A. TITEL

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili;

Santiago de Chile, 10 januari 1996

B. TEKST

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili

Het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili

Wensend de verhouding tussen de beide landen op het terrein van de sociale zekerheid te regelen,

zijn het volgende overeengekomen:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:

  • a. „Chili", de Republiek Chili en „Nederland" het Koninkrijk der Nederlanden;

  • b. „grondgebied":

wat Chili betreft, het toepassingsgebied van de Politieke Grondwet van de republiek Chili, en wat Nederland betreft, het grondgebied van het Koninkrijk in Europa; in beide gevallen in overeenstemming met het Internationale Recht;

  • c. „onderdaan":

wat Chili betreft, een Chileen zoals omschreven in de Politieke Grondwet van de Republiek Chili, en wat Nederland betreft, een persoon met de Nederlandse nationaliteit;

  • d. „wetgeving": de in artikel 2 vermelde wetten en regelingen;

  • e. „bevoegde autoriteit":

wat Chili betreft, de Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg, en wat Nederland betreft, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • f. „bevoegd orgaan":

ieder orgaan dat belast is met de uitvoering van de in artikel 2 van dit Verdrag vermelde wetgeving;

  • g.

„verzekeringstijdvak": een tijdvak dat in de wetgeving in het kader waarvan dat tijdvak is vervuld, als zodanig is omschreven, en elk tijdvak dat in deze wetgeving daarmee wordt gelijkgesteld;

  • h. „uitkering": elke uitkering of pensioen ingevolge de wetgeving van één van beide Verdragsluitende Staten, met inbegrip van aanvullingen op en verhogingen van de uitkering of het pensioen;

  • i. „vluchteling": iedere persoon als bedoeld in artikel 1 van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951 en in artikel 1, eerste lid, van het Protocol van 31 januari 1967;

  • j. „staatlozen":

wat Nederland betreft, iedere persoon als bedoeld in artikel 1 van het Verdrag betreffende de status van staatlozen van 28 september 1954, en wat Chili betreft, iedere persoon zonder nationaliteit;

  • k. „gezinslid" of „uitkeringsgerechtigde", wat Chili betreft: iedere persoon die als uitkeringsgerechtigde beschouwd kan worden krachtens de toe te passen Chileense wetgeving.

2. Elke term die niet in het Verdrag is omschreven heeft de betekenis die daaraan wordt gegeven in de wetgeving die wordt toegepast.

Artikel 2 Materiële werkingssfeer

1. Dit Verdrag is van toepassing:

A. wat betreft Chili, op de wetgeving betreffende:

  • a. het Nieuwe Pensioenstelsel met betrekking tot ouderdoms-, invaliditeits- en nabestaandenpensioenen, gebaseerd op individuele kapitalisatie;

  • b. de wettelijke regelingen met betrekking tot ouderdoms-, invaliditeits- en nabestaandenpensioenen beheerd door het Instituut voor de Normalisatie van de sociale zekerheid, en

  • c. alleen voor de toepassing van artikel 16, de wettelijke regelingen met betrekking tot verstrekkingen bij ziekte;

en voor de toepassing van de artikelen 6 tot en met 12 ook op de wetgeving met betrekking tot:

  • d. de overige sociale-verzekeringsregelingen, indien van toepassing.

B. wat betreft Nederland, op de wetgeving betreffende:

  • a. de invaliditeitsverzekering;

  • b. de algemene ouderdomsverzekering;

  • c. de algemene weduwen- en wezenverzekering;

en voor de toepassing van de artikelen 6 tot en met 12 ook op de wetgeving met betrekking tot:

  • d. de ziekteverzekering (uitkeringen en verstrekkingen);

  • e. de werkloosheidsverzekering;

  • f. de kinderbijslag.

2. Dit Verdrag is eveneens van toepassing op toekomstige wetgeving van een Verdragsluitende Staat, die de in het eerste lid van dit artikel genoemde wetten uitbreidt tot nieuwe groepen rechthebbenden, tenzij de bevoegde autoriteit van die Verdragsluitende Staat binnen drie maanden na de officiële bekendmaking van de nieuwe wetgeving de bevoegde autoriteit van de andere Verdragsluitende Staat ervan in kennis stelt dat zij een zodanige uitbreiding van het Verdrag niet wenst.

3. Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, omvat de in het eerste lid genoemde wetgeving geen verdragen of andere internationale overeenkomsten of supranationale wetgeving inzake sociale zekerheid die van kracht zijn tussen één van beide Verdragsluitende Staten en een derde Staat, of wetten en regelingen die zijn afgekondigd voor de specifieke uitvoering van deze internationale regelingen.

4. Dit Verdrag is niet van toepassing op:

  • a. niet-wettelijke sociale-verzekeringsregelingen;

  • b. regelingen inzake sociale en medische bijstand;

en, wat Nederland betreft:

  • c. bijzondere regelingen voor ambtenaren of met hen gelijkgestelden.

Artikel 3 Personele werkingssfeer

Tenzij anders is bepaald, is dit Verdrag van toepassing op alle personen op wie de wetgeving van één of van beide Verdragsluitende Staten van toepassing is, dan wel is geweest, alsmede op gezinsleden en nagelaten betrekkingen van bedoelde personen of uitkeringsgerechtigden, naar gelang het geval, voor zover zij rechten ontlenen aan deze personen.

Artikel 4 Gelijke behandeling

Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald met betrekking tot de toepassing van de wetgeving van een Verdragsluitende Staat, zullen de volgende personen, woonachtig in één van de Staten, dezelfde rechten en verplichtingen hebben als de onderdanen van deze Staat:

  • a. de onderdanen van de andere Verdragsluitende Staat;

  • b. vluchtelingen en staatlozen;

  • c. andere personen, voor zover zij rechten hebben die zijn afgeleid van de in a. en b. genoemde personen.

Artikel 5 Export van uitkeringen

1. Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, kunnen ouderdoms-, invaliditeits- en nabestaandenpensioenen die uitbetaald worden krachtens de wetgeving van een Verdragsluitende Staat, niet worden verminderd, gewijzigd, geschorst of ingetrokken op grond van het feit dat de uitkeringsgerechtigde tijdelijk verblijft of woont op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat.

2. Wat Nederland betreft, het eerste lid is ook van toepassing wanneer de uitkeringsgerechtigde in een derde Staat krachtens zijn wetgeving woont of verblijft, op voorwaarde dat het Koninkrijk der Nederlanden een bilateraal verdrag of een supranationale overeenkomst met betrekking tot sociale zekerheid heeft gesloten, op grond waarvan deze uitkeringen in die derde Staat kunnen worden betaald, onder de voorwaarden, die daaraan in het betreffende verdrag of de desbetreffende overeenkomst worden gesteld.

3. Wat Chili betreft, de uitkeringen als bedoeld in het eerste lid zullen betaald worden aan Nederlandse onderdanen die in een derde Staat wonen of verblijven, onder dezelfde voorwaarden als aan hun onderdanen die in die derde Staat wonen of verblijven.

TITEL II

BEPALINGEN INZAKE TOE TE PASSEN WETGEVING

Artikel 6 Algemene regel

Tenzij in deze Titel anders is bepaald, is een persoon die als werknemer of als zelfstandige werkzaamheden op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat verricht, met betrekking tot die werkzaamheden, uitsluitend onderworpen aan de wetgeving van die Verdragsluitende Staat, zelfs indien de desbetreffende persoon op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat woont of verblijft, of zijn werkgever of het kantoor van de werkgever is gevestigd op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat.

Artikel 7 Personen die gelijktijdig werkzaamheden in beide Staten verrichten

Tenzij in artikel 8 anders is bepaald, is een persoon die in één van de Verdragsluitende Staten woont en op het grondgebied van die Staat als werknemer of als zelfstandige werkzaamheden verricht, uitsluitend onderworpen aan de wetgeving van die Staat, ook wat betreft werkzaamheden die hij als werknemer of als zelfstandige verricht op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat.

Artikel 8 Gedetacheerde werknemers

1. Indien een persoon in dienst van een werkgever die is gevestigd op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat, door deze werkgever wordt uitgezonden naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat voor een periode van niet langer dan twee jaar, blijft deze persoon uitsluitend onderworpen aan de wetgeving van de eerste Verdragsluitende Staat, alsof hij op het grondgebied van de eerste Verdragsluitende Staat werkzaam was.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien een persoon, die door een werkgever van het grondgebied van een Verdragsluitende Staat naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat is gezonden, op het grondgebied van de laatste Verdragsluitende Staat tevens een dienstbetrekking vervult bij een andere, op dit grondgebied gevestigde werkgever.

Artikel 9 Zeelieden en luchtvaartpersoneel

1. a. Een persoon die werkzaam is als officier of als bemanningslid van een schip dat onder Chileense vlag vaart en die verzekerd is krachtens de wetgeving van beide Verdragsluitende Staten, is uitsluitend onderworpen aan de Chileense wetgeving.

  • b. Een persoon die werkzaam is als officier of als bemanningslid van een schip dat niet onder Chileense vlag vaart, en aan wie het loon wordt uitbetaald door een onderneming of een persoon die gevestigd is op het grondgebied van Nederland, is onderworpen aan de Nederlandse wetgeving mits hij op het grondgebied van Nederland woont.

2. Een persoon die werkzaam is als officier of als bemanningslid van een luchtvaartuig en die verzekerd is krachtens de wetgeving van beide Verdragsluitende Staten, is uitsluitend onderworpen aan de wetgeving van de Verdragsluitende Staat op het grondgebied waarvan de werkgever is gevestigd.

Artikel 10 Diplomatiek en overheidspersoneel

1. Dit Verdrag laat onverlet de bepalingen van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van 18 april 1961 en van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 24 april 1963.

2. Op onderdanen van een van de Verdragsluitende Staten die door de Regering van een Verdragsluitende Staat tewerkgesteld zijn op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat en wier situatie niet geregeld is door de in het eerste lid genoemde Verdragen, is uitsluitend de wetgeving van de eerstgenoemde Staat van toepassing.

3. De bepalingen van het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden die de in dat lid bedoelde personen vergezellen, tenzij deze gezinsleden zelf op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat werkzaamheden verrichten in loondienst of als zelfstandige.

Artikel 11 Woonplaats op het grondgebied van Nederland

Voor de toepassing van de Nederlandse wetgeving wordt degene die op grond van deze Titel aan de Nederlandse wetgeving is onderworpen, geacht te wonen op het grondgebied van Nederland.

Artikel 12 Uitzonderingen

Op verzoek van de werknemer of de werkgever kunnen de bevoegde autoriteiten van de twee Verdragsluitende Staten in het belang van personen of van groepen personen een uitzondering op de bepalingen van deze Titel overeenkomen, op voorwaarde dat de betrokkene is onderworpen aan de wetgeving van één van de Verdragsluitende Staten.

TITEL III

HOOFDSTUK 1

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 13 Samenstelling van tijdvakken

Wanneer een persoon verzekeringstijdvakken heeft vervuld krachtens de wetgeving van beide Staten en geen aanspraak op uitkering op grond van verzekeringstijdvakken die slechts krachtens de wetgeving van één Staat zijn vervuld, telt het bevoegde orgaan van deze Staat, voor zover vereist voor het recht op uitkeringen krachtens de wetgeving die het toepast, de verzekeringsperioden die zijn vervuld krachtens de wetgeving van elk van de Staten samen, voor zover deze tijdvakken niet samenvallen.

Artikel 14 Vaststelling van de arbeidsongeschiktheid

1. Het bevoegd orgaan van elk van de Verdragsluitende Staten stelt de vermindering van de arbeidsgeschiktheid, noodzakelijk voor de toekenning van het invaliditeitspensioen, vast overeenkomstig de bepalingen van de door dit orgaan toegepaste wetgeving. De noodzakelijke medische onderzoeken worden verricht door het orgaan van de woon- of verblijfplaats op verzoek van het bevoegd orgaan.

2. Met het oog op het vermelde in het voorgaande lid, doet het bevoegd orgaan van de Verdragsluitende Staat waar betrokkene woont of verblijft, op verzoek van het orgaan van de andere Verdragsluitende Staat, de medische rapporten en documenten waarover het beschikt, aan dit orgaan toekomen.

3. Indien het Chileense bevoegd orgaan het noodzakelijk vindt dat bepaalde medische onderzoeken, waar het bijzondere belangstelling voor heeft, worden uitgevoerd in Nederland, worden de kosten voor de helft betaald door de werknemer en voor de helft door het Chileense bevoegd orgaan, uitgaande van de kosten die hiervoor in Nederland worden gemaakt.

Wanneer tegen een in Chili genomen beslissing omtrent de arbeidsongeschiktheid beroep wordt aangetekend en er als gevolg daarvan nieuwe onderzoeken noodzakelijk zijn, dan worden deze onderzoeken betaald zoals hiervoor is beschreven, behalve wanneer het beroep is ingesteld door het Chileense bevoegd orgaan of een Chileense verzekeringsmaatschappij; in een dergelijk geval worden de kosten betaald door de instantie die het beroep heeft ingesteld.

HOOFDSTUK 2

BEPALINGEN VAN TOEPASSING OP CHILI

Artikel 15 Uitkeringen

1. Degenen die aangesloten zijn bij een administratiekantoor voor pensioenfondsen financieren hun pensioen in Chili uit het saldo van hun individuele kapitaalrekening. Wanneer dit saldo ontoereikend is om een pensioen ten bedrage van het minimale, door de Staat gegarandeerde, pensioen te financieren, heeft de aangesloten persoon het recht, overeenkomstig artikel 13, om zijn verzekeringstijdvakken samen te tellen teneinde aanspraak te kunnen maken op een minimum ouderdoms- of invaliditeitsuitkering.

Bovenstaande geldt ook voor rechthebbenden op een nabestaanden-pensioen.

2. Teneinde vast te stellen of is voldaan aan de vereisten die in de Chileense wetgeving worden gesteld aan het verkrijgen van een vervroegd ouderdomspensioen krachtens het Nieuwe Pensioenstelsel, worden de bij een pensioenfonds aangesloten personen aan wie op grond van de Nederlandse wetgeving een pensioen is toegekend, beschouwd als pensioengerechtigden krachtens het in het vierde lid bedoelde pensioenstelsel.

3. Werknemers die aangesloten zijn bij het Nieuwe Pensioenstelsel in Chili kunnen gedurende de periode waarin zij in Nederland wonen of verblijven vrijwillig als zelfstandige bijdragen betalen aan dit stelsel, zonder dat dit van invloed is op hun verplichting tot premiebetaling krachtens de Nederlandse pensioenwetgeving.

De werknemers die voor deze mogelijkheid hebben gekozen zijn ontheven van de verplichting tot het betalen van bijdragen aan het Chileense stelsel voor prestaties bij ziekte.

4. Ook degenen die zijn aangesloten bij het pensioenstelsel dat wordt beheerd door het Instituut voor de Normalisatie van de sociale zekerheid hebben het recht om, met toepassing van artikel 13, verzekeringstijdvakken samen te tellen, teneinde aanspraak te kunnen maken op pensioenuitkeringen krachtens de wetgeving die op hen van toepassing is.

5. In de situaties bedoeld in het eerste en vierde lid stelt het bevoegd orgaan het bedrag van de uitkering vast alsof alle verzekeringstijdvakken vervuld zijn krachtens de wetgeving die dit orgaan toepast en, met het oog op de betaling van de uitkering, berekent dit orgaan het bedrag dat door hem moet worden betaald naar verhouding van de verzekeringstijdvakken die uitsluitend krachtens de door dit orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld en de totale verzekeringstijdvakken die in beide landen in aanmerking worden genomen. Wanneer de totale verzekeringstijdvakken die in beide Verdragsluitende Staten in aanmerking worden genomen de periode die krachtens de Chileense wetgeving in aanmerking moet worden genomen om aanspraak te maken op een volledig pensioen, overtreffen, worden de jaren die het voornoemde totaal overtreffen, bij deze berekening buiten beschouwing gelaten.

Artikel 16 Prestaties bij ziekte voor pensioengerechtigden

Personen die pensioenen ontvangen krachtens de Nederlandse wetgeving en die in Chili wonen of verblijven, hebben het recht om toegelaten te worden tot het Chileense ziektekostenstelsel onder dezelfde voorwaarden als Chileense pensioengerechtigden.

HOOFDSTUK 3

BEPALINGEN VAN TOEPASSING OP NEDERLAND

Artikel 17 Vaststelling van het recht op uitkeringen

Wanneer personen die aan de wetgeving van beide Verdragsluitende Staten onderworpen zijn geweest, voldoen aan de voorwaarden krachtens de Nederlandse wetgeving voor het verkrijgen van een recht op uitkering, voor henzelf of voor hun familieleden, nabestaanden, rechtverkrijgenden of andere gerechtigden, zonder een beroep te hoeven doen op het samenstellen van tijdvakken genoemd in artikel 13, zal het Nederlandse bevoegd orgaan de hoogte van de uitkering vaststellen overeenkomstig de bepalingen van de door dit orgaan toegepaste wetgeving.

Artikel 18 Uitkeringen krachtens de arbeidsongeschiktheidswetten

Wanneer een persoon op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid met daarop volgende invaliditeit is ontstaan, onderworpen was aan de Chileense pensioenwetgeving, en gerechtigd is tot een Chileens invaliditeitspensioen, en in het verleden gedurende ten minste 12 maanden krachtens de Nederlandse invaliditeitswetgeving verzekerd is geweest, heeft hij recht op een uitkering vastgesteld volgens laatstbedoelde wetgeving, indien nodig onder toepassing van artikel 113, berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 19.

Artikel 19 Berekening van uitkeringen

1. Indien het recht op uitkering is vastgesteld met toepassing van artikel 18, wordt het bedrag van de uitkering berekend naar verhouding van de totale duur van de verzekeringstijdvakken, door de betrokkene na het bereiken van de 15-jarige leeftijd vervuld krachtens de Nederlandse wetgeving, tot het tijdvak liggende tussen de datum waarop hij de 15-jarige leeftijd heeft bereikt en het tijdstip waarop zijn arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit is ontstaan.

2. Indien de betrokkene op het tijdstip waarop zijn arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit is ontstaan, werknemer was, wordt de uitkering vastgesteld volgens de bepalingen van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering van 18 februari 1966 (WAO). Indien dit niet het geval is, wordt de uitkering vastgesteld volgens de bepalingen van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet van 11 december 1975 (AAW).

3. De volgende krachtens de Nederlandse wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken worden in aanmerking genomen:

  • a. verzekeringstijdvakken vervuld als werknemer krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering van 18 februari 1966 (WAO);

  • b. verzekeringstijdvakken vervuld krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet van 11 december 1975 (AAW), voor zover deze niet samenvallen met tijdvakken vervuld krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO); en

  • c. tijdvakken van arbeid en daarmee gelijkgestelde tijdvakken welke voor 1 juli 1967 in Nederland zijn vervuld.

Artikel 20 Ouderdomspensioen

1. Het Nederlands bevoegd orgaan stelt het ouderdomspensioen rechtstreeks en uitsluitend vast op basis van de krachtens de Nederlandse wet, genoemd in artikel 2, eerste lid, sub B, onderdeel b, vervulde tijdvakken.

2. Tijdvakken gelegen voor 1 januari 1957, gedurende welke een onderdaan van één der Verdragsluitende Staten of een in artikel 4, sub b, bedoelde persoon na het bereiken van de 15-jarige leeftijd in Nederland heeft gewoond of gedurende welke hij, in een ander land wonende, in Nederland arbeid in loondienst heeft verricht, worden mede aangemerkt als verzekeringstijdvakken indien hij niet voldoet aan de voorwaarden van de Nederlandse wetgeving op grond waarvan zodanige tijdvakken voor hem met verzekeringstijdvakken mogen worden gelijkgesteld.

3. De in het tweede lid bedoelde tijdvakken worden alleen in aanmerking genomen voor de berekening van het ouderdomspensioen indien de persoon verzekerd is geweest in de zin van artikel 6 van de Nederlandse wet genoemd in artikel 2, eerste lid, sub B, onderdeel b, en hij na het bereiken van de 59-jarige leeftijd ten minste zes jaar op het grondgebied van één of van beide Verdragsluitende Staten heeft gewoond, en alleen wanneer hij op het grondgebied van één van beide Staten woont. Deze tijdvakken worden evenwel niet in aanmerking genomen indien zij samenvallen met tijdvakken die reeds in aanmerking zijn genomen voor de berekening van een ouderdomspensioen krachtens de wetgeving van een ander land dan Nederland.

Artikel 21 Nabestaandenpensioen

1. Wanneer een onderdaan van één der Verdragsluitende Staten of een in artikel 4, sub b, bedoelde persoon op het tijdstip van zijn overlijden onderworpen was aan de Chileense wetgeving en hij voordien ten minste in totaal 12 maanden krachtens de Nederlandse wetgeving inzake de weduwen- en wezenverzekering verzekerd is geweest, hebben zijn weduwe of wezen recht op een uitkering overeenkomstig de Nederlandse wetgeving en berekend overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid.

2. Het in het eerste lid bedoelde bedrag van de uitkering wordt berekend naar verhouding van de totale duur van de door de overledene voor zijn 65-jarige leeftijd krachtens de Nederlandse wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken tot het tijdvak liggende tussen de datum waarop de overledene de 15-jarige leeftijd heeft bereikt en de datum van overlijden, maar uiterlijk de datum waarop hij de 65-jarige leeftijd heeft bereikt.

TITEL IV

DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 22 Administratief akkoord en verbindingsorganen

1. De bevoegde autoriteiten stellen door middel van een administratief akkoord de maatregelen vast welke nodig zijn voor de toepassing van dit Verdrag.

2. Teneinde de toepassing van dit Verdrag mogelijk te maken wijzen de bevoegde autoriteiten verbindingsorganen aan.

Artikel 23 Wederzijdse hulp

1. De bevoegde autoriteiten van de twee Verdragsluitende Staten verstrekken elkaar zo spoedig mogelijk:

  • a. inlichtingen met betrekking tot de ter uitvoering van dit Verdrag getroffen maatregelen, en

  • b. inlichtingen met betrekking tot alle wijzigingen in hun wetgeving welke van invloed kunnen zijn op de uitvoering van dit Verdrag.

2. De bevoegde autoriteiten en de bevoegde organen van de Verdragsluitende Staten zijn elkaar behulpzaam bij de toepassing van dit Verdrag.

3. De bevoegde autoriteiten en de bevoegde organen van de Verdragsluitende Staten zijn elkaar behulpzaam als betrof het de toepassing van hun eigen wetgeving. Dergelijke wederzijdse hulp is kosteloos.

Artikel 24 Verificatie van aanvragen en betalingen

1. Het bevoegd orgaan van de Verdragsluitende Staat waarbij een aanvraag voor een uitkering is ingediend gaat de juistheid na van de inlichtingen die betrekking hebben op de aanvrager en zijn gezinsleden en verstrekt deze bewijsstukken en ander materiaal aan het bevoegd orgaan van de andere Verdragsluitende Staat, zodat deze de aanvraag verder kan behandelen.

2. Het eerste lid van dit artikel is van overeenkomstige toepassing wanneer het bevoegd orgaan van één van de Verdragsluitende Staten een verzoek indient bij het bevoegd orgaan van de andere Verdragsluitende Staat om een onderzoek in te stellen met als doel het vaststellen van de rechtmatigheid van betalingen die zijn verricht aan pensioengerechtigden die wonen of verblijven op het grondgebied van de respectieve Verdragsluitende Staten.

3. De in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde informatie omvat ook inlichtingen met betrekking tot inkomen, gezinssituatie en gezondheidstoestand.

4. Wat betreft Chili zullen de in de vorige leden bedoelde inlichtingen verstrekt worden door het Instituut voor de Normalisatie van de sociale zekerheid. Niettemin zullen inlichtingen met betrekking tot de gezondheidstoestand van de aanvrager of zijn gezinsleden worden verstrekt door de bevoegde gezondheidsdienst.

5. De bevoegde organen van de Verdragsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks wenden tot elkaar en tot hun respectieve pensioengerechtigden of hun vertegenwoordigers.

6. De diplomatieke en consulaire vertegenwoordigers en de bevoegde organen van de Verdragsluitende Staten kunnen de autoriteiten op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat rechtstreeks om inlichtingen verzoeken, met als doel het recht op uitkering van en de rechtmatigheid van betalingen aan de respectieve pensioengerechtigden van de Verdragsluitende Staten vast te stellen.

Artikel 25 Identificatie

Om het recht op uitkering en de rechtmatigheid van de betaling krachtens de Nederlandse wetgeving te kunnen vaststellen is een persoon op wie dit Verdrag van toepassing is, verplicht zich te identificeren bij het Chileense bevoegde orgaan door middel van een officieel identiteitsbewijs.

Het Chileense bevoegde orgaan identificeert de persoon naar behoren aan de hand van het door hem getoonde identiteitsbewijs. Een identiteitsbewijs is een paspoort of ieder ander geldig legitimatiebewijs dat is afgegeven door de bevoegde autoriteit van de woonplaats van betrokkene. Het Chileense bevoegde orgaan stelt het Nederlandse bevoegde orgaan ervan in kennis dat de identiteit naar behoren is vastgesteld door een kopie te zenden van het identiteitsbewijs.

Artikel 26 Terugvordering van onverschuldigde betalingen

1. De Verdragsluitende Staten erkennen elkaars administratieve of rechterlijke beslissingen met betrekking tot de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen verstrekt krachtens hun wetgeving, op voorwaarde dat tegen dergelijke beslissingen geen beroep meer kan worden ingesteld voor een nationale rechter.

2. De Verdragsluitende Staten zijn elkaar behulpzaam bij de tenuitvoerlegging van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde beslissingen.

3. Op verzoek van een bevoegd orgaan of van het orgaan dat voor dit doel is aangewezen bevordert het andere bevoegd orgaan administratieve of rechterlijke procedures teneinde de in het eerste lid van dit artikel bedoelde beslissingen ten uitvoer te leggen. De kosten van deze procedure worden vergoed door het orgaan dat het verzoek heeft ingediend.

4. Wat betreft Chili, is de wettelijke vertegenwoordiger van de Nederlandse bevoegde organen met het oog op het bevorderen van de hiervoor genoemde rechterlijke procedures, het Instituut voor de Normalisatie van de sociale zekerheid.

5. Wanneer bij de vaststelling of de herziening van de uitkeringen bij invaliditeit, ouderdom of overlijden krachtens het Verdrag, het bevoegd orgaan van één van de Verdragsluitende Staten aan een rechthebbende op uitkeringen een groter bedrag heeft uitbetaald dan dat waarop deze recht heeft, kan dit orgaan aan het bevoegde orgaan van de andere Staat dat overeenkomstige uitkeringen aan deze rechthebbende verschuldigd is, verzoeken het te veel betaalde bedrag in te houden op de aan bedoelde rechthebbende nog verschuldigde achterstallige betalingen. Laatstgenoemd orgaan houdt de nog verschuldigde betalingen in op de wijze en binnen de grenzen als bepaald in de door dit orgaan toegepaste wetgeving en maakt het ingehouden bedrag over aan het orgaan dat de vorderingen heeft. Voor zover het te veel betaalde niet kan worden ingehouden op de nog verschuldigde betalingen is het zesde lid van dit artikel van toepassing.

6. Wanneer het orgaan van een Verdragsluitende Staat aan een rechthebbende op uitkeringen een groter bedrag heeft uitbetaald dan dat waarop hij recht heeft, kan dit orgaan, op de wijze en binnen de grenzen als bepaald in de door dit orgaan toegepaste wetgeving, aan het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Staat dat uitkeringen aan deze rechthebbende verschuldigd is, verzoeken het te veel betaalde bedrag in te houden op de bedragen die het aan bedoelde rechthebbende betaalt. Laatstgenoemd orgaan houdt het bedrag in op de wijze en binnen de grenzen als voor een dergelijke schuldvergelijking is bepaald bij de wetgeving die door dit orgaan wordt toegepast, alsof het door dit orgaan zelf te veel betaalde bedragen betreft, en maakt het ingehouden bedrag over aan het orgaan dat vorderingen heeft.

Artikel 27 Premie-inning

1. De Verdragsluitende Staten erkennen elkaars beslissingen inzake premie-inning krachtens hun nationale wetgeving, mits tegen deze beslissingen geen hoger beroep meer kan worden ingesteld voor een nationale rechter.

2. De Verdragsluitende Staten zijn elkaar behulpzaam bij de tenuitvoerlegging van de in het eerste lid van dit artikel genoemde beslissingen.

3. Op verzoek van een bevoegd orgaan, bevordert het andere bevoegde orgaan of het orgaan dat daartoe is aangewezen, administratieve en rechterlijke procedures voor de tenuitvoerlegging van beslissingen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel. De kosten van deze procedures worden vergoed door het orgaan dat het verzoek heeft ingediend.

4. Wat Chili betreft zullen de in het eerste lid bedoelde beslissingen een executoriaal karakter hebben.

Wat betreft Chili, is de wettelijke vertegenwoordiger van de Nederlandse bevoegde organen met het oog op het bevorderen van de hiervoor genoemde rechterlijke procedures, het Instituut voor de Normalisatie van de sociale zekerheid.

Artikel 28 Termijn voor het indienen van aanvragen, beroepschriften en andere documenten

Aanvragen, beroepschriften of andere documenten welke krachtens de wetgeving van een Verdragsluitende Staat binnen een bepaalde termijn moeten worden ingediend bij de bevoegde autoriteit of een bevoegd orgaan van die Verdragsluitende Staat, maar die in plaats daarvan binnen dezelfde termijn zijn ingediend bij de bevoegde autoriteit of een bevoegd orgaan van de andere Verdragsluitende Staat, worden geacht op tijd te zijn ingediend.

In zodanig geval vermeldt de bevoegde autoriteit of het bevoegd orgaan waarbij de aanvraag of het beroepschrift is ingediend, de datum van ontvangst van het document en zendt het onverwijld aan het verbindingsorgaan van de andere Verdragsluitende Staat.

Artikel 29 Indienen van aanvragen

Elke aanvraag voor een uitkering die is ingediend krachtens de wetgeving van een Verdragsluitende Staat wordt beschouwd als een aanvraag voor een uitkering krachtens de wetgeving van de andere Staat, op voorwaarde dat betrokkene op het moment waarop de aanvraag wordt ingediend, verklaart dat hij of zij verzekeringstijdvakken heeft vervuld krachtens de wetgeving van die Staat.

Artikel 30 Vrijstelling van betaling

Indien de wetgeving van een Verdragsluitende Staat bepaalt dat een document dat wordt ingediend bij de bevoegde autoriteit of een bevoegd orgaan van die Verdragsluitende Staat geheel of gedeeltelijk is vrijgesteld van de betaling van kosten of heffingen, daarin begrepen consulaire rechten en administratieve kosten, is deze vrijstelling eveneens van toepassing op gelijksoortige documenten die voor de toepassing van dit Verdrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit of een bevoegd orgaan van de andere Verdragsluitende Staat.

Artikel 31 Taal

1. Correspondentie tussen de bevoegde autoriteiten en de bevoegde organen, en aanvragen van particulieren die betrekking hebben op de toepassing van dit Verdrag mogen zijn gesteld in de Nederlandse, Spaanse of Engelse taal.

2. De aanvragen en documenten die worden ingediend voor de toepassing van dit Verdrag mogen niet worden afgewezen op grond van het feit dat zij zijn gesteld in één van de in het vorige lid genoemde talen.

Artikel 32 Koersen

1. Betalingen krachtens dit Verdrag kunnen deugdelijk worden gedaan in de munteenheid van de Verdragsluitende Staat die de betaling doet of in US dollars.

2. De uit dit Verdrag voortvloeiende overmaking van gelden geschiedt volgens de overeenkomsten die op het tijdstip van overmaking ter zake tussen de Verdragsluitende Staten van kracht zijn.

3. Wanneer door een Verdragsluitende Staat bepalingen worden ingevoerd die ten doel hebben het wisselen of de uitvoer van valuta te beperken, stellen de Regeringen van beide Verdragsluitende Staten onverwijld de nodige maatregelen vast om het overmaken van door elk van beide Verdragsluitende Staten uit hoofde van dit Verdrag verschuldigde geldsommen te waarborgen.

Artikel 33 Geschillenbeslechting

1. Geschillen tussen de beide Verdragsluitende Staten betreffende de interpretatie en de toepassing van dit Verdrag worden zoveel mogelijk door onderhandelingen tussen de bevoegde autoriteiten beslecht.

2. Indien het geschil niet binnen zes maanden gerekend vanaf de dag waarop het eerste verzoek om besprekingen is gedaan, kan worden beslecht, kan elk van beide Verdragsluitende Staten de zaak voor een bindende scheidsrechterlijke beslissing voorleggen aan een scheidsgerecht waarvan de samenstelling en de procedure door de Verdragsluitende Staten worden vastgesteld. De beslissing van het scheidsgerecht is niet vatbaar voor beroep en is voor de Verdragsluitende Staten bindend.

Artikel 34 Aanvullende verdragen

Dit Verdrag kan in de toekomst worden gewijzigd door aanvullende verdragen, die vanaf hun inwerkingtreding worden beschouwd als een integrerend bestanddeel van dit Verdrag. Aan dergelijke aanvullende verdragen kan terugwerkende kracht worden toegekend indien dit daarin is aangegeven.

TITEL V

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 35 Erkenning van eerdere tijdvakken en gebeurtenissen

1. Dit Verdrag is eveneens van toepassing op gebeurtenissen die van belang zijn voor rechten krachtens de wetgeving van één van de Verdragsluitende Staten en die zich hebben voorgedaan voor de inwerkingtreding ervan. Er kunnen krachtens dit Verdrag echter geen uitkeringen worden verleend over een tijdvak voorafgaande aan de inwerkingtreding. Desalniettemin worden verzekerings-tijdvakken die vervuld zijn voor de inwerkingtreding van dit Verdrag in aanmerking genomen voor de vaststelling van een recht op uitkering.

2. Beslissingen die voor de inwerkingtreding van dit Verdrag zijn genomen, zijn niet van invloed op rechten die op grond van dit Verdrag ontstaan.

3. De toepassing van dit Verdrag mag niet leiden tot vermindering van het bedrag van reeds voor de inwerkingtreding ervan vastgestelde uitkeringen.

4. De bepalingen van dit Verdrag zijn alleen van toepassing op aanvragen om uitkeringen die worden ingediend op of na de datum waarop dit Verdrag in werking treedt.

5. Het in artikel 8, eerste lid, bedoelde tijdvak van arbeid wordt gemeten vanaf de datum waarop dit Verdrag in werking treedt.

Artikel 36 Inwerkingtreding en kennisgeving

Beide Verdragsluitende Staten stellen elkaar schriftelijk in kennis van de voltooiing van hun respectieve interne juridische vereisten voor de inwerkingtreding van dit Verdrag. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de derde maand volgende op de datum van de laatste van deze kennisgevingen.

Artikel 37 Opzegging

1. Dit Verdrag wordt gesloten voor onbepaalde tijd en blijft van kracht tot het einde van het kalenderjaar volgende op het jaar waarin één van de Verdragsluitende Staten de andere Verdragsluitende Staat schriftelijk in kennis heeft gesteld van de beëindiging ervan.

2. Indien dit Verdrag wordt beëindigd blijven de rechten betreffende aanspraak op of betaling van uitkeringen die krachtens dit Verdrag zijn verkregen, gehandhaafd; voor opgebouwde aanspraken treffen de Verdragsluitende Staten regelingen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Santiago, Chili, op tien januari negentienhonderdenzesennegentig, in de Nederlandse en Spaanse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) A. P. W. MELKERT

Voor de Republiek Chili

(w.g.) M. F. AMUNÁTEGUI


Convenio sobre seguridad social el Reino de Los Paises Bajos y la Republica de Chile

El Reino de los Paises Bajos y la Republica de Chile

Animados por el deseo de regular las relaciones entre ambos Estados en el área de la Seguridad Social

han convenido lo siguiente:

TITULO I

DISPOSICIONES GENERALES

Articulo I Definiciones

1. Para la aplicación del presente Convenio, se entenderá por:

  • a. «Los Países Bajos», El Reino de los Países Bajos «Chile», la República de Chile.

  • b. «Territorio»: con respecto a Chile, el ámbito de aplicación de la Constitución Política de la República de Chile; con respecto a los Países Bajos, el territorio del Reino en Europa; en ambos casos, en conformidad con el Derecho Internacional.

  • c. «Nacional»: con respecto a Chile, todo aquel que es considerado chileno conforme a la Constitución Política de la República de Chile; con respecto a los Países Bajos, una persona de nacionalidad neerlandesa.

  • d. «Legislación», las leyes y reglamentos especificados en el articulo 2.

  • e. «Autoridad Competente»: con respecto a Chile, el Ministro del Trabajo y Previsión Social; con respecto a los Países Bajos, el Ministro de Asuntos Sociales y Empleo.

  • f. «Institución Competente»: cualquier institución responsable de aplicar la legislación especificada en el articulo 2 de este Convenio.

  • g. «Período de seguro», todo período reconocido como tal por la legislación conforme a la cual se completó dicho período, así como cualquier otro período considerado como equivalente por dicha legislación.

  • h. «Beneficios», cualquier prestación o pensión otorgada en virtud de la legislación de cualquiera de los dos Estados Contratantes, incluyéndose todo aumento o suma adicional que deba pagarse con una prestación o pensión.

  • i. «Refugiado», toda persona definida como tal en el artículo I de la Convención sobre Estatuto de los Refugiados de 28 de julio de 1951 y en el artículo I, párrafo 1, del Protocolo de 31 de enero de 1967.

  • j. «Apátrida»: con respecto a los Países Bajos, toda persona definida como tal en el artículo 1 de la Convención sobre Estatuto de los Apátridas de 28 de septiembre de 1954; con respecto a Chile, toda persona que carezca de nacionalidad.

  • k. «Miembro de la familia» o «beneficiario», con respecto a Chile, toda persona que pueda ser considerada como beneficiario conforme a la legislación chilena aplicable.

2. Cualquier término que no haya sido definido en el presente Convenio tendrá el significado que se le atribuya en la legislación que se aplique.

Articulo 2 Ambito de aplicación material

1. El presente Convenio se aplicará:

A. Con respecto a Chile, a la legislación relativa a:

  • a. el nuevo sistema de pensiones de vejez, invalidez y sobrevivencia, que se basa en la capitalización individual;

  • b. los regímenes legales relativos a las pensiones de vejez, invalidez y sobrevivencia administrados por el Instituto de Normalización Previsional, y

  • c. los regímenes legales relativos a las prestaciones de salud, sólo para la aplicación del artículo 16; y para los efectos de la aplicación de los artículos 6 a 12, también a su legislación sobre:

  • d. los otros regímenes de seguridad social, cuando corresponda.

B. Con respecto a los Países Bajos, a la legislación relativa a:

  • a. el seguro de invalidez;

  • b. el seguro general de vejez;

  • c. el seguro general de viudez y orfandad; y para los efectos de la aplicación de los artículos 6 a 12, también a su legislación sobre:

  • d. el seguro de enfermedad (prestaciones monetarias y en especie);

  • e. el seguro de desempleo;

  • f. las asignaciones familiares.

2. La aplicación de este Convenio se extenderá también a futura legislación de un Estado Contratante mediante la cual se extiendan las leyes especificadas en el párrafo 1 del presente artículo a nuevos grupos de beneficiarios, a menos que la Autoridad Competente de ese Estado Contratante notifique por escrito a la Autoridad Competente del otro Estado Contratante, dentro de un plazo de tres meses a contar de la fecha de publicación oficial de la nueva legislación, que no desea extender el Convenio.

3. A menos que el presente Convenio disponga otra cosa, la legislación mencionada en el párrafo 1 no incluye tratados u otros convenios internacionales o legislación supranacional sobre seguridad social que pudiere estar vigente entre uno de los Estados Contratantes y un tercer Estado, o leyes y reglamentos promulgados para la implementación específica de estos acuerdos internacionales.

4. Este Convenio no se aplicará a:

  • a. sistemas de seguridad social no legales;

  • b. sistemas de assistencia social y médica; y en lo que respecta a los Países Bajos:

  • c. regímenes especiales para funcionarios públicos o personas consideradas como tales.

Artículo 3 Ambito de aplicación personal

A menos que el presente Convenio disponga otra cosa, éste se aplicará a todas las personas que estén o hayan estado sometidas a la legislación de uno o ambos Estados Contratantes, y asimismo a los miembros de la familia y a los sobrevivientes de dichas personas o a sus beneficiarios, cuando corresponda, en la medida en que éstos deriven derechos de dichas personas.

Artículo 4 Igualdad de trato

A menos que el presente Convenio disponga otra cosa en cuanto a la aplicación de la legislación de un Estado Contratante, las siguientes personas, domiciliadas en uno de los Estados, tendrán los mismos derechos y obligaciones que los nacionales de dicho Estado:

  • a. los nacionales del otro Estado Contratante;

  • b. los refugiados y apátridas;

  • c. otras personas, en lo referente a los derechos derivados de las personas mencionadas en las letras a) y b).

Artículo 5 Exportación de beneficios

1. A menos que el presente Convenio disponga otra cosa, las pensiones de vejez, invalidez o sobrevivencia pagadas en virtud de la legislación de un Estado Contratante no podrán ser objeto de reducciones, modificaciones, suspensiones o retenciones por el hecho de que el pensionado tenga temporalmente su residencia o domicilio en el territorio del otro Estado Contratante.

2. Con respecto a los Países Bajos, el párrafo 1 se aplicará también cuando el pensionado conforme a su legislación tenga su domicilio o residencia en un tercer Estado, siempre que el Reino de los Países Bajos haya celebrado un convenio bilateral o un acuerdo supranacional relativo a seguridad social sobre cuya base se puedan pagar dichos beneficios en ese tercer Estado, bajo las condiciones establecidas en dicho convenio o acuerdo.

3. Con respecto a Chile, los beneficios mencionados en el párrafo 1 se pagarán a los nacionales neerlandeses que tengan su domicilio o residencia en un tercer país, bajo las mismas condiciones que a sus nacionales que tengan su domicilio o residencia en ese tercer país.

TITULO II

DISPOSICIONES SOBRE LA LEGISLACION APLICABLE

Artículo 6 Regla general

A menos que en el presente Título se disponga otra cosa, una persona que realice actividades laborales en calidad de empleada o como independiente en el territorio de un Estado Contratante, estará sometida, con respecto a estas actividades, únicamente a la legislación de ese Estado Contratante, aunque tenga su domicilio o residencia en el territorio del otro Estado Contratante o que su empleador o las oficinas de éste estén establecidas en el territorio del otro Estado Contratante.

Artículo 7 Las personas que realicen actividades laborales en ambos Estados

A menos que en el artículo 8 se disponga otra cosa, una persona domiciliada en uno de los Estados Contratantes que realice actividades laborales en calidad de empleada o como independiente en el territorio de ese Estado, estará sometida únicamente a la legislación de dicho Estado, incluso con respecto a actividades laborales que realice en calidad de empleada o como independiente en el territorio del otro Estado Contratante.

Artículo 8 Trabajadores destinados

1. Si una persona que se encuentre al servicio de un empleador que está establecido en el territorio de un Estado Contratante, es enviada por su empleador al territorio del otro Estado Contratante por un período que no excederá de dos años, permanecerá sometida únicamente a la legislación del primer Estado Contratante, como si estuviera realizando actividades laborales en el territorio del primer Estado Contratante.

2. El párrafo 1 no se aplicará si una persona, que es enviada por un empleador desde el territorio de un Estado Contratante al territorio del otro Estado Contratante, también presta servicios en el territorio del último Estado Contratante a otro empleador que esté establecido en ese territorio.

Artículo 9 Trabajadores a bordo de naves y aeronaves

1. a. Una persona empleada como oficial o miembro de la tripulación de una nave que enarbole pabellón chileno, y asegurada en virtud de la legislación de ambos Estados Contratantes, estará sometida únicamente a la legislación chilena.

  • b. Una persona empleada como oficial o miembro de la tripulación de una nave que no enarbole pabellón chileno, y que reciba su remuneración de una empresa o persona establecida en el territorio de los Países Bajos, estará sometida a la legislación neerlandesa a condición de tener su domicilio en el territorio de los Países Bajos.

2. Una persona empleada como oficial o miembro de la tripulación de una aeronave y asegurada en virtud de la legislación de ambos Estados Contratantes, estará sometida únicamente a la legislación del Estado Contratante en cuyo territorio esté establecido el empleador.

Artículo 10 Personal diplomático y funcionarios públicos

1. Este Convenio no afectará a las disposiciones de la Convención de Viena sobre Relaciones Diplomáticas de 18 de abril de 1961 y de la Convención de Viena sobre Relaciones Consulares de 24 de abril de 1963.

2. Los nacionales de uno de los Estados Contratantes que presten servicios al Gobierno de un Estado Contratante en el territorio del otro Estado Contratante y cuya situación ne esté regulada por las Convenciones mencionadas en el párrafo 1, estarán sometidos exclusivamente a la legislación del primer Estado Contratante.

3. Las disposiciones del párrafo 2 se aplicarán cuando corresponda a los miembros de la familia que acompañen a las personas mencionadas en dicho párrafo, a menos que estos miembros de la familia realicen ellos mismos actividades laborales como empleados o independientes en el territorio del otro Estado Contratante.

Artículo 11 Domicilio en el territorio de los Países Bajos

Para los efectos de la aplicación de la legislación neerlandesa, toda persona que esté sometida a dicha legislación en virtud del presente Título, será considerada como domiciliada en el territorio de los Países Bajos.

Artículo 12 Excepciones

A peteción del empleado o del empleador, las Autoridades Competentes de ambos Estados Contratantes podrán acordar una excepción a las disposiciones del presente Título en beneficio de personas o grupos de personas, a condición de que el interesado esté sometido a la legislación de uno de los Estados Contratantes.

TITULO III

CAPITULO 1

DISPOSICIONES COMUNES

Artículo 13 Totalización de períodos

Cuando una persona haya completado períodos de seguro conforme a la legislación de ambos Estados y no cumpla con los requisitos para tener derecho a beneficios en virtud de los períodos de seguro completados únicamente conforme a la legislación de un Estado, la Institución Competente de ese Estado totalizará, en la medida en que sea necesario para tener derecho a beneficios en virtud de la legislación que se aplique, los períodos de seguro completados conforme a la legislación de cada uno de los Estados, siempre y cuando estos períodos no se superpongan.

Artículo 14 Determinación de la incapacidad de trabajo

1. La Institución Competente de cada uno de los Estados Contratantes determinará, en conformidad con las disposiciones de la legislación que aplique, la disminución de la capacidad de trabajo necesaria para el otorgamiento de la pensión de invalidez. Los exámenes médicos requeridos serán efectuados por la institución del domicilio o residencia, a petición de la Institución Competente.

2. Para los efectos de lo dispuesto en el párrafo anterior, la Institución Competente del Estado Contratante donde el interesado tenga su domicilio o residencia enviará a la Institución Competente del otro Estado Contratante, si ésta así lo requiere, los informes y documentos médicos que obren en su poder.

3. En caso de que la Institución Competente chilena considere necesario que determinados exámenes médicos en los cuales tenga especial interés se efectúen en los Países Bajos, los gastos que se hagan para estos exámenes en ese país serán solventados en partes iguales por el trabajador y la Institución Competente Chilena, tomando en cuenta los costos que dichos exámenes puedan tener en los Países Bajos.

En caso de que se apele contra una resolución de incapacidad de trabajo pronunciada en Chile y que a consecuencia de ello sean necesarios nuevos exámenes médicos, los gastos de éstos serán financiados de la manera antes señalada, a menos que la apelación haya sido interpuesta por una Institución Competente o Compañía de Seguros chilena; en tal caso los gastos serán financiados por la entidad que apeló.

CAPITULO 2

DISPOSICIONES APLICABLES A CHILE

Artículo 15 Beneficios

1. Los afiliados a una Administradora de Fondos de Pensiones financiarán sus pensiones en Chile con el saldo acumulado en su cuenta de capitalización individual. En caso de que dicho saldo fuere insuficiente para financiar una pensión equivalente a la pensión mínima garantizada por el Estado, el afiliado tendrá derecho, conforme al artículo 13, a totalizar sus períodos de seguro, con el fin de poder solicitar una pensión mínima de vejez o invalidez.

Igual derecho tendrán los beneficiarios de una pensión de sobrevivencia.

2. Para determinar si se cumplen los requisitos de la legislación chilena para acogerse a pensiones de vejez anticipadas en virtud del Nuevo Sistema de Pensiones, los afiliados que hayan recibido una pensión en virtud de la legislación neerlandesa, serán considerados como pensionados del sistema de pensiones mencionado en el párrafo 4.

3. Los trabajadores afiliados al Nuevo Sistema de Pensiones en Chile podrán seguir imponiendo voluntariamente en dicho Sistema como independientes durante el período en que tengan su domicilio o residencia en los Países Bajos, sin perjuicio de su obligación de pagar cotizaciones en virtud de la legislación neerlandesa sobre pensiones.

Los trabajadores que elijan esta alternativa quedarán exentos de la obligación de cotizar en el sistema de salud chileno.

4. Los afiliados a los Regímenes de Pensiones administrados por el Instituto de Normalización Previsional también tendrán derecho a totalizar los períodos de seguro conforme al artículo 13, con el fin de obtener pensiones en virtud de la legislación que les corresponda.

5. En las situaciones comtempladas en los párrafos 1 y 4, la Institución Competente fijará el monto de la prestación como si todos los períodos de seguro hubieren sido completados conforme a su propia legislación, y, para los efectos de pago de la prestación, la Institución calculará el monto pagadero por ella proporcionalmente entre los períodos de seguro completados exclusivamente conforme a dicha legislación y la totalidad de los períodos de seguro considerados en ambos países. Si la totalidad de los períodos de seguro considerados en ambos Estados Contratantes excediere del período establecido por la legislación chilena para tener derecho a una pensión completa, no se tomarán en cuenta para este cálculo los años que excedan de dicho total.

Artículo 16 Prestaciones de salud para los pensionados

Las personas que reciban una pensión en virtud de la legislación neerlandesa y que tengan su domicilio o residencia en Chile, tendrán derecho a acogerse al sistema de salud chileno bajo las mismas condiciones que los pensionados chilenos.

CAPITULO 3

DISPOSICIONES APLICABLES A LOS PAISES BAJOS

Artículo 17 Determinación del derecho a beneficios

Si una persona que estuvo sometida a la legislación de ambos Estados Contratantes cumple con los requisitos de la legislación neerlandesa para obtener derecho a beneficios para ella misma o para los miembros de su familia, sobrevivientes, reclamantes u otros beneficiarios, sin necesidad de tener que totalizar los períodos de seguro como se indica en el artículo 13, la Institución Competente neerlandesa determinará el monto de los beneficios conforme a las disposiciones de la legislación que esta Institución aplique.

Artículo 18 Beneficios en virtud de las leyes sobre incapacidad de trabajo

Si una persona, en el momento de producirse la incapacidad de trabajo y la consiguiente invalidez, está sometida a la legislación chilena sobre pensiones, y tiene derecho a una pensión chilena de invalidez, y que anteriormente estuvo por lo menos 12 meses asegurada en virtud de la legislación neerlandesa sobre invalidez, tendrá derecho a beneficios conforme a esta última legislación, aplicando si fuese necesario el artículo 13, y dichos beneficios se calcularán conforme a las disposiciones del artículo 19.

Artículo 19 Cálculo de los beneficios

1. Cuando el derecho a beneficios haya sido determinado conforme al artículo 18, el monto de dichos beneficios se calculará sobre la base de la proporción entre la duración total de los períodos de seguro completados por el interesado conforme a la legislación neerlandesa después de haber cumplido quince años de edad y el período transcurrido entre la fecha en que dicha persona cumplió quince años de edad y la fecha en que se produjo la incapacidad de trabajo y la consiguiente invalidez.

2. Si en el momento de producirse la incapacidad de trabajo y la consiguiente invalidez el interesado se desempeñaba como trabajador dependiente, los beneficios se determinarán conforme a las disposiciones de la Ley sobre Seguro de Incapacidad de Trabajo (WAO) de 18 de febrero de 1966. Si ése no es el caso, los beneficios se determinarán conforme a las disposiciones de la Ley General sobre Incapacidad de Trabajo (AAW) de 11 de diciembre de 1975.

3. Se tomarán en consideración los siguientes períodos de seguro completados conforme a la legislación neerlandesa:

  • a) períodos de seguro completados en calidad de empleado conforme a la ley sobre Seguro de Incapacidad de Trabajo (WAO) de 18 de febrero de 1966;

  • b) períodos de seguro completados en virtud de la Ley General sobre Incapacidad de Trabajo (AAW) de 11 de diciembre de 1975, siempre que no coincidan con períodos de seguro completados conforme a la Ley sobre Seguro de Incapacidad de Trabajo (WAO); y

  • c) períodos de trabajo y períodos considerados como tales, completados en los Países Bajos antes del 1 de julio de 1967.

Artículo 20 Pensión de vejez

1. La Institución Competente neerlandesa determinará el monto de la pensión de vejez directa y exclusivamente sobre la base de los períodos completados conforme a la Ley neerlandesa mencionada en el artículo 2, párrafo 1, letra B, frase b.

2. Los períodos anteriores al 1 de enero de 1957, durante los cuales un nacional de uno de los Estados Contratantes o una persona mencionada en el artículo 4, letra b) haya tenido su domicilio en los Países Bajos después de haber cumplido los quince años de edad, o haya efectuado un trabajo remunerado en dicho país, teniendo su domicilio en otro, serán igualmente considerados como períodos de seguro en caso de que dicha persona no cumpla con los requisitos de la legislación neerlandesa sobre la base de la cual dichos períodos puedan ser considerados períodos de seguro para esa persona.

3. Los períodos mencionados en el párrafo 2 sólo se tomarán en consideración para el cálculo de la pensión de vejez si la persona ha estado asegurada conforme al artículo 6 de la legislación neerlandesa mencionada en el artículo 2, párrafo 1, letra B, frase b, y si ha tenido por lo menos durante seis años su domicilio en el territorio de uno o de ambos Estados Contratantes después de cumplir los 59 años de edad, y sólo si la persona tiene su domicilio en el territorio de alguno de los dos Estados. No obstante, estos períodos no se tomarán en consideración si coinciden con períodos que ya se consideraron para el cálculo de una pensión de vejez conforme a la legislación de un país que no sea los Países Bajos.

Artículo 21 Pensión de sobrevivencia

1. Si un nacional de uno de los Estados Contratantes o una persona mencionada en el artículo 4, letra b, estaba sometido a la legislación chilena en el momento de su deceso y había completado previamente un total de por lo menos 12 meses de cobertura conforme a la legislación neerlandesa sobre seguros de viudez y orfandad, su viuda o huérfanos tendrán derecho a beneficios conforme a la legislación neerlandesa que se calculará de acuerdo con las disposiciones del párrafo 2.

2. El monto de los beneficios mencionados en el párrafo 1 se calculará sobre la base de la proporción entre la duración total de los períodos de seguro completados por el difunto conforme a la legislación neerlandesa antes de cumplir 65 años de edad y la duración del período entre la fecha en que cumplió 15 años de edad y la fecha de su deceso, pero considerando como fecha máxima el día en que cumplió 65 años.

TITULO IV

DISPOSICIONES VARIAS

Artículo 22 Acuerdo administrativo y Organismos de Enlace

1. Mediante un acuerdo administrativo las Autoridades Competentes adoptarán las medidas necesarias para la implementación de este Convenio.

2. Asimismo, las Autoridades Competentes deberán designar Organismos de Enlace con el fin de hacer posible la implementación de este Convenio.

Artículo 23 Asistencia mutua

1. Las Autoridades Competentes de ambos Estados Contratantes se comunicarán mutuamente lo más pronto posible:

  • a) la información relativa a las medidas adoptadas para la implementación de este Convenio, y

  • b) la información relativa a cualquier modificación en su legislación respectiva que pueda afectar la implementación de este Convenio.

2. Las Autoridades Competentes y las Instituciones Competentes de los Estados Contratantes se prestarán asistencia mutua para la aplicación del presente Convenio.

3. Las Autoridades Competentes y las Instituciones Competentes de los Estados Contratantes se prestarán asistencia mutua como si estuviesen aplicando su propia legislación. Esta asistencia mutua será gratuita.

Artículo 24 Verificación de solicitudes y pagos

1. La Institución Competente del Estado Contratante a la que se haya presentado una solicitud de beneficios verificará la exactitud de la información relativa al solicitante y a los miembros de su familia y proporcionará las certificaciones y los demás documentos a la Institución Competente del otro Estado Contratante, de modo que ésta pueda dar curso a la solicitud.

2. El párrafo 1 de este artículo se aplicará del mismo modo cuando la Institución Competente de uno de los Estados Contratantes presente una solicitud a la Institución Competente del otro Estado Contratante con el objeto de establecer la legitimidad de pagos efectuados a pensionados que tengan su domicilio o residencia en el territorio de los respectivos Estados Contratantes.

3. La información mencionada en los párrafos 1 y 2 de este artículo incluye también datos relativos a los ingresos, situación familiar y estado de salud.

4. En lo que respecta a Chile, la información que se menciona en los párrafos precedentes será entregada por el Instituto de Normalización Previsional. No obstante, cualquier información relativa al estado de salud del solicitante o de los miembros de su familia será entragada por el Servicio de Salud que corresponda.

5. Las Instituciones Competentes de los Estados Contratantes podrán comunicarse directamente entresí y con sus respectivos pensionados o sus representantes.

6. Los representantes diplomáticos y consulares y las Instituciones Competentes de los Estados Contratantes podrán solicitar información directamente a las Autoridades en el territorio del otro Estado Contratante, con el fin de establecer el derecho a beneficios y la legitimidad de los pagos a los respectivos pensionados de los Estados Contratantes.

Artículo 25 Identificación

Con el propósito de establecer su derecho a beneficios y la legitimidad de los pagos conforme a la legislación neerlandesa, toda persona a quien se pueda aplicar el presente Convenio tendrá la obligación de identificarse ante la Institución Competente chilena por medio de una cédula de identidad oficial.

La Institución Competente chilena identificará debidamente a la persona luego de la presentación de su cédula de identidad. Un pasaporte o cualquier otro documento de legitimación válido emitido por la Autoridad Competente del domicilio del interesado será considerado como cédula de identidad. La Institución Competente chilena informará a la Institución Competente neerlandesa que efectuó debidamente la comprobación de la identidad enviándole una copia de la cédula de identidad.

Artículo 26 Recuperación de pagos indebidos

1. Los Estados Contratantes reconocerán las resoluciones administrativas o judiciales que cada uno de ellos adopte con respecto a la recuperación de pagos indebidos de prestaciones efectuados conforme a su legislación, a condición de que ya no sea posible apelar contra dichas resoluciones ante un juez nacional.

2. Los Estados Contratantes se prestarán asistencia mutua para la ejecución de las resoluciones mencionadas en el párrafo 1 de este artículo.

3. A petición de una Institución Competente o de la Institución designada para estos efectos, la otra Institución Competente iniciará los procedimientos administrativos o judiciales con el fin de ejecutar las resoluciones mencionadas en el párrafo 1 de este artículo. Los gastos de estos procedimientos serán reembolsados por la Institución que presentó la solicitud.

4. En lo que respecta a Chile, el representante legal de las Instituciones Competentes neerlandesas, encargado de iniciar los procedimientos judiciales antes mencionados será el Instituto de Normalización Previsional.

5. Si al conceder o verificar los beneficios por invalidez, vejez o sobrevivencia en virtud de este Convenio, la Institución Competente de uno de los Estados Contratantes hubiere pagado a un pensionado montos superiores a los que tenía derecho, esa Institución podrá solicitar a la Institución Competente del otro Estado, responsable del pago de los beneficios correspondientes a dicho pensionado, reducir los montos pagados en exceso de los pagos atrasados que aún se adeuden a este pensionado. La última Institución retendrá los pagos atrasados bajo las condiciones y dentro de los límites definidos por su legislación y transferirá el monto deducido a la Institución acreedora. Si el monto pagado en exceso no pudiere ser deducido de pagos atrasados, se aplicará el párrafo 6 de este artículo.

6. En el caso de que la Institución de un Estado Contratante hubiere pagado a un pensionado un monto superior al que tenía derecho, esa institución podrá, bajo las condiciones y dentro de los límites definidos en la legislación que aplica, solicitar a la Institución Competente del otro Estado Contratante, responsable del pago de prestaciones a dicho pensionado, que deduzca el monto pagado en exceso de los montos que ésta paga a dicho pensionado. La última Institución efectuará la deducción bajo las condiciones y dentro de los límites definidos en la legislación que aplica para tal compensación de montos, como si se tratara de montos pagados en exceso por ella misma, y transferirá el monto deducido a la Institución acreedora.

Artículo 27 Cobro de cotizaciones

1. Los Estados Contratantes reconocen las resoluciones pronunciadas en cada uno de ellos respecto al cobro de cotizaciones conforme a su legislación nacional, a condición de que contra estas resoluciones ya no sea possible apelar ante un juez nacional.

2. Los Estados Contratantes se prestarán asistencia mutua para la ejecución de las resoluciones mencionadas en el párrafo 1 de este artículo.

3. A petición de una Institución Competente, la otra Institución Competente o la Institución designada para tal efecto, iniciará los procedimientos administrativos y judiciales para ejecutar las resoluciones mencionadas en el párrafo 1 de este artículo. Los gastos de estos procedimientos serán reembolsados por la Institución que presente la solicitud.

4. En lo que respecta a Chile, las resoluciones mencionadas en el párrafo 1 tendrán mérito ejecutivo.

Con respecto a Chile, el representante legal de las Instituciones Competentes neerlandesas encargado de iniciar los procedimientos judiciales antes mencionados será el Instituto de Normalización Previsional.

Artículo 28 Plazo para le presentación de solicitudes, apelaciones y otros documentos

Toda solicitud, apelación u otro documento que conforme a la legislación de un Estado Contratante deba presentarse dentro de un plazo determinado a la Autoridad Competente o a una Institución Competente de ese Estado Contratante, y que en vez de eso se presente, dentro del mismo plazo, a la Autoridad Competente o una Institución Competente del otro Estado Contratante, se considerará como presentado dentro del plazo.

En este caso la Autoridad Competente o la Institución Competente a la que se presentó la solicitud o escrito de apelación deberá indicar la fecha de recepción del documento y mandarlo sin dilación al Organismo de Enlace del otro Estado Contratante.

Artículo 29 Presentación de solicitudes

Toda solicitud de beneficios presentada en virtud de la legislación de un Estado Contratante será considerada como una solicitud de beneficios presentada en virtud de la legislación del otro Estado, a condición de que el interesado, en el momento de presentar la solicitud, declare que completó períodos de seguro conforme a la legislación de este último Estado.

Artículo 30 Exención de pago

En caso de que la legislación de un Estado Contratante disponga que un documento presentado a la Autoridad Competente o a una Institución Competente de ese Estado Contratante, está total o parcialmente liberado del pago de gastos o cobros, incluidos los derechos consulares y gastos administrativos, esta exención se aplicará igualmente a los documentos equivalentes que se presenten a la Autoridad Competente o a una Institución Competente del otro Estado Contratante, en conformidad con este Convenio.

Artículo 31 Idioma

1. La correspondencia entre las Autoridades Competentes y las Instituciones Competentes y las solicitudes de personas privadas que se refieran a la aplicación de este Convenio, podrán ser redactadas en los idiomas neerlandés, español o inglés.

2. Las solicitudes y documentos presentados en conformidad con este Convenio no podrán ser rechazados por el hecho de estar redactados en uno de los idiomas mencionados en el párrafo precedente.

Artículo 32 Moneda de pago

1. Los pagos en virtud de este Convenio podrán efectuarse válidamente en la moneda del Estado Contratante que efectúa el pago o en dólares de los Estados Unidos de Norteamérica.

2. Las transferencias de dinero efectuadas en virtud de este Convenio se harán conforme con los acuerdos que en esta materia vinculen a ambos Estados Contratantes en el momento de la transferencia.

3. En caso de que un Estado Contratante dicte disposiciones con la finalidad de restringir el cambio o exportación de divisas, los Gobiernos de ambos Estados Contratantes adoptarán de inmediato las medidas necesarias para asegurar la transferencia de los montos de dinero adeudados por cualquiera de los Estados Contratantes con motivo de este Convenio.

Artículo 33 Solución de controversias

1. Las controversias entre ambos Estados Contratantes con respecto a la interpretación y aplicación de este Convenio serán resueltas, en la medida de lo posible, mediante negociaciones entre las Autoridades Competentes.

2. En caso de no poder resolver una controversia dentro de los seis meses a contar del día en que se presentó la primera solicitud de negociaciones, cualquiera de los Estados Contratantes podrá someter la materia a la decisión obligatoria de un tribunal arbitral, cuya composición y procedimientos serán determinados por los Estados Contratantes. La decisión del tribunal arbrital no podrá ser sometida a apelación y tendrá carácter de obligatoria para los Estados Contratantes.

Artículo 34 Convenios complementarios

El presente Convenio podrá ser modificado en el futuro por convenios complementarios que serán considerados parte integrante del presente Convenio a partir de su entrada en vigencia. Estos convenios complementarios podrán tener efecto retroactivo si así lo especifican.

TITULO V

DISPOSICIONES TRANSITORIAS Y FINALES

Artículo 35 Reconocimiento de hechos y períodos anteriores

1. El presente Convenio se aplicará igualmente a hechos que se produjeron antes de su entrada en vigencia y que podrían otorgar derechos en virtud de la legislación de cualquiera de los Estados Contratantes. Sin embargo, no se podrán pagar beneficios en virtud de este Convenio por un período anterior a su entrada en vigencia. En todo caso, los períodos de seguro completados antes de la entrada en vigencia del presente Convenio se considerarán para determinar derechos a beneficios.

2. Las resoluciones adoptadas antes de la entrada en vigencia de este Convenio, no tendrán efectos sobre derechos que se originen en virtud de él.

3. La aplicación de este Convenio no podrá producir una disminución del monto de beneficios concedidos antes de su entrada en vigencia.

4. La disposiciones de este Convenio sólo se aplicarán a las solicitudes de beneficios que hayan sido presentadas en la fecha de entrada en vigencia de este Convenio o con posterioridad a ella.

5. El período de trabajo mencionado en el artículo 8, párrafo 1, se calculará en fechas no anteriores a la entrada en vigencia de este Convenio.

Artículo 36 Entrada en vigencia y notificaciones

Ambos Estados Contratantes se notificarán mutuamente por escrito que han cumplido con sus respectivos requisitos jurídicos internos, necesarios para la entrada en vigencia del presente Convenio. Este Convenio entrará en vigencia el primer día del tercer mes seguiente a la fecha de la última de estas notificaciones.

Artículo 37 Denuncia

1. El presente Convenio se celebra por tiempo indefinido y se matendrá en vigencia hasta la expiración del año calendario siguiente al año en el cual uno de los Estados Contratantes notifique su denuncia por escrito al otro Estado Contratante.

2. En caso de denuncia del presente Convenio, se conservarán los derechos a prestaciones o a pagos de beneficios adquiridos en virtud del mismo; los Estados Contratantes adoptarán medidas en lo que respecta a solicitudes ya efectuadas.

EN TESTIMONIO DE LO CUAL, los suscritos, debidamente autorizados para ello, suscribieron el presente Convenio.

HECHO en duplicado, en Santiago, Chile, el diez de enero de mil novecientos noventa y seis, en los idiomas español y neerlandés, siendo ambos textos igualmente auténticos.

Por el Reino de los Países Bajos

(fdo.) A. P. W. MELKERT

Por la Republica de Chile

(fdo.) M. F. AMUNÁTEGUI


D. PARLEMENT

Het Verdrag behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Verdrag kan worden gebonden.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Verdrag treden ingevolge artikel 36 van het Verdrag in werking op de eerste dag van de derde maand volgende op de datum van de laatste der kennisgevingen door de Verdragsluitende Staten dat aan hun respectieve interne juridische vereisten voor de inwerkingtreding van het Verdrag is voldaan.

J. GEGEVENS

Van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, waarnaar wordt verwezen in artikel 1, onder i, van het onderhavige Verdrag, zijn de Engelse en de Franse tekst geplaatst in Trb. 1951, 131. De Nederlandse vertaling is geplaatst in Trb. 1954, 88. Zie ook, laatstelijk, Trb. 1995, 136.

Van het bij het bovengenoemde Verdrag behorende Protocol van 31 januari 1967, waarnaar wordt verwezen in artikel 1, onder i, van het onderhavige Verdrag, zijn de Engelse en de Franse tekst alsmede de Nederlandse vertaling geplaatst in Trb. 1967, 76. Zie ook, laatstelijk, Trb. 1995, 138.

Van het Verdrag betreffende de status van staatlozen van 28 september 1954, waarnaar wordt verwezen in artikel 1, onder j, van het onderhavige Verdrag, zijn de Engelse en de Franse tekst geplaatst in Trb. 1957, 42. De Nederlandse vertaling is geplaatst in Trb. 1957, 22. Zie ook, laatstelijk, Trb. 1995, 137.

Van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van 18 april 1961, waarnaar wordt verwezen in artikel 10, eerste lid, van het onderhavige Verdrag, zijn de Engelse en de Franse tekst geplaatst in Trb. 1962, 101. De Nederlandse vertaling is geplaatst in Trb. 1962, 159. Zie ook, laatstelijk, Trb. 1994, 212.

Van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 24 april 1963, waarnaar wordt verwezen in artikel 10, eerste lid, van het onderhavige Verdrag, zijn de Engelse, Franse en Spaanse tekst geplaatst in Trb. 1965, 40. De Nederlandse vertaling is geplaatst in Trb. 1981, 143. Zie ook, laatstelijk, Trb. 1994, 213.

Uitgegeven de twaalfde februari 1996

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. VAN MIERLO

Naar boven