens immobiliers situés dans l'autre État, ou
b) d'une participation substantielle dans une société de personnes, une fiducie ou une succession constituée en vertu de la législation de l'autre État, ou d'une participation majoritaire dans une société de personnes ou une fiducie non constituée en vertu de la législation de l'autre État, et dont la valeur est, dans l'un et l'autre cas, principalement tirée de biens immobiliers situés dans l'autre État,
sont imposables dans cet autre État. Au sens du présent paragraphe, l'expression <biens immobiliers> comprend des actions d'une société dont la valeur des actions est principalement tirée de biens immobiliers ou une participation substantielle dans une société de personnes, une fiducie ou une succession visée à l'alinéa b), mais ne comprend pas les biens, autres que les biens locatifs, dans lesquels la société, la société de personnes, la fiducie ou la succession exerce son activité; il existe une participation substantielle lorsque le résident et des personnes qui lui sont associées possèdent au moins 10 pour cent des actions d'une catégorie quelconque du capital social d'une société ou ont une participation d'au moins 10 pour cent dans une société de personnes, une fiducie ou une succession; et il existe une participation majoritaire lorsque le résident et des personnes qui lui sont associées ont une participation d'au moins 50 pour cent dans une société de personnes, une fiducie ou une succession.»
Le paragraphe 3 de l'article 18 de la Convention est supprimé et remplacé par ce qui suit:
«3. Les bénéfices en vertu de la loi canadienne sur la Sécurité de la vieillesse et les pensions et allocations de guerre (incluant les pensions et allocations payées aux anciens combattants ou payées en conséquence d'une guerre) provenant du Canada et payées à un résident des Pays-Bas sont imposables au Canada selon la législation du Canada.»
Les paragraphes 4 et 5 de l'article 22 de la Convention sont supprimés et remplacés par ce qui suit:
«4. Nonobstant les dispositions du paragraphe 2, les Pays-Bas accordent sur l'impôt néerlandais une déduction de l'impôt payé au Canada sur les éléments du revenu qui, conformément à l'article 7, au paragraphe 5 de l'article 10, au paragraphe 6 de l'article 11, au paragraphe 5 de l'article 12 et à l'article 14 de la présente Convention, sont imposables au Canada dans la mesure où ces éléments sont inclus dans l'assiette visée au paragraphe 1, si et dans la mesure où les Pays-Bas en vertu des dispositions de la législation néerlandaise concernant la prévention de la double imposition accordent une déduction de l'impôt néerlandais de l'impôt prélevé dans un autre pays sur de tels éléments du revenu. Les dispositions du paragraphe 3 s'appliquent pour le calcul de cette déduction.
5. En ce qui concerne le Canada, la double imposition est évitée de la façon suivante:
a) sous réserve des dispositions existantes de la législation canadienne concernant l'imputation de l'impôt payé dans un territoire en dehors du Canada sur l'impôt canadien payable et de toute modification ultérieure de ces dispositions qui n'en affecterait pas le principe général, et sans préjudice d'une déduction ou d'un dégrèvement plus important prévu par la législation canadienne, l'impôt dû aux Pays-Bas à raison de bénéfices, revenus ou gains provenant des Pays-Bas est porté en déduction de tout impôt canadien dû à raison des mêmes bénéfices, revenus ou gains; et
b) lorsque, conformément à une disposition quelconque de la Convention, les revenus qu'un résident du Canada reçoit sont exempts d'impôts au Canada, le Canada peut néanmoins, pour calculer le montant de l'impôt sur d'autres revenus, tenir compte des revenus exemptés.
6. Aux fins du paragraphe 5,
a) les bénéfices, revenus ou gains d'un résident du Canada qui sont imposables aux Pays-Bas conformément à la Convention sont considérés comme provenant des Pays-Bas; et
b) les impôts visés aux paragraphes 3 b) et 4 de l'article 2 sont considérés comme des impôts sur le revenu et, dans le calcul du montant de ces impôts, il n'est pas tenu compte des primes et bonus d'investissement et des paiements à la diminution d'investissement, tels que mentionnés dans la Loi sur le compte à l'investissement néerlandais (<Wet investeringsrekening>), et des prélèvements sur les investissements tels que mentionnés dans la Loi sur la déconcentration industrielle néerlandaise (<Wet selectieve investeringsrekening>).»
Les paragraphes 1 et 2 de l'article 26 de la Convention sont supprimés et remplacés par ce qui suit:
«Les autorités compétentes des États échangent les renseignements nécessaires pour appliquer les dispositions de la présente Convention ou celles de la législation interne des États relative aux impôts visés par la Convention dans la mesure où l'imposition qu'elle prévoit n'est pas contraire à la Convention. L'échange de renseignements n'est pas restreint par l'article 1. Les renseignements reçus par un État sont tenus secrets de la même manière que les renseignements obtenus en application de la législation interne de cet État et ne sont communiqués qu'aux personnes ou autorités (y compris les tribunaux et organes administratifs) concernées par l'établissement ou le recouvrement des impôts, par les procédures ou poursuites concernant les impôts, ou par les décisions sur les recours relatifs aux impôts. Ces personnes ou autorités n'utilisent ces renseignements qu'à ces fins. Elles peuvent faire état de ces renseignements au cours d'audiences publiques de tribunaux ou dans des jugements.»
Les nouveaux articles suivants sont insérés immédiatement après l'article 26 de la Convention:
1. Les États s'engagent à se prêter mutuellement assistance pour percevoir les impôts visés par la présente Convention, ainsi que les intérêts, frais, impôts supplémentaires et pénalités civiles, dénommés <créances fiscales> dans le présent article. Les dispositions du présent article ne sont pas restreintes par l'article 1.
2. Une demande d'assistance pour la perception d'une créance fiscale est accompagnée d'un certificat délivré par l'autorité compétente de l'État requérant indiquant que, en vertu de la législation de cet État, la créance fiscale a fait l'objet d'une décision définitive. Au sens du présent article, la créance fiscale a fait l'objet d'une décision définitive lorsque l'État requérant a, en vertu de son droit interne, le droit de percevoir la créance fiscale et que le contribuable a épuisé tous les recours administratifs et judiciaires qui permettraient de suspendre la perception de cette créance par l'État requérant ou que ces recours sont prescrits.
3. L'autorité compétente de l'État requis peut accepter de percevoir une créance fiscale qui a fait l'objet d'une décision définitive présentée par l'État requérant et, sous réserve des dispositions du paragraphe 7, si cette demande est acceptée, l'État requis perçoit la créance comme s'il s'agissait de l'une de ses créances fiscales qui a fait l'objet d'une décision définitive, conformément à sa législation applicable à la perception de ses propres impôts.
4. Lorsqu'une demande de perception d'une créance fiscale à l'égard d'un contribuable est acceptée par un État, la créance fiscale est traitée par cet État comme un montant dû en vertu de la Loi relative à l'impôt sur le revenu de cet État, dont la perception n'est assujettie à aucune restriction.
5. Aucune disposition du présent article ne peut être interprétée comme créant ou accordant à l'État requis des recours administratifs ou judiciaires contre la créance fiscale de l'État requérant ayant fait l'objet d'une décision définitive, qui se fonderaient sur les recours de ce genre qui seraient disponibles en vertu de la législation de l'un ou l'autre des États. Si, à un moment quelconque avant l'exécution d'une demande d'assistance présentée en vertu du présent article, l'État requérant perd le droit de percevoir la créance fiscale en vertu de son droit interne, l'autorité compétente de l'État requérant retire immédiatement la demande d'assistance en matière de perception.
6. Sous réserve du présent paragraphe, les sommes perçues par l'État requis conformément au présent article sont remises à l'autorité compétente de l'État requérant. Sauf entente contraire entre les autorités compétentes des États, les frais ordinaires engagés pour la perception de la créance sont assumés par l'État requis et les frais extraordinaires engagés à l'égard de cette créance sont assumés par l'État requérant.
7. Une créance fiscale de l'État requérant acceptée pour perception ne jouit pas, dans l'État requis, de la priorité dont jouissent les créances fiscales de l'État requis même si la procédure de recouvrement utilisée est celle qui s'applique à ses propres créances fiscales. L'emprisonnement pour dettes du débiteur dans l'État requis ne peut être utilisé pour le recouvrement d'une créance fiscale de l'État requérant.
8. Nonobstant les dispositions du paragraphe 1, les autorités compétentes des États peuvent, par échanges de notes, parvenir à un accord à l'effet que les dispositions du présent article s'appliquent également à des impôts et droits autres que les impôts visés à l'article 2 perçus par le Gouvernement des États, ou pour son compte.
9. Les autorités compétentes des États s'entendent sur les modalités d'application du présent article, y compris une entente visant à équilibrer le niveau d'assistance offert par chacun des États.
Les dispositions des articles 26 et 26A ne peuvent en aucun cas être interprétées comme imposant à un État contractant l'obligation:
a) de prendre des mesures administratives dérogeant à sa législation ou à sa pratique administrative ou à celles de l'autre État;
b) de fournir des renseignements qui ne pourraient être obtenus sur la base de sa législation ou dans le cadre de sa pratique administrative normale ou de celles de l'autre État; ou
c) de fournir des renseignements qui révéleraient un secret commercial, industriel, professionnel ou un procédé commercial ou des renseignements dont la communication serait contraire à l'ordre public.»
Le paragraphe 1 de l'article 28 de la Convention est supprimé et remplacé par ce qui suit:
«1. Aucune disposition de la présente Convention ne peut être interprétée comme empêchant le Canada de prélever un impôt sur les montants inclus dans le revenu d'un résident du Canada à l'égard d'une société de personnes, une fiducie ou une société étrangère affiliée contrôlée dans laquelle ce résident possède une participation.»
1. Le présent Protocole entrera en vigueur le trentième jour suivant la dernière des dates à laquelle les Gouvernements respectifs se seront notifiés par écrit que les formalités constitutionnelles requises dans leurs États respectifs ont été accomplies et ses dispositions seront applicables:
a) en ce qui concerne le Canada,
i) à l'égard de l'impôt retenu à la source sur les montants payés le jour de la réception de la dernière notification visée ci-dessus, ou après ce jour, et
ii) à l'égard des autres impôts, pour toute année d'imposition commençant le jour de la réception de la dernière notification visée ci-dessus, ou après ce jour, et
b) en ce qui concerne les Pays-Bas,
i) à l'égard de l'impôt retenu à la source sur les montants payés le jour de la réception de la dernière notification visée ci-dessus, ou après ce jour, et
ii) à l'égard des autres impôts, pour toute année d'imposition et périodes commençant le jour de la réception de la dernière notification visée ci-dessus, ou après ce jour.
2. Nonobstant les dispositions du paragraphe 1, les articles 26A et 26B de la Convention s'appliquent aux créances fiscales ayant fait l'objet d'une décision définitive par un État requérant après la date qui précède de dix ans la date d'entrée en vigueur du Protocole.
EN FOI DE QUOI les soussignés, dûment autorisés à cet effet, ont signé le présent Protocole.
FAIT à La Haye le 25ème jour de août 1997, en double exemplaire, en langues néerlandaise, anglaise et française, chaque version faisant également foi.
Pour le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas
(s.) D. E. WITTEVEEN
Pour le Gouvernement du Canada
(s.) MARIE BERNARD-MEUNIER
Het Protocol behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Protocol kan worden gebonden.
De bepalingen van het Protocol zullen ingevolge artikel IX in werking treden op de dertigste dag na de laatste der beide data waarop de respectieve regeringen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld, dat aan de in hun onderscheiden Staten grondwettelijk vereiste formaliteiten is voldaan.
Van de op 27 mei 1986 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol, van welke Overeenkomst het onderhavige Protocol een integrerend deel vormt en tot wijziging waarvan het onderhavige Protocol strekt, is de tekst geplaatst in Trb. 1986, 65; zie ook, laatstelijk, Trb. 1994, 154.
Van het op 4 maart 1993 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Protocol tot wijziging van bovengenoemde Overeenkomst is de tekst geplaatst in Trb. 1993, 52; zie ook Trb. 1994, 154.
Uitgegeven de negentiende september 1997
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. VAN MIERLO
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-1997-258.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.