A. TITEL

Intern Akkoord betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het Tweede Financieel Protocol bij de Vierde ACS-EG-Overeenkomst;

Brussel, 20 december 1995

B. TEKST

De Nederlandse tekst van het Akkoord is geplaatst in Trb. 1996, 104.

D. PARLEMENT

Zie Trb. 1996, 104.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1996, 104.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1996, 104.

Bij gelegenheid van de ondertekening van het onderhavige Akkoord werden op 20 december 1995 in het proces-verbaal van ondertekening van het Akkoord verklaringen afgelegd, waarvan de Nederlandse tekst1 als volgt luidt:

Verklaringen in het proces-verbaal van ondertekening van het Intern Akkoord betreffende de financiering en het beheer van de Gemeenschap in het kader van het Tweede Financieel Protocol van de Vierde ACS-EG-Overeenkomst

1. Verklaring van de Lid-Staten ad artikel 1, lid 2

De vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, herinneren eraan dat overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Cannes van 26 juni 1995

  • a. de financiële steun van de Unie in totaal 13.307 miljoen ecu bedraagt, niet meegerekend de steun van de Bank;

  • b. binnen dat bedrag:

– in het kader van de begrotingsprocedure van de Gemeenschap een bedrag van 160 miljoen ecu moet worden uitgetrokken ter vergroting van de humanitaire steun voor de ACS-landen, en

– de huidige waarde van de omzetting in schenkingen van de nog niet toegewezen speciale leningen van de voorgaande overeenkomsten is verdisconteerd ten belope van ongeveer 15 miljoen ecu.

2. Verklaring van de Lid-Staten en de Commissie ad artikel 2, lid 1, punt b

De in artikel 2, lid 1, punt b, vermelde bedragen kunnen niet worden gebruikt alvorens het herziene associatiebesluit inzake de LGO in werking is getreden.

3. Verklaring van de Lid-Staten en de Commissie ad artikel 2, lid 1, punt b

Binnen de quota van de middelen die aan elk van de drie groepen LGO werden toegekend, zullen de subsidies bij voorrang worden gebruikt voor de armste LGO.

4. Verklaring van de Commissie ad artikel 6, lid 1

Uiterlijk op 15 juli van elk jaar zal de Commissie de Lid-Staten de nota „Financiële informatie over de Europese Ontwikkelingsfondsen" doen toekomen. Deze nota is een bijlage van het voorontwerp van begroting en bevat onder meer ramingen met betrekking tot de financieringsbehoeften van het EOF voor de volgende begrotingsjaren.

Aan de hand van deze nota kunnen de Lid-Staten ramen welk deel van de nationale begroting beschikbaar moet worden gesteld ten behoeve van het EOF wanneer de procedure voor het afroepen van de bijdragen wordt gestart.

De Commissie wijst er echter met nadruk op dat de bewuste informatie in geen geval vooruit loopt op de jaarlijkse ramingen of op de uiteindelijk af te roepen financiële middelen.

5. Verklaring van de Lid-Staten ad artikel 8, lid 2

Mocht de Raad besluiten de voorwaarden van de begrotingsgarantie betreffende de andere partners van de Unie te wijzigen, dan wordt de besluitvormingsorganen van de Bank verzocht de voorwaarden van de garantie van de Lid-Staten voor leningen van de EIB uit eigen middelen ten behoeve van de ACS-landen, aan te passen.

6. Verklaring van de Commissie ad artikel 9, lid 2

Met het oog op de door de Commissie ter toepassing van artikel 9, lid 2, genomen besluiten worden onder de in de artikelen 21, 25 en 26 van het Intern Akkoord genoemde voorwaarden periodieke financieringsvoorstellen voor advies aan het Comité van het EOF voorgelegd. In die voorstellen moet de draagwijdte van de in dit artikel bedoelde aanwending van rentebaten gepreciseerd en worden, in voorkomend geval, bijzonderheden verschaft voor de vroegere aanwending van rentebaten.

De in dit lid bedoelde administratie- en financieringskosten zijn die kosten welke niet normaliter ten laste van de algemene begroting van de Gemeenschap komen (bijvoorbeeld koersverliezen en achterstandsrente) en die niet aan de programma's kunnen worden toegerekend.

7. Verklaring van de Lid-Staten en de Bank ad artikel 13, lid 3

1. De opsomming in artikel 13, lid 3 van de interventiesectoren van de Bank is niet limitatief maar indicatief en sluit niet uit dat de Bank steun kan verlenen in de vorm van leningen uit eigen middelen voor rendabele infrastructuurprojecten in ACS-Staten waarin deze financieringsvorm geschikt lijkt op grond van het ontwikkelingsniveau en de economische en financiële situatie van die Staten.

2. Aanvragen om financiering met risicodragend kapitaal voor rendabele infrastructuurprojecten kunnen eveneens door de Bank worden onderzocht, wanneer het gaat om autonoom opererende industriële ondernemingen waarvoor het gebruik van deze vorm van steun verantwoord is.

3. Ten aanzien van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen berust de verantwoordelijkheid voor het onderzoek van desbetreffende projecten, overeenkomstig de in onderstaande tabel vastgestelde regels en criteria hetzij bij de Bank (artikel 263, onder e, van de Overeenkomst, hetzij bij de Commissie (artikel 284, onder a), van de Overeenkomst):

VERDELING VAN DE BEVOEGDHEDEN VAN DE COMMISSIE EN DE BANK INZAKE DE FINANCIERING VAN KLEINE EN MIDDELGROTE ONDERNEMINGEN

BANKCOMMISSIE
  
I. SECTOREN
  
De kleine en middelgrote ondernemingen in de sectoren waarin de Bank steun verleent, met name in de sectoren industrie, landbouwindustrie en toerismeDe kleine en middelgrote ondernemingen uit de ambachtelijke, de landbouw-, de handels- en de dienstensector, onverminderd de bevoegdheden van de Bank inzake toerisme
  
II. BEMIDDELENDE INSTANTIES
  
Banken en financiële bemiddelaars uit de ACS of de EG die in de sectoren waarin de Bank steun verleent, ten behoeve van de KMO's financieringsmiddelen verstrekken met gebruikmaking van de bedrijfsvoeringsmethoden van bankwezen en handelHetzij openbare, hetzij op coöperatieve of onderlinge grondslag werkende instanties die de ontwikkeling van ambachtelijke commerciële, agrarische en dienstenverlenende KMO's ten doel heb-ben
  
III. MODALITEITEN
  
(p.m.) Rechtstreekse participatie van de Gemeenschap in het kapitaal van financiële bemiddelaars – Globale leningen met rentesubsidie uit eigen middelen van de Bank – Globale bijstand voor risicodragend kapitaal (voor vorming van eigen vermogen of financiering van leningen van KMO's).Subsidie aan de bemiddelende financieringsinstantie, die tot taak heeft deze financieringen in de vorm van terug te betalen steun door te sluizen, overeenkomstig artikel 233, lid 4, onder b, van de Overeenkomst
  
IV. OMVANG VAN DE KREDIETVERRICHTINGEN
  
Geen beperkingen a priori ten aanzien van het bedrag van de leningen of de globale bijstand. Minimumkredieten van 100.000 ecu (en uiteraard hogere bedragen) voor de ondernemingen van de onder I genoemde sectoren van de Bank.Geen beperking a priori ten aanzien van het bedrag van de globale bijstand. Het doorgeefkrediet mag per afzonderlijke verrichting niet hoger zijn dan 100.000 ecu voor de ambachtelijke sector.

8. Verklaring van de Bank ad artikel 15, lid 1

Het in artikel 284, lid 2, bepaalde gedeelte van het voor de financiering van de particuliere sector bestemde risicodragend kapitaal zal in belangrijke mate ten behoeve van de KMO's worden gebruikt.

9. Verklaring van de Lid-Staten en de Commissie ad artikel 16, lid 1

De Lid-Staten nemen er nota van dat:

– de Commissie zich ertoe verbindt de Lid-Staten een eerste versie van de identificatiebladen van de projecten en programma's toe te zenden, en wel binnen een maand nadat het behandelingsbesluit is genomen en op basis van de informatie die op het moment van het besluit beschikbaar is;

– de Commissie zich er voorts toe verbindt deze indentificatiebladen, waaraan een substantiële inhoud wordt gegeven, bij te werken; de Commissie zal de Lid-Staten deze bijgewerkte bladen als regel zes maanden vóór de overeenkomstige vergadering van het Comité van het EOF aan de Lid-Staten toezenden, behalve voor dringende rehabilitatie-operaties en operaties waarvoor een snelle afwikkeling vereist is, en uiterlijk drie maanden vóór die vergadering.

Deze bepalingen lopen uiteraard niet vooruit op verbeteringen waartoe nog kan worden besloten in het kader van de besprekingen die over dit vraagstuk nog in de desbetreffende gremia gaande zijn.

10. Verklaring van de Commissie ad artikel 17, lid 4

1. De Lid-Staten krijgen in het kader van het Comité van het EOF informatie over de indicatieve middelen per land waarop de programmering gebaseerd is.

2. In de strategienota worden, naast dit bedrag van de aan het betrokken land toegekende indicatieve middelen, alle in artikel 17, leden 2 en 3, bedoelde analysefactoren vermeld, waaronder:

– een evaluatie van de te voorziene economische en sociale ontwikkelingen (sociaal-economische structuur, hinderpalen, mogelijkheden en ontwikkelingsvooruitzichten),

– de bepalende factoren van het interventiebeleid van de Gemeenschap (ontwikkelingsbeleid van de Regering, rol van buitenlandse hulp, ervaringen met voorgaande communautaire steun),

– de voorgestelde strategie (belangrijkste doelgebied, sectoriële strategieën, coherentie van de instrumenten, levensvatbaarheid).

11. Verklaring van de Commissie ad artikel 18, lid 2

De Commissie verbindt zich ertoe zich opnieuw tot het Comité van het EOF te wenden indien het op grond van lid 1 overeengekomen algemene samenwerkingskader tijdens de in artikel 18, lid 2, voorziene gedachtenwisseling met de betrokken ACS-Staat in het gedrang komt.

12. Verklaring van de Commissie ad artikel 18, lid 3

De voorziene eventuele gedachtenwisselingen over de indicatieve programma's moeten binnen een termijn van vier weken na toezending van het betreffende programma worden aangevraagd. Gedurende die termijn en, indien zulks het geval is, totdat de gedachtenwisselingen zijn afgerond, wordt de uitvoering van het indicatieve programma opgeschort. In voorkomende gevallen kunnen deze gedachtenwisselingen een aanpassing van het indicatieve programma tot gevolg hebben, waarover opnieuw met de betrokken ACS-Staat wordt onderhandeld.

13. Verklaring van de Commissie ad artikel 19, lid 2

In het kader van het Comité van het EOF wordt de Lid-Staten meegedeeld hoe de na de tussentijdse herziening niet-toegekende middelen over de betrokken ACS-Staten zijn verdeeld.

Wat betreft de toepassing van artikel 282, lid 5, van de Overeenkomst, en indien wordt overwogen om de niet-toegekende middelen buiten het samenwerkingsgebied voor de financiering van de ontwikkeling te gebruiken, zal de Commissie de Raad een voorstel voorleggen alvorens zich tot de ACS-EEG-Raad van Ministers te wenden.

14. Verklaring van de Lid-Staten en de Commissie ad artikel 20

Het niet voor concentratie bestemde beperkte gedeelte van het indicatieve programma dat voor aanpassing kan worden aangewend, bedraagt in beginsel ten hoogste 10% van het indicatieve programma. Ten einde tegemoet te komen aan de bijzondere behoeften en beperkingen van bepaalde ACS-Staten, kan dit gedeelte in uitzonderlijke gevallen worden overschreden, nadat het Comité van het EOF hierover gunstig advies heeft uitgebracht overeenkomstig de artikel 23 en 25 van het Intern Akkoord.

15. Verklaring van de Commissie ad artikel 20

De Commissie verbindt zich ertoe om, zo mogelijk tijdens de fase van identificatie van de programma's en uiterlijk op het tijdstip van het financieringsvoorstel, de Lid-Staten alle passende gegevens te verstrekken over de inhoud van de invoerprogramma's en de wijze waarop zij zullen worden uitgevoerd.

16. Verklaring van de Lid-Staten en de Commissie ad artikel 20

In het kader van de uitvoering van de structurele-aanpassingssteun zullen de Commissie en de Lid-Staten de resolutie van de Raad betreffende de structurele aanpassing van 1.6.1995 in acht nemen.

Er is overeengekomen dat de voor de toepassing van artikel 247, lid 5, van de Overeenkomst gebruikte middelen voor een specifiek tijdvak bestemd zijn.

Voorts zal de Commissie bij de uitvoering van de in artikel 247, lid 4 B, van de Overeenkomst bedoelde begrotingssteun bijzonder veel aandacht besteden aan de vereiste doorzichtigheid van de begroting.

17. Verklaring van de Lid-Staten en de Commissie ad artikel 20

De Commissie kan de Raad voorstellen dat de vooruitgang die op internationaal niveau wordt geboekt met de harmonisatie van de procedures inzake steun voor structurele aanpassing verwerkt wordt in de wetgeving van de Gemeenschap met betrekking tot de procedures als bedoeld in de vigerende teksten. Het is taak van de Raad om, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen als bedoeld in artikel 21, lid 4, genoemde wijzigingen goed te keuren voordat deze ten uitvoer worden gelegd.

18. Verklaring van de Lid-Staten en de Commissie ad artikel 20, punt d

In de programma's voor steun voor structurele aanpassing waarin overeenkomstig artikel 20, lid 1, onder d, een aanbestedingssysteem en in dat kader waarden per order worden vastgesteld, zal rekening worden gehouden met de beginselen die zijn neergelegd in artikel 294 en volgende van de Vierde Overeenkomst van Lomé en die overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 247, lid 4, en 248, onder c, van de Overeenkomst, soepel en flexibel moeten worden toegepast.

19. Verklaring van de Commissie ad artikel 20, punt e

De Commissie is van mening dat de drie in artikel 20, onder e, omschreven beginselen systematisch moeten worden overgenomen in het akkoord dat met de voor de uitvoering van het programma verantwoordelijke ACS-instantie wordt gesloten en in het contract dat wordt gesloten met het bureau of de deskundige waaraan deze technische bijstand wordt opgedragen.

De Commissie zal alle nodige maatregelen treffen om te bewerkstelligen dat voor het bedrijfsleven in alle Lid-Staten alle opdrachten die in het kader van de instrumenten voor aanpassingssteun worden gefinancierd gelijkelijk toegankelijk zijn. Onder „gelijkelijk toegankelijk" verstaat de Commissie een zo breed mogelijke raadpleging van het bedrijfsleven van de Lid-Staten.

De Commissie verbindt zich ertoe zo mogelijk gedurende de identificatiefase van de programma's en uiterlijk bij de indiening van het financieringsvoorstel, de Lid-Staten de nodige informatie te verschaffen over de inhoud en de wijze van uitvoering van de invoerprogramma's.

Bij de eventuele keuze voor het groeperen van de orders zal de Commissie er in het bijzonder op toezien dat het initiatief en de rol van het particuliere bedrijfsleven in de ontvangende landen intact blijven en dat de bestaande economische structuur in die landen aldus niet wordt aangetast.

20. Verklaring van de Lid-Staten en de Commissie ad artikel 24

De aan het Comité van het EOF toegekende rol betreffende de vraagstukken inzake het ontwikkelingsbeleid en alle algemene vraagstukken moet zodanig worden opgevat dat geen afbreuk wordt gedaan aan de bevoegdheden van de Groep Ontwikkelingssamenwerking van de Raad op dit gebied.

21. Verklaring van de Commissie ad artikel 25, lid 1

Op grond van artikel 246, lid 2, van de Overeenkomst worden ACS-Staten geacht automatisch in aanmerking te komen voor aanpassingssteun wanneer deze landen hervormingsprogramma's opzetten die door het IMF en/of de Wereldbank worden gesteund of door deze instellingen worden begeleid („shadow programs").

Dat deze landen automatisch in aanmerking komen, zegt in het geheel niets over eventuele wijzigingen van het aanpassingsproces, noch over de keuze van de communautaire instrumenten waarmee dit proces moet worden gesteund.

22. Verklaring van de Lid-Staten en de Commissie ad artikel 25, lid 1

De voorwaarden en modaliteiten voor het gebruik van de schriftelijke procedure of de normale procedure zoals die in het reglement van orde van het Comité van het EOF zullen worden vastgelegd, kunnen later in het licht van de opgedane ervaring worden aangepast.

23. Verklaring van de Commissie ad artikel 25, lid 1

De Commissie zal op verzoek van een Lid-Staat instemmen met het gebruik van de mondelinge procedure van het Comité van het EOF volgens een regeling en binnen termijnen die in het reglement van orde van dit Comité zullen worden vastgesteld.

In de voorstellen die de Commissie in het kader van de behandeling van het reglement van orde van het EOF zal doen, zal zij geen gebruikmaking van de schriftelijke procedure opnemen voor projecten en programma's met een waarde van meer dan 10 miljoen ecu.

24. Verklaring van de Commissie ad artikel 25, lid 3

De Commissie verbindt zich ertoe ten aanzien van elk financieringsvoorstel met een waarde van minder dan 2 miljoen ecu de mondelinge procedure van het Comité van het EOF te volgen, indien dit voorstel meer dan 25% vertegenwoordigt van het bedrag van het indicatieve programma van het betrokken land of in geval van twijfel over de economische draagwijdte van de door het land in kwestie overwogen besluiten.

De Commissie verbindt zich er tevens toe de projecten niet op te splitsen om ze gemakkelijker te kunnen aannemen.

De Commissie verbindt zich er tenslotte toe de Lid-Staten beknopte informatie te verschaffen over de financieringsbesluiten die zij voornemens is rechtstreeks te nemen ten einde hen in staat te stellen na te gaan of voldaan is aan de in deze verklaring omschreven voorwaarden voor de gebruikmaking van de onderhavige bevoegdheid.

25. Verklaring van de Commissie ad artikel 25, lid 3

Het gebruik van de bevoegdheid tot aanpassing met 20% voor de aanvullende financieringsbehoeften van de tranches voor structurele aanpassing is slechts van toepassing voor zover het betrokken land in aanmerking blijft komen voor de middelen inzake steun voor aanpassing.

26. Verklaring van de Commissie ad artikel 25, lid 6

De in lid 6 bedoelde financieringsvoorstellen zullen volgens de normale procedure aan het Comité van het EOF worden voorgelegd, en daarin zullen de plafonds inzake de financiering voor individuele acties worden vastgelegd. Het Comité van het EOF zal advies moeten uitbrengen over de globale bedragen per actie.

27. Verklaring van de Lid-Staten en de Commissie betreffende rehabilitatieacties

Overeenkomstig punt 7 van de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen1, zullen een vereenvoudiging en een bespoediging van de behandelingsprocedures voor financieringsvoorstellen inzake rehabilitatieacties, zoals bedoeld in artikel 257 van de Vierde Overeenkomst van Lomé en omschreven in de punten 3 en 4 van bovengenoemde conclusies, worden nagestreefd op basis van voorstellen die de Commissie zal doen bij de aanneming van het reglement van orde zoals bedoeld in artikel 21, lid 2.

28. Verklaring van de Bank ad artikel 28

De Lid-Staat die het voorzitterschap van de Raad van Gouverneurs van de Bank uitoefent is voorzitter van het comité van artikel 28, op voorwaarde dat hij contribuant van het Fonds is.

29. Verklaring van de Bank ad artikel 29, lid 1

De Bank zal de verzoeken om bespreking van de Lid-Staten in een open geest bestuderen.

30. Verklaring van de Bank ad artikel 29, lid 4

Onder de ter zake bevoegde instantie van de Bank moet de directie worden verstaan.

31. Verklaring van de Lid-Staten en de Commissie ad artikel 32

In het Finaniceel Reglement dat van toepassing is op het 8e EOF zal, evenals in het Financieel Reglement dat van toepassing is op het 7e EOF, worden bepaald dat de Commissie alle passende maatregelen zal nemen met het oog op een doeltreffende informatie van het betrokken bedrijfsleven, met name door de periodieke bekendmaking van de vooruitzichten inzake uit de EOF-middelen te financieren opdrachten.

32. Verklaringen van de Commissie ad artikel 32

De Commissie zal alle nodige maatregelen treffen om overeenkomstig artikel 295 van de Overeenkomst te zorgen voor een zo ruim mogelijke deelneming onder gelijke voorwaarden, aan de aanbestedingen voor overeenkomsten voor werken, leveringen en diensten, en ziet erop toe dat de in artikel 304 van de Overeenkomst gedefinieerde criteria voor de keuze van de offertes met de nodige strengheid en doorzichtigheid worden toegepast.

Met totale inachtneming van de in artikel 278 van de Overeenkomst staande criteria zal de Commissie zich bij de gunning van de dienstverrichtingscontracten (studies, toezicht op werkzaamheden, technische bijstand, expertise, enz.) die door het EOF worden gefinancierd, beijveren om te komen tot een zo evenwichtig mogelijke deelneming van de deskundigen en studie- of adviesbureaus uit alle Lid-Staten, de ACS-Staten en de LGO die voldoen aan de formele kwalificaties in artikel 278.

33. Verklaring van de Bank, de Lid-Staten en de Commissie ad artikel 33

De Rekenkamer kan deelnemen aan de controle ter plaatse die door de controle-instanties van de Bank wordt uitgevoerd met betrekking tot de verrichtingen gefinancierd uit de door de Bank beheerde middelen van het Fonds, overeenkomstig de regel die in overleg tussen de Commissie, de Bank en de Rekenkamer worden vastgesteld.


Uitgegeven de negenentwintigste november 1996

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. VAN MIERLO


XNoot
1

De Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse tekst zijn niet afgedrukt.

XNoot
1

Zie conclusies van de Raad Ontwikkelingssamenwerking van 2 december 1993 over rehabilitatiesteun, doc. 10802/93, bijlage III.

Naar boven