A. TITEL

Samenwerkingsovereenkomst tussen Partijen bij het Akkoord en de Overeenkomst van Schengen, en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, betreffende de afschaffing van de personencontroles aan de gemeenschappelijke grenzen;

Luxemburg, 19 december 1996

B. TEKST1

Samenwerkingsovereenkomst tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Portugese Republiek, de Helleense Republiek, de Republiek Oostenrijk, het Koninkrijk Denemarken, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, Partijen bij het Akkoord en bij de Overeenkomst van Schengen, en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, betreffende de afschaffing van de personencontroles aan de gemeenschappelijke grenzen

Het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Portugese Republiek, de Helleense Republiek, de Republiek Oostenrijk, het Koninkrijk Denemarken, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, hierna genoemd „de Partijen",

Voortbouwende op het Akkoord tussen de Regeringen van de Staten van de Benelux Economische Unie, van de Bondsrepubliek Duitsland en van de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 14 juni 1985, hierna genoemd „het Schengen-Akkoord", alsmede op de Overeenkomst ter uitvoering van dat Akkoord, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, hierna genoemd „de Schengen-Overeenkomst", zoals gewijzigd bij de toetredingsprotocollen en -overeenkomsten met de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Helleense Republiek, de Republiek Oostenrijk en het Koninkrijk Denemarken, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, ondertekend respectievelijk op 27 november 1990, 25 juni 1991, 6 november 1992, 28 april 1995 en 19 december 1996;

Verwijzend naar het op 22 mei 1954 tot stand gekomen Protocol betreffende de vrijstelling van onderdanen van Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden van de verplichting over een paspoort of verblijfsvergunning te beschikken gedurende hun verblijf in een andere dan hun eigen Noordse Staat, alsmede naar de op 12 juli 1957 te Kopenhagen ondertekende Overeenkomst tussen Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden betreffende de afschaffing van de paspoortcontrole aan de gemeenschappelijke Noordse grenzen, hierna genoemd „de Noordse Paspoortunie",

Verwijzend naar de op 2 mei 1992 tot stand gekomen Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER), en overwegende dat de Partijen bij deze Overeenkomst vastbesloten zijn onder andere te voorzien in een zo volledig mogelijke verwezenlijking van het vrije verkeer van personen in de gehele Europese Economische Ruimte,

Gelet op de Verklaring van de Regeringen van de Lidstaten van de Europese Gemeenschappen en van de Staten van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA), aangenomen tijdens de op 2 mei 1992 te Oporto gehouden bijeenkomst, en als bijlage gevoegd bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waarin ter bevordering van het vrije verkeer van personen, de Lidstaten van de EG en de EVA-Staten zich verplichten, met inachtneming van de in de geëigende fora vast te stellen praktische regelingen, samen te werken om de controle van elkaars onderdanen en hun gezinsleden aan de grenzen tussen hun grondgebieden te vereenvoudigen,

Overwegende dat het Schengen-Akkoord, de Schengen-Overeenkomst alsmede de Noordse Paspoortunie voorzien in de afschaffing van de personencontroles aan de gemeenschappelijke grenzen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen,

Overwegende dat het Koninkrijk Denemarken, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, Lidstaten van de Europese Unie, op negentien december negentienhonderd zesennegentig te Luxemburg de Protocollen inzake hun toetreding tot het Schengen-Akkoord alsmede de Overeenkomsten inzake hun toetreding tot de Schengen-Overeenkomst hebben ondertekend,

Overwegende dat het, om Partij te worden bij de Schengen-Overeenkomst, vereist is Lidstaat van de Europese Gemeenschappen te zijn; dat de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, zolang zij geen Lidstaat van de Europese Gemeenschappen zijn, zij niet tot de Schengen-Overeenkomst kunnen toetreden,

Verlangende samen te werken ten einde de controles van het verkeer van personen aan de gemeenschappelijke grenzen voor de Partijen af te schaffen, en overwegende dat deze samenwerking noodzakelijke compenserende maatregelen inhoudt; dat te dien einde een samenwerkingsovereenkomst tussen de Overeenkomstsluitende Partijen dient te worden gesloten,

Overwegende dat de onderhavige Overeenkomst niet van toepassing is op goederen; dat goederen onder de Overeenkomst betreffende de EER vallen; dat de maatregelen ter inrichting van de handbagage-controles los van de onderhavige Overeenkomst dienen te worden nagestreefd,

Overwegende dat uitbreiding tot de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen van bepaalde bepalingen van de Europese Gemeenschap of van in het kader van de Europese Unie aanvaarde bepalingen welke bepalingen van de Schengen-Overeenkomst vervangen, de noodzaak kan inhouden regelingen tussen de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen en de Europese Gemeenschap of de Lidstaten van de Euro- pese Unie tot stand te brengen; dat in voorkomend geval in overgangsmaatregelen dient te worden voorzien;

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

Tenzij in de onderhavige Overeenkomst anders bepaald, zijn het Schengen-Akkoord, de Schengen-Overeenkomst, met inbegrip van de Slotakte, de Protocollen en de Gemeenschappelijke Verklaringen bij de Schengen-Overeenkomst, de krachtens de bepalingen van de Schengen-Overeenkomst door of namens het Uitvoerend Comité genomen besluiten en afgelegde verklaringen, alsmede de met betrekking tot de Schengen-Overeenkomst gesloten Overeenkomsten tussen alle Partijen bij de onderhavige Overeenkomst van toepassing. Een lijst van de op het tijdstip van ondertekening van de onderhavige Overeenkomst van kracht zijnde bepalingen is als Bijlage opgenomen.

Artikel 2

1. De Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen nemen deel aan alle vergaderingen van het Uitvoerend Comité, van de Gemeenschappelijke Controle-autoriteit, van de Centrale Groep en van alle overige werkgroepen ingesteld ten behoeve van de voorbereiding van de besluitvorming of andere werkzaamheden.

2. De Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen kunnen vrij hun visies en preoccupaties kenbaar maken en hun voorstellen indienen, doch nemen niet deel aan de stemmingen.

3. De Staten die Partij zijn bij de Schengen-Overeenkomst plegen met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen overleg met betrekking tot de binnen de organen van de Europese Unie besproken aangelegenheden welke verband houden met de onderhavige Overeenkomst.

Artikel 3

1. De Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen besluiten onafhankelijk over de aanvaarding van:

  • a. besluiten genomen en verklaringen afgelegd door of namens het Uitvoerend Comité;

  • b. bepalingen van het Gemeenschapsrecht waarvan het Uitvoerend Comité heeft vastgesteld dat zij tot gevolg hebben dat bepalingen van de Schengen-Overeenkomst niet langer toepasselijk zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 134 daarvan;

  • c. door de Lidstaten van de Europese Unie aanvaarde bepalingen waarvan het Uitvoerend Comité heeft vastgesteld dat zij in de plaats worden gesteld van bepalingen van de Schengen-Overeenkomst, overeenkomstig het bepaalde in artikel 142, lid 1, daarvan;

  • d. wijzigingen in de Schengen-Overeenkomst in de zin van het bepaalde in artikel 142, lid 2, daarvan;

  • e. overeenkomsten die kunnen zijn gesloten tussen de Staten die partij zijn bij de Schengen-Overeenkomst gezamenlijk en derde Staten;

    welke na de datum van ondertekening van de onderhavige Overeenkomst van kracht worden.

    De vaststellingen bedoeld in lid 1, onder b en c, zijn besluiten van het Uitvoerend Comité in de zin van artikel 132, lid 2, van de Schengen-Overeenkomst. Het Uitvoerend Comité bepaalt voor welke van de in lid 1, onder b en c, bedoelde bepalingen regelingen tot stand zouden moeten worden gebracht tussen de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen en de Europese Gemeenschap dan wel de Lidstaten van de Europese Unie. Ingeval de doelstelling van gelijktijdige inwerkingtreding van deze regelingen en de hierboven genoemde vervangingsbepalingen niet kan worden verwezenlijkt, stelt het Uitvoerend Comité binnen de grenzen van zijn bevoegdheden de eventueel noodzakelijke overgangsbepalingen vast.

2. Aanvaarding door de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen van de bepalingen bedoeld in lid 1 van dit artikel schept rechten en verplichtingen tussen de Partijen. Het Uitvoerend Comité neemt kennis van deze aanvaarding en legt deze in de notulen van zijn bijeenkomst vast.

3. Indien de agenda van een bijeenkomst van het Uitvoerend Comité voorziet in de aanvaarding van een in lid 1 van dit artikel bedoelde besluit waarvan op grond van de behandeling in werkgroepen en daarna in de Centrale Groep moet worden verwacht dat de Republiek IJsland en/of het Koninkrijk Noorwegen er niet mee kunnen instemmen, wordt deze Staten de gelegenheid geboden in het Uitvoerend Comité hun standpunt toe te lichten. Het Uitvoerend Comité gaat niet eerder over tot vaststelling van een besluit ter zake dan na het standpunt van de Republiek IJsland en/of het Koninkrijk Noorwegen uitdrukkelijk in zijn overwegingen te hebben betrokken.

Artikel 4

De bepalingen van de onderhavige Overeenkomst vormen geen beletsel voor de samenwerking binnen het kader van de Noordse Paspoortunie, voor zover deze samenwerking niet indruist tegen of een belemmering vormt voor de toepassing van de onderhavige Overeenkomst.

Artikel 5

De onderhavige Overeenkomst is niet van toepassing op Svalbard (Spitsbergen).

Artikel 6

Artikel 2, lid 4, en Titel V van de Schengen-Overeenkomst vallen buiten de werkingssfeer van de onderhavige Overeenkomst.

Artikel 7

1. De Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen doen op het tijdstip van ondertekening van de onderhavige Overeenkomst mededeling van:

– de in de Schengen-Overeenkomst, artikel 40, lid 4, bedoelde ambtenaren;

– de in de Schengen-Overeenkomst, artikel 40, lid 5, bedoelde autoriteit;

– het in de Schengen-Overeenkomst, artikel 65, lid 2, bedoelde ministerie.

2. Op hetzelfde tijdstip doet het Koninkrijk Noorwegen mededeling van:

– de in de Schengen-Overeenkomst, artikel 41, lid 7, bedoelde ambtenaren,

– alsmede de ambtenaren, onder de voorwaarden vastgelegd in de relevante bilaterale overeenkomsten in de zin van artikel 41, lid 10, van de Schengen-Overeenkomst, met betrekking tot hun bevoegdheden op het terrein van de illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, illegale handel in wapens en explosieven, alsmede illegaal vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen.

3. De mededelingen bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel worden gericht aan de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, depositaris van de onderhavige Overeenkomst, welke de overige Partijen daarvan kennisgeeft. Dit geldt eveneens voor de wijzigingen met betrekking tot de aanwijzing van de ambtenaren, autoriteiten en ministeries bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel.

Artikel 8

De onderhavige Overeenkomst dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden bij de Regering van het Groothertogdom Luxemburg nedergelegd; deze geeft aan alle Partijen kennis van de nederlegging.

Artikel 9

1. De inwerkingtreding van de onderhavige Overeenkomst is afhankelijk van:

  • a. de nederlegging van een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door alle Partijen bij de onderhavige Overeenkomst;

  • b. de inwerkingtreding van de overeenkomsten inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Schengen-Overeenkomst;

  • c. de inwerkingtreding van specifieke overeenkomsten met de Europese Gemeenschap welke ingevolge een besluit van het Uitvoerend Comité zijn vereist voor de overname door de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen van bepalingen van de Europese Gemeenschap welke ingevolge artikel 134 van de Schengen-Overeenkomst tot gevolg hebben gehad dat bepalingen van de Schengen-Overeenkomst op de datum van ondertekening van de onderhavige Overeenkomst niet langer toepasselijk zijn.

  • d. de inwerkingtreding van specifieke overeenkomsten met de Lidstaten van de Europese Unie welke ingevolge een besluit van het Uitvoerend Comité zijn vereist voor de overname door de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen van de bepalingen van de Europese Unie welke ingevolge artikel 142, lid 1, op de datum van ondertekening van de onderhavige Overeenkomst in de plaats van bepalingen van de Schengen-Overeenkomst zijn gesteld;

  • e. de inwerkingtreding van specifieke overeenkomsten met derde Staten welke ingevolge een besluit van het Uitvoerend Comité zijn vereist voor de overname door de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen van de bepalingen van de op de datum van ondertekening van de onderhavige Overeenkomst tussen de Staten die partij zijn bij de Schengen-Overeenkomst en derde Staten tot stand gebrachte regelingen.

2. Het Uitvoerend Comité vergewist zich ervan dat de voorwaarden voor de inwerkingtreding zijn vervuld en stelt de Regering van het Groothertogdom Luxemburg in zijn hoedanigheid van depositaris daarvan in kennis. De onderhavige Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de nederlegging van de laatste akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, onder voorbehoud dat de in lid 1, onder b, c, d en e genoemde voorwaarden zijn vervuld. De Regering van het Groothertogdom Luxemburg stelt alle Partijen in kennis van de datum van inwerkingtreding.

3. De onderhavige Overeenkomst wordt in werking gesteld tussen de Staten voor wie de Schengen-Overeenkomst in werking is gesteld en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, nadat in alle Staten aan de randvoorwaarden voor toepassing van de Schengen-Overeenkomst is voldaan en de controles aan de buitengrenzen aldaar effectief zijn.

Artikel 10

1. In geval van een ernstig meningsverschil tussen de Republiek IJsland en/of het Koninkrijk Noorwegen enerzijds, en de overige partijen bij de onderhavige Overeenkomst anderzijds, kan de Overeenkomst worden opgezegd door de Staten die partij zijn bij de Schengen-Overeenkomst gezamenlijk en door de Republiek IJsland en/of het Koninkrijk Noorwegen afzonderlijk.

2. Indien de Republiek IJsland en/of het Koninkrijk Noorwegen een besluit als bedoeld in artikel 3, lid 1, niet aanvaardt, staat dit gelijk aan opzegging en het Voorzitterschap van het Uitvoerend Comité brengt dit besluit binnen een termijn van 30 dagen ter kennis van de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, welke de overige Partijen daarvan kennisgeeft. Zes maanden na deze kennisgeving zijn de Republiek IJsland en/of het Koninkrijk Noorwegen niet langer partij bij de onderhavige Overeenkomst.

3. De onderhavige Overeenkomst eindigt ingeval de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen dan wel de Staten die partij zijn bij de Schengen-Overeenkomst niet langer partij zijn bij de onderhavige Overeenkomst.

4. De consequenties van de opzegging van de onderhavige Overeenkomst zijn onderwerp van een overeenkomst tussen de overblijvende Partijen en de opzeggende Partij. Bij het uitblijven van overeenstemming, neemt het Uitvoerend Comité binnen de grenzen van zijn bevoegdheden de vereiste maatregelen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Luxemburg, op negentien december negentienhonderd zesennegentig, in de Duitse, de Deense, de Spaanse, de Finse, de Franse, de Griekse, de IJslandse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Noorse, de Portugese en de Zweedse taal, zijnde de twaalf teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, in een origineel dat zal worden nedergelegd bij de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, welke een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan aan alle Overeenkomstsluitende Partijen toezendt.


Verklaring van de Staten die partij zijn bij de Schengen-Overeenkomst

Na de opzegging van de onderhavige Overeenkomst of ingeval de onderhavige Overeenkomst op grond van het bepaalde in artikel 10, lid 2, zou worden beëindigd, worden de personencontroles aan de grens met de betrokken Staat of Staten overeenkomstig de bepalingen van de Schengen-Overeenkomst uitgeoefend.


Verklaring van de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen

1. De voorbehouden gemaakt op grond van artikel 13 van het Europees Verdrag tot bestrijding van het Terrorisme zijn niet van toepassing op de uitlevering tussen de Staten die de onderhavige overeenkomst hebben ondertekend.

2. De Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen verklaren dat zij zich ten aanzien van de Schengen-Staten die een gelijke behandeling waarborgen, niet zullen beroepen op hun verklaringen uit hoofde van artikel 6, lid 1, van het Europees Uitleveringsverdrag om de uitlevering van op hun grondgebied verblijvende onderdanen van niet-Noordse Staten te weigeren.


Bijlage

Inventaris van het bepaalde in artikel 1

1. Akkoord tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 14 juni 1985;

2. Overeenkomst ter uitvoering van het onder 1 vermelde Akkoord, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990;

3. Overeenkomst en Protocol betreffende de toetreding van Italië tot respectievelijk het onder 1 vermelde Akkoord en de onder 2 vermelde Overeenkomst, ondertekend te Parijs op 27 november 1990;

4. Overeenkomst en Protocol betreffende de toetreding van Spanje tot respectievelijk het onder 1 vermelde Akkoord en de onder 2 vermelde Overeenkomst, ondertekend te Bonn op 25 juni 1991;

5. Overeenkomst en Protocol betreffende de toetreding van Portugal tot respectievelijk het onder 1 vermelde Akkoord en de onder 2 vermelde Overeenkomst, ondertekend te Bonn op 25 juni 1991;

6. Overeenkomst en Protocol betreffende de toetreding van Griekenland tot respectievelijk het onder 1 vermelde Akkoord en de onder 2 vermelde Overeenkomst, ondertekend te Madrid op 6 november 1992;

7. Overeenkomst en Protocol betreffende de toetreding van Oostenrijk tot respectievelijk het onder 1 vermelde Akkoord en de onder 2 vermelde Overeenkomst, ondertekend te Brussel op 28 april 1995;

8. Gemeenschappelijke Visuminstructie;

9. Gemeenschappelijk Handboek (vertrouwelijk document);

10. SIRENE-handboek (vertrouwelijk document);

11. Leidraad voor politiële samenwerking;

12. Besluiten en verklaringen vastgesteld door het Uitvoerend Comité zoals opgenomen in de onderstaande lijst.

KENMERK/DATUM/OMSCHRIJVING SECTORBEKNOPTE WEERGAVE VAN DE INHOUD
SCH/COM-EX (93) decl. 4 18.10.1993 INWERKINGTREDINGVerklaring betreffende de inwerkingstelling van de Overeenkomst
SCH/COM-EX (93) decl. 5 18.10.1993 SIS/SIRENEVerklaring inzake het SIRENE-handboek
SCH/Com-ex (93) 1 2de herz 14.12.93 REGLEMENT VAN ORDEHet Uitvoerend Comité, – Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter Uitvoering van het Akkoord van Schengen, BESLUIT: Het op 18 oktober 1993 vastgestelde Reglement van Orde (SCH/Com-ex (93) 1) wordt in artikel 2, lid 4, en in artikel 9, leden 2 en 3, als volgt gewijzigd.
SCH/Com-ex (93) 2 – 14.12.93 Vorm van de besluitenUITVOEREND COMITÉHet Uitvoerend Comité, – Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter Uitvoering van het Akkoord van Schengen, BESLUIT: De besluiten van het Uitvoerend Comité bevatten navolgende aanhef alsmede, in voorkomend geval, navolgende slot- en inwerkingtredingsbepaling. 1. AANHEF „BESLUIT VAN HET UITVOEREND COMITÉ Het Uitvoerend Comité, – Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, – Gelet op artikel ... van deze Overeenkomst, BESLUIT: ..." 2. SLOT- EN INWERKINGTREDINGSBEPALING „Dit besluit treedt in werking nadat alle Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst hebben meegedeeld dat de door hun rechtsstelsel vereiste procedures, waardoor deze bepalingen op hun grondgebied rechtskracht hebben, zijn voltooid.
SCH/Com-ex (93) 3 – 14.12.93 Administratieve en Financiële regelingSECRETARIAAT-GENERAALHet Uitvoerend Comité, – Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter Uitvoering van het Akkoord van Schengen, BESLUIT: De navolgende Administratieve regeling alsmede de navolgende Financiële regeling worden vastgesteld. I – Administratieve regeling 1. De werkzaamheden ter uitvoering van het besluit van de Ministers en Staatssecretarissen van de Staten welke het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 en de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 19 juni 1990 hebben ondertekend, worden verricht onder leiding van deze Staten of van hun vertegenwoordiger in de Centrale Onderhandelingsgroep, hierna „Centrale Groep" genoemd. 2. Financiële regeling
SCH/Com-ex (93) 4 herz. 2e corr. – 14/12/93 Goedkeuring van het Gemeenschappelijk Handboek BUITENGRENZEN POLITIËLE SAMENWERKING– Gelet op de artikelen 3, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 17, 18 en 25 van deze Overeenkomst, BESLUIT: Het aangehechte Gemeenschappelijk Handboek waarin de gemeenschappelijke instructies bestemd voor de met de controles aan de buitengrenzen belaste autoriteiten zijn vervat, alsmede de aangehechte bijlagen nr. 1 t/m 13 (met uitzondering van de bijlagen 4, 6 en 9) worden vastgesteld. (*) (*) Dit besluit treedt in werking nadat alle Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst hebben meegedeeld dat de door hun rechtsstelsel vereiste procedures, waardoor deze bepalingen op hun grondgebied rechtskracht hebben, zijn voltooid.
SCH/Com-ex (93) 5 herz. – 14.12.93 Goedkeuring van de Gemeenschappelijke Visuminstructie aan de diplomatieke en consulaire posten met bijlagenVISA– Gelet op de artikelen 9 en 17 van deze Overeenkomst, BESLUIT: De aangehechte Gemeenschappelijke Instructie aan de diplomatieke en consulaire beroepsposten alsmede de bijlagen nr. 1 t/m 11 en 13 (met uitzondering in deze laatste bijlage van het gedeelte betreffende het visum voor verblijf van langere duur) worden vastgesteld. Dit besluit treedt in werking nadat alle Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst hebben meegedeeld dat de door hun rechtsstelsel vereiste procedures, waardoor deze bepalingen op hun grondgebied rechtskracht hebben, zijn voltooid.
SCH/Com-ex (93) 6 – 14.12.93 – Gemeenschappelijke lijst van aan de visumplicht onderworpen StatenVISA– Gelet op de artikelen 9 en 17 van deze Overeenkomst, BESLUIT: De gemeenschappelijke lijst van Staten wier onderdanen aan de visumplicht zijn onderworpen, wordt als volgt vastgesteld:
SCH/Com-ex (93) 7 – 14.12.93 Modellen van de visumsticker als eenvormig visumVISA– Gelet op de artikelen 10 en 17 van deze Overeenkomst, BESLUIT: De modellen van de visumsticker, waarvan een exemplaar is aangehecht, zijn voor de betrokken Staten het eenvormige visum bedoeld in artikel 10 van de Uitvoeringsovereenkomst; Dit besluit treedt in werking nadat alle Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst hebben meegedeeld dat de door hun rechtsstelsel vereiste procedures, waardoor deze bepalingen op hun grondgebied rechtskracht hebben, zijn voltooid.
SCH/Com-ex (93) 8 – 14/12/93 SIRENE-handboek met bijlagenSIS– Gelet op de artikelen 5, 25, 39, 46, 94 t/m 102, 104 t/m 110 van deze Overeenkomst, BESLUIT: Het SIRENE-Handboek met bijlagen (Supplementary Information Request at the National Entry) houdende de procedures tussen de SIRENE-bureaus, via welke instanties de informatie-uitwisseling plaatsvindt ten behoeve van het Schengen-Informatiesysteem en de gebruikers van het systeem, wordt vastgesteld. Dit besluit treedt in werking nadat alle Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst hebben meegedeeld dat de door hun rechtsstelsel vereiste procedures, waardoor deze bepalingen op hun grondgebied rechtskracht hebben, zijn voltooid.
SCH/Com-ex (93) 9 – 14.12.93 Bevestiging van de verklaringen van de Ministers en Staatssecretarissen betreffende verdovende middelen en psychotrope stoffenVERDOVENDE MIDDELEN JUSTITIËLE SAMENWERKING– Gelet op de artikelen 70 t/m 76 van deze Overeenkomst, BESLUIT:De aangehechte verklaringen van de Ministers en Staatssecretarissen inzake verdovende middelen en psychotrope stoffen worden vastgesteld. Deze verklaringen betreffen: – de toepassing van artikel 70; – de instelling van de permanente werkgroep „Verdovende Middelen" als bedoeld in artikel 70; – de verscherping van de controles aan de buitengrenzen ter bestrijding van de illegale invoer van verdovende middelen; (*) – de toepassing van gecontroleerde aflevering bij de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen; (*) – maatregelen ter bestrijding van de illegale uitvoer van verdovende middelen vanaf het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen; (*) – de verbetering van de praktijk inzake justitiële samenwerking op het terrein van verdovende middelen; – de werkzaamheden welke zijn verricht door de bij hun verklaring van 19 juni 1992 ingestelde werkgroep; – het model van de verklaring voor het meevoeren van verdovende middelen en psychotrope stoffen ten behoeve van een medische behandeling.
SCH/Com-ex (93) 10 – 14.12.93 Bevestiging van de verklaringen van de Ministers en Staatssecretarissen d.d. 19.6.92 en 30.6.93 betreffende de inwerkingstellingINWERKINGTREDING– Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter Uitvoering van het Akkoord van Schengen, BESLUIT: De Verklaringen van de Ministers en Staatssecretarissen van 19 juni 1992 en 30 juni 1993 inzake de inwerkingstelling van de Uitvoeringsovereenkomst en de vervulling van de randvoorwaarden worden bevestigd.
SCH/Com-ex (93) 11 – 14.12.93 Bevestiging van de verklaringen van de Ministers en StaatssecretarissenINWERKINGTREDING– Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter Uitvoering van het Akkoord van Schengen, BESLUIT:De aangehechte Verklaringen van de Ministers en Staatssecretarissen worden bevestigd.
SCH/Com-ex (93) 12 – 12.12.93 Schriftelijke kennisgeving aan het Voorzitterschap van het Uitvoerend Comité van de voltooiing van de nationale procedures inzake de uitvoering van de besluiten INWERKINGTREDING– Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter Uitvoering van het Akkoord van Schengen, BESLUIT: 1) Door de Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst wordt aan de Voorzitter van het Uitvoerend Comité schriftelijk mededeling gedaan van de voltooiing van de nationale procedures inzake de inwerkingtreding van de besluiten. 2) Na ontvangst van de laatste mededeling is het Secretariaat-Generaal gehouden binnen een termijn van drie dagen de Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst hiervan schriftelijk in kennis te stellen. De desbetreffende besluiten treden in werking tien dagen na het verstrijken van deze termijn. Dit besluit treedt in werking nadat alle Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst hebben meegedeeld dat de door hun rechtsstelsel vereiste procedures, waardoor deze bepalingen op hun grondgebied rechtskracht hebben, zijn voltooid.
SCH/Com-ex (93) 14 – 14.12.93 Verbetering van de praktijk inzake justitiële samenwerking op het gebied van de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelenVERDOVENDE MIDDELEN JUSTITIËLE SAMENWERKING– Gelet op de artikelen 48 t/m 53 en 70 t/m 76 van deze Overeenkomst, BESLUIT: Ten einde de praktijk inzake justitiële samenwerking op het gebied van de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen te verbeteren, verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich ertoe dat, indien een aangezochte partij voornemens is een rechtshulpverzoek niet of slechts gedeeltelijk uit te voeren, deze aan de verzoekende partij de gronden van de weigering alsmede, zo mogelijk, de voorwaarden waaraan dient te worden voldaan opdat het verzoek kan worden uitgevoerd, mededeelt. Dit besluit treedt in werking nadat alle Staten die partij zijn bij de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen hebben medegedeeld dat de door hun rechtsstelsel vereiste procedures, waardoor deze bepalingen op hun grondgebied rechtskracht hebben, zijn voltooid.
SCH/Com-ex (93) 15 corr -14.12.93 Bevestiging van de Verklaring van de Ministers en Staatssecretarissen inzake de behandeling van asielverzoekenASIEL– Gelet op de artikelen 28 t/m 38 van deze Overeenkomst, BESLUIT: 1) De aangehechte verklaring van de Ministers en Staatssecretarissen inzake de behandeling van asielverzoeken (SCH/M (93) 1) wordt bevestigd. 2) De werkzaamheden betreffende de overneming van de in het kader van de Twaalf uitgewerkte uitvoeringsmaatregelen zoals bedoeld in het aangehechte document dienen te worden voltooid; hierover dient tijdens de volgende vergadering van het Uitvoerend Comité te worden gerapporteerd.
SCH/Com-ex (93) 16 – 14.12.93 Financieel reglement betreffende de kosten voor de installatie en exploitatie van het Schengen-C.SISSIS– Gelet op de artikelen 92 en 119 van deze Overeenkomst, BESLUIT: Het aangehechte financieel reglement betreffende de kosten voor de installatie en exploitatie van de technisch ondersteunende functie van het Schengen-informatiesysteem (C.SIS) wordt vastgesteld.
Com-ex (93) 18 herz. -14.12.93 Raadpleging van de centrale autoriteiten, overgangsregelingVISA– Gelet op de artikel 17, lid 2, van deze Overeenkomst, BESLUIT: 1) Met de goedkeuring van bijlage 5 bij de Gemeenschappelijke Instructie aan de diplomatieke en consulaire beroepsposten heeft het Uitvoerend Comité, overeenkomstig de bepalingen van de Overeenkomst en op grond van de thans beschikbare informatie betreffende mogelijk gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid van elk der Overeenkomstsluitende Partijen, een lijst opgesteld van de Staten wier onderdanen slechts een visum kunnen verkrijgen na raadpleging van de centrale autoriteiten van de Schengen-Staten welke hierom hebben verzocht. Het bevestigt dat de voorstellen welke in het aangehechte door de Centrale Groep opgestelde rapport zijn vervat, het mogelijk maken dat met ingang van de inwerkingstelling van de Overeenkomst deze raadpleging volgens de voorlopige in dit document beschreven procedures wordt uitgevoerd. 2) De Centrale Groep wordt het mandaat verstrekt om: – de invoering van de overgangsregeling te vervolgen; – aan het Uitvoerend Comité te rapporteren over de op technisch, financieel en juridisch gebied te treffen voorzieningen, opdat het netwerk binnen een zo kort mogelijke termijn tot stand wordt gebracht.
SCH/Com-ex (93) 19 – 14.12.93 Harmonisering van de visumregelingVISA– Gelet op de artikelen 9 en 10 van deze Overeenkomst, BESLUIT: Overwegende dat een voor alle Staten gemeenschappelijk beleid inzake personenverkeer en met name de visumregeling een middel bij uitstek is om één ruimte zonder controles aan de binnengrenzen te creëren, bevestigt het Uitvoerend Comité de doelstelling om op dit terrein geleidelijk tot een grotere mate van harmonisering te komen. Het verzoekt de Centrale Groep binnen een termijn van 12 maanden te rekenen vanaf de inwerkingstelling van de Uitvoeringsovereenkomst over de voortgang der werkzaamheden op dit terrein te rapporteren.
SCH/Com-ex (93) 20 herz. – 14.12.93 – Harmonisering van de bij visumafgifte te heffen legesrechtenVISA– Gelet op de artikelen 9 en 17, lid 3, onder d, van deze Overeenkomst, BESLUIT : 1) Ten einde de doelstellingen inzake harmonisatie van de visumregeling te verwezenlijken welke in algemene zin in artikel 9 en meer bepaald in artikel 17 van de Uitvoeringsovereenkomst zijn neergelegd, wordt de noodzaak bevestigd om de bij afgifte van het eenvormige visum te heffen legesrechten te harmoniseren. 2) Het in het aangehechte document weergegeven niveau van de tarieven vormt een aanvaardbare harmonisatiedoelstelling. 3) Gelet op de voor een aantal Staten bestaande noodzaak om enige wijziging van de bij visumafgifte te heffen legesrechten ter goedkeuring aan hun Parlement voor te leggen, wordt voorzien in een overgangsperiode zonder harmonisatie van 12 maanden te rekenen vanaf de inwerkingstelling van de Overeenkomst. Na afloop van deze periode dient harmonisatie van de legesrechten in ieder geval te zijn verwezenlijkt. 4) Aanbevolen wordt dat de diplomatieke en consulaire posten gedurende de overgangsperiode afzonderlijk en binnen het kader van hun samenwerking een bijzondere waakzaamheid aan de dag leggen, ten einde te voorkomen dat als gevolg van uiteenlopende tarieven de voorschriften inzake de bevoegdheid tot visumafgifte worden omzeild. Daartoe wordt tussen de diplomatieke en consulaire posten enige dienstige cijfermatige informatie uitgewisseld.
SCH/Com-ex (93) 21 – 14.12.93 Verlenging van het eenvormige visumVISA– Gelet op artikel 17, lid 3, onder e, van deze Overeenkomst, BESLUIT: Verlenging van het eenvormige visum geschiedt volgens de in het aangehechte document neergelegde gemeenschappelijke beginselen.
SCH/Com-ex (93) 22 herz. – 14.12.93 Vertrouwelijk karakter van bepaalde documentenUITVOEREND COMITÉ– Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, BESLUIT: 1. Ongeacht de verschillende nationale rechtsregels, dienen bepaalde documenten een vertrouwelijk karakter te behouden, en wel om de navolgende drie redenen: – Voor bepaalde documenten is openbaarmaking direct strijdig met de nagestreefde doelen. – Bepaalde documenten kunnen persoonsgegevens of een beschrijving van bestuurlijke procedures bevatten, welke niet voor verspreiding vatbaar zijn. – Bepaalde documenten kunnen informatie bevatten welke betrekking heeft op fabricageprocédés of welke verband houdt met de veiligheid van de buitenlandse betrekkingen. 2. De navolgende documenten dienen vertrouwelijk te blijven: de bijlagen 1, 5, 8, 9 en 10 van de Gemeenschappelijke Instructie aan de diplomatieke en consulaire beroepsposten, de lijst van Staten wier onderdanen aan de visumplicht zijn onderworpen, het Gemeenschappelijk Handboek, het SIRENE-Handboek, de drie documenten als bedoeld in het besluit inzake verdovende middelen, te weten „Verscherping van de controles aan de buitengrenzen" (SCH/Stup (92) 45); „Gecontroleerde afleveringen" (SCH/Stup (92) 46, 4e herz.); „Maatregelen met het oog op het tegengaan van de illegale uitvoer van verdovende middelen" (SCH/Stup (92) 72, 3e herz.). 3. De onderscheidene Staten kunnen de inhoud van het Gemeenschappelijk Handboek, van het SIRENE-Handboek en van bijlage 1 bij de Gemeenschappelijke Instructie aan de diplomatieke en consulaire beroepsposten (lijst van Staten wier onderdanen aan de visumplicht zijn onderworpen) in hun nationale instructies en handboeken opnemen.
SCH/Com-ex (93) 24 – 14.12.93 Gemeenschappelijke beginselen van annulering, intrekking en beperking van de geldigheidsduur van het eenvormige visumVISA– Gelet op artikel 131 van deze Overeenkomst, BESLUIT: Annulering, intrekking en beperking van de geldigheidsduur van het eenvormige visum geschieden volgens de in het aangehechte document neergelegde gemeenschappelijke beginselen.
SCH/COM-EX (93) decl. 6 14.12.1993 BUITENGRENZENVerklaring inzake de maatregelen ten behoeve van samenwerking tussen de met de grensbewaking belaste diensten.
SCH/COM-EX (93) decl. 8, 2 herz. 14.12.1993 REGLEMENT VAN ORDEVerklaring van het Uitvoerend Comité inzake artikel 7 van het Reglement van Orde
SCH/COM-EX (93) decl. 9 14.12.1993 REGLEMENT VAN ORDEVerklaring van het Uitvoerend Comité inzake het Reglement van Orde
SCH/COM-EX (93) decl. 10 14.12.1993 INWERKINGTREDINGVerklaring inzake de wijze waarop het toezicht op de juiste toepassing van de Overeenkomst en de naleving van de daarin opgenomen bepalingen wordt ingericht
SCH/COM-EX (93) decl. 13 14.12.1993 VERDOVENDE MIDDELENVerklaring inzake de leidraad ter vergemakkelijking van de strafrechtelijke samenwerking bij de bestrijding van de sluikhandel in verdovende middelen in de Staten die partij zijn bij het Akkoord van Schengen
SCH/Com-ex (94) 1 2e herz. – 26.4.94 Aanpassingsmaatregelen met het oog op verwijdering van verkeers-belemmeringen en opheffing van verkeersbeperkingen aan rijwegovergangen aan de binnengrenzenBINNENGRENZEN– Gelet op artikel 2 van deze Overeenkomst, neemt met instemming kennis van het document betreffende de afschaffing van personencontroles aan de binnengrenzen (SCH/I-Front (94) 1, 3e herz.) en BESLUIT: De aanpassingsmaatregelen met het oog op verwijdering van verkeersbelemmeringen en opheffing van verkeersbeperkingen aan rijwegovergangen aan de binnengrenzen worden op grond van het aangehechte document uitgevoerd. De uitvoering van de aanpassingsmaatregelen komt aan de bevoegdheid van de onderscheidene Partnerstaten toe.
SCH/Com-ex (94) 2 – 26.4.94 Afgifte van eenvormige visa aan de grens VISA– Gelet op artikel 17, lid 3, onder c en d, van deze Overeenkomst, BESLUIT: De afgifte van eenvormige visa aan de grens geschiedt volgens de gemeenschappelijk vastgestelde beginselen welke in het aangehechte document zijn vervat.
SCH/Com-ex (94) 3 – 26.4.94 Protocol betreffende de consequenties van de inwerkingtreding van de Overeenkomst van Dublin voor bepaalde bepalingen van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst ASIEL– Gelet op het bepaalde in Titel II, hoofdstuk 7, van deze Overeenkomst, BESLUIT: Het Uitvoerend Comité hecht zijn goedkeuring aan de conclusies van het hem voorgelegde rapport inzake de weerslag van de op 15 juni 1990 te Dublin ondertekende Overeenkomst betreffende de vaststelling van de Staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij één van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend op de relevante asielbepalingen van Titel II, Hoofdstuk 7, van de op 19 juni 1990 ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen. Overeenkomstig artikel 142 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen verklaart het dat met de inwerkingtreding van de op 15 juni 1990 door de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen te Dublin ondertekende Overeenkomst, de bepalingen van Titel II, Hoofdstuk 7, van de Uitvoeringsovereenkomst van 1990 m.b.t. de vaststelling van de verantwoordelijkheid voor de behandeling van asielverzoeken buiten toepassing blijven. Het Uitvoerend Comité besluit dat met het oog hierop een protocol wordt ondertekend dat tijdig, conform de nationale grondwettelijke bepalingen, ter bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring wordt voorgelegd opdat het op hetzelfde tijdstip als de Overeenkomst van Dublin in werking kan treden. Het Uitvoerend Comité bevestigt, dat het in afwachting van de inwerkingtreding van de Overeenkomst van Dublin, de bepalingen van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen zal toepassen vanaf het tijdstip van inwerkingstelling van laatstgenoemde Overeenkomst.
SCH/COM-EX (94) decl. 1 herz. 26.04.1994 SISVerklaring van de Schengen-Staten inzake de totstandbrenging van het Schengen-informatiesysteem
SCH/COM-EX (94) decl. 3 26.04.1994 SISTijdstip van openstelling voor de gebruikers
SCH/Com-ex (94) 5 – 27.6.94 Bijwerking van bijlage 1 van de Gemeenschappelijke VisuminstructieVISA– Gelet op de artikelen 9 en 17 van deze Overeenkomst, BESLUIT: 1. De in bijlage 1 van de Gemeenschappelijke Visuminstructie (doc. SCH/II-Visa (93) 11, 6e herz., 4e corr.) opgenomen Gemeenschappelijke lijst van Staten wier onderdanen aan de visumplicht zijn onderworpen (I) wordt volgens de stand per 10 mei 1994 bevestigd. 2. Van het in bijlage 1 van de Gemeenschappelijke Visuminstructie (doc. SCH/II-Visa (93) 11, 6e herz., 4e corr.) opgenomen bijgewerkt overzicht van Staten wier onderdanen door geen enkele Schengen-Staat aan de visumplicht zijn onderworpen (II), alsmede bijgewerkt overzicht van Staten wier onderdanen door één of meerdere Schengen-Staten aan de visumplicht zijn onderworpen (III) wordt volgens de stand per 10 mei 1994 kennis genomen. 3. Nu opneming van de Staten Israël, Slovenië en Cyprus in het „bijgewerkte overzicht van Staten wier onderdanen door geen enkele Schengen-Staat aan de visumplicht zijn onderworpen" heeft kunnen plaatsvinden, neemt het Uitvoerend Comité met voldoening kennis ervan dat bij de harmonisering van het visumbeleid verdere voortgang kon worden geboekt. Het brengt in herinnering dat op 14 december 1993 het volgende werd besloten: „Overwegende dat een voor alle Staten gemeenschappelijk beleid inzake personenverkeer en met name de visumregeling een middel bij uitstek is om één ruimte zonder controles aan de binnengrenzen te creëren, bevestigt het Uitvoerend Comité de doelstelling om op dit terrein geleidelijk tot een grotere mate van harmonisering te komen." Uit de gemaakte vorderingen blijkt dat in het bijzonder het aantal Staten wier onderdanen door één of meerdere Staten aan de visumplicht zijn onderworpen (overzicht III), kon worden teruggebracht. 4. Dit besluit treedt in werking nadat alle Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst hebben meegedeeld dat de door hun rechtsstelsel vereiste procedures, waardoor deze bepalingen op hun grondgebied rechtskracht hebben, zijn voltooid.
SCH/Com-ex (94) 6 – 27.6.94 Bijwerking van de bijlagen 2, 3, 4, 5, 9 van de Gemeenschappelijke Visuminstructie VISA– Gelet op de artikelen 9 en 17 van deze Overeenkomst, BESLUIT: De bijlagen 2, 3, 4, 5 en 9 van de Gemeenschappelijke Visuminstructie d.d. 14 december 1993 (doc. SCH/II-Visa (94) 11, 6e herz., 4e corr.) worden herzien; de herziene versies zijn als bijlage opgenomen. Bijlage 2: Regeling voor reisverkeer van houders van diplomatieke, officiële of dienstpaspoorten alsmede voor houders van door bepaalde internationale intergouvernementele organisaties aan hun ambtenaren afgegeven vrijgeleides – stand per 21 april 1994 - Bijlage 3: Lijst van Staten wier onderdanen of houders van door deze Staten afgegeven reisdocumenten aan de transitvisumplicht voor luchtvaartpassagiers zijn onderworpen – stand per 11 mei 1994 – Bijlage 4: Lijst van documenten die recht geven op visumvrije binnenkomst – stand per 10 mei 1994 – Bijlage 5: Lijst van gevallen waarin overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de Uitvoeringsovereenkomst voor visumafgifte de centrale autoriteiten van de eigen Staat, van een andere Staat of van andere Staten dienen te worden geraadpleegd – stand per 2 juni 1994 – Bijlage 9: Gegevens welke de onderscheidene Staten eventueel in de zone „Opmerkingen" zullen opnemen – stand per 2 juni 1994 – Dit besluit treedt in werking nadat alle Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst hebben meegedeeld dat de door hun rechtsstelsel vereiste procedures, waardoor deze bepalingen op hun grondgebied rechtskracht hebben, zijn voltooid.
SCH/Com-ex (94) 7 – 27.6.94 Toevoeging van een bijlage 14 bij de Gemeenschappelijke VisuminstructieVISA– Gelet op de artikelen 5, 16, 17 en 25 van deze Overeenkomst, BESLUIT: Bij de Gemeenschappelijke Visuminstructie d.d. 14 december 1993 (doc. SCH/II-Visa (93) 11, 6e herz., 4e corr.) wordt het aangehechte document – bijlage 14 – Beginselen en procedures voor mededeling aan de Overeenkomstsluitende Partijen bij afgifte van visa met territoriaal beperkte geldigheid, alsmede bij annulering, intrekking en beperking van de geldigheidsduur van visa en bij afgifte van nationale verblijfstitels (doc. SCH/II-Visa (94) 11, 2e herz.) gevoegd. Dit besluit treedt in werking nadat alle Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst hebben meegedeeld dat de door hun rechtsstelsel vereiste procedures, waardoor deze bepalingen op hun grondgebied rechtskracht hebben, zijn voltooid.
SCH/Com-ex (94) 11 – 27.6.94 Toepassing van Titel II, hoofdstuk 7 van de Schengen-UitvoeringsovereenkomstASIEL– Gelet op de artikelen 29 tot en met 32 van deze Overeenkomst, BESLUIT: Het aangehechte document „Uitvoering van Titel II, Hoofdstuk 7, van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen" (doc. SCH/II-as (93) 13, 3e herz. – met vijf bijlagen) wordt vastgesteld. Dit besluit treedt in werking nadat alle Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst hebben meegedeeld dat de door hun rechtsstelsel vereiste procedures, waardoor deze bepalingen op hun grondgebied rechtskracht hebben, zijn voltooid.
SCH/Com-ex (94) 12 – 27.6.94 Toevoeging van een bijlage 8a aan het Gemeenschappelijk HandboekVISA BUITENGRENZEN– Gelet op de artikelen 5, 16, 17 en 25 van deze Overeenkomst, BESLUIT: Bij het Gemeenschappelijk Handboek (doc. SCH/Gem-Handb (91) 10, 17e herz.) wordt het aangehechte document – bijlage 8 a – Beginselen en procedures voor mededeling aan de Overeenkomstsluitende Partijen bij afgifte van visa met territoriaal beperkte geldigheid, alsmede bij annulering, intrekking en beperking van de geldigheidsduur van visa en bij afgifte van nationale verblijfstitels (doc. SCH/II-Visa (94) 11, 2e herz.) gevoegd. Dit besluit treedt in werking nadat alle Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst hebben meegedeeld dat de door hun rechtsstelsel vereiste procedures, waardoor deze bepalingen op hun grondgebied rechtskracht hebben, zijn voltooid.
SCH/COM-EX (94) decl. 4 2 herz. 27.06.1994 SISVoor operationeelverklaring van het Schengen-informatiesysteem (SIS) vereist gegevensbestand
SCH/COM-EX (94) decl. 7 3 herz. 27.06.1994 SISVerklaring inzake de verhouding tussen Schengen-informatiesysteem (SIS) en toekomstig Europees informatiesysteem (EIS)
SCH/COM-EX (94) decl. 8, corr. 27.06.1994 BUITENGRENZENVerklaring inzake maatregelen met het oog op verdere verbetering van de beveiliging van de buitengrenzen
SCH/Com-ex (94) 15 herz. – 21.11.94 Invoering van een geautomatiseerde procedure voor raadpleging van de centrale autoriteiten zoals voorzien in art. 17, lid 2 van de OvereenkomstVISA- Gelet op artikel 17, lid 2, van deze Overeenkomst, BESLUIT: 1. De geautomatiseerde procedure voor raadpleging van de centrale autoriteiten van de overige Partnerstaten in het kader van visumafgifte geschiedt vanaf het tijdstip van inwerkingstelling van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst – in overeenstemming de voorschriften van de Gemeenschappelijke Visuminstructie – met inachtneming van de beginselen zoals deze in de als bijlage opgenomen gegevenscatalogus (doc. SCH/II-Vision (93) 20, 3e herz.) zijn neergelegd. Voor zover Partnerstaten na de inwerkingstelling van de Uitvoeringsovereenkomst nog niet aan de voorwaarden voor toepassing van de geautomatiseerde procedure voldoen, worden de raadplegingsgegevens voor deze Staten in overeenstemming met de voorschriften van de Gemeenschappelijke Visuminstructie en met behulp van conventionele communicatiemiddelen overgedragen. 2. Het Uitvoerend Comité verzoekt alle Staten zo spoedig mogelijk de technische voorwaarden voor toepassing van de geautomatiseerde procedure te creëren. 3. Voor zover het voor de overdracht van raadplegingsgegevens voorziene SIRENE-netwerk (fase II) nog niet beschikbaar is op het tijdstip waarop bovenbedoelde procedurebeginselen toepassing zullen vinden, bewerkstelligen de betrokken Partnerstaten dat de overdracht van de gegevens via openbare lijnen kan geschieden. De Partnerstaten dragen zorg voor een adequate beveiliging van de gegevensoverdracht. 4. Elk der Overeenkomstsluitende Partijen draagt zelf de kosten welke in zijn Staat verbonden zijn aan de voor de geautomatiseerde procedure te treffen voorzieningen. Eventuele compenserende betalingen voor de gegevenstransmissie zullen door de Overeenkomstsluitende Partijen twaalf maanden na de inbedrijfstelling van het netwerk en met inachtneming van het beginsel „de veroorzaker betaalt" worden besproken. In dit verband houden de Overeenkomstsluitende Partijen rekening ermee dat in het kader van de raadplegingsprocedure door de geraadpleegde Staat ook de gegronde veiligheidsbelangen van de raadplegende Staat in acht worden genomen. De Overeenkomstsluitende Partijen registreren de kosten welke vanaf de inbedrijfstelling van het systeem aan de toepassing van de raadplegingsprocedure zijn verbonden en stellen uiterlijk na twaalf maanden overzichten hiervan beschikbaar.
SCH/Com-ex (94) 16 herz. – 21.11.94 Aanschaf van gemeenschappelijk in- en uitreisstempelBUITENGRENZEN- Gelet op artikel 5 van deze Overeenkomst, neemt kennis van document SCH/I-Front (94) 43, hecht daaraan zijn goedkeuring en BESLUIT: De aanschaf van de gemeenschappelijke in- en uitreisstempels door de Overeenkomstsluitende Partijen zal plaatsvinden volgens de beginselen zoals neergelegd in document SCH/Gem-Handb (93) 15*.
SCH/COM-EX (94) decl. 9 herz. 21.11.1994 VISAVerklaring inzake de kwaliteit van de eenvormige visumsticker
SCH/Com-ex (94) 17 herz 2.12.94 Invoering en toepassing van de Schengen-regeling op verkeersluchthavens en secundaire luchthavensLUCHTHAVENS- Gelet op de artikelen 4 en 6 van deze Overeenkomst, neemt kennis van het document betreffende de invoering en toepassing van de Schengen-regeling op verkeersluchthavens en secundaire luchthavens (SCH/I-Front (94) 39, 9e herz.), hecht daaraan zijn goedkeuring en BESLUIT: Met het oog op de invoering en toepassing van de Schengen-regeling op verkeersluchthavens en secundaire luchthavens worden de in de bijlage vermelde maatregelen uitgevoerd.
SCH/Com-ex (94) 20 herz. – 21.11.94 - Toevoeging van een bijlage 12 aan de Gemeenschappelijke Visuminstructie: te heffen legesrechten bij visumafgifteVISA- Gelet op de artikelen 9 en 17, lid 3, onder d van deze Overeenkomst, BESLUIT: Onder verwijzing naar de beginselen welke tijdens de op 14 december 1993 te Parijs gehouden bijeenkomst van het Uitvoerend Comité zijn vastgesteld (doc. SCH/Com-ex (93) 20 herz. en SCH/Com-ex (93) PV 2), wordt het aangehechte overzicht als bijlage 12 bij de Gemeenschappelijke Visuminstructie opgenomen. Dit besluit treedt in werking nadat alle Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst hebben meegedeeld dat de door hun rechtsstelsel vereiste procedures, waardoor deze bepalingen op hun grondgebied rechtskracht hebben, zijn voltooid.
SCH/Com-ex (94) 23 herz. – 22.12.94 Wijziging en aanvulling van het Gemeenschappelijk Handboek met bijlagenBUITENGRENZEN POLITIËLE SAMENWERKING- Gelet op de artikelen 5, 6, 8, 16, 17 en 25 van deze Overeenkomst, BESLUIT: Het Gemeenschappelijk Handboek alsmede de bijbehorende bijlagen worden overeenkomstig het aangehechte document gewijzigd en aangevuld. Dit besluit treedt in werking nadat alle Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst hebben meegedeeld dat de door hun rechtsstelsel vereiste procedures, waardoor deze bepalingen op hun grondgebied rechtskracht hebben, zijn voltooid.
SCH/Com-ex (94) 24 herz. – 22.12.94 Bijwerking van de bijlagen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9 en 13 en nieuwe versie van de gehele Gemeenschappelijke VisuminstructieVISA-Gelet op de artikelen 9 en 17 van deze Overeenkomst, BESLUIT 1. In de bijlagen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9 en 13 van de op 14 december 1993 te Parijs vastgestelde Gemeenschappelijke Instructie aan de diplomatieke en consulaire beroepsposten van de Staten die partij zijn bij de Overeenkomst van Schengen (doc. SCH/Com-ex (93) 5 herz.) worden de in bijlage 1 aangegeven wijzigingen aangebracht. 2. Ten einde te waarborgen dat de grensbewakingsdiensten van de Schengen-Staten over de vereiste informatie betreffende de visumregeling beschikken, worden de bijlagen 9, 10 en 13 van de gemeenschappelijke Visuminstructie als bijlagen 6b, c en a opgenomen in het Gemeenschappelijk Handboek inzake controle aan de buitengrenzen (doc. SCH/Gem-Handb (91) 10, 17e herz.). 3. Ter waarborging van een eenvormige toepassing van bovengenoemde Gemeenschappelijke Instructie met bijlagen worden de na 14 december 1993 aangebrachte wijzigingen in een nieuwe versie verwerkt (bijlage 2). Dit besluit treedt in werking nadat alle Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst hebben meegedeeld dat de door hun rechtsstelsel vereiste procedures, waardoor deze bepalingen op hun grondgebied rechtskracht hebben, zijn voltooid.
SCH/Com-ex (94) 25 – 22.12.94 Uitwisseling van statistische gegevens betreffende visumafgifteVISA-Gelet op artikel 12, lid 3 van deze Overeenkomst, BESLUIT: 1. De Overeenkomstsluitende Partijen wisselen onderling statistische informatie uit met betrekking tot de afgifte van eenvormige visa. Het als bijlage opgenomen overzicht bevat de in het kader van bedoelde informatie-uitwisseling te verstrekken gegevens en de in acht te nemen periodiciteit. 2. De Overeenkomstsluitende Partijen doen de statistische informatie aan het Secretariaat-Generaal toekomen. Het Secretariaat-Generaal bundelt deze en stelt voor elke periode totaaloverzichten samen, welke aan de Overeenkomstsluitende Partijen ter beschikking worden gesteld. 3. Het voorgaande laat de mogelijkheid onverlet om ook ter plekke in het kader van de consulaire samenwerking en volgens een aldaar overeengekomen procedure statistische informatie uit te wisselen.
SCH/Com-ex (94) 28 herz. – 22.12.94 Verklaring voor het met zich meevoeren van verdovende middelen en psychotrope stoffen bedoeld in artikel 75 UOVERDOVENDE MIDDELEN- Gelet op artikel 75 van deze Overeenkomst, BESLUIT: Het aangehechte document SCH/Stup (94) 21, 2e herz betreffende de verklaring voor het met zich meevoeren van verdovende middelen en/of psychotrope stoffen ten behoeve van een medische behandeling wordt vastgesteld.
SCH/Com-ex (94) 29, 2e herz. – 22.12.94 – Inwerkingstelling van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst van 19.6.90INWERKINGTREDING– Gelet op artikel 2 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, – Gelet op artikel 131 van deze Overeenkomst, – Gelet op artikel 132 van deze Overeenkomst, – Gelet op artikel 139, lid 2, juncto de leden 1 en 2 van de Gemeenschappelijke Verklaring nummer 1 betreffende artikel 139 zoals opgenomen in de Slotakte van deze Overeenkomst, – BESLUIT: dat de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen onomkeerbaar wordt toegepast.
SCH/COM-EX (94) decl. 12 22.12.1994 VISAVerklaring inzake de consulaire samenwerking ter plekke
SCH/COM-EX(94) decl. 13 22.12.1994 JUSTITIËLE SAMENWERKINGlijst van gerechtelijke stukken welke rechtstreeks over de post kunnen worden verzonden (artikel 52 van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst).
SCH/Com-ex (95) 1 – 8.04.95 Bijlagen 1, 2, 3, 4, 5 en 9 van de Gemeenschappelijke Visuminstructie en bijlagen 5 en 11 van het Gemeenschappelijk HandboekVISA BUITENGRENZEN– Gelet op de artikelen 9 en 17 van deze Overeenkomst, BESLUIT: De bijlagen 1, 2, 3, 4, 5 en 9 van de Gemeenschappelijke Visuminstructie van 22 december 1994 (SCH/II-Visa (93) 11, 7e herz..) alsmede de bijlagen 5 en 11 van het Gemeenschappelijk Handboek (SCH/Gem-Handb. (91) 10, 18e herz..) worden herzien; de nieuwe versies zijn als bijlage opgenomen.
SCH/Com-ex (95) 2 – 28.04.95 Zo spoedig mogelijke totstandbrenging van het SIRENE-netwerk fase IISIS SIRENE– Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, BESLUIT: Ten einde de noodzakelijke verbeteringen aan het bestaande netwerk te realiseren, o.a. ten behoeve van de inter-SIRENE-communicatie, en met het oog op toepassing van het mechanisme voor raadpleging van de centrale autoriteiten als bedoeld in artikel 17 van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst, acht het Uitvoerend Comité zo spoedig mogelijke realisering van het SIRENE-netwerk fase II noodzakelijk.
SCH/Com-ex (95) 4 – 28.04.95 Bijlage 5B bij de Gemeenschappelijke Visuminstructie (wijzigingen)VISA– Gelet op de artikelen 9 en 17 van deze Overeenkomst, BESLUIT: 1. Bijlage 5B bij de Gemeenschappelijke Visuminstructie wordt uitgebreid met Burundi in de kolom België. 2. Bijlage 5B bij de Gemeenschappelijke Visuminstructie wordt uitgebreid met Burundi, Zaïre en Rwanda in de kolom Frankrijk met de navolgende voetnoot: „Voor deze Staten dienen de diplomatieke en consulaire posten van Frankrijk rechtstreeks te worden geraadpleegd door de posten van de overige Schengen-Staten voor wie een visumaanvraag is ingediend. Het antwoord op deze raadpleging zal ter plekke door de desbetreffende diplomatieke of consulaire post van Frankrijk worden medegedeeld".
SCH/Com-ex (95) 6 29.06.95 Instelling van SIS-beheereenheidSISBESLUIT: – Gelet op de rapporten van de onafhankelijke deskundigen en de in het kader van de Schengen-structuur gebleken noodzaak, acht het Uitvoerend Comité het noodzakelijk een SIS-beheereenheid in te stellen, welke zich onder toezicht van de Permanente Werkgroep (PWG) met het beheer van het gehele SIS zal belasten. De samenstelling van de beheereenheid, welke voor 1995 op twee personen is vastgesteld, kan voor 1996 tot vier personen worden verhoogd, voor zover de noodzaak van een dergelijke verhoging wordt aangetoond. Het Uitvoerend Comité hecht zijn goedkeuring aan de financiële consequenties van deze aanwerving alsmede aan de gekozen financieringsregeling, welke voorziet in een verhoging van de werkingsbegroting van het Schengen-Secretariaat, hetgeen de jure en de facto toepassing van de ad hoc-verdeelsleutel tot gevolg heeft (cf. het aangehechte document SCH/OR.SIS (95) 67, 2e herz.).
SCH/Com-ex (95) 13 – 29.06.95 Aan de Centrale Groep verleend mandaat om de bijlagen bij de Gemeenschappelijke Visuminstructie, bij het Gemeenschappelijk Handboek en bij het SIRENE-handboek bij te werken VISA BUITENGRENZEN– Gelet op artikel 132, lid 4, van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, BESLUIT: Aan de Centrale Groep wordt mandaat verleend om de bijlagen bij de Gemeenschappelijke Visuminstructie, bij het Gemeenschappelijk Handboek en bij het SIRENE-handboek bij te werken, voor zover deze bijwerking uitsluitend voortvloeit uit wijziging van nationale wettelijke bepalingen waarvan de Overeenkomstsluitende Partijen mededeling dienen te doen en niet uit door de Overeenkomstsluitende Partijen gezamenlijk te treffen voorzieningen.
SCH/Com-ex (95) 14 – 29.06.95 Volgorde van de Schengen-voorzitterschappen UITVOEREND COMITÉ– Gelet op zijn Reglement van Orde van 14 december 1993 (SCH/Com'ex (93) 1 2e herz.) dat voorziet dat de opvolging van de Schengen-voorzitterschappen behoort te geschieden volgens een vastgestelde volgorde, BESLUIT: – dat het voorzitterschap tot 31 december 1995 wordt waargenomen door België; – dat twee landen die elkaar opvolgen in de reglementaire volgorde kunnen vragen dat hun toerbeurt in de omgekeerde volgorde geschiedt; – dat het voorzitterschap van 1 januari 1996 tot 30 juni 1996 wordt waargenomen door Nederland; – dat het voorzitterschap van 1 juli 1996 tot 31 december 1996 wordt waargenomen door Luxemburg.
SCH/Com-ex (95) 15 2a herz. – 29.06.95 Nieuwe versie van de bijlagen 1,2 en 5 bij de GVI en van bijlage 5 bij het GH VISA BUITENGRENZEN– Gelet op de artikelen 9 en 17 van deze Overeenkomst, BESLUIT: De bijlagen 1, 2, 5 d.d. 14 juni 1995 en 3 d.d. 22 mei 1995 van de Gemeenschappelijke Visuminstructie (doc. SCH/II-Visa (93) 11, 7e herz.) alsmede de bijlage 5 van het Gemeenschappelijk Handboek (doc. SCH/Gem-Handb (91) 10, 18de herz.) worden herzien; de nieuwe versies zijn als bijlage opgenomen.
SCH/COM-EX (95) decl. 2 29.06.1995 POLITIËLE SAMENWERKINGVerklaring inzake de politiële samenwerking
SCH/Com-ex (95) 20 2a herz. – 20.12.95 Goedkeuring van doc. SCH/I (95) 40, 6e herz. betreffende de procedure voor toepassing van artikel 2, lid 2 van de Overeenkomst BINNENGRENZEN– Gelet op artikel 2 van deze Overeenkomst, BESLUIT: Document SCH/I (95) 40, 6e herz. betreffende de procedure voor toepassing van artikel 2, lid 2, van de Overeenkomst wordt vastgesteld. De daarin omschreven beginselen en procedures dienen in acht te worden genomen door enige Overeenkomstsluitende Partij die de in artikel 2, lid 2, van de Overeenkomst opgenomen uitzonderingsbepaling wenst toe te passen en tijdelijk opnieuw controles aan haar binnengrenzen wenst in te voeren.
SCH/Com-ex (95) 21 – 20.12.95 Snelle uitwisseling tussen de Schengen-Staten van statistische en concrete gegevens welke wijzen op een eventuele dysfunctionaliteit aan de buitengrenzen BUITENGRENZEN– Gelet op artikel 7 en 131 van deze Overeenkomst, BESLUIT: De Schengen-Staten dienen zo spoedig mogelijk statistische en concrete gegevens uit te wisselen welke een eventuele dysfunctionaliteit aan de buitengrenzen releveren. De Partnerstaten zijn verplicht de concrete gegevens waarvan ze kennis hebben mede te delen aan het voorzitterschap via het Secretariaat-Generaal. De subgroep „Grenzen" dient ter gelegenheid van elke vergadering deze gegevens te onderzoeken en concrete oplossingen voor te stellen.
SCH/Com-ex (95) 22 herz. – 20.12.95 Nieuwe versies van bijlage 3 bij de GVI en bijlage 5a bij het GH VISA BUITENGRENZEN– Gelet op de artikelen 9 en 17 van deze Overeenkomst, BESLUIT: Bijlage 3 van de Gemeenschappelijke Visuminstructie (doc. SCH/II-Visa (93) 11, 7e herz.) alsmede bijlage 5a van het Gemeenschappelijk Handboek (doc. SCH/Gem-Handb (91) 10, 18e herz.) zijn herzien; de herziene versies van beide documenten zijn als bijlage opgenomen. Dit besluit treedt in werking nadat alle Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst hebben medegedeeld dat de door hun rechtsstelsel vereiste procedures, waardoor deze bepalingen op hun grondgebied rechtskracht hebben, zijn voltooid.
SCH/Com-ex (95) 23 herz. – 20.12.95 Vaststelling van de begroting en bijdrage van elk der Overeenkomstsluitende Partijen voor 1996 SECRETARIAAT GENERAAL– Gelet op de op 14 december 1993 vastgestelde financiële regeling, BESLUIT: 1. De begroting inzake de uitgaven van het Secretariaat-Generaal van de Benelux Economische Unie voor het beheer van het Akkoord en de Uitvoeringsovereenkomst van Schengen wordt voor 1996 op een bedrag van 191.062.036 BEF vastgesteld. 2. De bijdrage van elk der Overeenkomstsluitende Partijen wordt vastgesteld op één achtste van dit bedrag, zijnde 23.882.755 BEF.
SCH/Com-ex (95) 25 – 20.12.95 Voorbegroting 1996 voor het SIRENE-netwerk fase II SIS/SIRENE– Gelet op artikel 119 van bovengenoemde Overeenkomst, – Gelet op de op 14 december 1993 vastgestelde financiële regeling, BESLUIT: 1. De voorbegroting 1996 voor het SIRENE-netwerk fase II wordt op een bedrag van 60.321.225 BF vastgesteld. 2. De bijdragen van de Overeenkomstsluitende Partijen worden op grond van de SIS-verdeelsleutel berekend.
SCH/Com-ex (95) 26 – 20.12.95 Begroting voor de uitgaven van de beheereenheid en bijdrage van elk der Overeenkomstsluitende Partijen SIS– Gelet op het op 14 december 1993 vastgestelde financieel reglement, BESLUIT: 1. De begroting 1996 voor de uitgaven van de beheereenheid (drie personen) wordt op een bedrag van 15.304.737 BEF vastgesteld. 2. [De bijdrage van elk der Overeenkomstsluitende Partijen wordt vastgesteld op één achtste van dit bedrag, zijnde: 1.913.092 BEF.]
SCH/COM-EX (95) decl. 3 20.12.1995 POLITIËLE SAMENWERKINGVerklaring inzake de grensoverschrijdende politiële samenwerking
SCH/COM-EX (95) decl. 4 20.12.1995 VISAVerklaring inzake de strikte voorwaarden voor afgifte van een VTBG en uitwisseling van statistische gegevens.
SCH/COM-EX (95) decl. 5 20.12.1995 VISAVerklaring inzake de opzegging van bilaterale overeenkomsten inzake kosteloze visumafgifte
SCH/COM-EX (96) decl. 1 21.01.1996 JUSTITIËLE SAMENWERKINGVerklaring inzake terrorisme op verzoek van Spanje
SCH/Com-ex (96) 2 herz. – 18.4.96 Procedure voor het zo snel mogelijk nemen van besluiten in gevallen waarin de omstandigheden daartoe nopen UITVOEREND COMITÉ– Gelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, BESLUIT: Afgezien van de mandatering van de Centrale Groep door het Uitvoerend Comité met het oog op eventuele wijziging van de bijlagen bij de Gemeenschappelijke Visuminstructie, bij het SIRENE-Handboek, alsmede bij het Gemeenschappelijk Handboek, kunnen omstandigheden een Schengen-Staat ertoe nopen de Schengen-Partners om goedkeuring van een welomschreven beslissing te verzoeken, waarbij een en ander bovendien zo spoedig mogelijk (m.a.w. zonder de volgende vergadering van de Centrale Groep en/of het Uitvoerend Comité af te wachten) dient te geschieden. Urgentie kan worden ingeroepen door een Schengen-Staat, door de Centrale Groep of door een Schengen-werkgroep. De desbetreffende Schengen-Staat (of een andere Schengen-instantie) kan vervolgens het Voorzitterschap verzoeken een schrijven/fax aan de Schengen-Partners te doen toekomen, waarin het desbetreffende ontwerp-besluit ter goedkeuring wordt voorgelegd. In bedoeld schrijven/bedoelde fax wordt in een stilzwijgende goedkeuringsprocedure van 21 dagen voorzien (dit houdt in dat het desbetreffende besluit als goedgekeurd wordt beschouwd indien hiertegen vóór afloop van de gestelde termijn geen verzet is aangetekend door één der Schengen-Staten). De verzending van de desbetreffende fax of van het desbetreffende schrijven zal terzelfder tijd telefonisch aan de respectieve delegaties worden bevestigd.
SCH/Com-ex (96) 3 – 18.4.96 Status van waarnemer toegekend aan Denemarken, Finland en Zweden TOETREDINGEN– gelet op artikel 140 van deze Overeenkomst, BESLUIT: Denemarken, Finland en Zweden wordt de status van waarnemer bij de tussen de Schengen-Staten bestaande samenwerking toegekend in het perspectief van de toetreding tot de Schengen-Verdragen.
SCH/Com-ex (96) 4 – 18.4.96 Uitnodiging aan IJsland en Noorwegen om alle Schengen-vergaderingen als waarnemer bij te wonen TOETREDINGEN– Gelet op artikel 140 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, – Gelet op de aanvaarding door het Uitvoerend Comité op 18 april 1996 van de hoofdlijnen van het institutionele kader van een samenwerkingsovereenkomst tussen de Schengen-Staten en Noorwegen en IJsland, – Gelet op de verbintenis van IJsland en Noorwegen om krachtens de hoofdlijnen van het institutionele kader samen te werken met de Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst, Overwegende het bestaan van de Noordse Paspoortcontrole-overeenkomst, NODIGT IJsland en Noorwegen uit met ingang van 1 mei 1996 als waarnemers de onderscheidene in het kader van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen
SCH/Com-ex (96) 5 – 18.4.96 Verdeling van de kosten van de SIS-beheereenheid tot en met 1997 SIS– Gelet op het te Oostende op 20 december 1995 genomen besluit inzake de begroting 1996 voor de management unit (SCH/Com-ex (95) 26), – Gelet op het feit dat er nog geen overeenstemming is bereikt over de verdeelsleutel, BESLUIT : de kosten van de management unit tot en met 1997 als volgt te verdelen over de partnerstaten: alle partnerstaten betalen deze kosten conform de verdeelsleutel van artikel 119 van de Schengen uitvoeringsovereenkomst, met uitzondering van Duitsland. Voor Duitsland geldt de toepassing van de verdeelsleutel welke wordt gehanteerd in het kader van het Schengen-secretariaat (SCH/Com-ex (95) 23 herz.). Het tekort dat aldus ontstaat, wordt volgens deze zelfde sleutel (SCH/Com-ex (95) 23 herz.) verdeeld. te houden vergaderingen bij te wonen met het oog op het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst.
SCH/Com-ex (96) 6 herz. – 18.4.96 Onafhankelijke arbitragecommissie die een voorstel uitwerkt m.b.t. het punt van de verdeling van de kosten van de SIS-beheereenheid voor de jaren 1996 en 1997 SIS– gelet op het te Oostende op 20 december 1995 genomen besluit inzake de begroting 1996 voor de management unit (SCH/Com-ex (95) 26) – gelet op het feit dat er nog geen overeenstemming is bereikt over de verdeelsleutel, BESLUIT: het discussiepunt inzake de verdeling van de kosten van de management unit over de jaren 1996 en 1997 voor te leggen aan een onafhankelijke arbitragecommissie, die een voorstel uitwerkt. Het Uitvoerend Comité draagt de Centrale Groep op te besluiten over een voor alle partnerstaten aanvaardbare samenstelling en opdracht van deze commissie.
SCH/COM-EX (96) decl. 2, herz. 18.04.1996 VERDOVENDE MIDDELENVerklaring inzake de aanpak van het vraagstuk van het drugstoerisme
SCH/COM-EX (96) decl. 3 18.04.1996 VERDOVENDE MIDDELENVerklaring inzake het werkprogramma van Werkgroep „Verdovende Middelen"
SCH/COM-EX (96) decl. 4 herz.. 18.04.1996 – VISAInvoering van de eenvormige legesrechten bij visumafgifte
SCH/COM-EX (96) decl. 5 corr. 18.04.1996 BUITENGRENZENVerklaring inzake de definitie van het begrip „vreemdeling"
SCH/COM-EX (96) decl. 6 2 herz. 18.04.1996 JUSTITIËLE SAMENWERKINGVerklaring inzake uitlevering
SCH/Com-ex (96) 10 herz. – 27.6.96 Bezoekcommissies aan de buitengrenzen BUITENGRENZEN– Gelet op artikel 7 van deze Overeenkomst, BESLUIT: Het verzamelen van informatie betreffende eventuele ondervonden moeilijkheden aan de buitengrenzen geschiedt mede door middel van bezoekcommissies buitengrenzen, zoals omschreven in document SCH/I-Front (96) 11, 5e herz. De bezoekcommissies voeren hun taak uit op basis van en binnen de kaders geschetst in dit document.
SCH/Com-ex (96) 11 – 27.6.96 Handhaving van de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een asielverzoek door de Schengen-Staten ASIEL– Gelet op de artikelen 28 tot en met 38 (Titel II, Hoofdstuk 7) van deze Overeenkomst, – Gelet op het feit dat het bij de praktische toepassing van het gestelde in haar besluit tot uitvoering van Titel II, Hoofdstuk 7 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen (SCH/Com-ex (94) 11) voorkomt dat de overdracht van de asielzoeker van de Overeenkomstsluitende Partij waarbij het asielverzoek is ingediend, aan de verantwoordelijke Overeenkomstsluitende Partij, niet binnen de gestelde termijn van een maand kan worden geëffectueerd, – Gelet op de wenselijkheid de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een asielverzoek te regelen bij de overschrijding van de overdrachtstermijn vanwege bijzondere omstandigheden, waarbij met name dient te worden gedacht aan medische indicaties, waaronder ook zwangerschap en aan strafrechtelijke detentie, BESLUIT: haar besluit tot uitvoering van Titel II, Hoofdstuk 7 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen (SCH/Com-ex (94) 11) met de volgende tekst aan te vullen. De Schengen-Staat die de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een asielverzoek heeft aanvaard, blijft verantwoordelijk voor de behandeling van dat verzoek, ook indien de overdracht van de asielzoeker vanwege bijzondere omstandigheden als ziekte, zwangerschap, detentie, e.d. moet worden uitgesteld en derhalve niet mogelijk is binnen de normale overdrachtstermijn van één maand. De betrokken Schengen-Staten bepalen in die situatie in goed onderling overleg binnen welke termijn de overdracht in dat individuele geval alsnog zal plaatsvinden. Ook in het geval dat de asielzoeker met onbekende bestemming verdwijnt, zodat de overdracht in het geheel niet kan plaatsvinden, blijft de Schengen-Staat die de verantwoordelijkheid heeft aanvaard verantwoordelijk voor de behandeling van het asielverzoek. Daarbij is het niet van belang of de asielzoeker voor dan wel na de formele aanvaarding van de verantwoordelijkheid is verdwenen. De verantwoordelijkheid voor de behandeling van het asielverzoek blijft in beide gevallen bestaan, totdat de asielzoeker zich aantoonbaar buiten het Schengen-gebied heeft begeven. De Schengen-Staten stellen elkaar zo spoedig mogelijk op de hoogte indien zich één van de bovenstaande situaties voordoet.
SCH/Com-ex (96) 12 – 27.6.96 Verdeling van de kosten van de SIS-beheereenheid volgens de sleutel zoals voorgesteld in het advies van de arbitragecommissie SIS– Gelet op het besluit van 29 juni '95 SCH/Com-ex (95) 6 tot instelling van een SIS-beheereenheid welke zich onder toezicht van de Permanente werkgroep met het beheer van het gehele SIS zal belasten. – Gelet op het in Den Haag op 18 april 1996 genomen besluit om de vraag naar de verdeling van de kosten van deze SIS-beheereenheid voor te leggen aan een onafhankelijke arbitrage commissie. Gezien het advies van bovengenoemde Commissie BESLUIT: De kosten van de SIS-beheereenheid worden tussen de lidstaten verdeeld volgens de sleutel zoals door de arbitragecommissie in diens advies voorgesteld.
SCH/Com-ex (96) 13 herz. – 27.6.96 Beginselen voor afgifte van Schengen-visa bij vertegenwoordiging VISA– Gelet op de artikelen 9,17 en 30 van deze Overeenkomst, – In aanmerking nemend dat alle Schengen-Partners belang hebben bij de vaststelling van de rechten en verplichtingen van het vertegenwoordigd worden en vertegenwoordigen. Immers alle Schengen-landen kennen diplomatieke of consulaire posten, waar zij andere Partners vertegenwoordigen, evenals locaties waar zij worden vertegenwoordigd, – In aanmerking nemend dat het belangrijkste beginsel voor de samenwerking tussen de Schengen-Partners is dat er volledig vertrouwen bestaat over de wijze waarop vertegenwoordiging in de Schengen-praktijk wordt toegepast, BESLUIT : De afgifte van Schengen-visa in derde Staten waar niet alle Schengen-Staten zijn vertegenwoordigd in relatie tot artikel 30, lid 1, onder a, van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, geschiedt op basis van de navolgende uitgangspunten: a. De vertegenwoordiging inzake afgifte van visa geldt voor de in het kader van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst en overeenkomstig de Gemeenschappelijke Visuminstructie afgegeven eenvormige transitvisa voor luchthavenpassagiers, doorreisvisa en visa voor kort verblijf. Het is de plicht van de vertegenwoordigende Staat de bepalingen van de GVI met dezelfde spoed toe te passen als bij de afgifte van eigen visa van dezelfde soort en geldigheidsduur. b. Behoudens expliciete bilaterale afspraken, geldt de vertegenwoordiging niet voor visa afgegeven met het oog op het uitoefenen van een bezoldigde beroepsactiviteit of van een activiteit welke voorafgaand dient te worden goedgekeurd door de Staat waar die plaats zal vinden. Deze visumaanvragers dienen zich te richten tot de geaccrediteerde consulaire post van de Staat waar genoemde activiteit dient te worden uitgeoefend. c. Schengen-Staten zijn niet verplicht in elk derde land voor visumafgifte vertegenwoordigd te zijn. Lidstaten kunnen besluiten dat visumaanvragen in bepaalde derde landen of aanvragen voor een bepaalde categorie visa dienen te worden gericht tot een beroepspost van de staat van het hoofdreisdoel. d. De beoordeling van het gevaar voor illegale immigratie bij de visumaanvraag berust ten volle bij de diplomatieke of consulaire post, die de visumaanvraag behandelt. e. De vertegenwoordigde Staten aanvaarden de verantwoordelijkheid voor asielverzoeken ingediend door houders van visa afgegeven door vertegenwoordigende Staten t.b.v. de vertegenwoordigde Staten, zoals blijkt uit de expliciete vermelding op het visum (conform bijlage 13 bij de GVI)
 f. In uitzonderlijke gevallen kan in bilaterale afspraken worden aangegeven dat visumaanvragen van bepaalde categorieën vreemdelingen, door de vertegenwoordigende Staten óf worden voorgelegd aan de autoriteiten van de vertegenwoordigde Staat waar het reisdoel is gelegen, dan wel worden doorverwezen naar een beroepspost van deze Staat. Deze categorieën zullen (eventueel per diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging) schriftelijk dienen te worden vastgelegd. De visumverstrekking wordt dan geacht te zijn gedaan met machtiging van de vertegenwoordigde Staat als bedoeld in art. 30 lid 1 onder a van de Uitvoeringsovereenkomst van Schengen. g. Op grond van nationale evaluaties van de in een bepaalde periode eventueel ingediende asielverzoeken door houders van in vertegenwoordiging afgegeven visa en van andere relevante gegevens inzake deze visumverstrekking, kunnen de bilaterale afspraken in de loop der tijd worden bijgesteld. Ook kan naar aanleiding van de uitkomsten worden overeengekomen, dat bij bepaalde posten (eventueel ook t.a.v. bepaalde nationaliteiten) wordt afgezien van vertegenwoordiging. h. Vertegenwoordiging vindt alleen plaats ter zake van de visumverlening. Indien het visum niet kan worden verleend, omdat de vreemdeling onvoldoende heeft kunnen aantonen dat hij aan de voorwaarden voldoet, dient de vreemdeling te worden gewezen op de mogelijkheid zijn aanvraag bij een beroepspost van de Lidstaat, waar zijn reisdoel is gelegen, in te dienen. i. Een verdere verfijning m.b.t. vertegenwoordiging kan worden aangebracht door een uitbreiding van het raadplegingsnetwerk middels een verdere ontwikkeling van software, waardoor vertegenwoordigende posten op eenvoudige wijze de centrale autoriteiten van de vertegenwoordigde Staat kunnen consulteren. j. Als bijlage bij dit document is gevoegd de tabel betreffende de vertegenwoordiging inzake afgifte van Schengen-visa in derde Staten waar niet alle Schengen-Staten zijn vertegenwoordigd. De Centrale Groep neemt kennis van de, in onderling overleg tussen de betrokken Lidstaten vastgestelde, wijzigingen in deze tabel.
SCH/Com-ex (96) 14 herz. – 27.6.96 Bijwerking van de bijlagen 1 en 3 van de GVI en bijlagen 5 en 5a van het GH VISA BUITENGRENZEN– Gelet op de artikelen 9 en 17 van deze Overeenkomst, BESLUIT: De bijlagen 1 en 3 van de Gemeenschappelijke Visuminstructie (doc. SCH/II-Visa (93) 11, 7e herz.), alsmede de bijlagen 5 en 5a van het Gemeenschappelijk Handboek (doc. SCH/Gem-handb (91) 10, 18de herz.) worden herzien; de nieuwe versies zijn als bijlage opgenomen.
SCH/Com-ex (96) 15 – 27.6.96 Wijziging van de Administratieve en Financiële regeling SECRETARIAAT-GENERAAL– Gelet op het besluit van het Uitvoerend Comité d.d. 14 december 1993 (SCH/Com-ex (93) 3) BESLUIT: De Administratieve en Financiële regeling zoals vervat in het besluit van het Uitvoerend Comité d.d. 14 december 1993 wordt gewijzigd als volgt:
SCH/Com-ex (96) 16 17.10.96 Administratieve en Financiële regelingSECRETARIAAT-GENERAALGelet op artikel 132 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, Gelet op het op 27 juni 1996 vastgestelde administratief en financieel reglement, Gelet op het besluit van de Centrale Groep d.d. 18 juli 1996 met kenmerk SCH/C (96) 64, BESLUIT: 1. De begroting inzake de uitgaven van het Secretariaat-Generaal van de Benelux Economische Unie voor het beheer van het Akkoord en de Uitvoeringsovereenkomst van Schengen wordt voor 1997 op een bedrag van 255.188.000 BEF vastgesteld. 2. De bijdrage van elk der Partijen wordt vastgesteld op twee eenentwintigsten van dit bedrag, zijnde 24.303.619 BEF. 3. De Noordse Staten betalen tezamen een bijdrage welke overeenkomt met vijf eenentwintigsten van de begroting, zijnde 60.759.048 BEF.
SCH/COM-EX (96) decl. 7 herz. 27.06.1996 OVERNAMEVerklaring van het Uitvoerend Comité inzake het overgave- en overnamebeleid tussen de Schengen-Staten onderling

De Overeenkomst is op 19 december 1996 ondertekend voor:

België

Denemarken

Duitsland

Finland

Frankrijk

Griekenland

Italië

Luxemburg

het Koninkrijk der Nederlanden1

Noorwegen

Oostenrijk

Portugal

Spanje

IJsland

Zweden


Accord de coopération entre le Royaume de Belgique, la République fédérale d'Allemagne, la République française, le Grand-Duché de Luxembourg, le Royaume des Pays-Bas, la République italienne, le Royaume d'Espagne, la République portugaise, la République hellénique, la République d'Autriche, le Royaume de Danemark, la République de Finlande, le Royaume de Suède, Parties Contractantes à l'Accord et à la Convention de Schengen, et la République d'Islande et le Royaume de Norvège, relatif à la suppression des contrôles de personnes aux frontières communes

Le Royaume de Belgique, la République fédérale d'Allemagne, la République française, le Grand-Duché de Luxembourg, le Royaume des Pays-Bas, la République italienne, le Royaume d'Espagne, la République portugaise, la République hellénique, la République d'Autriche, le Royaume de Danemark, la République de Finlande, le Royaume de Suède, la République d'Islande et le Royaume de Norvège ci-après dénommés «les Parties»:

Se fondant sur l'Accord entre les Gouvernements des Etats de l'Union Economique Benelux, de la République fédérale d'Allemagne et de la République française, relatif à la suppression graduelle des contrôles aux frontières communes, signé à Schengen le 14 juin 1985, ci-après dénommé «l'Accord de Schengen» et sur la Convention d'application de cet Accord signée à Schengen le 19 juin 1990, ci-après dénommée «la Convention de Schengen», tels qu'amendés par les Protocoles et les Accords d'adhésion de la République italienne, du Royaume d'Espagne et de la République portugaise, de la République hellénique, de la République d'Autriche, et du Royaume de Danemark, de la République de Finlande et du Royaume de Suède, signés respectivement le 27 novembre 1990, le 25 juin 1991, le 6 novembre 1992, le 28 avril 1995 et le 19 décembre 1996;

Se référant au Protocole du 22 mai 1954 relatif à l'exemption pour les ressortissants du Danemark, de la Finlande, de l'Islande, de la Norvège et de la Suède de l'obligation de disposer d'un passeport ou d'un permis de séjour lorsqu'ils résident dans un autre pays nordique que le leur et à la Convention signée à Copenhague le 12 juillet 1957 par le Danemark, la Finlande, l'Islande, la Norvège et la Suède sur le contrôle des passeports, ci-après dénommés «Union nordique des passeports»;

Se référant à l'Accord sur l'Espace Economique Européen (EEE) du 2 mai 1992 et considérant que les Parties à cet Accord sont décidées, entre autres, à réaliser de la manière la plus complète possible la libre circulation des personnes dans l'ensemble de l'EEE;

Considérant la Déclaration des Gouvernements des Etats Membres de la Communauté Européenne et des Etats de l'Association Européenne de Libre Echange (AELE) adoptée lors de la réunion de Porto du 2 mai 1992 et annexée à l'Accord sur l'EEE selon laquelle, pour promouvoir la libre circulation des personnes, les Etats Membres de la Communauté Européenne et les Etats de l'AELE s'engagent, sous réserve de modalités pratiques à définir dans les enceintes appropriées, à coopérer afin de faciliter les contrôles de leurs ressortissants et des membres de leurs familles aux frontières entre leurs territoires;

Considérant que l'Accord de Schengen, la Convention de Schengen et l'Union nordique des passeports prévoient entre les Parties contractantes la suppression des contrôles de personnes aux frontières communes;

Considérant que le Royaume de Danemark, la République de Finlande et le Royaume de Suède, membres de l'Union européenne, ont signé les Protocoles d'adhésion à l'Accord de Schengen et les Accords d'adhésion à la Convention de Schengen le 19 décembre mil neuf cent quatre-vingt-seize à Luxembourg;

Considérant que pour être partie à la Convention de Schengen il faut être membre des Communautés Européennes; que tant que la République d'Islande et le Royaume de Norvège ne sont pas membres des Communautés Européennes ils ne peuvent pas adhérer à la Convention de Schengen;

Souhaitant contribuer à la suppression des contrôles relatifs à la circulation des personnes aux frontières communes des Parties et considérant que cette coopération englobe les mesures compensatoires nécessaires; qu'en vue d'atteindre ce but il y a lieu de conclure un accord de coopération entre les Parties;

Considérant que le présent Accord ne s'applique pas aux marchandises; que les marchandises sont couvertes par l'Accord sur l'EEE; que les mesures tendant à l'aménagement des contrôles sur les bagages à main sont à rechercher en marge du présent Accord;

Considérant que l'extension à la République d'Islande et au Royaume de Norvège de certaines dispositions de la Communauté Européenne ou adoptées dans le cadre de l'Union Européenne remplaçant des dispositions de la Convention de Schengen peut comporter la nécessité de conclure des arrangements entre la République d'Islande et le Royaume de Norvège et la Communauté Européenne ou les Etats Membres de l'Union Européenne; qu'il y a lieu de prévoir, le cas échéant, des mesures transitoires;

sont convenus de ce qui suit:

Article 1er

L'Accord de Schengen, la Convention de Schengen, y compris l'Acte final, les Protocoles et les déclarations communes joints à la Convention de Schengen, les décisions prises et les déclarations faites par le Comité exécutif ou en son nom en vertu des dispositions de la Convention de Schengen, ainsi que les Accords conclus en relation avec la Convention de Schengen s'appliquent entre toutes les Parties au présent Accord, à moins que celui-ci n'en dispose autrement. Un inventaire des dispositions en vigueur à la date de la signature du présent Accord figure à l'Annexe.

Article 2

1. La République d'Islande et le Royaume de Norvège participent à toutes les réunions du Comité exécutif, de l'Autorité de contrôle commune, du Groupe central, et de tous les autres groupes de travail créés en vue de la préparation des décisions ou pour d'autres travaux.

2. La République d'Islande et le Royaume de Norvège peuvent exprimer leurs opinions et leurs préoccupations et présenter leurs propositions, mais ne participent pas au vote.

3. Les Etats parties à la Convention de Schengen ont des échanges de vue avec la République d'Islande et le Royaume de Norvège au sujet des questions débattues dans les instances de l'Union Européenne et en relation avec le présent Accord.

Article 3

1. La République d'Islande et le Royaume de Norvège décident, indépendamment, de l'acceptation:

  • a) des décisions prises et des déclarations faites par le Comité exécutif ou en son nom;

  • b) des dispositions du droit communautaire dont le Comité exécutif a fait le constat qu'elles rendent inapplicables des dispositions de la Convention de Schengen conformément à son article 134;

  • c) des dispositions adoptées par les Etats Membres de l'Union Européenne dont le Comité exécutif a fait le constat qu'elles se substituent aux dispositions de la Convention de Schengen conformément à son article 142, paragraphe 1;

  • d) des modifications à la Convention de Schengen au sens des articles 141 ou 142, paragraphe 2;

  • e) des accords pouvant être conclus entre l'ensemble des Etats parties à la Convention de Schengen et des Etats tiers;

    entrant en vigueur après la date de signature du présent Accord.

Les constats visés sub 1b et 1c ci-dessus constituent des décisions du Comité exécutif au sens de l'article 132, paragraphe 2, de la Convention de Schengen. Celui-ci détermine parmi les dispositions visées sub 1b et 1c ci-dessus celles qui devraient faire l'objet d'arrangements entre la République d'Islande et le Royaume de Norvège et la Communauté Européenne ou les Etats Membres de l'Union Européenne. Lorsque l'objectif d'une entrée en vigueur simultanée de ces arrangements et des dispositions de substitution sus-mentionnées ne peut être réalisé, le Comité exécutif arrête les dispositions transitoires éventuellement nécessaires, dans les limites de ses compétences.

2. L'acceptation par la République d'Islande et le Royaume de Norvège des dispositions prévues au paragraphe 1 crée des droits et obligations entre les Parties. Le Comité exécutif prend acte de cette acceptation qu'il consigne au compte rendu de sa réunion.

3. Si l'ordre du jour d'une réunion du Comité exécutif prévoit l'adoption d'une décision visée au paragnraphe 1, sur laquelle les concertations menées au niveau des groupes de travail, puis du Groupe central, laissent supposer que la République d'Islande et/ou le Royaume de Norvège ne pourront marquer leur accord, ces deux pays ont l'occasion d'expliquer leur position au Comité exécutif. Le Comité exécutif n'adopte une décision en la matière qu'après avoir explicitement considéré la position de la République d'Islande et/ou du Royaume de Norvège.

Article 4

Les dispositions du présent Accord ne font pas obstacle à la coopération dans le cadre de l'Union nordique des passeports, dans la mesure où elle ne contrevient à ni n'entrave l'application du présent Accord.

Article 5

Le présent Accord ne s'applique pas à Svalbard (Spitzberg).

Article 6

L'article 2, paragraphe 4 et le Titre V de la Convention de Schengen ne font pas partie du domaine d'application du présent Accord.

Article 7

1. La République d'Islande et le Royaume de Norvège notifient au moment de la signature du présent Accord:

– les agents visés à l'article 40 paragraphe 4 de la Convention de Schengen;

– l'autorité visée à l'article 40 paragraphe 5 de la Convention de Schengen;

– le ministère visé par l'article 65 paragraphe 2 de la Convention de Schengen.

2. Au même moment, le Royaume de Norvège notifie

– les agents visés à l'article 41 paragraphe 7 de la Convention de Schengen

– ainsi que ceux, aux conditions définies dans des arrangements bilateraux pertinents au sens de l'article 41 paragraphe 10 de la Convention de Schengen, en ce qui concerne leurs compétences dans les domaines du trafic illicite de stupéfiants et de substances psychotropes, d'armes à feu et d'explosifs ainsi que du transport illicite de déchets toxiques et nuisibles.

3. Les notifications prévues aux paragraphes 1 et 2 sont adressées au Gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg, dépositaire du présent Accord, qui en informe les autres Parties. Il en est de même des modifications intervenant dans la désignation des agents, autorités et ministères visés aux paragraphes 1 et 2.

Article 8

Le présent Accord sera soumis à ratification, approbation ou acceptation. Les instruments de ratification, d'acceptation ou d'approbation seront déposés auprès du Gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg, celui-ci notifie le dépôt à toutes les Parties.

Article 9

1. L'entrée en vigueur du présent Accord est subordonnée:

  • a) au dépôt d'un instrument de ratification, d'acceptation ou d'approbation par toutes les Parties au présent Accord;

  • b) à l'entrée en vigueur des accords d'adhésion du Royaume de Danemark, de la République de Finlande et du Royaume de Suède à la Convention de Schengen;

  • c) à l'entrée en vigueur des accords spécifiques avec la Communauté Européenne requis en vertu d'une décision du Comité exécutif pour la reprise par la République d'Islande et le Royaume de Norvège des dispositions de la Communauté qui ont rendu inapplicables des dispositions de la Convention de Schengen en vertu de l'article 134 à la date de la signature du présent Accord.

  • d) à l'entrée en vigueur des accords spécifiques avec les Etats Membres de l'Union requis en vertu d'une décision du Comité exécutif pour la reprise par la République d'Islande et le Royaume de Norvège des dispositions de l'Union qui se sont substituées aux dispositions de la Convention de Schengen en vertu de l'article 142, paragraphe 1 à la date de la signature du présent Accord.

  • e) à l'entrée en vigueur des accords spécifiques avec les Etats tiers requis en vertu d'une décision du Comité exécutif pour la reprise par la République d'Islande et le Royaume de Norvège des dispositions des arrangements conclus entre les Etats parties à la Convention de Schengen et des Etats tiers à la date de la signature du présent Accord.

2. Le Comité exécutif s'assurera que les conditions de l'entrée en vigueur sont réalisées et en informera le Gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg en tant que dépositaire. Le présent Accord entrera en vigueur le premier jour du deuxième mois qui suit le dépôt du dernier instrument de ratification, d'acceptation ou d'approbation, sous réserve que les conditions prévues aux points b, c, d et e du paragraphe 1 ci-dessus soient remplies. Le Gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg informera toutes les Parties de la date d'entrée en vigueur.

3. Le présent Accord sera mis en vigueur entre les Etats pour lesquels la Convention de Schengen est mise en vigueur et la République d'Islande et le Royaume de Norvège lorsque les conditions préalables à l'application de la Convention de Schengen seront remplies dans tous ces Etats et lorsque les contrôles aux frontières extérieures y seront effectifs.

Article 10

1. Si un désaccord sérieux survient entre la République d'Islande et/ou le Royaume de Norvège, d'une part, et les autres Parties au présent Accord, d'autre part, celui-ci peut être dénoncé par les Etats parties à la Convention de Schengen agissant ensemble et par la République d'Islande et/ou le Royaume de Norvège agissant séparément.

2. Si la République d'Islande et/ou le Royaume de Norvège n'acceptent pas une décision visée à l'article 3 paragraphe 1, ceci vaut dénonciation et la Présidence du Comité exécutif notifie dans un délai de 30 jours cette décision au Gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg, qui en informe les autres Parties. La République d'Islande et/ou le Royaume de Norvège cessent d'être parties au présent Accord six mois après cette notification.

3. Le présent Accord prend fin lorsque la République d'Islande et le Royaume de Norvège ou lorsque les Etats parties à la Convention de Schengen cessent d'en être parties.

4. Les conséquences de la dénonciation du présent Accord feront l'objet d'un accord entre Parties restantes et la Partie qui dénonce. A défaut d'accord, le Comité exécutif, dans les limites de ses compétences, prend les mesures requises.

EN FOI DE QUOI les soussignés, dûment autorisés à cet effet, ont apposé leurs signatures au bas du présent Accord.

FAIT à Luxembourg, le 19 décembre mil neuf cent quatre-vingt-seize, en langues allemande, danoise, espagnole, finlandaise, française, grecque, islandaise, italienne, néerlandaise, norvégienne, portugaise et suédoise, les douze textes faisant également foi, en un exemplaire original qui sera déposé dans les archives du Gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg, qui remettra une copie certifiée conforme à chacune des Parties.


Déclaration des Parties à la Convention de Schengen

Suite à la dénonciation du présent Accord ou au cas où il prendrait fin en application de son article 10 alinéa 2, les contrôles des personnes à la frontière avec l'Etat ou les Etats concernés seront effectués conformément aux dispositions de la Convention de Schengen.


Déclaration de la République d'Islande et du Royaume de Norvège

1. Les réserves formulées conformément à l'article 13 de la Convention européenne pour la répression du terrorisme ne s'appliquent pas à l'extradition entre les Etats signataires du présent Accord.

1. La République d'Islande et le Royaume de Norvège déclarent qu'elles n'invoqueront pas, à l'égard des Etats membres de Schengen qui garantissent un traitement identique, les déclarations faites dans le cadre du paragraphe 1 de l'article 6 de la Convention européenne d'extradition pour refuser l'extradition de résidents d'Etats autres que les Etats nordiques.


Annexe

Inventaire des dispositions prévues à l'article 1

1. Accord entre le Royaume de Belgique, la République fédérale d'Allemagne, la République française, le Grand-Duché de Luxembourg et le Royaume des Pays-Bas relatif à la suppression graduelle des contrôles aux frontières communes, signé à Schengen le 14 juin 1985.

2. Convention d'application de l'accord cité au numéro 1, signée à Schengen le 19 juin 1990.

3. Accord et protocole d'adhésion de l'Italie à l'Accord cité au numéro 1 et à la Convention citée au numéro 2 respectivement, signés à Paris le 27 novembre 1990.

4. Accord et protocole d'adhésion de l'Espagne à l'Accord cité au numéro 1 et à la Convention citée au numéro 2 respectivement, signés à Bonn le 25 juin 1991.

5. Accord et protocole d'adhésion du Portugal à l'Accord cité au numéro 1 et à la Convention citée au numéro 2 respectivement, signés à Bonn le 25 juin 1991.

6. Accord et protocole d'adhésion de la Grèce à l'Accord cité au numéro 1 et à la Convention citée au numéro 2 respectivement, signés à Madrid le 6 novembre 1992.

7. Accord et protocole d'adhésion de l'Autriche à l'Accord cité au numéro 1 et à la Convention citée au numéro 2 respectivement, signés à Bruxelles le 28 avril 1995.

8. Instruction consulaire commune

9. Manuel commun (Document confidentiel)

10. Manuel SIRENE (Document confidentiel)

11. Memento de coopération policière.

12. Décisions et déclarations prises par le Comité Exécutif reprises dans la liste ci-dessous:

REFERENCES DATES TITRES SECTEUREXTRAITS DU CONTENU
SCH/COM-EX (93) decl. 4 18.10.1993 ENTREE EN VIGUEURDéclaration relative à la mise en vigueur de la Convention.
SCH/COM-EX (93) decl. 5 18.10.1993 SIS/SIRENEDéclaration relative au Manuel SIRENE
SCH/Com-ex (93) 1 rév. 2 14.12.93 REGLEMENT INTERIEURLe Comité exécutif, – vu l'article 132 de la Convention d'application de l'Accord de Schengen DÉCIDE: le règlement intérieur (SCH/COM-EX (93) 1), adopté le 18 octobre 1993, est modifié comme suit aux articles 2 al.4 et 9 al.2 et 3.:
SCH/Com-ex (93) 2 14.12.93 Forme des décisionsCOMITE EXECUTIFLe Comité exécutif, – vu l'article 132 de la Convention d'application de l'Accord de Schengen DÉCIDE:les décisions du Comité Exécutif comprendront l'entête suivante, ainsi que la clause finale et d'entrée en vigueur le cas échéant. 1. EN-TETE «DECISION DU COMITE EXECUTIF Le Comité Exécutif, – vu l'article 132 de la Convention d'application de l'Accord de Schengen – vu l'article ... de la Convention susmentionnée DÉCIDE: ...» 2. CLAUSE FINALE ET ENTREE EN VIGUEUR «La présente décision entrera en vigueur lorsque tous les Etats parties à la Convention d'application auront notifié que les procédures exigées par leur ordre juridique permettant à ces décisions d'avoir force exécutoire sur leur territoire ont été achevées.
SCH/Com-ex (93) 3 – 14.12.93 Arrangement administratif et financierSECRETARIAT GENERALLe Comité Exécutif, – vu l'article 132 de la Convention d'application de l'Accord de Schengen DÉCIDE: l'Arrangement administratif et l'Arrangement financier figurant ci-après sont adoptés. I – Arrangement administratif 1. Pour l'exécution de la décision des Ministres et Secrétaires d'Etat des Etats signataires de l'Accord de Schengen du 14 juin 1985 et de sa Convention d'application du 19 juin 1990, les activités administratives liées à la mise en oeuvre de ces Conventions, sont exercées sous la direction des Etats signataires ou de leur représentant au Groupe Central de Négociation dénommé ci-après Groupe Central. II – Arrangement financier
SCH/Com-ex (93) 4 rev. 2 corr. – 14/12/93 Adoption du Manuel CommunFRONTIERES EXTERIEURESCOOPERATION POLICIERE– vu les articles 3, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 17, 18 et 25 de la Convention susmentionnée, DÉCIDE: est adopté le Manuel Commun contenant les instructions communes destinées aux autorités chargées du contrôle aux frontières extérieures ainsi que les annexes numéros 1 à 13 (sauf les annexes 4, 6 et 9), documents figurant en annexe. La présente décision entrera en vigueur lorsque tous les Etats parties à la Convention d'application auront notifié que les procédures exigées par leur ordre juridique permettant à ces décisions d'avoir force exécutoire sur leur territoire ont été achevées.
SCH/Com-ex (93) 5 rév. – 14.12.93 Adoption de l'Instruction Commune adressée aux représentations diplomatiques et consulaires de carrière ainsi que des annexesVISA– vu les articles 9 et 17 de la Convention susmentionnée. DÉCIDE:Est adoptée l'Instruction consulaire commune adressée aux représentations diplomatiques et consulaires de carrière ainsi que les annexes numéros 1 à 11 et 13 (à l'exception, dans cette dernière annexe, de la partie relative au visa de long séjour), documents figurant en annexe. (*) La présente décision entrera en vigueur lorsque tous les Etats parties à la Convention d'application auront notifié que les procédures exigées par leur ordre juridique permettant à ces décisions d'avoir force exécutoire sur leur territoire ont été achevées.
SCH/Com-ex (93) 6 – 14.12.93 Liste commune des Etats soumis à l'obligation de visaVISA– vu les articles 9 et 17 de la Convention susmentionnée DÉCIDE:1°) La liste commune des Etats soumis à l'obligation de visa est arrêtée comme suit:
SCH/Com-ex (93) 7 – 14.12.93 Modèles de vignette-visa comme visa uniformeVISA– vu les articles 10 et 17 de la Convention susmentionnée, DÉCIDE:Les modèles de vignette-visa, dont un exemplaire est annexé à la présente décision, sont pour les pays concernés le visa uniforme au sens de l'article 10 de la Convention d'application. La présente décision entrera en vigueur lorsque tous les Etats parties à la Convention d'application auront notifié que les procédures exigées par leur ordre juridique permettant à cette décision d'avoir force exécutoire sur leur territoire ont été achevées.
SCH/Com-ex (93) 8 – 14/12/93 Manuel SIRENE et ses annexesSIS– vu les articles 5, 25, 39, 46, 94 à 102, 104 à 110 de la Convention susmentionnée DÉCIDE:sont adoptés le Manuel SIRENE et ses annexes* (Supplément d'Information Requis à l'Entrée Nationale) codifiant les procédures de travail entre les bureaux SIRENE, instances par l'intermédiaire desquelles s'effectuent les échanges d'information nécessaires au Système d'Information Schengen et à l'intervention des utilisateurs du système. La présente décision entrera en vigueur lorsque tous les Etats parties à la Convention d'application auront notifié que les procédures exigées par leur ordre juridique permettant à ces décisions d'avoir force exécutoire sur leur territoire ont été achevées.
SCH/Com-ex (93) 9 – 14.12.93 Confirmation des déclarations des Ministres et Secrétaires d'Etat concernant les produits stupéfiants et les substances psychotropesSTUPEFIANTS COOPERATION JUDICIAIREvu les articles 70 à 76 de la Convention susmentionnée DÉCIDE:sont confirmées les déclarations des Ministres et Secrétaires d'Etat concernant les produits stupéfiants et les substances psychotropes figurant en annexe et relatives: – à la mise en oeuvre de l'article 70; – à la constitution du groupe «Stupéfiants» prévu à l'article 70 de la Convention d'application; – au renforcement des contrôles aux frontières extérieures en vue de la lutte contre l'importation illégale de stupéfiants;(*) – à la mise en oeuvre de la procédure des livraisons surveillées dans le cadre de la lutte contre le trafic illicite de stupéfiants et de substances psychotropes;(*) – aux mesures destinées à empêcher l'exportation illégale à partir du territoire des Parties contractantes;(*) – à l'amélioration dans la pratique de l'entraide judiciaire en matière de stupéfiants; – aux travaux réalisés par le groupe institué en vertu de la Déclaration du 19 juin 1992; – au modèle de certificat délivré à l'occasion du transport de stupéfiants et de substances psychotropes nécessaires dans le cadre d'un traitement médical.
SCH/Com-ex (93) 10 – 14.12.93 Confirmation des déclarations des Ministres et Secrétaires d'Etat des 19.6.92 et 30.6.93 relatives à la mise en vigueurENTREE EN VIGUEUR– vu l'article 132 de la Convention d'application de l'Accord de Schengen, DÉCIDE:sont confirmées les déclarations des 19 juin 1992 et 30 juin 1993 des Ministres et Secrétaires d'Etat relatives à la mise en oeuvre de la Convention d'application et au respect des conditions préalables.
SCH/Com-ex (93) 11 – 14.12.93 Confirmation des déclarations des Ministres et Secrétaires d'EtatENTREE EN VIGUEURvu l'article 132 de la Convention d'application de l'Accord de Schengen, DÉCIDE:sont confirmées les déclarations des Ministres et Secrétaires d'Etat figurant dans la liste en annexe.
SCH/Com-ex (93) 12 – 12.12.93 Notifications par écrit à la Présidence du Comité Exéutif de l'achèvement des procédures nationales relatives à mise en oeuvre des décisions. ENTREE EN VIGUEURvu l'article 132 de la Convention d'application de l'Accord de Schengen DÉCIDE: 1° est notifié par écrit au Président du Comité Exécutif, par chaque Etat partie à la Convention, l'achèvement de ses procédures nationales relatives à la mise en oeuvre des décisions. 2° après réception de la dernière notification, le Secrétariat général est tenu dans un délai de trois jours d'en informer par écrit les Etats parties à la Convention. Les décisions correspondantes entrent en vigueur dix jours après l'expiration de ce délai. La présente décision entrera en vigueur lorsque tous les Etats parties à la Convention d'application auront notifié que les procédures exigées par leur ordre juridique permettant à ces décisions d'avoir force exécutoire sur leur territoire ont été achevées.
SCH/Com-ex (93) 14 – 14.12.93 Amélioration de la pratique de la coopération judiciaire en matière de lutte contre le trafic de stupéfiantsSTUPEFIANTS COOPERATION JUDICIAIREvu les articles 48 à 53 et 70 à 76 de la Convention susmentionnée, DÉCIDE: Afin d'améliorer dans la pratique la coopération judiciaire en matière de lutte contre le trafic de stupéfiants, les parties contractantes s'engagent à ce que la partie requise, dans le cas où elle aurait l'intention de ne pas exécuter une demande d'entraide ou de ne l'exécuter que partiellement, communique à la partie requérante les raisons de son refus ainsi que, si possible, les conditions à satisfaire pour que la demande puisse être exécutée. La présente décision entrera en vigueur lorsque tous les Etats parties à la Convention d'application auront notifié que les procédures exigées par leur ordre juridique permettant à ces décisions d'avoir force exécutoire sur leur territoire ont été achevées.
SCH/Com-ex (93) 15 corr – 14.12.93 Confirmation de la déclaration des Ministres et Secrétaires d'Etat relative au traitement des demandes d'asileASILE– vu les articles 28 à 38 de la Convention susmentionnée DÉCIDE: 1) la déclaration des Ministres et Secrétaires d'Etat relative au traitement des demandes d'asile (SCH/M (93) 1), figurant en annexe est confirmée, 2) les travaux relatifs à l'intégration des mesures d'application élaborées dans le cadre des Douze et mentionnées dans le document en annexe doivent être achevés et faire l'objet d'un rapport au Comité Exécutif lors de sa prochaine réunion.
SCH/Com-ex (93) 16 – 14.12.93 Règlement financier concernant les frais relatifs à l'installation et au fonctionnement du C.SIS SchengenSIS– vu les articles 92 et 119 de la Convention susmentionnée, DÉCIDE:est adopté le règlement financier concernant les frais relatifs à l'installation et à la fonction de support technique du Système d'Information Schengen (C.SIS) figurant ci-après.
Com-ex (93) 18 rév. -14.12.93 Consultations des autorités centrales, mécanisme transitoireVISAVu l'article 17-2 de la Convention susmentionnée. DÉCIDE 1°) En approuvant l'annexe 5 de l'instruction consulaire commune, le Comité Exécutif a établi, conformément à la Convention et à partir des informations actuellement disponibles sur les menaces qui peuvent peser sur l'ordre public, la sécurité ou la sûreté nationale de chacune des parties contractantes, la liste des pays dont les ressortissants ne pourront obtenir un visa qu'après la consultation des autorités centrales des Etats de Schengen qui le souhaitent. Il confirme que les propositions contenues dans le rapport préparé par le groupe central et jointes en annexe permettent, dès la mise en vigueur de la Convention, que cette consultation soit effectuée selon les modalités transitoires décrites dans ce document. 2°) Il est donné mandat au groupe central : – de suivre la mise en place des dispositions transitoires, – de faire rapport au Comité Exécutif sur les dispositions techniques, financières et juridiques requises pour que la réalisation d'une messagerie entre les autorités centrales intervienne dans les meilleurs délais possibles.
SCH/Com-ex (93) 19 – 14.12.93 Harmonisation du régime des visasVISAVu les articles 9 et 10 de la Convention susmentionnée. DÉCIDE Considérant qu'une politique commune à l'ensemble des Etats en ce qui concerne la circulation des personnes et notamment le régime des visas est un outil privilégié de la création d'un espace unique sans contrôles aux frontières intérieures, le Comité Exécutif confirme l'objectif de parvenir progressivement à une harmonisation plus poussée dans ce domaine. Il demande au Groupe Central de lui faire rapport sur la poursuite de ses travaux dans ce domaine dans un délai de douze mois, à partir de la mise en vigueur de la Convention.
SCH/Com-ex (93) 20 rév. – 14.12.93 – Harmonisation des droits perçus à l'occasion de la délivrance du visa uniformeVISAVu les articles 9 et 17-3.d de la Convention susmentionnée, DÉCIDE 1°) En application des objectifs d'harmonisation du régime des visas prévus de façon générale à l'article 9 et de façon spécifique à l'article 17 de la Convention, est confirmée la nécessité d'harmoniser les droits perçus à l'occasion de la délivrance du visa uniforme. 2°) Le niveau des droits, tel qu'il figure au document en annexe, constitue l'objectif d'harmonisation acceptable. 3°) Compte-tenu de la nécessité pour certains Etats de faire approuver par leur Parlement toute modification des droits perçus à l'occasion de la délivrance des visas, est prévue une période intérimaire de 12 mois sans harmonisation, à compter de la mise en vigueur de la Convention. Au terme de cette période, l'harmonisation des droits devra être obligatoirement réalisée. 4°) Il est recommandé que dans la période intérimaire, les consulats exercent individuellement et dans le cadre de leur coopération, une vigilance particulière pour éviter que les règles de compétence ne soient détournées du fait des différences de niveau existant entre les droits. A cet effet, toutes les informations chiffrées utiles seront échangées entre les consulats.
SCH/Com-ex (93) 21 – 14.12.93 Prolongation du visa uniformeVISA– Vu l'article 17-3.e de la Convention susmentionnée, DÉCIDE : La prolongation du visa uniforme s'effectuera selon les principes communs définis dans le document joint en annexe
SCH/Com-ex (93) 22 rév. – 14.12.93 Caractère confidentiel de certains documentsCOMITE EXECUTIFVu l'article 132 de la Convention d'application de l'Accord de Schengen DÉCIDE: 1°) Indépendamment des différentes règles juridiques nationales, certains documents doivent conserver un caractère confidentiel pour les trois motifs suivants : – Les documents pour lesquels la publicité est directement contraire aux objectifs poursuivis; – Certains documents peuvent d'autre part contenir des informations nominatives ou une description des procédures administratives ne devant pas être divulguées ; – Certains documents peuvent également comporter des éléments tenant à des procédés de fabrication ou à la sécurité même des relations extérieures. 2°) Doivent rester confidentiels les documents suivants: les annexes 1, 5, 8, 9 et 10 de l'Instruction Consulaire commune, la liste des pays soumis à visa, le Manuel Commun, le Manuel SIRENE, trois documents visés dans la décision relative aux produits stupéfiants (le renforcement des contrôles aux frontières extérieures (SCH/Stup (92) 45), les livraisons surveillées (SCH/Stup (92) 46, 4ème rév.) et les mesures visant à lutter contre l'exportation illicite de stupéfiants (SCH/Stup (92) 72, 3ème rév.). 3°) Les Etats peuvent intégrer le contenu du Manuel Commun, du Manuel SIRENE et de l'annexe 1 de l'Instruction Consulaire Commune (liste des pays soumis à visa) dans leurs instructions et manuels nationaux.
SCH/Com-ex (93) 24 – 14.12.93 Principes communs de l'annulation, de l'abrogation et de la réduction de la durée de validité du visa uniformeVISA– Vu l'article 131 de la Convention sus-mentionnée DÉCIDE L'annulation, l'abrogation et la réduction de la durée de validité du visa uniforme s'effectueront selon les principes communs définis dans le document joint en annexe.
SCH/COM-EX (93) decl. 6 14.12.1993 FRONTIERES EXTERIEURESDéclaration relative aux mesures de coopération entre services charges des contrôles aux frontières.
SCH/COM-EX (93) decl. 8 2 rev. 14.12.1993 REGLEMENT INTERIEURDéclaration du Comité Exécutif relative à l'article 7 du règlement intérieur.
SCH/COM-EX (93) decl. 9 14.12.1993 REGLEMENT INTERIEURDéclaration du Comité Exécutif relative au règlement intérieur.
SCH/COM-EX (93) decl. 10 14.12.1993 ENTREE EN VIGUEURDéclaration sur l'organisation de la bonne application de la Convention et du respect des règles qu'elle prévoit.
SCH/COM-EX (93) decl. 13 14.12.1993 STUPEFIANTSDéclaration relative au guide destiné à faciliter l'entraide répressive internationale en matière de lutte contre le trafic de stupéfiants dans les parties contractantes à l'Accord de Schengen.
SCH/Com-ex (94) 1 rév.2 – 26.4.94 Mesures d'adaptation visant à supprimer les obstacles et les restrictions à la circulation aux points de passage routiers situés aux frontières intérieuresFRONTIERES INTERIEURES– vu l'article 2 de la Convention susmentionnée, approuve le contenu du document sur la suppression des contrôles de personnes aux frontières intérieures (SCH/I-Front (94) 1, 3e rév.) dont il est saisi et DÉCIDE: Les mesures d'adaptation visant à supprimer les obstacles et les restrictions à la circulation aux points de passage routiers situés aux frontières intérieures sont effectuées conformément au document joint en annexe. La mise en oeuvre des mesures d'adaptation relève de la compétence nationale des Parties contractantes.
SCH/Com-ex (94) 2 – 26.4.94 Délivrance de visas uniformes à la frontièreVISA– vu l'article 17, paragraphe 3, points c et d de la Convention susmentionnée, DÉCIDE: La délivrance de visas uniformes à la frontière s'effectue selon les principes communs définis dans le document joint en annexe.
SCH/Com-ex (94) 3 – 26.4.94 Protocole relatif aux conséquences de l'entrée en vigueur de la Convention de Dublin sur certaines dispositions de la Convention d'application de l'Accord de SchengenASILE– vu les dispositions du titre II, chapitre 7 de la Convention susmentionnée, DÉCIDE: Le Comité exécutif saisi du rapport consacré à l'incidence de la Convention relative à la détermination de l'Etat responsable de l'examen d'une demande d'asile présentée dans un Etat membre des Communautés européennes, signée à Dublin le 15 juin 1990, sur les dispositions pertinentes en matière d'asile du chapitre 7 du titre II de la Convention d'application de l'Accord de Schengen signée le 19 juin 1990, en approuve les conclusions. Conformément à l'article 142 de la Convention d'application de 1990, il déclare que l'entrée en vigueur de la Convention de Dublin du 15 juin 1990, signée par les Etats membres des Communautés européennes, devra se traduire par le fait que les dispositions du chapitre 7 du titre II de la Convention d'application de 1990, relatives à la responsabilité pour l'examen des demandes d'asile, cessent d'être applicables et que les dispositions de la Convention de Dublin du 15 juin 1990 trouvent à s'appliquer. Le Comité exécutif décide qu'à cet effet un protocole doit être signé qui sera soumis à ratification, approbation ou acceptation, selon les règles constitutionnelles nationales et ce en temps utile afin de permettre son entrée en vigueur en même temps que la Convention de Dublin. Le Comité exécutif confirme que, dans l'attente de l'entrée en vigueur de la Convention de Dublin, il entend appliquer les dispositions de la Convention d'application de 1990 dès sa mise en vigueur.
SCH/COM-EX (94) decl. 1 rev. 26.04.1994 SISDéclaration des Etats Schengen sur la réalisation du Système d'information Schengen.
SCH/COM-EX (94) decl. 3 26.04.1994 SISMoment de l'ouverture aux utilisateurs finaux.
SCH/Com-ex (94) 5 – 27.6.94 Mise à jour de l'annexe 1 de l'Instruction consulaire communeVISA– vu les articles 9 et 17 de la Convention susmentionnée, DÉCIDE: 1. La Liste commune des Etats soumis à l'obligation de visa par l'ensemble des Etats Schengen (Liste I) figurant dans l'annexe 1 de l'Instruction consulaire commune (SCH/II-Visa (93) 11, 6e rév., 4e corr.) est arrêtée en l'état du 10 mai 1994. 2. Il est pris acte de l'Inventaire actualisé des Etats dont les ressortissants sont exemptés de l'obligation de visa par tous les Etats Schengen (Inventaire II) et de l'Inventaire actualisé des Etats dont les ressortissants sont soumis à l'obligation de visa par certains Etats Schengen seulement (Inventaire III) figurant dans l'annexe 1 de l'Instruction consulaire commune (SCH/II-Visa (93) 11, 6e rév., 4e corr.) en l'état du 10 mai 1994. 3. Les Etats d'Israël, de Slovénie et de Chypre étant à présent inscrits dans l'«Inventaire actualisé des Etats dont les ressortissants sont exemptés de l'obligation de visa par tous les Etats Schengen», le Comité exécutif constate avec satisfaction que de nouveaux progrès ont pu être enregistrés sur la voie de l'harmonisation de la politique en matière de visas. Il rappelle les termes de la décision adoptée le 14 décembre 1993: «Considérant qu'une politique commune à l'ensemble des Etats en ce qui concerne la circulation des personnes et notamment le régime des visas est un outil privilégié de la création d'un espace unique sans contrôles aux frontières intérieures, le Comité Exécutif confirme l'objectif de parvenir progressivement à une harmonisation plus poussée dans ce domaine.» Les travaux réalisés montrent que le nombre des Etats dont les ressortissants sont soumis à l'obligation de visa par certains Etats Schengen seulement (Inventaire III), notamment, a pu être réduit. 4. La présente décision entrera en vigueur lorsque tous les Etats parties à la Convention d'application auront notifié que les procédures exigées par leur ordre juridique permettant à ces décisions d'avoir force exécutoire sur leur territoire ont été achevées.
SCH/Com-ex (94) 6 – 27.6.94 Mise à jour des annexes 2, 3, 4, 5, 9 de l'Instruction consulaire commune> VISA– vu les articles 9 et 17 de la Convention susmentionnée, DÉCIDE: Les annexes 2, 3, 4, 5 et 9 de l'Instruction consulaire commune du 14 décembre 1993 (SCH/II-Visa (94) 11, 6e rév., 4e corr.) font l'objet d'une révision; les nouvelles versions sont jointes en annexe. Annexe 2: Régime de circulation applicable aux titulaires de passeports diplomatiques, officiels et de service ainsi qu'aux titulaires de laissez-passer délivrés par certaines Organisations internationales intergouvernementales à leurs fonctionnaires – Etat au 21 avril 1994 – Annexe 3: Liste des Etats dont les ressortissants sont soumis à l'obligation du visa aéroportuaire, les titulaires de documents de voyage délivrés par ces Etats étant également soumis à cette obligation – Etat au 11 mai 1994 – Annexe 4: Liste des documents qui donnent droit à l'entrée sans visa – Etat au 10 mai 1994 – Annexe 5: Liste des demandes de visas subordonnées à la consultation préalable des autorités centrales, conformément à l'article 17, paragraphe 2 – Etat au 2 juin 1994 – Annexe 9: Mentions que les Parties contractantes inscriront, le cas échéant, dans la zone des «observations» – Etat au 2 juin 1994 – La présente décision entrera en vigueur lorsque tous les Etats parties à la Convention d'application auront notifié que les procédures exigées par leur ordre juridique permettant à ces décisions d'avoir force exécutoire sur leur territoire ont été achevées.
SCH/Com-ex (94) 7 – 27.6.94 Ajout d'une annexe 14 à l'Instruction consulaire communeVISA– vu les articles 5, 16, 17 et 25 de la Convention susmentionnée, DÉCIDE: Le document ci-joint – Annexe 14 – Principes et procédures en matière d'information des Parties contractantes lors de la délivrance de visas à validité territoriale limitée, de l'annulation, l'abrogation et la réduction de la durée de validité du visa uniforme et de la délivrance de titres de séjour nationaux (SCH/II-Visa (94) 11, 2e rév.) est annexé à l'Instruction consulaire commune (document SCH/II-Visa (93) 11, 6e rév., 4e corr.). La présente décision entrera en vigueur lorsque tous les Etats parties à la Convention d'application auront notifié que les procédures exigées par leur ordre juridique permettant à ces décisions d'avoir force exécutoire sur leur territoire ont été achevées.
SCH/Com-ex (94) 11 – 27.6.94 Mise en oeuvre du titre II, chapitre 7 de la Convention d'application de l'Accord de SchengenASILE– vu les articles 29 à 32 de la Convention susmentionnée, DÉCIDE: Le document «Mise en oeuvre du titre II, chapitre 7 de la Convention d'application de l'Accord de Schengen» figurant en annexe (SCH/II-As (93) 13, 3e rév. – cinq annexes) est adopté. La présente décision entrera en vigueur lorsque tous les Etats parties à la Convention d'application auront notifié que les procédures exigées par leur ordre juridique permettant à ces décisions d'avoir force exécutoire sur leur territoire ont été achevées.
SCH/Com-ex (94) 12 – 27.6.94 Ajout d'une annexe 8a au Manuel CommunVISA FRONTIERES EXTERIEURES– vu les articles 5, 16, 17 et 25 de la Convention susmentionnée, DÉCIDE: Le document – Annexe 8a - Principes et procédures en matière d'information des Parties contractantes lors de la délivrance de visas à validité territoriale limitée, de l'annulation, l'abrogation et la réduction de la durée de validité du visa uniforme et de la délivrance de titres de séjour nationaux (SCH/II-Visa (94) 11, 2e rév.) est annexé au Manuel commun (document SCH/Gem-Handb (91) 10, 17e rév. corr.). La présente décision entrera en vigueur lorsque tous les Etats parties à la Convention d'application auront notifié que les procédures exigées par leur ordre juridique permettant à ces décisions d'avoir force exécutoire sur leur territoire ont été achevées.
SCH/COM-EX (94) decl. 4 2 rev. 27.06.1994 SISDonnées devant être chargées en vue de la déclaration du caractère opérationnel du Système d'information Schengen SIS.
SCH/COM-EX (94) decl. 7 3 rev. 27.06.1994 SISDéclaration relative à la relation entre le Système d'Information Schengen (SIS) et le Système d'Information européen (SIE).
SCH/COM-EX (94) decl. 8, corr. 27.06.1994 FRONTIERES EXTERIEURESDéclaration relative à des mesures destinées à poursuivre l'amélioration de la sécurité des frontières extérieures
SCH/Com-ex (94) 15 rév. – 21.11.94 Introduction d'une procédure automatisée pour la consultation des autorités centrales prévue à l'art. 17, par. 2 de la ConventionVISA– vu l'article 17 paragraphe 2 de la Convention susmentionnée, DÉCIDE: 1. La procédure automatisée pour la consultation des autorités centrales des autres Parties contractantes dans le cadre de la délivrance de visas s'effectue à partir de la mise en vigueur de la Convention d'application de l'Accord de Schengen en application des dispositions de l'Instruction consulaire commune, et en conformité avec les principes définis dans le Dictionnaire des données joint en annexe (SCH/II-VISION (93) 20, 3e rév.). Dans la mesure où certaines Parties contractantes, après la mise en vigueur de la Convention d'application, ne remplissent pas encore les conditions techniques permettant d'appliquer la procédure automatisée, la transmission des données de consultation s'effectuera, pour ces Parties contractantes, selon les méthodes de transmission traditionnelles, en application des dispositions de l'Instruction consulaire commune. 2. Le Comité exécutif invite toutes les Parties contractantes à créer dans les meilleurs délais les conditions techniques permettant d'appliquer la procédure automatisée. 3. Dans la mesure où le réseau SIRENE (Phase II) prévu pour la transmission des données relatives aux consultations n'est pas encore disponible au moment de la mise en oeuvre des principes de procédure susmentionnés, les Parties contractantes concernées prennent les mesures nécessaires pour que la transmission des données puisse s'effectuer via le réseau public. Les Parties contractantes veillent à garantir un niveau de sécurité approprié lors de la transmission des données. 4. Chaque Partie contractante assume les frais liés aux équipements nécessaires dans son pays pour la procédure de consultation automatisée. Douze mois après la mise en fonctionnement du système, les Parties contractantes se concertent au sujet des frais de régularisation éventuels induits par la transmission des données, en prenant en compte le principe du demandeur-payeur. Elles tiennent compte à cet égard du fait que dans le cadre de la procédure de consultation, l'Etat qui demande à être consulté préserve également les intérêts légitimes de l'Etat qui effectue la consultation en matière de sécurité. Les Parties contractantes enregistrent les frais induits par la procédure de consultation à partir de la mise en fonctionnement du système, et transmettent des tableaux de ces frais au plus tard après douze mois.
SCH/Com-ex (94) 16 rév.– 21.11.94 Acquisition des timbres communs d'entrée et de sortieFRONTIERES EXTERIEURES– vu l'article 6 de la Convention susmentionnée, prend connaissance du document SCH/I-Front (94) 43, l'approuve et DÉCIDE: L'acquisition des timbres communs d'entrée et de sortie par les Parties contractantes s'effectuera conformément aux principes consignés dans le document SCH/Gem-Handb (93) 15*.
SCH/COM-EX (94) decl. 9 rev. 21.11.1994 VISADéclaration relative à la qualité de la vignette-visa uniforme.
SCH/Com-ex (94) 17 rév.4 – 2.12.94 Introduction et application du régime Schengen dans les aéroports et les aérodromesAEROPORTS– vu les articles 4 et 6 de la Convention susmentionnée, prend connaissance du document relatif à l'introduction et à l'application du régime Schengen dans les aéroports et les aérodromes (aéroports secondaires) (SCH/I-Front (94) 39, 9e rév.), l'approuve et DÉCIDE: Les mesures exposées en annexe sont mises en oeuvre en vue de l'introduction et de l'application du régime Schengen dans les aéroports et les aérodromes.
SCH/Com-ex (94) 20 rév. – 21.11.94 - Ajout d'une annexe 12 à l'Instruction consulaire commune: droits à percevoir pour la délivrance de visasVISA– vu les articles 9 et 17 paragraphe 3 point d de la Convention susmentionnée, DÉCIDE: Compte tenu des principes arrêtés lors de la réunion du Comité exécutif tenue le 14 décembre 1993 à Paris (SCH/Com-ex (93) 20 rév. et SCH/Com-ex(93)PV2, le tableau ci-après est joint à l'Instruction consulaire commune en tant qu'annexe 12. La présente décision entrera en vigueur lorsque tous les Etats parties à la Convention d'application auront notifié que les procédures exigées par leur ordre juridique permettant à ces décisions d'avoir force exécutoire sur leur territoire ont été achevées.
SCH/Com-ex (94) 23 rév. – 22.12.94 Modifications et compléments au Manuel Commun et ses annexesFRONTIERES EXTERIEURES COOPERATION POLICIERE– vu les articles 5, 6, 8, 16, 17 et 25 de la Convention susmentionnée, DÉCIDE: Le Manuel commun ainsi que ses annexes sont modifiés et complétés conformément au document joint en annexe. La présente décision entrera en vigueur lorsque tous les Etats parties à la Convention d'application auront notifié que les procédures exigées par leur ordre juridique permettant à ces décisions d'avoir force exécutoire sur leur territoire ont été achevées.
SCH/Com-ex (94) 24 rév. – 22.12.94 Mise à jour des annexes 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9 et 13 et réédition de l'ensemble de l'Instruction consulaire communeVISA– vu les articles 9 et 17 de la Convention susmentionnée, DÉCIDE: 1. Les annexes 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9 et 13 de l'Instruction consulaire commune adressée aux représentations diplomatiques et consulaires de carrière, approuvée à Paris le 14 décembre 1993 (SCH/Com-ex (93) 5 rév.), font l'objet des modifications figurant à l'annexe 1 ci-jointe. 2. Afin de s'assurer que les services frontaliers des Parties contractantes Schengen ont accès aux informations nécessaires en matière de régime des visas, les annexes 9, 10 et 13 de l'Instruction consulaire commune sont jointes au Manuel commun pour les contrôles aux frontières extérieures (SCH/Gem-Hand (91) 10, 17e rév.) en tant qu'annexes 6 b, c et a. 3. Afin de garantir l'utilisation uniforme de l'Instruction consulaire commune et de ses annexes, celle-ci sera rééditée en tenant compte des modifications apportées après le 14 décembre 1993 (annexe 2). La présente décision entrera en vigueur lorsque tous les Etats parties à la Convention d'application auront notifié que les procédures exigées par leur ordre juridique permettant à ces décisions d'avoir force exécutoire sur leur territoire ont été achevées.
SCH/Com-ex (94) 25 – 22.12.94 Echanges d'informations statistiques relatives à la délivrance de visasVISA– vu l'article 12-3 de la Convention susmentionnée, DÉCIDE: 1. Les Parties contractantes s'échangent des informations statistiques concernant la délivrance de visas uniformes. Le tableau joint en annexe indique les informations à échanger et la périodicité de ces échanges. 2. Les Parties contractantes transmettent les informations statistiques au Secrétariat général. Celui-ci procède à la compilation de ces informations et élabore pour chaque période des tableaux d'ensemble qu'il met à la disposition des Parties contractantes. 3. Sans préjudice de ces échanges, des informations statistiques peuvent également être échangées sur place dans le cadre de la coopération consulaire, conformément à une procédure convenue par les Représentations concernées.
SCH/Com-ex (94) 28 rév. – 22.12.94 Certificat visé à l'article 75 pour le transport de stupéfiants et substances psychotropesSTUPEFIANTS– vu l'article 75 de la Convention susmentionnée, DÉCIDE: Le document SCH/Stup (94) 21 rév.2 ci-joint, relatif au certificat pour le transport de stupéfiants et/ou substances psychotropes dans le cadre d'un traitement médical est approuvé.
SCH/Com-ex (94) 29 rév.2 – 22.12.94 - Mise en vigueur de la Convention d'application de Schengen du 19.6.90ENTREE EN VIGUEURvu l'article 2 de la Convention d'application de l'Accord de Schengen, – vu l'article 131 de la Convention susmentionnée, – vu l'article 132 de la Convention susmentionnée, – vu l'article 139, paragraphe 2, en relation avec les paragraphes 1 et 2 de la Déclaration commune numéro 1 concernant l'article 139 figurant dans l'Acte final de la Convention susmentionnée, - DÉCIDE: l'application irréversible de la Convention d'application de l'Accord de Schengen (ci-après la Convention)
SCH/COM-EX (94) decl. 12 22.12.1994 VISADéclaration relative à la coopération consulaire sur place.
SCH/COM-EX(94) decl. 13 22.12.1994 COOPERATION JUDICIAIREListe des actes de procédure pouvant être transmis directement par voie postale (article 52 de la Convention d'application).
SCH/Com-ex (95) 1 – 8.04.95 Annexes 1, 2, 3, 4, 5 et 9 de l'Instruction consulaire commune et annexes 5 et 11 du Manuel CommunVISA FRONTIERES EXTERIEURES- Vu les articles 9 et 17 de la Convention susmentionnée, Décide: Les annexes 1, 2, 3, 4, 5 et 9 de l'Instruction consulaire commune du 22 décembre 1994 (SCH/II-Visa (93) 11, 7ème rév.) ainsi que les annexes 5 et 11 du Manuel Commun (SCH/Gem.Handb. (91) 10, 18ème rév.) font l'objet d'une révision; les nouvelles versions sont jointes en annexe.
SCH/Com-ex (95) 2 – 28.04.95 Mise en oeuvre le réseau SIRENE phase II dans les plus brefs délaisSIS SIRENE– Vu l'article 132 de la Convention d'application de l'Accord de Schengen Décide: En vue d'apporter les perfectionnements nécessaires au réseau actuel, entre autres au niveau des communications inter-SIRENE et dans le cadre de la mise en oeuvre du mécanisme de consultations des autorités centrales telle que prévue à l'article 17 de la Convention d'application de Schengen, le Comité Exécutif estime nécessaire de mettre en oeuvre le réseau SIRENE phase II dans les plus brefs délais.
SCH/Com-ex (95) 4 – 28.04.95 Annexe 5B de l'Instruction consulaire commune (modifications)VISA– vu les articles 9 et 17 de la Convention susmentionnée, DÉCIDE: 1. Dans l'annexe 5B de l'Instruction consulaire commune, le Burundi est ajouté dans la colonne de la Belgique. 2. Dans l'annexe 5B de l'Instruction consulaire commune, le Burundi, le Zaïre et le Rwanda sont ajoutés dans la colonne de la France avec la note de bas de page suivante: «Pour ces pays, les postes diplomatiques et consulaires français devront être saisis directement par les postes des autres Etats Schengen faisant l'objet d'une demande de visa. La réponse à la consultation sera communiquée localement par le poste diplomatique ou consulaire français ainsi saisi.».
SCH/Com-ex (95) 6 29.06.95 Mise en oeuvre de l'Unité de gestion du SISSISDÉCIDE: Vu les rapports des experts indépendants et la nécessité rencontrée par la structure Schengen, le Comité exécutif Schengen estime nécessaire de mettre en oeuvre une Unité de gestion du SIS qui assurera la gestion du SIS dans son ensemble sous la supervision du groupe de travail permanent «GTP». La composition de l'Unité de gestion, arrêtée à deux personnes en 1995, pourra être portée à quatre personnes dès l'année 1996, pour autant que la nécessité en soit justifiée. Le Comité exécutif approuve l'incidence financière de ce recrutement et le mécanisme de financement retenu qui consiste en une majoration du budget de fonctionnement du Secrétariat Schengen impliquant de jure et de facto la clé de répartition ad hoc (voir document SCH/OR.SIS (95) 67, 2ème rév. ci- annexé).
SCH/Com-ex (95) 13 – 29.06.95 Mandat donné au Groupe central pour arrêter certaines modifications aux annexes de l'Instruction consulaire commune, du Manuel commun, et du Manuel Sirene. VISA FRONTIERES EXTERIEURESVu l'article 132, paragraphe 4 de la Convention d'application de l'Accord de Schengen, DÉCIDE: Il est donné mandat au Groupe central d'arrêter les modifications aux annexes de l'Instruction consulaire commune, du Manuel commun, du Manuel Sirene, pour autant que celles-ci ne concernent que des modifications liées à la situation juridique interne, devant être communiquées aux autres Parties contractantes, et qu'il ne s'agisse pas de questions que les Parties contractantes doivent régler en commun.
SCH/Com-ex (95) 14 – 29.06.95 Ordre de succession des présidences Schengen COMITE EXECUTIF– vu son Règlement intérieur du 14 décembre 1993 (SCH/Com-ex (93) 1, 2e rév.) qui prévoit que les présidences Schengen doivent se succéder selon un ordre déterminé, DÉCIDE: – que la présidence est exercée par la Belgique jusqu'au 31 décembre 1995; – que deux pays qui se suivent selon l'ordre fixé dans le Règlement intérieur peuvent demander que leur ordre de succession soit inversé; – que la présidence sera exercée par les Pays-Bas du 1er janvier 1996 au 30 juin 1996; – que la présidence sera exercée par le Luxembourg du 1er juillet 1996 au 31 décembre 1996
SCH/Com-ex (95) 15 2a rev. – 29.06.95 Nouvelles versions des annexe 1,2 et 5 de l'ICC et de l'annexe 5 du MC VISA FRONTIERES EXTERIEURES– vu les articles 9 et 17 de la Convention susmentionnée, DÉCIDE: Les annexes 1, 2 et 5 du 14 juin 1995 et 3 du 22 mai 1995 de l'Instruction consulaire commune (doc. SCH/II-Visa (93) 11, 7e rév.) ainsi que l'annexe 5 du Manuel commun (doc. SCH/Gem-Handb (91) 10, 18e rév.) font l'objet d'une révision; les nouvelles versions sont jointes en annexe.
SCH/COM-EX (95) decl. 2 29.06.1995 COOPERATION POLICIEREDéclaration relative à la coopération policière.
SCH/Com-ex (95) 20 2a rev. – 20.12.95 Approbation du doc. SCH/I (95) 40 rév.6 relatif à la procédure d'application de l'article 2 paragraphe 2 de la Convention FRONTIERES INTERIEURES– Vu l'article 2 de la Convention susmentionnée, DÉCIDE, Le document SCH/I (95) 40 rév.6 relatif à la procédure d'application de l'article 2 paragraphe 2 de la Convention est approuvé. Les principes et procédures qui y sont décrits doivent être respectés par toute Partie contractante qui souhaite faire application de la clause dérogatoire prévue à l'article 2 paragraphe 2 de la Convention et rétablir temporairement des contrôles à ses frontières intérieures.
SCH/Com-ex (95) 21 – 20.12.95 Echange rapide entre les Etats Schengen de données statistiques et concrètes indicateurs d'éventuels dysfonctionnements au niveau des frontières extérieures FRONTIERES EXTERIEURES– Vu les articles 7 et 131 de la Convention susmentionnée, DÉCIDE: Les Etats Schengen doivent échanger aussi rapidement que possible les données statistiques et concrètes faisant apparaître un dysfonctionnement éventuel au niveau des frontières extérieures. Les Partenaires sont tenus de communiquer les données concrètes dont ils ont connaissance à la Présidence via le Secrétariat général. Le Sous-groupe «Frontières» doit, à l'occasion de chaque réunion, examiner ces données et proposer des solutions concrètes.
SCH/Com-ex (95) 22 rév. – 20.12.95 Nouvelles versions de l'annexe 3 de l'ICC et de l'annexe 5a du MC VISA FRONTIERES EXTERIEURES– Vu les articles 9 et 17 de la Convention susmentionnée, DÉCIDE: L'annexe 3 de l'Instruction consulaire commune (SCH/II-Visa (93) 11, 7ème rév.) ainsi que l'annexe 5a du Manuel Commun (SCH/Gem.Handb. (91) 10, 18ème rév.) font l'objet d'une révision; les nouvelles versions sont jointes en annexe. La présente décision entrera en vigueur lorsque tous les Etats parties à la Convention d'application auront notifié que les procédures exigées par leur ordre juridique permettant à cette décision d'avoir force exécutoire sur leur territoire ont été achevées.
SCH/Com-ex (95) 23 rev. – 20.12.95 Fixation du budget et de la contribution de chaque Partie pour 1996 SECRETARIAT GENERAL– Vu l'Arrangement financier adopté le 14 décembre 1993, DÉCIDE: 1. le budget relatif aux dépenses du Secrétariat général de l'Union Economique Benelux engagées au titre de la gestion de l'Accord et de la Convention d'application de Schengen est fixé pour 1996 à un montant de 191.062.036 fb. 2. la contribution de chaque Partie est fixée à un huitième de ce montant soit 23.882.755 fb.
SCH/Com-ex (95) 25 – 20.12.95 Budget prévisionnel 1996 pour le réseau SIRENE phase II SIS / SIRENE– Vu l'article 119 de la Convention susmentionnée, – Vu l'Arrangement financier adopté le 14 décembre 1993, DÉCIDE: 1. Le budget prévisionnel 1996 pour le réseau SIRENE phase II est fixé à un montant de 60.321.225 BEF. 2. Les contributions des Etats membres sont calculées selon le critère de répartition SIS.
SCH/Com-ex (95) 26 – 20.12.95 Budget relatif aux dépenses de l'Unité de gestion et contribution de chaque Partie SIS– Vu l'Arrangement financier adopté le 14 décembre 1993, DÉCIDE: 1. Le budget relatif aux dépenses de l'Unité de gestion (trois personnes) est fixé pour 1996 à un montant de 15.304.737 BEF. 2. [La contribution de chaque Partie est fixée à un huitième de ce montant soit 1.913.092 BEF.]
SCH/COM-EX (95) decl. 3 20.12.1995 COOPERATION POLICIEREDéclaration relative à la coopération policière transfrontalière.
SCH/COM-EX (95) decl. 4 20.12.1995 VISADéclaration relative aux conditions strictes de la délivrance d'un VTL et échange de statistiques.
SCH/COM-EX (95) decl. 5 20.12.1995 VISADéclaration relative à la dénonciation des accords bilatéraux relatifs à la délivrance gratuite des visas.
SCH/COM-EX (96) decl. 1 21.01.1996 COOPERATION JUDICIAIREDéclaration relative au terrorisme à la demande de l'Espagne
SCH/Com-ex (96) 2 rev – 18.4.96 Procédure pour prise de décisions à caractère ponctuel dans les délais les plus rapides. COMITE EXECUTIFVu l'article 132 de la Convention d'application de l'Accord de Schengen, DÉCIDE: Même abstraction faite de la délégation de pouvoir du Comité exécutif au Groupe central pour la modification des annexes de l'Instruction consulaire commune, du Manuel SIRENE et du Manuel commun, un Etat membre peut, dans certaines circonstances, être amené à solliciter l'accord de ses partenaires Schengen pour une décision à caractère ponctuel, et ce dans les délais les plus rapides (c'est-à-dire sans attendre la prochaine réunion du Groupe central et/ou du Comité exécutif). L'urgence peut être invoquée par un Etat membre, par le Groupe central ou par un Groupe de travail. L'Etat membre (ou une autre instance Schengen) peut alors saisir la Présidence afin qu'elle envoie une lettre/télécopie aux partenaires décrivant le projet de décision soumis à leur approbation, dans laquelle sera prévue une procédure d'approbation tacite d'une durée de vingt-et-un jours (la décision est considérée comme avalisée si aucun Etat membre n'a émis d'objection au bout du délai fixé). L'envoi de la télécopie ou de la lettre sera immédiatement confirmé par téléphone à chaque délégation.
SCH/Com-ex (96) 3 – 18.4.96 Statut d'observateur accordé au Danemark, à la Finlande et à la Suède ADHESIONS– vu l'article 140 de cette Convention, DÉCIDE: Le statut d'observateur à la coopération entre les Etats Schengen est accordé au Danemark, à la Finlande et à la Suède dans la perspective de leur adhésion aux Accords de Schengen.
SCH/Com-ex (96) 4 – 18.4.96 Invitation de l'Islande et de la Norvege à assister comme observateurs à l'ensembble des réunions Schengen. ADHESIONS– vu l'article 140 de la Convention d'application de l'Accord de Schengen, – vu l'acceptation par le Comité exécutif du 18 avril 1996 des lignes directrices du cadre institutionnel d'un accord de coopération entre les Etats Schengen et la Norvège et l'Islande, – vu l'engagement de la Norvège et de l'Islande à coopérer avec les Etats parties à la Convention en vertu des lignes directrices du cadre institutionnel, considérant l'existence de la Convention nordique sur le contrôle des passeports, INVITE l'Islande et la Norvège à assister comme observateurs à compter du 1er mai 1996 à l'ensemble des réunions tenues dans le cadre de la Convention d'application de l'Accord de Schengen en vue de la conclusion d'un accord de coopération.
SCH/Com-ex (96) 5 – 18.4.96 Répartition des frais de l'Unité de gestion du SIS jusqu'à la fin de l'année 1997. SIS– vu la décision prise par le Comité exécutif le 20 décembre 1995 à Ostende concernant le budget 1996 relatif à l'Unité de gestion du SIS (SCH/Com-ex (95) 26), – vu le fait qu'un accord n'est pas encore intervenu sur la clé de répartition, DÉCIDE: de répartir, jusqu'à la fin de l'année 1997, les frais relatifs à l'Unité de gestion du SIS comme suit entre les Etats Schengen: tous les Etats Schengen, à l'exception de l'Allemagne, versent leur quote-part en vertu de la clé de répartition de l'article 119 de la Convention de Schengen. Pour l'Allemagne, la clé de répartition appliquée est celle utilisée dans le cadre du Secrétariat Schengen (SCH/Com-ex (95) 23 rév.). Le déficit qui en résulte est réparti conformément à cette même clé de répartition (SCH/Com-ex (95) 23 rév.).
SCH/Com-ex (96) 6 rev – 18.4.96 Commission d'arbitrage indépendante qui formulera une proposition sur la question concernant la clé de répartition des frais relatifs à l'Unité de gestion du SIS pour les années 1996, 1997. SIS– vu la décision prise par le Comité exécutif le 20 décembre 1995 à Ostende concernant le budget 1996 relatif à l'Unité de gestion du SIS (SCH/Com-ex (95) 26), – vu le fait qu'un accord n'est pas encore intervenu sur la clé de répartition, DÉCIDE: de soumettre la question concernant la clé de répartition des frais relatifs à l'Unité de gestion du SIS pour les années 1996, 1997 à une commission d'arbitrage indépendante qui formulera une proposition. Le Comité exécutif charge le Groupe central de prendre une décision, acceptable pour l'ensemble des Etats Schengen, sur la composition et la mission de cette commission.
SCH/COM-EX (96) decl. 2 rev. 18.04.1996 STUPEFIANTSDéclaration concernant l'approche du problème du tourisme de la drogue
SCH/COM-EX (96) decl. 3 18.04.1996 STUPEFIANTSDéclaration concernant le programme de travail du groupe de travail «stupéfiants»
SCH/COM-EX (96) decl. 4 rev. 18.04.1996 VISAIntroduction des droits uniformes en matière de délivrance de visa.
SCH/COM-EX (96) decl. 5 corr. 18.04.1996 FRONTIERES EXTERIEURESDéclaration relative à la définition de la notion d'étranger
SCH/COM-EX (96) decl. 6 2 rev. 18.04.1996 COOPERATION JUDICIAIREDéclaration relative à l'extradition.
SCH/Com-ex (96) 10 rev – 27.6.96 Commissions de visite aux frontières extérieures FRONTIERES EXTERIEURES– vu l'article 7 de cette Convention, DÉCIDE: Les informations sur les problèmes éventuels rencontrés aux frontières extérieures sont recueillies notamment par des commissions de visite aux frontières extérieures, comme le prévoit le document SCH/I-Front (96) 11, 5è rév. Les commissions de visite exécutent leur mission sur la base de ce document et dans les limites définies par celui-ci.
SCH/Com-ex (96) 11 – 27.6.96 Conservation de la responsabilité du traitement d'une demande d'asile par les Etats Schengen. ASILEvu les articles 28 à 38 (Titre II, Chapitre 7) de la Convention susmentionnée, vu qu'il arrive, dans le cadre de l'application pratique de sa décision de mise en oeuvre du Titre II, Chapitre 7 de la Convention d'application de l'Accord de Schengen (SCH/Com-ex (94) 11), que le transfert du demandeur d'asile de la Partie contractante saisie de la demande vers celle responsable du traitement de celle-ci, ne peut être effectué dans le délai prévu d'un mois, vu l'opportunité de régler la question de la responsabilité du traitement d'une demande d'asile en cas de dépassement du délai de transfert en raison de circonstances particulières, telle que maladie, grossesse, et détention pénale. DÉCIDE: La décision concernant la mise en oeuvre du Titre II, Chapitre 7 de la Convention d'application de l'Accord de Schengen (SCH/Com-ex (94) 11) est complétée par ce qui suit. L'Etat Schengen qui a accepté la responsabilité du traitement d'une demande d'asile, conserve cette responsabilité même dans le cas où le transfert du demandeur d'asile doit être reporté en raison de circonstances particulières telles que maladie, grossesse, détention, etc. et ne peut dès lors être effectué dans le délai normal d'un mois. Les Etats Schengen concernés déterminent dans chaque cas concret, de commun accord, le délai dans lequel le transfert aura lieu. De même, dans le cas où le demandeur d'asile disparaît vers une destination inconnue de sorte que son transfert est impossible, l'Etat Schengen qui a accepté la responsabilité du traitement de la demande d'asile conserve cette responsabilité, peu importe si le demandeur d'asile a disparu avant ou après l'acceptation formelle de la responsabilité. Dans les deux cas précités, la responsabilité du traitement de la demande d'asile reste effective jusqu'à ce qu'il soit attesté que le demandeur d'asile a quitté l'espace Schengen. Les Etats Schengen s'informent mutuellement dans les meilleurs délais lorsqu'une de ces situations se présente.
SCH/Com-ex (96) 12 – 27.6.96 Répartition des coûts de l'Unité de gestion du SIS selon la clé proposé par la commission d'arbitrage. SIS– vu la décision SCH/Com-ex (95) 6 du 29 juin 1995, relative à la mise en oeuvre d'une Unité de gestion du SIS qui assurera la gestion du SIS dans son ensemble sous la supervision du Groupe de travail permanent, – vu la décision adoptée à La Haye le 18 avril 1996, de soumettre à une commission d'arbitrage indépendante la question de la répartition des coûts induits par cette Unité de gestion, vu l'avis émis par la commission d'arbitrage susmentionnée, DÉCIDE les coûts induits par l'Unité de gestion SIS seront répartis entre les Etats membres selon la clé proposée par la commission d'arbitrage dans son avis.
SCH/Com-ex (96) 13 rev – 27.6.96 Principes pour la délivrance de visas Schengen par représentation VISA– vu les articles 9, 17 et 30 de la Convention susmentionnée, – considérant qu'il est dans l'intérêt de tous les Etats Schengen de définir les droits et obligations des pays représentants et représentés, car tous sont représentants ou représentés, – considérant que le principe fondamental qui sous-tend la coopération entre les Etats Schengen est la confiance totale dans la manière dont le système de représentation Schengen est appliqué, DÉCIDE: Dans des pays tiers où tous les Etats Schengen ne sont pas représentés, la délivrance de visas Schengen en relation avec l'article 30, paragraphe 1, point a, de la Convention d'application de l'Accord de Schengen s'effectue selon les principes suivants: a) La représentation en matière de délivrance de visa concerne les visas de transit aéroportuaire, les visas de transit et les visas de court séjour uniformes, délivrés dans le cadre de la Convention de Schengen et conformément aux dispositions de l'Instruction consulaire commune. L'Etat représentant est tenu d'appliquer les dispositions de l'ICC avec une diligence identique à celle qu'il accorde à la délivrance de ses propres visas de même type et de même durée. b) Sauf accord bilatéral explicite, la représentation ne concerne pas les visas délivrés en vue de l'exercice d'une activité professionnelle rémunérée ou d'une activité subordonnée à l'approbation préalable de l'Etat dans lequel elle doit être exercée. Les demandeurs de ce type de visa doivent s'adresser à la Représentation consulaire accréditée de l'Etat dans lequel l'activité en question doit être exercée. c) Les Etats Schengen ne sont pas tenus d'être représentés aux fins de délivrance de visa dans tous les pays tiers. Ils peuvent décider que les demandes de visa introduites dans certains pays tiers ou les demandes pour un certain type de visa doivent être adressées à une Représentation de l'Etat de destination principale du demandeur. d) L'évaluation du risque d'immigration clandestine lors de l'introduction des demandes de visa, relève pleinement de la Représentation diplomatique et consulaire qui traite la demande. e) Les Etats représentés acceptent la responsabilité du traitement des demandes d'asile présentées par les personnes munies d'un visa délivré par les Etats représentants en leur nom, et qui porte une mention indiquant qu'il a été délivré en représentation (conformément à l'annexe 13 de l'Instruction consulaire commune)
 f) Dans des cas exceptionnels, les accords bilatéraux peuvent stipuler que l'Etat représentant soumet les demandes de visa de certaines catégories d'étrangers aux autorités de l'Etat représenté qui est l'Etat de destination principale ou qu'il les renvoie à un poste de carrière de cet Etat. Ces catégories devront être définies par écrit, éventuellement pour chaque Représentation diplomatique ou consulaire. La délivrance du visa est alors censée intervenir avec l'autorisation de l'Etat représenté, prévue à l'article 30, paragraphe 1, point a, de la Convention de Schengen. g) Les accords bilatéraux pourront au fil du temps être adaptés à la lumière des évaluations nationales des demandes d'asile introduites au cours d'une période déterminée par des titulaires d'un visa délivré en représentation et d'autres données pertinentes relatives à la délivrance de visa. En fonction des résultats obtenus, on pourra décider de renoncer à la représentation pour certains postes (et, éventuellement, pour certaines nationalités). h) La représentation ne vaut qu'en matière de délivrance de visa. Si le visa ne peut être délivré du fait que l'étranger n'est pas en mesure de fournir les preuves suffisantes qu'il satisfait aux conditions, l'étranger doit être informé de la possibilité d'introduire sa demande auprès d'une Représentation de carrière de l'Etat de destination principale. i) Le dispositif de la représentation peut encore être amélioré par une extension du réseau de consultation, par le biais d'un développement du logiciel permettant aux postes du pays représentant de consulter, de manière simple, les autorités centrales du pays représenté. j) En annexe du présent document est joint le tableau de représentation en matière de délivrance de visa Schengen dans des pays tiers où tous les Etats Schengen ne sont pas représentés. Le Groupe central prend connaissance des modifications apportées au tableau, d'un commun accord entre les Etats Schengen concernés.
SCH/Com-ex (96) 14 rev – 27.6.96 Mises a jour des annexes 1 e 3 del' ICC et 5 et 5a du MC VISA FRONTIERES EXTERIEURES– vu les articles 9 et 17 de la Convention susmentionnée, DÉCIDE: Les Annexes 1 et 3 de l'Instruction consulaire commune (document SCH/II-Visa (93) 11, 7è rév.) ainsi que les Annexes 5 et 5a du Manuel commun (document SCH/Gem-handb (91) 10, 18è rév.) sont mises à jour. Les nouvelles versions figurent en annexe.
SCH/Com-ex (96) 15 – 27.6.96 Modification de Arrangememt Administratif et Financier SECRETARIAT GENERAL– vu la décision du Comité exécutif du 14 décembre 1993 (SCH/Com-ex (93) 3) DÉCIDE: l'Arrangement administratif et financier figurant dans la décision du Comité exécutif du 14 décembre 1993 est modifié comme suit:
SCH/Com-ex (96) 16 17.10.96 Arrangememt Admnistratif et Financier SECRETARIAT GENERAL– Vu l'article 132 de la Convention d'application de l'Accord de Schengen, – Vu l'arrangement administratif et financier adopté le 27 juin 1996 – Vu la décision du Groupe central du 18 juillet 1996, SCH/C (96) 64 DÉCIDE, 1. Le budget relatif aux dépenses du Secrétariat général de l'Union Economique Benelux engagées au titre de la gestion de l'Accord et de la Convention de Schengen est fixé pour 1997 à un montant de 255.188.000 FB. 2. La contribution de chaque partie est fixée à 2/21e de ce montant, soit 24.303.619 FB. 3. Les Etats nordiques paieront ensemble une contribution équivalente à 5/21e du budget, soit 60.759.048 FB.
SCH/COM-EX (96) decl. 7 rev. 27.06.1996 READMISSIONDéclaration du Comité exécutif concernant la politique de transfert et de réadmission entre les Etats Schengen.

D. PARLEMENT

De Overeenkomst behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan de Overeenkomst kan worden gebonden.

E. BEKRACHTIGING

Bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de Overeenkomst is voorzien in artikel 8.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van de Overeenkomst zullen ingevolge artikel 9, tweede lid, in werking treden op de eerste dag van de tweede maand volgend op de nederlegging van de laatste akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, onder voorbehoud dat de in artikel 9, eerste lid, onder b, c, d en e genoemde voorwaarden zijn vervuld.

J. GEGEVENS

Van het op 14 juni 1985 te Schengen tot stand gekomen Akkoord tussen de Regeringen van de Staten van de Benelux Economische Unie, van de Bondsrepubliek Duitsland en van de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, naar welk Akkoord in de preambule tot de onderhavige Overeenkomst wordt verwezen, zijn de Nederlandse en de Franse tekst geplaatst in Trb. 1985, 102; zie ook, laatstelijk, Trb. 1997, 121.

De volgende Staten zijn tot bovengenoemd Akkoord toegetreden

Spanje door middel van een Protocol van toetreding van 25 juni 1991, waarvan de Nederlandse, de Franse en de Spaanse tekst zijn geplaatst in Trb. 1992, 48; zie ook Trb. 1997, 126.

Portugal door middel van een Protocol van toetreding van 25 juni 1991, waarvan de Nederlandse, de Franse en de Portugese tekst zijn geplaatst in Trb. 1992, 50; zie ook Trb. 1997, 125.

Italië door middel van een Protocol van toetreding van 27 november 1990, waarvan de Nederlandse en de Franse tekst zijn geplaatst in Trb. 1991, 26; zie ook Trb. 1997, 123.

De volgende Staten zullen tot bovengenoemd Akkoord toetreden

Griekenland door middel van een Protocol van toetreding van 6 november 1992, waarvan de Nederlandse tekst is geplaatst in Trb. 1993, 17.

Oostenrijk door middel van een Protocol van toetreding van 28 april 1995, waarvan de Nederlandse tekst is geplaatst in Trb. 1995, 176.

Denemarken door middel van een Protocol van toetreding van 19 december 1996, waarvan de Nederlandse en de Franse tekst zijn geplaatst in Trb. 1997, 127.

Finland door middel van een Protocol van toetreding van 19 december 1996, waarvan de Nederlandse en de Franse tekst zijn geplaatst in Trb. 1997, 129.

Zweden door middel van een Protocol van toetreding van 19 december 1996, waarvan de Nederlandse en de Franse tekst zijn geplaatst in Trb. 1997, 131.

Van de op 19 juni 1990 te Schengen tot stand gekomen Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de Regeringen van de Staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, naar welke Overeenkomst wordt verwezen in de preambule tot de onderhavige Overeenkomst zijn de Nederlandse, de Franse en de Duitse tekst geplaatst in Trb. 1990, 145; zie ook, laatstelijk, Trb. 1997, 122.

De volgende Staten zijn tot bovengenoemde Uitvoeringsovereenkomst toegetreden

Spanje door middel van een Overeenkomst tot toetreding van 25 juni 1991, waarvan de Nederlandse, de Franse en de Spaanse tekst zijn geplaatst in Trb. 1992, 49; zie ook Trb. 1994, 45.

Portugal door middel van een Overeenkomst tot toetreding van 25 juni 1991, waarvan de Nederlandse, de Franse en de Portugese tekst zijn geplaatst in Trb. 1992, 51; zie ook Trb. 1994, 46.

Italië door middel van een Overeenkomst tot toetreding van 27 november 1990, waarvan de Nederlandse en de Franse tekst zijn geplaatst in Trb. 1991, 27; zie ook Trb. 1997, 124.

De volgende Staten zullen tot bovengenoemde Uitvoeringsovereenkomst toetreden

Griekenland door middel van een Overeenkomst tot toetreding van 6 november 1992, waarvan de Nederlandse tekst is geplaatst in Trb. 1993, 18.

Oostenrijk door middel van een Overeenkomst tot toetreding van 28 april 1995, waarvan de Nederlandse tekst is geplaatst in Trb. 1995, 177.

Denemarken door middel van een Overeenkomst van toetreding van 19 december 1996, waarvan de Nederlandse en de Franse tekst zijn geplaatst in Trb. 1997, 128.

Finland door middel van een Overeenkomst van toetreding van 19 december 1996, waarvan de Nederlandse en de Franse tekst zijn geplaatst in Trb. 1997, 130.

– Zweden door middel van een Overeenkomst van toetreding van 19 december 1996, waarvan de Nederlandse en de Franse tekst zijn geplaatst in Trb. 1997, 132.

De Europese Gemeenschappen, naar welke Gemeenschappen in de preambule tot de onderhavige Overeenkomst wordt verwezen, zijn ingesteld bij de volgende verdragen

– de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal bij het Verdrag van Parijs van 18 april 1951, waarvan tekst en vertaling zijn geplaatst in Trb. 1951, 82; zie ook, laatstelijk, Trb. 1995, 77.

– de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie bij het Verdrag van Rome van 25 maart 1957, waarvan de Franse tekst is geplaatst in Trb. 1957, 75 en de Nederlandse tekst in Trb. 1957, 92; zie ook, laatstelijk, Trb. 1995, 78.

– de Europese Gemeenschap bij het Verdrag van Rome van 25 maart 1957, waarvan de Franse tekst is geplaatst in Trb. 1957, 74 en de Nederlandse tekst in Trb. 1957, 91; zie ook, laatstelijk, Trb. 1995, 76.

De Benelux Economische Unie, naar welke Unie in de preambule tot de onderhavige Overeenkomst wordt verwezen, is ingesteld bij een op 3 februari 1958 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag, waarvan de tekst is geplaatst in Trb. 1958, 18; zie ook, laatstelijk, Trb. 1992, 166.

Van de op 2 mei 1992 te Oporto tot stand gekomen Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, naar welke Overeenkomst in de preambule tot de onderhavige Overeenkomst wordt verwezen, is de Nederlandse tekst geplaatst in Trb. 1992, 132 ; zie ook, laatstelijk, Trb. 1995, 150.

Op 17 maart 1993 is te Brussel tot stand gekomen het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waarvan de Nederlandse tekst is geplaatst in Trb. 1993, 69; zie ook, laatstelijk, Trb. 1995,151.

Uitgegeven de vierde juli 1997

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. VAN MIERLO


XNoot
1

Onder voorbehoud van goedkeuring.

XNoot
1

De Deense, Duitse, de Finse, de Griekse, de Italiaanse, de Noorse, de Portugese, de Spaanse, de IJslandse en de Zweedse tekst zijn niet afgedrukt.

Naar boven